• No results found

Ontheffing van de verplichting tot het opstellen van een project-mer. CM Hoofdkantoor te Hasselt

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Ontheffing van de verplichting tot het opstellen van een project-mer. CM Hoofdkantoor te Hasselt"

Copied!
5
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Vlaamse overheid Departement Omgeving Afdeling Gebiedsontwikkeling, Omgevingsplanning en –projecten Team Milieueffectrapportage Koning Albert II-laan 20 bus 8 1000 Brussel T 02/553 80 79 mer@vlaanderen.be www.omgevingvlaanderen.be

Ontheffing van de verplichting tot het opstellen van een project-MER

CM Hoofdkantoor te Hasselt

Initiatiefnemer:

Vzw Bouwfonds van CM-Limburg Prins-Bisschopssingel 75

3500 HASSELT

23/12/2020 PR2675

(2)

Projectbeschrijving en procedure

Het verzoek tot ontheffing van de project-MER-plicht (ontheffingsaanvraag) werd opgesteld in functie van een vergunningsaanvraag voor de bouw van een nieuw hoofdkantoor voor de CM aan de Herkenrodesingel langs de Demer te Hasselt. Naast de 10.000 m² kantoorruimtes worden in het gebouw tevens ondersteunende diensten zoals horeca, een kinderdagverblijf, vergaderruimten en ondergrondse parkeergelegenheden voorzien. Op de site zullen 340 ondergrondse parkeerplaatsen voorzien worden, op 2 niveaus. Bovengronds zullen nog eens 60 plaatsen voorzien worden voor bezoekers.

Het ontheffingsdossier werd opgesteld in toepassing van artikel 4.3.3 §3 2° van het DABM1 en het project-m.e.r.-besluit2. Het project is onderworpen aan de m.e.r.-plicht volgens rubriek 10 b) van de bijlage II van voormeld besluit namelijk:

• “Stadsontwikkelingsprojecten met inbegrip van de bouw van winkelcentra en parkeerterreinen

o […] of

o met een brutovloeroppervlakte van 5000 m² handelsruimte of meer, of o […].”

Voor projecten van bijlage II dient in principe een project-MER opgesteld te worden. De initiatiefnemer kan er echter voor kiezen om een gemotiveerd verzoek tot ontheffing van de verplichting tot het opstellen van een project-MER (ontheffingsdossier) in te dienen bij het Team Mer van de afdeling Gebiedsontwikkeling, Omgevingsplanning en -projecten van het departement Omgeving van de Vlaamse overheid in toepassing van artikel 4.3.3 §3 van het DABM.

Het Team Mer ontving een verzoek tot ontheffing, opgemaakt door de initiatiefnemer, op 7 mei 2020. Dit ontheffingsdossier werd door het Team Mer voor advies voorgelegd aan een aantal instanties waarvan de volgende advies gaven:

• OVAM (05/11/2020): gunstig, standaardopmerkingen

• VMM Afdeling Operationeel Waterbeheer (17/11/2020): voorwaardelijk gunstig

• MOW (19/11/2020): geen opmerkingen

• Departement Omgeving, GOP Projecten-Limburg Ruimte (24/11/2020): geen opmerkingen

• Stad Hasselt (26/11/2020): geen opmerkingen

• Departement Omgeving, GOP Projecten-Limburg Milieu (27/11/2020): opmerkingen

• De Lijn-Limburg (27/11/2020): gunstig met opmerkingen

De gevraagde adviezen op deze ontheffingsnota aan Provincie Limburg, Departement Omgeving BJO Team Leefomgevingskwaliteit, Departement Omgeving EKG Team Lucht en het Agentschap Zorg en Gezondheid werden op de datum van deze beslissing door het Team Mer niet ontvangen.

1 Het decreet algemene bepalingen inzake milieubeleid van 5 april 1995 (DABM, BS 03/06/1995, herhaaldelijk gewijzigd)

2 Besluit van de Vlaamse Regering van 10 december 2004 houdende vaststelling van de categorieën van projecten onderworpen aan milieueffectrapportage, B.S. 17 februari 2005, zoals herhaaldelijk gewijzigd.

(3)

Deze adviezen hebben geleid tot een vraag tot aanpassingen en aanvullingen aan het ontheffingsdossier. Deze aanpassingen hadden vooral betrekking op de aspecten “externe veiligheid”. Het Team Mer ontving op 15 december 2020 het aangepaste ontheffingsdossier waarin ook rekening werd gehouden met de andere gemaakte opmerkingen van de verschillende adviesinstanties. Deze versie van het verzoek tot ontheffing werd ter advies aan het team Externe Veiligheid van het departement Omgeving voorgelegd. Hun opmerkingen werden verwerkt in onderstaand verslag.

Beoordeling van het verzoek tot ontheffing

De ontheffingsnota welke deel uitmaakt van het verzoek tot ontheffing voor het opstellen van een project-MER werd opgesteld met de hulp van erkende MER-deskundigen.

De ontheffingsnota is naar presentatie toe een volledig document geworden. Het document bevat de nodige cartografische informatie. Bijkomende informatie, w.o. een archeologienota, een bemalingsstudie en het MOBER, werd in bijlage opgenomen. Deze bijlage vormt integraal deel uit van het ingediende verzoek.

De ontheffingsnota bevat een duidelijke beschrijving van het project. Het project en de omgeving ervan worden duidelijk gesitueerd op topografische kaart en op de geldende bestemmingsplannen, nl. de figuren VIII.1 en VIII.2 in de figurenbundel. Er worden geen (locatie)-alternatieven aangegeven.

Gezien de aard en de locatie van het project is dit te verantwoorden.

In de ontheffingsnota zijn milieueffecten t.g.v. de realisatie en de exploitatie van het project voldoende besproken door een vergelijking te maken tussen de referentietoestand (= huidige toestand) en de geplande toestand. Hierbij werd rekening gehouden met de kenmerken van het project en de kwetsbaarheid van het milieu in de gebieden waarop het project invloed zou kunnen hebben. Alle relevante disciplines (‘bodem’, ‘grondwater’, ‘oppervlaktewater’, ‘lucht’, ‘geluid en trillingen’, ‘mens-mobiliteit’ en ‘landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie’) en de mogelijke effecten binnen elk van deze disciplines werden behandeld.

Binnen elke discipline wordt in de ontheffingsnota, voor elk van de beschreven milieueffecten, tot de conclusie gekomen dat er geen aanzienlijke negatieve effecten op het milieu t.g.v. het project kunnen optreden.

In het voorwaardelijk positief advies van de VMM, Afdeling Operationeel Waterbeheer worden volgende punten behandeld: de erfdienstbaarheidszone langs de Demer, hemelwaterafvoer en bemalingswater.

Het team Mer is van oordeel dat deze opmerkingen geen info bevat m.b.t. “aanzienlijke effecten”

maar wel kunnen bijdragen tot het optimaliseren van het project.

De lijn geeft in haar positief advies wel nog het volgende aan :

(4)

• In het dossier is een modal split opgenomen op basis van een personeelsbevraging in 2019.

Een bedenking daarbij is dat er een verschil is tussen huidige personeelsbeleving en toekomstige beleving. Die bevraging kan in de huidige beleving van het personeel leiden tot de meegedeelde modal split, maar dat zegt niets over de mogelijke modal shift die op de nieuwe locatie mogelijk is. Daarbij kunnen van de aangegeven 450 mensen op de nieuwe locatie, ongetwijfeld toch wel meer als 9 mensen het OV gaan gebruiken.

• Verder merken we op dat het aandeel parkeerplaatsen hoog ligt. We achten een vermindering van parkeerplaatsen wenselijk ten aanzien van een stimulering van de modal shift. Veel parkeerplaatsen nodigen uit tot hoog autobezit, waardoor de duurzame of alternatieve modi onvoldoende gestimuleerd worden. Zo krijgt de auto in dit project een ruimte gebruik dat de verbindende functie van OV ondermijnd. In 2022 zal het decreet basisbereikbaarheid in werking treden met een nieuw OV-netwerk. Het OV in het netwerk basisbereikbaarheid is vraaggericht ingezet, wat resulteert in een minder fijnmazig en meer efficiënt gebruik van OV km’s. De Lijn neemt alvast de verantwoordelijkheid op zich om te streven naar een verbindende functie van OV, die onderlinge relaties tussen lokale en bovenlokale functies faciliteert nabij het plangebied. Om van het bus-aanbod een kwalitatieve dienstverlening te maken, verwacht De Lijn t.a.v. dit project een sterke focus voor combimodaliteit. Kortom een ‘zorgvuldig’ ruimtebeslag, waarbij o.a. deelsystemen en het 3e betaler principe (cf. voor OV en deelsystemen) een prominente rol spelen.

• Wat betreft nabijgelegen bushaltes, wordt enkel de halte gevangenis nog bediend met een stadslijn die elk half uur van/naar Hasselt station rijdt.

De effecten werden volgens het team Mer voldoende en correct beschreven. Er is geen verder studiewerk nodig voor het aspect mobiliteit.

Het Departement Omgeving, GOP Projecten-Limburg Team Milieu geeft in haar advies aan dat in de buurt van de kanaalkom te Hasselt er zich 2 lage drempel Seveso-bedrijven bevinden, waarvan één op korte afstand (andere kant kanaal). In de ontheffingsnota wordt echter niets over externe veiligheid vermeld.

Deze opmerking gaf aanleiding tot een vraag tot aanpassing (zie hoger).

Op deze aangepaste versie gaf het Team Externe Veiligheid (TEV) van het departement het volgende advies:

• TEV wil beklemtonen dat er geen kwantitatieve risico-analyse beschikbaar is voor Comfort Energy te Hasselt. De analyse in het verzoek tot ontheffing is gebaseerd op addendum R16.4 LPG-stations in het kader van het omgevingsvergunningsbesluit.

• Met betrekking tot voetnoot 9 op pg. VI.14 wil TEV bijkomend vermelden dat crèches in de (nabije) toekomst ook als kwetsbare locatie zullen beschouwd worden en zodus buiten de 10-7/jr IRC moet gesitueerd zijn.

Het team Mer is van oordeel dat deze opmerkingen geen info bevat m.b.t. “aanzienlijke milieueffecten” maar wel kunnen bijdragen tot het optimaliseren van het project.

(5)

Het team Mer is dus van oordeel dat de realisatie van het voorgenomen project, rekening houdende met de voor dit project relevante bijlage II-criteria van het DABM, zoals de kenmerken en de locatie van het project, geen aanzienlijke gevolgen kan hebben op het milieu en dat het opstellen van een project-MER redelijkerwijze geen nieuwe of bijkomende gegevens over aanzienlijke milieueffecten kan bevatten.

Besluit

Een ontheffing van de verplichting tot het opstellen van een project-MER wordt toegekend voor de realisatie van een “CM Hoofdkantoor” door Vzw Bouwfonds van CM-Limburg te Hasselt.

Deze ontheffing wordt verleend voor een termijn van vier jaar.

Deze beslissing dient samen met het verzoek tot ontheffing deel uit te maken van de vergunningsaanvraag/vragen.

Digitaal getekend Door ir. Lina Grooten

Directiehoofd Directie Gebiedsontwikkeling

Afdeling Gebiedsontwikkeling, Omgevingsplanning en -projecten

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

De berekende stikstofdepositie gerelateerd aan emissies van Bioterra bedraagt maximaal 0,21% van de KDW van een habitat of zoekzone voor een habitat,

Dit milieueffectrapport werd opgesteld met het oog op de aanvraag tot stedenbouwkundige vergunning voor de aanleg van collectoren in Rotselaar, Leuven,

Ten aanzien van het SBZ, zijn habitats en de voorkomende voor soorten wordt dan ook besloten dat er geen negatieve effecten zullen optreden ten aanzien van

Het team Mer is dus van oordeel dat de realisatie van het voorgenomen project, rekening houdende met de voor dit project relevante bijlage II-criteria van het DABM, zoals de

Beoordelingskader impact luchtkwaliteit (bij kwantitatieve impactbeoordeling); score toegekend voor de berekende bijdrage ten opzichte van luchtkwaliteitsdoelstellingen en

Bijgevolg wordt een ontheffing van de verplichting tot het opstellen van een MER toegekend voor de realisatie en de exploitatie van deze defosfatatietank binnen de terreinen van

knoop O1/O2, waar de bewoning van Zelzate deels wordt afgeschermd van de R4 door de bestaande begroeide grondberm, en in zone W7/W8, waar de bewoning van Evergem wordt afgeschermd

In het project-MER moet duidelijk aangegeven worden met welke ontwikkelingsscenario’s rekening gehouden wordt of juist niet bij de beschrijving van een referentiesituatie,