• No results found

. ALGEMENE EN JURIDSCHE ZAKEN

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share ". ALGEMENE EN JURIDSCHE ZAKEN"

Copied!
126
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)
(2)
(3)

BESTUUR, RAAD VAN COMMISSARISSEN EN STAFFUNKTIONARISSEN OP 1 JANUARI 1987

PRESIDENT Drs. H.O.GOEDSCHALK PLAATSVERVANGEND PRESIDENT

Drs. H.E.RI JSDIJK DIREKTEUREN Drs. H. E.RIJSDI J K W.CH.K.LIEUW A SOE

Drs. H.R.NEI JHORST

RAAD VAN COMMISSARISSEN A.E.LISSE

H.M.RODGERS Ir. L.W.BOKSTEEN

STAFFUNKTIONARISSEN DIREKTIE SEKRETARIS

.

ALGEMENE EN JURIDSCHE ZAKEN Mr. L. J.BUDHU LALL

AFDELING BUITENLAND R.R.LACHMISING (WND.) AFDELING KASSIERDERIJ

C.C. ESSEBOOM AFDELING BINNENLAND

H. J.WINTER (WND.)

AFDELING AGENDA, ARCHIEF EN HUISHOUDELIJKE DIENST

H.GOP1

AFDELING ONDERZOEK EN DOKUMENTATIE S.R. VAN WEISSENBRUCH

AFDELING BOEKHOUDlNG

Mw.

V.A.FERRIER-RAMDIN AFDELING PERSONEELSZAKEN

W.E. J.NOSLIN (WND.) AFDELING INTERNATIONALE

BETREKKINCEN Drs. 0.H.EZECHIELS

AFDELING INTERNE KONTROLE R.O.E.WOLF

(4)

Voorwoord

vetslag van de President

I. Ekonomische en financiele ontwikkeling in het buitenland 1. Algemeen

1.1 Groei van de wereldproduktie in 1986 2. Werkgelegenheid en k a p a c i t e i t s b e n ~ t t i n ~ 3. lhflatie

4. Overheidsfinanciele en monetaire politiek 5. Wisselkoersen en betalingsbalansen 11. Nationale ekonomische ontwikkeling

1. Algemeen 2. Produktie

3. Bestedingen I

4. Knnfrontatie van middelen en besredingen 5. Nationaal financieringsoverzichr

6. Werkgelegenheid 7. ~rijsontwiklcelin~

8. Sektorale ontwikkeling

8.1 Bauxietwinning en -verwcrking 8.1.1 Internauonale ontwikkeling

8 . 1 . 2 Ontwikkeling exportvolume en exportwaarde a. Metal Grade Bauxiet

b. Chemical Cradc Bauxict c. Aluinaarde

d. Aluminium

8.1.3 Betekeriib v o u ~ Surillal~lr

a. Gevolgen voor het Bruto inne en lands Produkt tegen faktorkosten b. Gevolgen voor de Betalingsbalans

c. Gevolgen voor de ~verheidsfinarlcieri d. Gevolgen voor de Werkgelegenheid e. Andere on twikkelingen

8.2 Energie 8.2.1 Algemeen 8.2.2 Import

8.2.3 Lokale produktie

8 . 2 . 4 Sekundaire energie produktie (elektriciteit)

(5)

8.2.5 Verbruik

8.3 Agrarische sektor 8.3.1 ' Algemeen 8.3.2 Landbouw

a. Rijst b. Bananen c. Palmolie

d. Overige agrarische produkten 8.3.3 Veeteelt

8.3.4 Visserij

8.3.5 Bosbouw en houtverwerking 111. Monetaire Ontwikkeling

Agemeen

Monetaire Ontwikkeling Anal se

De liquiditeitenmassa De liquiditeitsquote

Ourzaken veranderingen in de binnenlandse liquiditeiten

~iquiditeitenkreerende instellingen a. Centrale Bank van Suriname b. Thesaurie

c. Algemene banken

~redietverlening

Verwisseling bank biljetten IV. Ontwikkeling

.

van Staatsfinancien

1. AIgemeen 2. De Ontvangsten 3. De Uitgaven 4. Financiering

1 . Algemeen

2. De Lopende Rekening 2.1 De Handelsbalans 2.2 Het onzichtbare verkeer

a. Dienstenbalans b. Primaire inkornens c. ~nkomensoverdrachten 3. De ~ a ~ i t a a l r e k e n i n g 4. De Monetaire Reserve

(6)

5. De problematiek met betrekking tot her allokeren van deviezen 5.1 Algemeen

5.2 Ontvangsten uit her buitenland 5.3 ,Uitgaven aan het buitenland

5.4 Konfrontatie deviezenontvangsten met -uitgaven 6. Financiering van de betalingsbalans

6.1 Transakties van de bauxietsektor

6.2 Transakties van de andere sektoren (rest ekonomie) 6.3 Bijzondere fmancieringsregelingen (B. F. R.)

6.3.1 Credit-lines 6.3.2 Leningen 6.3.3 Schenkingen

6.3.4 Buy-back overeenkornsten VI

.

Ontwikkeling van het kredietwezen

1. Algemeen 2. Primaire banken

a. Liquiditeit

b. Solvabiliteit

c. Evaluatie van de door de Centrale Bank van Suriname aan de primairc banken voorgeschreven solvabiliteitsnormen

d. Rentabiliteit 3. Sekundaire banken

a. Nationde Untwikkelingsbmk N. V.

b. Nationale Investerings- en Finan~ierin~smaatschappij N.V.

c. Surinaamse Hypotheekbank

N.V.

4. ~erze&rinp;sinstellingen

a. Le~ensverzekerin~smaatschappijen b. S~hadeverzekerin~smaatschappijen 5. Pensioenfondsen

6. Voorzieningsfondsen 7. Kredietcooperaties VII. Bedriljf van de Bank

1 . Algemeen

2. ~ankbiljettenverwisseling 2.1 Agemeen

2.2 Organisatie en uitvoering

2.3 Uitbecaling van ontvangstbewijzen 2.4 Cijfermatige analyse

(7)

TABELLEN

bh.

Hoofdstuk I1

1. Binnenlands en ~ a t i o n a a l Produkt

2. Bijdrage tot het Bruto Binnenlands Produkt 3. ~ o n f r o n t a t i e van middelen en bestedingen 4. Nationad financieringsoverzicht

5. Export van de bauxietsektor

6. Bijdrage aan het Bruto ~inneniands Produkt (faktorkosten) 1982-1 986 7. Bijdrage handelsbalans o p kasbasis en murarie moneraire reserve 8. Direkte bijdrage Iopende staatsinkomsten op kasbasis 1982-1986 9. Ontwikkeling van de werkgelegenheid

, 10. rmport van aardolie produkten

1 I. Produktie van primaire energie in Suriname

12. Inkoop en opwekking van elektriciteit bij de N.V. E.B.S.

13. Energe konsurnptie per sektor 14. Produktie en export rijst 1 5. Produktie en export bananen 16. Produktie en export van palmolie

17.

Citrusproduktie en -export 18. ~ n t w i k k e l i n g veeteeltsektor 19. Visserij produkten

20. Export houtprodukten Hoofdstuk 111

Bruto vlottende schuld van de Staat bij het bankwezen in Suriname Direkt opeisbare verplichringen van de Centrale Bank van Suriname aan de algemene banken

Dekkingspercentage van de ~ e n t r a l e Bank van Suriname

Bcrckcning o m v a n g o v c ~ l i ~ u i d i t c i t Benadering omvang overliquiditeit

Verandering in de binnenlandse liquiditeitenmassa Liyuiditcicspvsitic d c ~ algetllrrrr lra~lkrrl

Bestemming k r e d i e t ~ e r l e n i n ~ en beleggingen der algemene banken (in % van t o t a d )

Besternrnirlg kredietverlening en beleggingen der algemene banken Vorm van k r e d i e ~ e r l e n i n ~ (inklusief beleggingen) der algemene banken Bankbiljetten circulatie

Hoofdstuk IV

1. Overheidsontvangsten op kasbasis 2. Belastingen op inkomen en germogens 3. Overheidsuitgaven op kasbasis

4. Financieringsoverzicht van de Overheid op kasbasis

(8)

Hoofdstuk

V

1. Betalingsbalans op kasbasis

2. De betekenis van de bauxietsektor in de betalingsbalans (op kasbasis) .

3. Goederenuitvoer op transaktiebasis

4. Konfrontatie van de export op kasbasis met die op transaktiebasis, van de rest van de ekonornie

5. VerHaring diskrepantie tllssen expnrtopbrengstcn ap kasbasis en op transaktiebasis van de bauxietsektor

6. Onzichtbaar verkeer 7. Monetdrc reserve

8. Transfers van deviezen naar Suriname

9. Uitsplitsing van de betalingsbalans op kasbasis Hoofdstuk

VI

1. Liquiditeits~erhaudin~en primaire banken 2. E i e n vermogenspositie prirnaire banken

3. Solvabiliteitstoetsing primaire banken ultimo 1986 4. Bcloop van het bruto-resultaat van de prirnaire banken

(inklusie

f

doc h termaatschappijen) Hoofdstuk VII

1, Samenstelling van de bankbiljetten circdatie 2. Ontvangen oude bankbiljetten

3. Uitgeschreven certifikaten

(9)

GRAFIEKEN

~ o o f d s t u k I1

I. Per capita nationaal inkomen Hoofdstuk I11

1. Samensteling van de Binnenlandse Liquiditeitenmassa 2. Ontwikkeling l i q ~ i d i t e i t s ~ u o t e

3. Oorzaken van de veranderingen in de Binnenlandse Liquiditeitenmassa Hoofdstuk V

1. Betalingsbalans op kasbasis 2. Handelsbalans op kasbasis Hoofdstuk VI

1. Solvabiliteit van de primaire banken

2. Rentabiliteit Totaal Vermogen

(RTV)

van & primaire banken 3. Rcntabilitcit van lict C i p l V e r r ~ ~ u g r l ~ (REV) varl dr primaire banken 4. Ontvangsten van levensverzekeringsmaatschappijen

5. Uitkeringen der schadeverzekeringsmaatschappijen

(10)

V O O R W O O R D

Dit jaarvcrslag is ondcr moeilijke omstandig- heden uitgebracht. De redenen zijn enerzijds het zo langzamerhand traditioneel geworden gebrek aan sraristische data betreffende dr nict- fmancigle sektoren waardoor ook weer dit jaar her hoofdstuk Nationde Ekonomische

~ n t w i k k e l i n g beperkt is gebleven tot de belangrijkste sektoren, Anderzijds zijn de administratieve werkzaamheden door de toegenomen aktiviteiten als gevolg van de zlch verdiepende financieel-ekonomische krisis er de

oorzaak van dat de monetaire cijfers alsmede d e Jaarrekeniq langer dan k o r m a d op zich hebben laten wachten.

Bij deze is een bijzonder woord van waardering op zijn plaats voor het personeel van de Bank dat onder zeer moeilijke omstandigheden en onder zeer veel stress, gekonfronteerd met nieuwe uitdagingen er toch in slaagt goede prestaties op hoog niveau te leveren.

In 1986 is het beleid voortgezet voor wat betreft vernieuwingen in de organisatie van de Bank aismede konsolideren van de in 1985 opgezette nieuwe afdelingen.

In dit verband kunnen genoemd worden een funktie-klassifikatie- en een bedrijfsorganisatie projekt die in 1986 van start zijn gegaan en inmiddels afgerond zijn.

Het nieuwe direktoraat Toezicht Kredietwezen

heeft tich gcstadig vcrdtr ontwikkcld.

~ e r g e l e k e n met vroeger is cr veel meer inzicht in het t o t d e Kredietwezen, waarvan de

untwikkelirrgert ~ i j n bexllreverr ui hoofdstuk VI.

Ook dit jaar is op verzoek van de Regering voortgegaan met de acquisitie van internationale kredieten. Hierbij maet direkt aangetekend worden dat naar dezerzijdse mening de implementatie van dedezengenererende

produktie langzaam verloopt waardoor de groei van de potentie om kredieten aan te gaan ook langzaam groeit.

Door de terroristische akties is de Bank

genoodzaakt geworden haar grenswisselkantoor te Albina tijdelijk te sluiten. Als gevolg van de toegenomen werkzaamheden en de daaraan gekoppelde prioriteitenstelling is de Bank niet toegekomen aan de vestiging van een

grenswisselkantoor in het distrikt Nickerie. Het ligt in de bedoeling dit te realiseren in het najaar van 1987.

In het verslagiaar wordt vastgesteld dat ons land in 1986 wederom gekonhonteerd is geweest met een absolute ~ e r s l e c h t e r i n ~ van de

deviezenpositie hetgeen vooral te wijten is geweest aan terroristische aanvallen op ekonomische doelen.

Desalniettemin is het g l u k t de afvloeiing van

(11)

deviezcn binnen redelijke perken te houden waarbij een bijkomend voordeel is pweest de toenamc van de dagwaarde van dc rnonetairc goudreserve en de tegoeden in Europesc valuta, Wij zullen met zijn d e n moeten beseffen dat de periode van schijnwelvaart uit de jaren 1960 tot 1983 definitief voorbij is. Wij zijn nu

opgenomen in de rij van de zogenaamde Derde Wereldlanden die aangewezen zijn op de daadwerkelijke aanwezige nationde

produktiebasis.

Een nationale produktiebasis welke naar een ieder ervaart te smal is om de bestaande

konsumptie- en produktie patronen en infrastruktuur te schragen.

Ook ccn herstel van de wereldmarkt voor

aluminium of een vrijgeven van de

ontwikkelingshulp uit Nederland zal aan de feitelijke situatie niets fundamenteels

veranderen,

Het ligt v w r de hand dat wij versneld en met grote inzet de ontwikkeling van produktie en met name de produktie gericht op export ap voldoende grote schaal zullen mwten

aanpakken.

Hoopgevend in dit verband zijn de doelgerichte ontwikkelingen in de rijstsektor, de aardolie- winning, de produktii van bakoven, de

garnalenkweek ontwikkeling en de ontwikkeling vsn. de zogenaamde Para-industrieen.

De heersende financieel-ekonomische krisis heeft vele negatieve verschijnselen met 7ich

meegebracht zoals de zogenaamde Ea-praktijken.

prijsopdrijving, spekulatie en dlerhande zwarte markt ~ntwikkelin~en.

Deze negatieve o n t ~ i k k e l i n ~ e n verergeren slechts de krisis en zullen drastisch aangepakt

rnoeten worden willen wij niet in ccn

onoverzichtelijke ekonomische chaos belanden.

De bankbiljetten verwisselingsaktie van

novembcr 1986 is bcdocld gcwcest cell sarlcrirlg

teweeg te brengen in het zwarte geldcircuit.

Zakelijke analyse toont aan dat de zogenaamdc Ea-importen gefinancierd worden met deviezen die onttrokken zijn en worden aan de nationde deviezenreserve.

De Overheid is

-

ondanks waarschuwingn van de Bank

-

voortgegaan met een sterke inflatoire financiering van de Staac~be~roting.

De

hieruit resulterende overliquidite~t in de ckonomie heeft niet nagelaten pcijsstijgingen in de hand te werken.

Bij deze gaat een bijzondere

dank

uit naar alle instituten die een bijdrage hebbcn geleverd aan

de

tot ~tandkomin~van dit verslag.

(12)

V E R S L A G V A N D E P R E S I D E N T

HOOFDSTUK I

EKONOMiSCHE EN FINANCIELE

ONTWIKKELING

IN HET BUWNLAND

1.1 Groei van de Wereldproduktie in 1986 Drie foktoren zijn van bijzondere betekenis

~ w t c s t voor & ontwikkelirig van & wereld- ekonomie in 1986:

z & schcryc dPling van de olieprijeen,

b. de prijsdahgcn

op de

grondstoffenmukten, c.

de ddmg

van

de

US$ ten opzichte van de

ovedge weddvaluta's.

k cmtwikkehgen hadden zich reeds soor 1986 ingezet, en aan het'begin van het jaar bestond de gcfun&erde verwachting, dat zij zich zouden vaortzetten. Wat echter niet goed in te schatten was, was de snelheid waiumee de diverse poepen van landen, t.w.:

1. De geihdustrialkerde landen, onder te verdelen in:

a. de ou& geihdwtrialiseerde l a d e n en b. de nieuwe geihdustrialiseerde landen (de

z,g. N.I,C.'s),

2. de olie-producerende en

-

exporterende (ontwikkelings-) landen, en

zouden reageren op deze ontwikkelingen en de

vcmchuivingen die zij in

& d d h a n d c k -

en

finnnci~fe ntromon tewceg zouden bragen.

Met betrekking tot & b e w q p g van de die- pnjzen moet warden opperkt, &t &

c&ling

&an Binds 1984 een aanzienlijk minder sterkt impakt heeft gehad en

hoeft

op

de

wercld

-

ekonomie dan

de

schcrpe stijging in 1973.

D c ckonomische varhoudhp tussen de pnaemde groepcn van

lvlden

vormen

chlns

een geheel an&re konstdlatie dan rond 1973. f i t , en hun r u k t i c op & gcnocrnde drie Gktoren, alsmede de snelheid van hun relkties, maken dat

de

onoHiklreling van

de

wcdd+konomie bij de oliepripddhg van

de

laaarte jottn niet zonder meer het tegengestelde

L;m

zijn van

&

ontwikkefing na & energic-ltrisis van

1973.

Van de hierboven onder a. en

b.

genam&

oonaken kan gezegd worden &t zij, zoah verwachtbaar was, in de gelndus&crde landen idatie-afiemmend gewerkt he bben, maar &t zij mderzi. voor

&

olie-exporterende

en de gronda tofprducerende on twikkelings- landen

ah

geheel ongunsrig zijn gewecst

(ruilvoetverslechtering). In het algemeen is hierdoor in de gdindustrialiseerde

h h

de aggregate v ~ a g toegenomen, terwijl de bestedingen van de onhnrikkelingalan&n zijn Ifgenomen.

Vooral die ontwikkelingslanden, die met grote buitenladse schulden zitten, hebben rnel

(13)

gereageerd op de door deze twee oorzaken teweeg ge brachte ruilvoetverschuivingen:

beperking van hun irnporten u ~ t de geindus- aialiseerde landen ter voorkoming van verderc groei van hun buitenlandse schulden. Tegenover een toenemrng van hun binnenlandse vraag zagen de ge'industrialiseerde landen zich hierdoor, maar ook mede door hancieringsbeperkingen, gkonfronteerd met een scherpe daling van hun exporten, die de toeneming van de binnenlandse vraag overtrof. Hun produktie groeide in 1986 dan ook met rninder

dan

2.5 %

,

tegenover 3%

in 1985 en 4% in 1984.

Sommige grondstofproducerende landen zijn er in gesIaagd, de p r i j s d h g te kompenseren door vergroting van hun exportvolume, waardoor hun importen uit de ge"mdustrialiseerde landen niet hoefden te verminderen,

De niet-olieproducerende ontwikkehgplanden hebben

ds

geheel in 1986 %en ekonomische groei

te zien gegeven van 5,5% , tcgen 4,5%in 1985.

Dit steekt gunstig af bij het mondiale groei- percentage van slechts 2,9% in 1986, hetgeen weinig minder ia

don

in 1985.

Door de ~lieprijsdalin~ is de binnenlandse waag in de giirndustrialiseerde landen we1 gegroeid, maar toch in mindere mate dan van de hierdoar ontstane ruilvoetverbetenng aanvan kelijk werd

verwacht. D c oorzaak hicrvan was, dat llet

grootste deel van de voordclen van deze ruilvoet- verbetering

de

finale konsument niet ten goede is geLoirlerr, rnirar in de winstrnargcs d;m w d in de heffingen van de overheden is blijven hangen.

Hetgeen er op wijst, &t dgemeen werd

verwachc, &c de olieprijsdaling althans ten dele slechts tijdelijk zou zijn.

In de giindustrlaliseerde landen had men rnogen verwachten, dat de olie

-

en grondstof-

producerende landen

ah

reaktie op de prijs- dalingen zouden trachten, hun exportvolume op te voeren en hun irnporten te beperken. Dit is inderdaad gebeurd, maar sneller d m men had verwacht. Daardoor zijn de export

-

en

produktie

-

verminderende effekten van deze prijsdalingen voor de gemdusniaiiseerde landen sterker geweest dan zij zich aanvankelijk lieten aanzien.

Naast deze ontwikkelingen zijn er oak nog andere faktoren geweest, die een domper hebben

&egd op de groei van de aggregate vraag en de produktie in de gekdustridiseerde landen:

.

De investeringsbestedingen stegen met slechts 3,25%, Voornamelijk in de

V.S.

en Canada namen door de daling van de aardolieprijzen de investeringen in deze sektor aanmerkelijk af. in de V.S. had de afneming van de investeringen mede als oorzaak de vermindeAg van de belastingfacilitdten.

.

De appreciatie van met name de Yen en de DM t.0.v. de US$ heeft geleid tet een sterkre

afneming van de vraag naar produkren van Japan en West Duitsland, dan de toeneming

van de vraag naar produkten van de V.S.

Het zou logisch zijn, dat er als gevolg van de

wisselkoars-aulpassingsn tusben de

g6industrialiseerde landen een herverdeling van de produktie tussen deze landen tot stand zou komen, maar dit zou geen invloed hoeven te hebben op hun gezamenlijke produktie, aangezien d k e produktie-vermindering van h l d r n U I ~ C upy~cGrende valuca's zou moeren worden gekompenseerd door produktie

-

vermeerdering van landen met deprecikende valurass. Dat

de

gzunenlijke produktre van deze drie landen toch afgenomen is in 1986, komt omdat het aanpassingsproces voor elk der betrolcken landen nocb even soepel, noch even snel verloopt.

Zo werden de inveateringpIannen in Japan en West-Duitsland vrij snel tenaggeschroefd

ah

reaktie op de appreciatie van resp. de Yen en DM, tenvij anderzijds in de V,S. een merkbatc toeneming van

de

investeringsgeneigdheid op zich liet wachten. Dit laatste kan ook wijzen op bestaande onzekerheden mb.t. de toekomatigc

(14)

wisselkoers

-

ontwiklceling en de daarmee samen- - hangende concnurentie-posities, terwijl er tevens rekening mee mpet worden gehouden, dat de bezettingsgaad van de produktie

-

kapaciteit zich in de V.S. ap een lager niveau had bevonden dan in Japan en West-Duitsland, waardoor in de

V.S.

geen onrniddellijke behoefte heeft bestaan aan uitbreiding van de produktie

-

kapaciteit.

De ~ n t w i k k e l i n ~ l v l d e n hebben bij elhar een

verlies van

US$

100 mld. geleden als gevolg van de in hun nadeel gewijzigde ruilvoet. ~ c h & r

hecft dit verlies niet zo een sterke terugdag - -

gehad op hun gezamenlijke produktie. Dit is toe te schrijven aan de gunstige v r q e a k t i e op de

daling van de grondstofprijzcn. Er vond zelfs

een, zij het geringe, pr~duktie~roei plaats, namelijk van 3,575 tegen 3,25% in 1985.

Daar echter een afneming van dc groci van dc binnenlandse vraag in de&dust~aliseerde landen heeft plaats gevonden, van 3,5 %in 1985 rot 2,5%in 1986 mag voor 1987 geen verdere toeneming van de groei van export en produktie van de ont~ikkelin~slanden verwacht worden, maar eerder een ofneming.

Door de olieprijsdding leden de olie-

producerende landen groep handelsverlrezen gelijkstaande aan 13 tot 15%van hun naaonaal inkornen. ~ f s c h o o k dit verlies gedeeltelijk werd gkompenseerd door export van grotere hoeveel- heden en gedeeltelijk door in te teren op hun buitenlvlds aktief, moesten deze landen

drastische maatregelen nemen om hun importen af te remmen.

De niet

-

olieproducerende landen is het, als goep gezien, aanmerkelijk beter gegaan. De d a h g van de prijzen voar hun grondstoffen werd deels goedgemaakt door een lagere olie- rekening, en deels door een lagere rente op hun buitenlandse schulden. Bovendicn u o k de vraag van de ge'industrialiseerde landen naar

gtonbtoffen aan, waardoor de export van

de

niet-olieproducerende landen met 7,75% steeg.

A s groep genomen steeg de produktk

-

groei

van de niet -01ieproducerende ontwikkelinp- landen hierdoor van 4,5%in 1985 tot 5,5%in 1986.

Binnen de groep van de niet

-

olieproducerende ontwikkelingslan&n is de impakt van enenijds de oliepri'jsdaling en & rentedaling, en

anderzijds de prijsdaling van de grondstoffen, we1 zeer ongelijk geweest, afhankelijk van de

kon@ratie, van land tot land, van deze drie

elementen. Voor rneer dan de helft van de 1 IO landen van deze p e p was de konfiguratie zodanig, dat het to& effekt van deze drie

hktoren op hun betalingsbalansen negatiof was.

Slechts die niet -01ieproducerende h d e n hebben er we1 bij gevaren, die veel olieprodukten

importeren, een groot deel van hun buitenlandse

schuld tegen fluktuerende r a t e hebben uitstaan, en naast grondstoffen ook eindprodukten

cxportercn.

Het extern fivlcieel beleid heeft ook een rol

%espeeld bij de produktiegroei van de individuele onrwikkelinplanden. In die landen, w k r

betalingsbalans-onrwikkeling in 1986 gunstig was leidde de versoepeling van de externe beperkmgen prompt tot ver&r herstel ids gevolg van de toeneming van & konsumptieve wag, ofschoon dit in sornmige gevallen ten koste van de export is gegaan. Daartegenover is in andere landen uit deze groep de nadnrk rneer gelegd op het opyoeren van de export en het verhogen van de k.re&twaardq$eid door terugbetlling van de buitenlandse

schuld

en het weer op peil brengen van de deviezenreserves. Voor deze kategorie van landen zijn & groeivooruitzichten gunstig, mede door de verbetering van het investeringsklimaat die door dit beleid bereilrt wordt.

2. WHZKGELEGENHEID EN KAPACITEITSBENU'ITING

Ondanks de mat@ ekonomische groei nam de

~erk~elegenheid in de gindusuialiseerdc landen in 1986 verder toe, in Europa met 0,7555

,

hetgeen anderhalf maal zoved ia a& in 1985.

Het werklonsheidspercentage vermin&rde hierdoor echter niet, waaruit de konklusie k;m

(15)

worden getrokken, dat dechu de toename van de ber~epbevolkin~ werd opgenomen. In Europa bleef de werkloosheid daardoor ongewijzigd op 10,75%.

Het bfijvend hoge werlrloosheidspercentage in de ge'industdiseerde landen werpt de vraag op, welke de vooruitzichten zijn om door aanwending van bdcliggende produktie- kapaciteit & ekonomische g r a i op te voeren.

Indicn h b i j de voorwlatde "zonder inflatie"

wordt gesteld, blijkt de beschikbare groehimte kleiner te zijn dan wanneer men slechts op het hoge werkloosheidspercente zou afgaan.

De daling van

de

olieprijzen kan deze

groeinrimte vergroot hebben, maar daarbij moet worden bedacht, dat de afneming van het groei- tempo in

de

zeventiger jaren overwegend aan andere faktoren was toe te schrijven en niet zo zeer aan de hoge olieprijzen in die jaren. Daarom zal de &g vande olieprijzen gecn terugkeer betekenen naar het hoge groeitempo van de vijftiger en zestiger jaren.

In de ontwikkelingslanden zijn de zeer geringe toenemingen van het per kapita inkomen hand in hand ggaan met een verdere verslechtering van de werkgelegenhei+ituatie, al nam de werk- loosheid af in enkele van de

sneller

groeiende ontwikkehgslanden.

In & meestr ontwikkelingslanden stuit men op de beperking van de inadequate k a p i d - goederenvoorraad, lang voordat een redelijke werkgelegenheidsgraad is bereikt. Daarbij komt, dat de investerbgspercentages door de

buitenlandse-schuldkrisis van deze landen sterk teruggelopen zijn, terwijl ze voordien al dalende waren. bovendien is de kapitaals- effwSntk van de investerhgen in deze landen niet altijd erg hoog pbleken.

3. INFLATE

Een van de meest positicve aspckten van &

huicGge ekonomische situatie in de

gcidustriplisrrrdc landen is de a t ~ e t n i n ~ vial het hilatic-tempo. Hierdoor onderscheidt de

huidige

ekonomische opgang zich van voorgaande. De prijzen van konsumptic goedcren stegen in dc g e b d u s ~ e r d e landen

als

geheel in 1986 met slechts 2,3%, hetgeen de loegstc stijgkrg is ainds het begin van de zestiger jaren. Dit is niet d e e n aan &

olieprijsdding tot te schrijven, maar mede aan specifieke maatregelen ter vumindering van de opwaartse druk op de prijzen.

Ook de ui~twikkclingslrmckn lieten

ah

geheel een opmerkelijke afneming van de inflatk zien, hetgeen grotendeels toe te schrijven is aan &

prijssrabilisade-programma's in een aanta h d e n ,

die

met ernstige inflatie te kampen hebben, met name Argentink, Bolivia, Brazilie en Israel. Hierdoor nam het gmiddeld intlatie- percentage van deze groep van l a d e n af van 4 0 % h 1985 tot 29%in 1986.

Dezc verrnindering z d echter om verschiUcnde redenen niet houdbov biijken tc zijn. ECn daarvan is de noodzakelijke wisselkoers- aanpassingen ter vennindering van de betalings- balmstekorten. Deze d e n prijsstijgingen tot gevolg hebben, tenzij ze in vddoende mate ondersteund worden door een beleid gericht op herstel van het binnenlands financieel evenwicht.

4. OVERHEIDSFINANCIELE

EN

MONETAIRE POLITlEK

Wet overheidsfinancieel en het monetair beleid, in onderlinge sainenhang gezien, heeft voor wat de gehdustrialiseerde landen betreft, in het algemeen vanaf het 4de Irwartaal van 1985 enkele o p d e n d e kenmerken vertoond:

.

Het overheidsfinancieel beleid is voor- zichtiger en het monetair beleid

stringenter geweest; \

.

er is tussen dcze landen sprake gewecst van een betere ond&ge afiiemm&r van hun bcleid op dit stuk.

Voor wat het overhei&financieel beleid betreft kan rnct I I ~ I I L C va11 dc V.S.

FL+

worden, dat nog gewacht wordt op

de

realisatie van

de

(16)

voornemens tot het terugbrengen van het

begrotingstekort. Canada, Italie, Belgie en enkele klemere g~industriakerde l a d e n met relatief h o p begrotingstekorten zijn er in geslaagd in dit opzicht betere vooruitzichten te scheppen.

Van die landen, die a1 voor 1986 bezig waren met de uitvoering van een programma ter vermindering van hun aanzienlijke begrotings- tekorten, was het tempo hiervan in 1986 afgenomen, in Duitsland en Japan in meerdere, in Franlcrijk en Engeland in mindere mate.

Het monetaire beleid in de g6industrialiseerde h & n hceft

h

1986 als richtsnoer gehad:

afremming van de iniiatie, maar niet ten koste van de groei van de produktie. De verbeterde vooruitzichten v.w.b. de overheidsfinanc fEn en de rustiger ontwikkeling van het algerneen prijs- niveau hebben de monetaire authoriteiten in deze landen er toe gebracht, enige reserve in acht te nemen bij het vaststellen van grenzen aan de groei van de maatschappelijke geldhoeveelheid.

In het bijzonder heeft de sterk wisselende omloopsnelheid van de voornaamste monetaire aggrcgatcn mct eich mce gcbracht, dat dc

moneaire authoriteiten aan hun gezichtsveld en aktieradius de ekonomische groei en het wissel- koersbeloop hebben toegevoegd.

Dit is in 1986 tot uitdrukking gekomen in een aantal verlagingen van het officieel disconto in verscheidene grore Ianden.

De monetaire authoriteiten hebben vanaf medio 1984 subsranriek dalingen van de rente

toegestaan. Ondanks tijdelijke stijgingen, die in verband stonden met wi~selkoersspannin~en, zijn de korte-termljn rentevoeten nu het laagst sinds 1978. In het bijzonder geldt dit voor in US$ luidend papier. De LIBOR voor 3 maanden daalde van 8,25 %eind 1985 tot 6,25%eind 1986.

De daling van lange-termijn rentepercentages was nog meer geprononceerd. De afvlakking van de rendements-curve in & meeste landen wijst op een afneming ran de inflatie-verwachting. De

korte-termijn rente-voeten trokken eind 1986 iet wat aan

,

wellich t door wisselkoers-

spanningen, maar daalden daarna weer.

Pogingen om her functioneren van de fmanciele markten te verbeteren, ten einde de allokatie van rniddelen te optimaliseren, blijven nog steeds hoge prioriteit genieten in alle gmdwtriali- seerde l a d e n . Nawt de reguleringen van de financEle mukten zijn er in diverse landen programma's voor privatisering van overheids- bedrijven in uitvoering of aangekondigd.

De regeringen hebben ook aandacht geschonken aan prijsdistorties die door hun belastingstelsels worden teweeg gebracht, en in verscheidene landen worden ingrij~ende belasting-

hervormingen uitgevoerd of overwogen. Echter blijft er, ondanks hetgeen op dit gebied reeds bereikt is, nog veel te doen, bepaaldelijk v.w.b.

het elimineren van de starheden van de ubeids- markt [Europa) en de handelsbelemmeringen ( d e landen). Het zijn vooral de zware landbouwsubsidies en de overheidssteun aan struktureel ach tergebleven bedrij

fsse

ktoren, die

een efficiiinte dokatie van produktie faktoren in de weg stz;m, zowel in de landen zelf als tussen die landen onderbg.

De gang van zaken op fmancieel gebied in de ontwikkelingslanden heeft sterk onder invloed gestaan van de externe knchten, waaraan hun ekonomieen onderworpen zijn. Voor de meeste van deze landen heeft dit geleid tot

verslechtering van de overheidsfmancien. Voor de olie-producerende landen was het verlies aan

overheids -inkomsten door de olieprijsd;lling belangrijk groter dan de vermindering van de rentelat van de buitenlandse schuld door de rentedalhg op

de

internaaonde Irapitaalmatkt.

Ondanks de verlaging van de overheidsuitgaven, welke in deze landen is gevoigd

ah

reaktie op de externe ontwikkeling, rtegen hun overheidste- korten aanziedijk, en we1 van 6% van het BBP in 1985 tot lO%in 1986.

Ecn andere grwp van ontwildrelingslurden,

(17)

namelijk die enigermate giindustrialiseerd zijn, heeft echter we1 geprofiteerd, zowel van & prijs- d a h g van aardolieprodukten en grondstoffen

ah

v m de rentedaling. Hun exporten namen sterk toe.

Ik grondstofproducerende ~ntwikkelin~s- landen lieten in 1986 een toeneming van hun overheidstekorten zien, hetzij door tegen- vallende export-opbrengsten, hetzij als gevolg van het gevoerd overheidsfinancieel beleid.

Het monetair beleid, dat in 1986 in de ont~ikkelin~slanden is gevoerd, is als geheel genomen voorzichtig gebleven, en gericht op afremming van het inflatie

-

tempo. In sommige ontwikkelingslanden, die te kampen hebben met h o p i n h t i e

-

percentages, zijn diverse

omvattende anti - inflatoire maatregelen

genomen am de groei van de geldhaeveelheid af te remmen.

In 1986 is op aanzienlijke schaal gebruik gernaakt van de wis~elkoers~olitiek als

middel

om extern evenwicht te bereiken. Die landen, die grote ruilvoetverliezen hebben gdeden, zijn

tot wisselkoers

-

aan passinpn nvergegaan

.

Deze

landen hebben rneest hun vduta's t.0.v. de US$ gedeprecieerd in een p e g om niet

-

traditionele exporten

e

stimuleren. Ofschoon dit ook het gevd was in sommige grondstoffen- producerende ontwikkelingslanden, hebben

vooral die olic

-

cxportcrende landcn, dic ecn vrij gediversificeerde ekonomie hebben, de grootste wisselkoers

-

aanpassinbn gepleegd.

Ook zijn er landen, wicr vduta's dc: US0 zijn gepend, met de depreciatie van de dollar meegegaan, ofschoon geen harde noodzaak hfertoe bestond. Dic zijn vooral de N.I.C.'s van Zuid -West Azie geweest. Hun konkurrentie

-

positie en exporten verbeterden hierdoor aanzienlijk.

5. WISSELKOERSEN EN

BETALINGSBALANSEN

De

d a h g

van de US$, die eigedijk

d

in maart 1985 begon, heeft zich in 1986 voortgezet en een infijpende wijziging teweeg gcbracht in het

wisselkoersen

-

patroon, Binnen 2 j a r deprecieerde de

US$

met rond 31%

.,

hetgeen 516 is van de appreciatie &e de WSS meemaakte tussen 1980 en 1985.

De keenijde hiervan was de appreciatie van de Yen en DM, resp. met 23 en 20%

,.

(De apprecktie van

de

Yen is daarom groter geweest dan die van de DM, orndat het

percentage van Japan's handel met dollarlanden dan we1 landen, wier valuta aan & dollars is gepend, groter is dan dat van West-Duitsland).

Het spreekt van zelf dat deze grote wissclkoers- korrekties niet nagelaten hebben, de handels- stromen te beinvloeden. De export van de

V.S.

is merkbaar begomen toe te nemen, die van Japan en West

-

D u i t h d af te nemen.

Dedniettemin namen de bedngsbdans

-

onevenwichten tussen de @industrialigMde landen onderling in 1986 nag verder toe, ook in termen van hun

BBP.

Het betalingbalms

-

tekort van de V.S. steeg van 2 , 9 % v m het

BBP

in1985 tot 3,3% in 1986, terwijl het betalingsbdans

-

overschot van Japan steeg van

3 , 7 % v u l het BBP in 1985 t o t 4,4%in 1986.

Voor West

-

Duitsland bedroegen deze cijfers resp. 2 en 4%.

Wisselkaerswijzigingen hebben in het algemeen geen

onmiddellijk

effekt op de betalingsbdansen

varl de daarbij beuokken landen. Er is rijd voor nodig, in het algerneen minstens drie jau, voor

&t de handelsstromen zich d m a n hebben aangepast. Door de toegenomen konkurrentie zijdens sommige onwikkeiingslvlden, met name

de

N.I.C.'s zijn de ge"mdustri;lliseerde landen dic naar de V.S. exporteren tot prijs- verlagmgen o v e r g e p , waardoor het import- prijspeil voor de V.S. dechts met

5,596i.s

gestegen, tegen over een deprecktie van de USE met ruim 30%. De depreciatie van de dollar heeft dus een veel geringere vraag- verschuiving tot gevolg gehad dan v e m h t macht worden. Andemijds betekent dit teens, dat hierdoor & export naar de V.S. minder winstgevend geworden is, hetgeen niet zal

(18)

ndaten invloed uit te oefenen op de exporten van landen die naar de

V.S.

plegen te

exporteren.

De aanpassing op de betdingsbalans van de V.S,, welke van de depreciarie van de US $ mocht worden verwacht, schijnt ook door inkomens- effekten te zijn vertraagd.

(19)

HOOFDSTUK

I1

NATIONALE EKONOMISCHE

ONTWIKKELING

1. ALGEMEEN

De Surinaamse ekonomie heeft in de jaren na 1982 een forse teruggang in de groei gekend, welke negatieve groei zich ook in 1986 heeft voortgezet, weliswaar minder sterk dan in de voorgaande jaren.

Dc Staatsbc@-oting gccft ccn tocncmcnd~tckort te zien van Sf 456 miljoen tegen Sf 359 kiljoen in 1985, welk tekort veroorzaakt werd door stijgi~~g v a r ~ dt: uitgave~~ rriet ruirn Sf 50 miljoen tot Sf 888 miljoen, terwijl de inkomsten met circa Sf 40 miljoen zijn afgenomen.

De deviezenvoorraad iS ermtig aangetast. De ontvangsten van dc bauxietindustrie, onze voornaamste deviezeninkomstenbron, liepen in het beschouwde jaar verder terug met sf 6 2 miljoen tot Sf 212 miljoen. De importen zijn hierdoor sterk terugelopen, evenals de exporten, als gevolg van de verminderde

produktiekapaciteit van enkele exportbedrijven.

Het reele per capita nationale inkomen is verder achteruitgegaan doordat, enerzijds het Bruto Nationad Produkt (BNP) in mindere mate is toegenomen dan de bevolking, en anderzijds vanwege verdergaande prijsstijgingen.

De stagnatie in de ekonomische groei heeft externe en interne oorzaken, welke als belangrij kste genoemd kunnen worden:

extern:

1. Strukturele ach teruitgang van de wereld alurniniumindustrie, welke de Surinaamse

bauxietindustrie zwaar heeft getroffen.

2. Stopzetting door ~ e d e r l a n d van de ontwikkelingssamenwerking in 1982.

intern:

1. Groeiende begrotingtekorten van hct overheidsbudget.

2. Terroristische aktiviteiten in het oosten van het land, waarbii a m cnheIc

belangrijke exportbedrijven enorme schade is toegebracht.

Dr Irl-isis ~~~a~~irrsteercle zich zowel in de reele sfeer als in de monetaire sektor.

De produktie-aktiviteiten in de bouw en in de industriele sektor liepen aanmerkelijk terug vanwege gebrek aan grondstoffen en/of

vanwege het ontbreken van k a ~ i t a a l ~ o e d e r e n die nodig zijn voor het produktieproces.

Ats gevolg hiervan is het aantal arbeidsplaatsen in de partikuliere sektor, in het bijzonder de bouw, bauxiet- en horeca sektoren, met meer dan 2000 afgenomen, terwijl het aantal werknemers in dienst van de Overheid in 1986 met 560 is gestegen tot 39.160.

De Overheid heeft ook in het verslagiaar haar begrotingstekort grotendeels moeten financieren middels voorschotten verstrekt door de Centrale Bank van Suriname, welke per ultimo 1986 opgelopen waren tot s f 1.475 miljoen. Deze wijze van fulancieriq - - monetaire

financiering - - heeft de binnenlandse

Iiquiditeitenmassa in het beschouwde jaar met ruim Sf 390 miljoen vergroot, terwijl het Bruto

(20)

Nationaal Produkt tegen marktprijzen in dezelfde periode met slechts Sf 6 miljoen is gegroeid, met d s gevolg een verdere stijging van de liquiditeitsquote tot een niveau van 77%

(1985: 55%).

De verstoring van de ekonomische kring1wp door de monetaire financiering van het

Overheidstekort heeft tevens de overliquiditeit ("zwevende koopkracht"), welke in de periode 1982 - 1985 het bedrag van Sf 500 miljoen overschreed, aan het einde van 1986 als gevolg van de geringere aanwendingsrnogelijkheden van het geld, verder doen groeien. Het spreekt vanzelf dat de schaarste aan bepaalde goederen het binnenlandse prijsniveau, vooral dat op de parallelmarkt, omhoog zou duwen. Volgens een herekening van het Algemeen Bureau voor de Statistiek is het officiele prijsindexcijfer van de gezinskonsumptie voor Paramaribo en orngeving in I986 met ca 19% gestegen. Ondanks de expansieve groei van de parallelrnarkt voor vreemde valuta en schaarse goederen heeft deze markt dc ovcrliq uiditcit nict vollcdig kunnen absorberen.

De

Centrale Bank van Suriname heeft in het verslagjaar Iirt irriiiaiief gcnumcn dc

overliquiditeit af te romen met het aantrekken van spaardeposito's welke te zijner tijd

doorgsluisd zullen woiden naar de Overheid voor de financiering van produktieve projekten.

Ue ~ e n t r a l e Bank van Suriname heefr zich in her verslagjaar wederom intensief ingezet voor het verkrijgen van nog meer kredieten van

financierders in het bultenland (credit-lines, barter deals, buy-back operaties, e.d.).

De ekonomische krisis, ontstaan als gevolg van het toenemende deviezentekort, heeft in 1986 dankzij de afgesloten credit-lines en andere overeenkomsten met enkele buitenlandse 6nanciEIe instellingen geen al te ernstige vormen aangenomen.

De credit-lines bieden de mogelijkheid om naast enkeie noodzakelijke goederen, behorende tot de primaire levensbehoeften, ook

medicamenten, grond- en hulpstoffen te importeren, welke echter bij l a n g na niet

voldoende bleken te zijn,

In 1986 werd er per s d d o Sf 4 8 rniljoen op credit-lines gerealiseerd, waarvan meer d m Sf 38 miljoen ten behoeve van de partikuliere sektor.

Het sluiten van nieuwe kredietovereenkornsten zal derhalve vooralsnog onverrninderd voort moeten gaan, waarbij echter goed beseft dient te worden dat de middelen welke hieruit

vrijkomen, zoveel als mogelijk aangewend dienen te worden voor produktieve bedrijvigheid met een op de export georienteerd karakter, waarbij in relatief korte tijd substantiele

deviezeninkomsten gegenereerd kunnen worden.

Indien dit niet geschiedt, zullen de uit hoof&

van de fmancieringen voortvloeiende Iasten van aflossing en interest in de komeqde jaren niet betaald kunnen worden.

In het verlengde van )let aangaan van credit-lines dient dus een krachtige gekoiirdineerde

inspanning gepleegd te worden door Overheid en partikulieren ter vergroting van onze exporten op zo kort mogelijke termijn.

Hoewel wij terdege beseffen d a t het geen eenvoudige opgaaf is om onze import- g=orienteerde ekonomie om te buigen naar een exportgeorienteerde, maken de omstandigheden dit imperatief.

2.

PRODUKTIE

Het norninaal Bmto Binnenlands Produkt (BBP) tegen faktorkosten, dat na 1982 een dalende tendens te zien gaf, herstelde zich in 1985 en steeg in 1986 verder dan het niveau van 1982, namelijk tot Sf 1,605 rniljoen (zie tabel 11.1).

Het Bruto Binnenlands Produkt t e e n

marktprijzen

pf

een stijging te zien van g e ~ g e omvang, nadat het in 1985 enipzins was

afgenomen. Dit was te verwachten, aangezien de indirekte belastingen minus subsidies, waarin de meeropbrengsten uit de bauxietsektor zijn opgenomen in 1986 zijn afgenomen met Sf 36 miljoen tot Sf 147 milpen.

Het nominde Nationaal Inkomen in 1986 is vergeleken met het voorgaande jaar o p hetzelfde niveau gebleven,

sf

1.565 miljoen, doch het per

(21)

Tabel 11.1

81NNENLANDS EN NATIONAAL PRODUKT (bn lopende prljzen en ~n mln. St)

Bron: Algemeen Bureau voor de Statistiek ') herziene cijfern.

* ) voorlopige cijfers.

Omschrijving

Bruto Binnentands Produkt tegen faktorkosten lndirekte balestingen minus subsidies

Bruto Binnenlands Produkt tegen marktprijzen Saldo primaire inkomens uit het hitenland Bruto Nationaal Produkt tcgen rnarktprijzen Afschrijvingen

Nationaal lnkomen

---.---.----..--..--.---.--.---.-..---...

Nominaat Nationaal lnkomen per capita in Sf

R a e l Nationaal l n k o m e n per capita in S f

Grafiek 11.1

PER CAPITA NATIONAAL INKOMEN x Sf

(1980 = 100)

1982 1983") 1984'1 1985. *) 1986"")

1.604 1.561 1.531 1.558 1.605

245 226 214 1 83 146

1.849 1.787 1.745 1.741 1.751

12 -20 3 - 1 -5

t . 8 G 1 1.787 1.748 1.740 1.746

182 183 ? 74 174 181

1.679 1.584 1.574 1.566 1.565

/...._._.f._____.____________---~-...".~..-*-..*.*..-.~~

4.620 4.270 4.160 4.040 3.940

4.020 3.680 3.6- 3.460 3.280

Bron: Algemeen Bureau voor de Statistiek

(22)

capita nominale

ati ion ad

Inkomen is met Sf 100,- verminderd tot Sf 3.940,-.

Deze vermindering is een gevolg van de groei van de bevolking, die in 1986 met ruim 10.000 is toegenomen tot 403.000 zielen.

Het per capita reele Nationaal lnkomen is verder gedaald tot Sf 3.260,-; deze daling kan voor een groot deel worden toegeschreven aan de extreem h o p prijzen welke op de parallelmarkt tot stand komen.

De grote deviatie tussen het per capita nominale en reele

ati ion ad

Inkomen is in grafiek 11.1 weergegeven.

Voor de groei van het Bruto Binnenlands Produkt tegen faktorkosten in het beschouwde

jaar zijn verantwoordelijk de agr lrische sektor

inklusief Bosbouw, de financiele instellingen en in het bijzonder de sektor Overheid inklusief

Defensie, welke laatste is toegenomen met circa Sf 25 miljoen (zie tabel 11.2).

Duidelijk is de teruggang waar re nemen in de mijnbouw, waarin ook is ~ n d e r ~ e b r a c h t mijnbouw ten behoeve van de bauxietindustrie, terwijl de bijdrage van de sektor industrie inklusief bauxietverwerking is gestegen met circa Sf 6 miljoen.

De groei in de agrarische sektor wordt voor een groot deel toegeschreven aan de bijdrage van de garndenverwerkende industrie, welke met liefst Sf 12 miljoen is toegenomen als gevolg van maatregelen die de Overheid heeft getroffen in h e t kader van de kontrole op de deviezen- voorschriften.

De ongunstige ontwikkeling in de bauxietsektor heeft rich eveneens in 1986 voottge7et. De bijdrage daalde van Sf 149 rniljoen in 1985 tot

Sf 131 miljoen per ultimo 1986 (zie tabel 11.6).

Tabel 11.2

BIJDRAGE TOT HET BRUT0 BINNENLANDS PROOUKT (in Sf mln)

Bron: Algemeen Bureau voor de Statistiek

*) herziene cijfers.

'''1 wnorlnpi~e cijfers.

1) inklusief hout- en bauxietverwerking.

-

Omschrijving

Landbouw, Veeteelt, Visserij en Bosbouw Mijnbouw

lndustriel)

Gas, water en eloktriciteit Konstruktie

Handel, restaurants en hotels Transport, opstag en kornmunikatie Financiele instellingen

Woon- en kornrnerci@le diensten Overheid (inklusief Defensie) Overige diensten

(Minus) Rentemarge van de banken Bruto Binnenlands Produkt tegen faktorkosten

1982 1083 1984*) 1086'") l086**)

144,3 126.9 134,5 t42,7 166,O

132,8 95,7 92,7 94,6 78,8

225.8 195,3 197,4 206,6 212,9

6Q,7 92.9 88,O 66.4 50.4

110,Z 99,7 106.5 97,2 102,O

314,5 310,6 271,2 267,8 267,3 100.2 106.2 111.4 127,7 137,O 140,8 118,6 117,7 147,4 162,O

82.1 83.9 88.7 92.3 96.0

346.3 373.9 374,.1 383,8 41 1,l

29,5 32,l 25,2 21,O 24,9

9 2 5 75.3 74,7 89,3 103,6

1.603,7 1.560.5 1.530,7 1.558,3 1.604,6

(23)

In deze sektor wetd de produktie in de iaatste maand van het verslagjaar als gevolg van terroristische aktiviteiten voor een langere periode sropgezet.

De stagnatie in deze sektor heeft evenwel konsekwenties gehad voor de bijdrage van

andere sektoren z d s gas, water en elektriciteit (thermische energie ten behoeve van de Surdco), welke in 1986 met Sf 16 miljoen is afgenomen.

3. BESTEDINGEN

De totale konsumptieve bestedingen zijn in het

verslagjaar zoals aangegeven in tabel 11.3 met Sf 13 miljoen toegenomen tot Sf 1.651 rniljoen.

Deze toename kwam geheel v w r rekening van de Overheid aangezien de partikuliere

konsumptie in het desbetreffende jaat met ruim Sf 130 rniljoen is gereduceerd als gevolg van de schaarste aan lokaal geproduceerde en

geimporteerde goederen.

In 1980 bedrwg het aandeel van de Overheids- konsurnptie in de totale konsumptie nog 2746, terwijl dit in 1986 het percentage van 40% heeft overschreden. Het toenemende deviezentekort

Tabrtl 11.3

KONFRONTATIE VAN MIDDELEN EN BESTEDINGEN (in Sf mln)

Bran: Centralc Bank van Suriname en Algarnssn Durwu voor da Statistick

") herziene ci jfen.

.* ) voorlopige cijfers.

1) berekend als het verschil tuaen het BBP teaen marktprijzen en de binnenlandse bestedinaen.

2) berekend als de som van de bruto investeringert en het spaartekort.

Ornschrijving

Middelen

*.*...-**.--

Bruto Binnenlands Produkt tegen marktprijzen Import van goederen en diensten

Totale middelen Bastedingen

.---

Konsumptie

W.V. werheid

partikulier

.

l nvesteringen W.V. overheid partikulier

Binnenlandse bestedingen Export van goederen en diensten Totale bestedingen

Overbesteding/Spaartekort/Resource gap1) Netto faktor inkomen uit het buitenland Nationaal spaertekortltekort lopende rekening van de betalingsbalans

Bruto binnenlandse besparingen 21

1982 1983 1984') 1985"') 1988*")

1.849 1.787 1.745 1.741 1.751

1.191 1.033 819 674 563

3.040 2.820 2.564 2.415 2.314

=-=--=---'--

C

- --

---t=PP==rP~II=r=sm:

1.623 1.769 1.610 1.638 1.651 (520) (437) (498) (588) (733) (1.103) (1.332) 1 . 1 1 (1.0501 (918)

507 275 204 137 94

(185) (119) (85) 166) (41 1

(322) (156) (1 19) (81 (53)

2.130 2.044 1.815 1.775 1.745

910 776 749 640 569

3.040 2.820 2.564 2.415 2.314

= = = ~ = ~ = = ~ = = = E = x P = = = = ~ = = = L L ~ I ~ = = I = I L = I = I = I C - ~ - = ~

-281 -257 -70 -34 6

7 -34 -10 -1 1 -14

-274 -292 -80 -45 -8

Cm'==============C=====+=+-=-=e=---=---==

226 18 134 113 100

-

(24)

heeft de investeringn duidelijk ongunstig beinvloed.

ow el

de overheids- als partikuliere investeringen zijn in het versladaar gedaald tot een dieptepunt van s f 41 miljoen respektievelijk Sf 53 miljoen.

4, KONFRONTATIE V A N MIDDELEN EN BESTED1 NGEN

Een konfrontatie van de middelen waarover onze ekonornie in 1986 heeft beschikt en de

bestedingen die in dezelfde periode zijn verricht, is weergegeven in tabel 11.3.

Hieruit kan worden %ekonkludeerd dat er in het bctrcffcnde jaar, in tegenstelling tot voorgaande jaren, de binnenlandse bestedingen minder

waren dan het Bruto Binnenlands Produkt tegen marktprijzen (BBPm), mct andcrc woordcn in 1986 is er sprake geweest van een spaaroverschot van Sf 6 miljoen welk overschot tot uitdrukking kornc in het saldo o p de gocderen- en Jirnstrn- balans met he t buitenland.

De investeringsaktiviteiten en konsumptieve bestedingen van de partikuliere sektor hebben als gevolg van de gedepleerde deviezenvoorraad een zodanige dieptepunt bereikt, dat de totale bestedingen ondanks de gestegen overheids- konsumptie, het Bruto Binnenlands Produkt tegen marktprijzen niet hebben kunnen overtreffen.

Een voortgang van deze on twikkeling, namelijk een laag investeringsniveau dat onvoldoende is om de minirnale produktie in stand te houden, zal de ekonomische groei verder stagneren.

Er is een duidelijke wending gekomen in de struktuur van de konsumptieve bestedingen zoals eerder vermeld. Het aandeel van de Overheid in de konsumptieve bestedingen is in 1986 toegenomen tot 44%; in 1982 bedroeg dit aandeel32%.

De investeringen, zowel Overheid als partikulier, zijn daarentegen tesamen fors teruggelopen. De overheidsinvesteringen daalden tot circa 2%

(1 982: 10%) van het Bruto Binnenlands Produkt tegen rnarktprijzen, terwijl die van de partikuliere sektor circa 3% (1982: 17%) bedtneg.

De afname van de overheid~investerin~en na

1982 wordt hoofdzakelijk t ~ e ~ e s c h r e v e n aan he t wegvdlen van de fmanciele hulp. die bij verdrag met Nederland was overeengekomen.

5. NATIONML FINANCIERINGS- OVERZICHT

Het Nationad spaartekort ad Sf 7,s miljoen dat gelijk is aan het tekort op de lopende rekening van de betalingsbdans (zie ook bijlage V. 1 ) werd, z o d s in de voorgaande paragraaf

besproken, veroorzaakt door de excessieve groei van de uitgaven van de Staat, welke in 1 986 de ontvangsten hebben overtroffen met S f 45 5,9 miljocn.

Uit tabel 11.4 blijkt verder dat de Overheid in het beschauwde jaar p e n beroep hecft gcdaan op dc binnenlandse kapitaalmarkt, integendeel heeft z i j leningen van banken en diverse onderhandse leningen afgelost voor een bedrag van Sf 1,6 miljoen. Voor wat betreft het kapitaalverkeer met het buitenland bedroegen de schenkingen Sf 4,2 miljoen en leningen sf 1,8 miljoen.

De Overheid had in 1 9 86 dus een

liquiditeitstekort van Sf 455,9 miljoen, welk tekort tnflatoir gefinanclerd werd, voornarnelijk middels voorschotten in rekeniq-courant van de Centrde Bank van Suriname.

In de partikuliere sektor daarentegen is het ftnancieringsoverschot in 1986 wederom

toegenomen en we1 met circa Sf 134 miljoen tot Sf 448,4 miljoen terwijl het saldo van het partikuliere kapitaalverkeer met het buitenland met Sf 57,4 miljoen teruggelopen is,

voornamelijk als gevolg van het teruglopen van de schuld in rekening-courant van de

bauxier maatschappijen.

Het financieringstekort van de totale ekonomie werd gereduceerd t o i ~ f 7,s miljoen, welk tekort gelijk is aan dat van de lopende tekening van de betalingsbdans.

V n o r A e totale eknnnrnie hadrmg dr?

liquiditeitskreatie Sf 456,7 miljoen, terwijl het liquiditeitstekort Sf 63,3 miljoen was. Per sddo is dus de binnenlandse liquiditeitenmassa met s f 393,4 miljoen toegenomen.

(25)

Tabel 11.4

NA'TIONAAL FLNANCIERINGSOVERZICHT (in Sf mln)

Bron: Centrale Bank van Suriname

*) Gekorrigserd.

Ornschrijving

1.

*??!h??!!!

1. Financieringsoverschot (+)

2. Saldo beroep (+) binnen- landse kapitaalmarkt 3. Saldo kapitaalverkeer met

het buitenland

W.O. schenkingen 4. Liquiditeitsoverschot

(+I

(1

+

2

+

3)

5. Liquiditeitskreatie

Liquiditeitsakkurnulatie (4

+

5)

I 1.

Pi!r?-iA!!!.ie!e.~!k?or

1. Financieringsoverschot (+I 2. Saldo beroep (+) binnen-

landse kapitaalmarkt 3. Saldo kapitaalverkeer met

het buitenland

W.O. schenkingen 4. Liquiditeitsoverschot (+)

( 1 + 2 + 3 ) 5. Liquiditeitskreatie

Liquiditeitsakkumulatie (4

+

5)

.___________________.--.---.---.---+._._..____.__..

1 I 1.

T.?lr!!~.~ko?.E!!!?-!L!.f .!!.!!

1. Financieringmverschot (+)

2. Saldo beroep (+) binnen- Ian& kapitaalmarkt 3, Saldo kapitaalverkeer met

hat buitenland W.O. schenkingen 4. Liquiditeitsoverschot (+)

(1 + 2 + 3 ) 6. Liquiditeitskreatie

Liquiditeitsakkurnulatie (4 + 5) = toename liquiditeitenmana

-a

1982 1983 1984 1985'1 1986

-271,5 -314,O -287,7 -358.9 455,9

-1,6 -7.5 +3,9 +3,4 -1.6

+173,2 +3,9 +4,1 +3.5 +1,6 (1 72,9) (4,5) (53) (4.2) (4.2)

-99.9 -311,6 -279.7 -352.0 -455,Q +99,9 +311,6 +279,7 +352,0 +455,9

- -

-

- -

.--.-.---.---.---.---.---.---.---.---..

-2.2 +22,3 +207.3 +314.3 M48.4 +1,6 +1,5 -3.9 -3.4 +1,6 +34,7 +8Q8 -m,S +24,2 -57.4

(-1 (-) (-1 (-1 (-1

+34,1 +113,7 *173,9 +335,1 +392,6

+19,7 -38,3 -60,8 -48.3 H.8 +53,8 +75,4 +113,1 +286,8 +393,4

f..~....*--.*..~"..*.*---...---.

-273.7 -291,7 -80,4 -44,s -73

- -

- - -

+207,9 +83,6 -25,4 127.6 -55.8

(-172,9) (+4,5) (+5,5) (+4,2) (+4,2) -65,s -?07,0 -106.8 -16,Q -63.3

+119,6 +273,3 +218,9 +303,7 +456,7

+53,8 +75.4 +113.1 +288.8 +393.4

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Ik weet niet wat anderen over mij gedacht zullen hebben, maar ik moet eerlijk bekennen, dat ik me zelf prachtig vond; en dat moest ook wel zoo zijn, want mijn vriend Capi, na

9) Heeft u problemen met andere regelgeving op het gebied van verkeer en vervoer?. O

Men kan niet beweren dat die honderden huizen in aanbouw in Beuningen en Ewijk nodig zijn om aan de behoefte van deze twee kernen te voldoen.. In die twee kernen is er geen

"Maar hoe kwam u in deze ongelegenheid?" vroeg CHRISTEN verder en de man gaf ten antwoord: "Ik liet na te waken en nuchter te zijn; ik legde de teugels op de nek van mijn

Het Mastercompartiment past het beleid toe van de AXA Investment Manager inzake milieu-, sociale en bestuursnormen ("ESG-normen"), beschikbaar op

"Als patiënten tijdig zo'n wilsverklaring opstellen, kan de zorg bij het levenseinde nog veel meer à la carte gebeuren", verduidelijkt Arsène Mullie, voorzitter van de

"Patiënten mogen niet wakker liggen van de prijs, ouderen mogen niet bang zijn geen medicatie meer te krijgen. Als een medicijn geen zin meer heeft, moet je het gewoon niet

De betrokkenheid van gemeenten bij de uitvoering van de Destructiewet beperkt zich tot de destructie van dode honden, dode katten en ander door de Minister van