• No results found

CALCULATIEMETHODE EN INFLATIE

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "CALCULATIEMETHODE EN INFLATIE"

Copied!
5
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

C A L C U L A T IE M E T H O D E E N IN F L A T IE door D r. C. de Galan

Inleiding.

E en van de kenm erken van de dynam iek van het economisch leven is de niet parallel lopende bew eging van vraag en aanbod. D it geldt niet alleen voor een bedrijf of bedrijfstak, m aar eveneens m acro-economisch gezien voor de gehele volkshuishouding. In d a t laatste geval spreekt men van in­ en deflatoire processen. A an deze processen is in de economische literatuur ruime aan d ach t besteed. O o k vindt men in de literatuur vele beschouw ingen over de w eerslag, die in- en deflatie vinden in de adm inistratie der bedrijfs- huishoudingen. U it de aard van de indeling in deelw etenschappen van de economie vloeit logisch voort, d at in- en deflatie als zodanig in de sociale economie w orden behandeld .terwijl de betekenis ervan voor de calculaties in de bedrijven door de bedrijfseconom ie w orden geanalyseerd. V o o ral in de v ervangingsw aardetheorie is deze kwestie centraal gesteld en het is geen overdrijving te zeggen, d at deze theorie aan de w ijzigingen in het algem een prijsniveau, die met in- en deflatie gepaard gaan, m ede h aar o n tstaan heeft te danken.

V eel m inder aan d ach t is echter besteed aan de om gekeerde relatie, dus de invloed van de calculatie-m ethoden op de in- en deflatoire processen. W e l zijn enkele incidentele, vaak nog al vluchtige, beschouw ingen over de in­ vloed van de calculatiem ethoden op in- en deflatie te vinden, m aar van een system atische analyse is nog geen sprake. H e t probleem, w aarom het hier gaat, is als het w are ten offer gevallen aan de scheiding tussen sociale en bedrijfseconomie. H et analyseren van het genoem de verband tussen calcu­ latiem ethoden en in- en deflatie lijkt daarom niet alleen nuttig als zodanig, m aar ook om een basis te scheppen voor een w at nauw er contact tussen beide deelw etenschappen. M et nam e lijkt een discussie over de gevolgen van het gebruiken van bepaalde calculatiem ethoden voor m acro-econom ische p ro ­ cessen nuttig. Zij is trouw ens vooral door de jongste vergadering van de V ereniging voor B elastingw etenschappen al sterk actueel gew orden.

O m der wille van de actualiteit en de eenvoud zal hier alleen gesproken w orden over de invloed van een tw eetal calculatiem ethoden op de inflatie, nl. de vervangingsw aardem ethode en de uitgaafprijscalculatie. M u tatis mu­ tandis geldt het o n derstaande trouw ens ook voor deflatoire processen en bovendien kunnen andere calculatiesystem en op analoge wijze w orden be­ keken. H e t zal niet nodig zijn de tw ee m ethoden van calculeren w aarom het hier gaat, n ader te omschrijven. W e l lijkt een korte toelichting op het begrip inflatie noodzakelijk. O n d e r inflatie wil ik, in navolging van D e Roos v er­ staan „een stijging van het algem een prijsniveau voorzover deze voortvloeit uit een aanbodsoverschot van geld, dan wel uit een autonom e stijging van de factoren, die de aanbodsprijs van goederen b epalen.” 1). In deze definitie w ordt over tw ee vorm en van inflatie gesproken: over de inflatoire zuiging, die zijn oorzaak vindt in het overschot van de totale vraag naar goederen boven het totale aanbod (de „inflationary pull” ) en over de druk, die v er­ oorzaakt w ordt door kostenstijgingen (de „inflationary p u sh ” ). A lleen de laatste vorm van inflatie is voor ons probleem interessant. O p het

(2)

proces van de „pull” oefent het calculatiesysteem geen invloed u i t 2), be­ halve w anneer d it zuigingsproces ook de kosten om hoog gaat trekken. M aa r dan o n tstaat dezelfde situatie als bij de „p u sh ” , de stuw ing van onderen.

H e t probleem, w aarvoor hier de aan d ach t w ordt gevraagd, is dus het volgende: op welke wijze w ordt een inflatoir proces, d at o n tstaat door een autonom e stijging van bepaalde kostencategorieën, beïnvloed door de ver- vangingsw aardecalculatie en de uitgaafprijscalculatie? W e lk e zijn de ver­ schillen tussen de gevolgen dezer beide calculatiem ethoden? V o o rd a t de be­ handeling van dit probleem mogelijk is, zal eerst m oeten w orden nagegaan w at er met kosten, prijzen, afzet en produktie gebeurt na de „inflationary p u sh ”. Deze analyse is een m acro-economische en zal noodgedw ongen van enig vakjargon gebruik moeten m aken. N a d a t vervolgens het eigenlijke probleem aan de orde is gesteld, zal tenslotte aandacht w orden geschonken aan de invloed van de overheid in verband met de behandelde problem atiek. D e gevolgen van de autonom e inflatie

D e autonom e inflatie betekent in w ezen d er zaak ook een vergroting van de vraag, nl. van de vraag n aar inkomen. E en groep subjecten vergroot autonoom h aar claim op het totale nationale inkomen, bv. arbeiders, on d er­ nemers, boeren. E én van de factoren, die de eindprijs van goederen bepalen, stijgt dus in prijs. M acro-econom isch gezien betekent dit dus een kosten­ stijging. O f hierop ook een verhoging van het prijsniveau volgt h an g t af le . van de verandering der totale afzet en 2e. van de reactie d er on d er­ nemers.

A d 1 e. D oor de autonom e inflatoire impuls is het inkomen van een groep leden der volkshuishouding verhoogd. D it inkomen leidt tot hogere uitgaven voor deze m ensen, m aar niet onmiddellijk. E r is een zeker tijdsverloop tussen de verhoging van inkom sten en uitgaven. V o o r arbeiders bv. is deze „tim e- lag ” over het algem een kort, voor ondernem ers langer en voor het buiten­ land — d.w.z. dat de inflatoire impuls is een verhoging van de im port- prijzen —■ is zij vaak oneindig lang. G edurende een zekere tijd stijgen dus de uitgaven nog niet, dus evenmin de afzet. D a a r de kosten wel gestegen zijn, betekent dit ofwel een daling van de inkomens van andere groepen d er be­ volking, ofwel een prijsverhoging — dus doorgeven van de kosten-stij- ging — gepaard gaande met een daling van de reële produktie. W a t er ge­ beurt h an g t af van

A d 2e. de reactie der ondernem ers. H iervoor is dan w eer de m arktsituatie mede beslissend. D e inflatoire impuls zal over het algem een leiden tot een verschuiving in de inkom ensverdeling, als de mogelijkheid ontbreekt de kostenstijging door te berekenen, met andere w oorden in een situatie die neigt n aa r volledige concurrentie. O n d e r meer monopoloïde om standighe­ den zal eerder een stijging van het prijsniveau optreden en, d aa r de afzet nog gelijk blijft, dientengevolge een daling van de produktie.

N a verloop van tijd stijgt de afzet nom inaal, w anneer de verhoogde in­ komens w orden uitgegeven. D e gevolgen van deze stijging kunnen echter w orden gecom penseerd door de inkom ensdaling elders, zoals die daarn et is besproken. H e t is duidelijk, d at de totale reactie op lange termijn geheel afhankelijk is van de „incom e-expenditure lag ” der diverse bevolkings­ groepen en door de reacties van de ondernem ers. W a a r precies de inflatoire impuls optreedt is u iteraard mede essentieel.

2) Dit betekent niet, zoals we nog zullen zien, dat de calculatiemethode niet deze zuiging kan versterken of zelfs veroorzaken.

(3)

D o o rd a t de m ethode v an calculeren in de bedrijven zow el voor de in- kom ensbepaling als voor de reactie op de prijsstijging van een produktie- factor van grote betekenis is, speelt hij een belangrijke rol in het inflatoire proces.

H e t inflatoire ef f ect van tw ee calculatie-m ethoden

D e essentie van de vervangingsw aardecalculatie voor ons probleem is het onmiddellijk als zodanig calculeren van de kostenstijging, die m acro-eco- nomisch gezien met de inflatoire impuls g epaard gaat. D e lonen stijgen, of het inkom en van am btenaren, boeren of ondernem ers. D eze kostenstijging w ordt nu door de gehele bedrijfskolom m eteen „doorgegeven” . D oo rd at de afzet niet onm iddellijk „m eestijgt” tree d t een daling van de w instm arge op of een prijsstijging met daling van de reële afzet. In ieder geval betekent dit tijdelijk een verm indering van de gecalculeerde inkomens. E n als de ge­ stegen lonen, enz. w orden uitgegeven kan de nom inale afzet stijgen, tenzij d a t te lang op zich laat w achten en het elders gedaalde inkomen de afzet nog verder doet dalen. D e reactie op de inflatoire impuls is dus — in ieder geval tijdelijk —• deflatoir. D o o rd a t men zich de stijging van de kosten snel reali­ seert zal een stijging van het prijsniveau sneller optreden, m aar ook m eteen definitief zijn. Z ow el de daling van de w instm arges als het verm inderen van de produktie ■— dus ook van de w insten, bij gelijkblijvende m arges —• heeft bovendien een negatieve invloed op de toekom stverw achtingen van de on­ dernem ers.

D e uitgaafprijscalculatie heeft een geheel andere reactie tot gevolg. D e kostenstijging w o rd t nu niet dadelijk doorgegeven. Zij w o rd t alleen d aa r gevoeld, w a ar zij optreedt; doch elders treed t zij pas op, als de goederen m oeten w orden gekocht, w aarvan de prijs onder invloed van de inflatoire impuls is gestegen. T o t d a t ogenblik w orden nog steeds de oude w in st­ m arges gecalculeerd. Blijft de afzetverhoging nu lange tijd uit, dan kan toch n a verloop van tijd de boven gesignaleerde daling van w instm arges e n /o f produktie optreden. M a a r reag eert de afzet sneller, bv. na een loonstijging, dan w orden zelfs hogere w instm arges gecalculeerd, dus hogere inkom sten. H et is zeker niet onmogelijk, d at hierdoor een cum ulatief proces in w erking w o rd t gesteld. T e meer, d aa r ook de toekom stverw achtingen optim istischer kunnen w orden. D a a r komt nog iets bij. V ervanging van de in prijs gestegen goederen eist een beroep op nieuw e m iddelen, d a a r immers de voor deze vervanging noodzakelijke „reserveringen" — in feite een verhoogde kosten- calculatie — ontbreken. T eg e n dit berekenen van „schijnw insten” w a a r­ schuw t de vervangingsw aardetheorie reeds enige decennia.3).

D e reactie op de inflatoire impuls onder invloed van de uitgaafprijscalcu­ latie is dus —■ in tegenstelling tot de vervangingsw aardecalculatie —■ hoog­ stens n a verloop van tijd deflatoir, m aar zij zal ook vaak inflatoir zijn. De reactie komt niet alleen veel later tot stand, m aar zij kan de inflatoire „push" versterken en leiden to t een inflatoire „pull” en dus een discrepantie schep­ pen tussen bestedingen en m iddelen.

H e t lijkt gew enst dit theoretische verhaal met een enkel voorbeeld te v er­ duidelijken.

(4)

prijzen m eteen w orden gecalculeerd en ook de prijsverhogingen, die d a a r­ uit voortvloeien (bv. die van m etaal, electriciteit, spoorkaartjes e.d .). H et gevolg is, d a t in verschillende bedrijfstakken de w instm arges dalen of d at algem een de prijzen stijgen (ook tussenvorm en zijn m ogelijk). M ijnw erkers plegen hun loon vrij snel uit te geven, zodat al spoedig de totale afzet in N ed erlan d w at stijgt. D e w instdalingen zijn dan van zeer tijdelijke aard gew eest of, in het andere geval, kunnen d e verhoogde prijzen vrij snel w o r­ den betaald. D e deflatoire reactie is van korte duur, m aar de inflatie krijgt geen grotere om vang dan de aanvankelijke impuls.

Indien uitgaafprijscalculatie w o rd t toegepast, blijkt de prijsstijging pas als de kolenvoorraden op zijn en in een volgende fase pas, als de machines moeten w orden vervangen, enz. M en calculeert dus geruim e tijd op de oude voet voort, m aar ondertussen gaan de mijnw erkers hun gestegen inkom sten uitgeven. D e afzet stijgt dus, althans in bepaalde bedrijfstakken. V erhoogde produktie of verhoogde w insten zijn het gevolg. In plaats van tijdelijk de- flatoir en overigens neutraal is de reactie nu dus eventueel neutraal, doch w aarschijnlijk inflatoir.

D e uitgaafprijscalculatie komt er in feite op neer, d a t men „boven zijn s ta n d ” leeft. D it komt ook duidelijk tot uitdrukking indien de inflatoire im­ puls van het buitenland komt. Prijsstijging van im portgoederen resulteert in verbreking van het betalingsbalansevenw icht en onder invloed van de ver- vangingsw aardecalculatie w ordt dit evenw icht veel sneller hersteld dan bij uitgaafprijscalculatie.

In het algem een kan men dus zeggen, d at de reactie op een inflationary push onder een systeem van vervangingsw aarde leidt tot een prom pte en, althans tijdelijk, deflatoire reactie. Z ow el de snelheid van de reactie als het karak ter er van vorm en een essentieel verschilpunt met de uitgaafprijscal­ culatie. D aarv an is het kenm erk juist een trage aanpassing, die bovendien in bepaalde gevallen tot een cum ulatief inflatoir proces kan leiden en —• ten ­ zij een stijging van de nom inale afzet geheel achterw ege blijft -— geen de- flatoir karak ter heeft. D e invloed, die van de gecalculeerde w insten u itgaat op de verw achtingen en beslissingen van de ondernem ers versterkt het ge­ constateerde verschil tussen de beide calculatiem ethoden nog in belangrijke mate. W e l is het mogelijk, d a t de te hoog gecalculeerde w insten w orden gebruikt ter financiering van de gestegen nom inale kapitaalbehoeften, m aar dit is meer een toevallige om standigheid, die bovendien niet erg w aarschijn­ lijk is.

D e invloed van d e overheid

(5)

tred e n d e situatie is soortgelijk aan die, w aarbij de uitgekeerde te hoge w in­ sten w orden beschikbaar gesteld aan de bedrijven, die m iddelen nodig heb­ ben voor norm ale aanschaffingen tegen gestegen prijzen. Slechts is sprake van „koude socialisatie". Z elfs zou de overheid tot oppotten kunnen over­ gaan en d aa rd o o r het inflatoire proces remmen. D it argum ent ter verdedi­ ging van de gevolgde m ethode van belastingheffing door de fiscus w o rd t dan ook wel gebruikt. D e afgelopen jaren kunnen echter moeilijk tot opti­ misme leiden om trent de mogelijkheid tot anticyclische fiscale politiek van de overheid. G edeeltelijke aanw ending voor consum ptieve doeleinden of ook voor investeringen, die niet de te lage afschrijvingen en dus investerin­ gen in de bedrijven com penseren, w erk t inflatieversterkend.

H e t argum ent tegen de v ervangingsw aardegedachte, als zou zij het stabi­ liserend k arak ter van progressieve belastingheffing tegengaan, is dan ook onjuist. D it argum ent g aa t uit van een in het verleden niet reëel gebleken w ensdroom ten aanzien van de overheidsfinanciën. M a a r bovendien geldt het pas, als de vervangingsw aardecalculatie niet w o rd t toegepast in de be­ drijven! Indien d at wel het geval is, w o rd t daard o o r op zichzelf ook stabili­ sering bereikt. D e vervangingsw aardecalculatie is een build-in-stabilizer, die niet afhankelijk is van de overheid (inclusief de tw eede kam er!). Be­ lasting van schijnw insten is d aa rd o o r alleen gerechtvaardigd, als de ge­ nieters van deze schijnw insten ze als reëel beschouw en en de overheid dat niet doet!

D e conclusie, zoals die is getrokken ten aanzien van het verschil in in­ flatoir effect van vervangingsw aardecalculatie en uitgaafprijscalculatie w ordt daarom door belastingargum enten niet a a n g e ta s t.4)

Sam envatting.

1. D e invloed van de calculatiem ethode op een autonoom inflatoir proces is afhankelijk van de aard van de inflatoire impuls. E ssentiële factoren zijn met nam e de bestedingsquote en de inkom sten-uitgaven-,,lag” van degenen, die een inkom ensstijging genieten.

2. Bij een gelijke inflatoire impuls is de reactie bij vervangingsw aardecalcu­ latie sneller en sterker deflatoir van k arak ter dan bij uitgaafprijscalcu­ latie. Enerzijds vindt bij vervangingsw aardecalculatie aanpassing van de w inst of van de produktie onmiddellijk plaats en is in een later stadium geen beroep op nieuw e m iddelen noodzakelijk. A nderzijds zijn ook de verw achtingen van de ondernem ers daard o o r m inder optimistisch. 3. D e invloed van de fiscus is, d oordat zij schijnw insten belast en de d aa r­

uit voortvloeiende m iddelen niet juist aanw endt, ongunstig. Zij m aakt de gevaren van de uitgaafprijscalculatie m ede actueel.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

3 toeslagenaffaire, waarvoor het voltallige kabinet Rutte-III op 15 januari 2021 is afgetreden, laat zien hoe alle elementen uit de trias politica hebben bijgedragen aan een

Dataverzameling voor het vragenlijstonderzoek Ook voor deze editie van de eHealth-monitor zijn vragenlijsten afgenomen onder zorggebruikers, mensen met een chronische

[r]

[r]

[r]

[r]

ï Þ»¼®·¶º-·²º±®³¿¬·» Ø«·-µ»- Õ±µµ»´»®

[r]