• No results found

De Nieuwe Controleverklaring:

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De Nieuwe Controleverklaring:"

Copied!
41
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

De Nieuwe Controleverklaring:

Een onderzoek naar de relatie tussen het aantal issues, het accountantskantoor en

waar deze gevestigd is.

Groningen, 20 juni 2016

Geschreven door: Y.W. Kong

Begeleidend docent: prof. dr. D.A. de Waard

(2)

Inhoudsopgave

1. Inleiding 1.1 Aanleiding onderzoek P.1 1.2 Probleemomschrijving P.2 1.3 Onderzoeksvraag P.2 2. Achtergrond informatie

2.1 De Financial Reporting Council P.2

2.2 International Standard on Quality Control P.3

2.3 De nieuwe controleverklaring P.3

2.4 Waarom een nieuwe verklaring P.3

2.5 De beoogde voordelen van de nieuwe controleverklaring P.4

2.6 Wat is nieuw in de controleverklaring P.4

3. Literatuur 3.1 Theorie 3.1.1 Agency theorie P.7 3.1.2 Limperg P.8 3.1.3 Communicatie theorie P.9 3.2 Kwaliteitsverschillen 3.2.1 Vestigingsplaats P.10 3.2.2 Honorarium P.11 3.2.3 Interpretatie P.12 3.2.4 Organisatiecultuur P.12 4. Hypothese P.15 5. Methodologie 5.1 Onderzoeksopzet P.16 5.2 Onderzoeksmethode P.16

(3)

6. Resultaten en conclusie 6.1 Uitkomsten jaar 2013 P.17 6.2 Uitkomsten jaar 2014 P.21 6.3 Uitkomsten jaar 2015 P.24 6.4 Conclusie P.27 6.5 Beperkingen en vervolgonderzoek P.28 7. Literatuurlijst P.29 Bijlage Tabellen SPSS jaar 2013 P.33 Tabellen SPSS jaar 2014 P.35 Tabellen SPSS jaar 2015 P.37

(4)

1. Inleiding

1.1

Aanleiding onderzoek

Ondanks alle codes (Code Tabaksblat, SOx) en gedrags- en beroepsregels die opgesteld zijn voor en door de accountants, hebben deze niet de financiële crisis en de boekhoudschandalen van de afgelopen jaren kunnen voorkomen. Als voorbeeld kunnen we Enron en WorldCom nemen. Binnen deze grote Amerikaanse ondernemingen zijn de cijfers destijds mooier voorgesteld dan dat ze waren. De een gaf meer geld uit dan er binnen kwam en de ander rapporteerde inkomsten die er niet waren. Als we dichter bij huis kijken hebben we ook tal van voorbeelden waarbij het mis is gegaan. Kijk naar de DSB Bank, deze is meerdere malen in opspraak geweest en werd beschuldigd van financiële wanpraktijken en is uiteindelijk ook failliet verklaard. Het meest recente voorbeeld is dat van Royal Imtech N.V. Hierbij is een goedkeurende nieuwe controleverklaring afgegeven, maar vijf maand later is de onderneming failliet verklaard.

Na al deze schandalen is het niet zo vreemd dat het vertrouwen in de accountant de laatste jaren is verminderd. Door verschillende gebruikers is dan ook een oproep gedaan om de controleverklaring aan te passen met meer relevante informatie. Als een leek via Google opzoekt wat de definitie van een controleverklaring inhoudt komt hij uit op het volgende: ‘’Een controleverklaring is een accountantsverklaring met betrekking tot een door hem uitgevoerde controle van een overzicht met historische financiële informatie’’ (Wikipedia, 2016).

Hierin staat dat de accountant een controle heeft uitgevoerd op de financiële gegevens van een onderneming. Maar als er diverse ondernemingen na een goedkeurende verklaring toch

omvallen, kun je je afvragen wat de accountant heeft gecontroleerd en hoe hij dat heeft gedaan? Het maatschappelijk verkeer gaat er namelijk van uit dat de accountant integer en deskundig is in zijn vakgebied.

Om het vertrouwen van het maatschappelijk verkeer terug te winnen is vanuit diverse groeperingen zoals beleggers en de politiek, een oproep gedaan om een meer uitgebreide en informatieve controleverklaring af te geven. In het Verenigd Koninkrijk (V.K.) is men dan ook overgegaan naar het uitgeven van een uitgebreide controleverklaring (Financial Reporting Council, 2013). De gebruikers willen naast de conclusie van de accountant, ook weten hoe de accountant tot deze conclusie is gekomen. Ze zijn voornamelijk geïnteresseerd in welke werkzaamheden de accountant heeft uitgevoerd en de extra informatie met betrekking tot de key en fraude issues die de accountant heeft benoemd.1

Een van de vernieuwingen in de nieuwe controleverklaring is het benoemen van de

belangrijkste key en fraude issues die de accountant is tegen gekomen in zijn controle. Bij het beschrijven van deze key en fraude issues geeft de accountant aan waarom hij het een

onderneming specifiek risico vindt en welke controle werkzaamheden hij hiervoor heeft uitgevoerd.2

1 NBA Nieuwe controleverklaring voor oob’s 2 NBA Nieuwe controleverklaring voor oob’s

1

(5)

1.2

Probleembeschrijving

De schandalen die de afgelopen decennia aan het licht zijn gekomen, zijn bijna allemaal te associëren met de Big 4 accountantskantoren (Gray 2010). De Engelse toezichthouder FRC heeft als missie om het vertrouwen in de jaarrekening onder de gebruikers terug te winnen. Een van de maatregelen die genomen is om het vertrouwen te herwinnen is het invoeren van de nieuwe controleverklaring voor alle accountantskantoren. In deze verklaring is het

opnemen en beschrijven van de key issues een nieuw aspect.

Het doel van dit onderzoek is om in kaart te brengen of er ook een relatie bestaat tussen het aantal key issues / fraude issues, de Big 4 en de vestigingsplaats in het V.K.

1.3

Onderzoeksvraag

De onderzoeksvraag die voortvloeit vanuit de aanleiding en probleembeschrijving luidt als volgt:

“Is er een relatie tussen het aantal key issues / fraude issues in de nieuwe controleverklaring en het accountantskantoor waar deze gevestigd is dat de controle

uitvoert?’’

2. Achtergrond informatie

In het volgende hoofdstuk wordt een korte beschrijving gegeven van de Financial Reporting Council (FRC), de International Standard on Quality Control (V.K. en Ierland) (ISQC (V.K. en Ierland)) en de nieuwe controleverklaring.

2.1 De Financial Reporting Council

Waar in Nederland de NBA de regels en standaarden voor het accountantsberoep vaststelt, geldt voor het V.K. dat deze taak opgenomen wordt door de Financial Reporting Council (FRC). De FRC stellen de kaders vast voor de regels en standaarden voor onder andere de controle die de accountant uitvoert3. De missie van de FRC is als volgt:

‘’ To bring corporate confidence in auditing, financial and non-financial reporting among users of financial statements ’’.

Om te voldoen aan de missie houden ze onder andere toezicht en monitoren ze de kwaliteit van de verslaggeving. Een van de hulpmiddelen die ze hierbij gebruiken is het opstellen van regels en standaarden. Om de regels en standaarden vast te stellen wordt het bestuur van de FRC ondersteunt door een drietal commissies. Deze zijn de Codes and Standards Committee, de Conduct Committee en de Executive Committee. De regels en standaarden waaraan de accountantskantoren zich aan moeten voldoen staan beschreven in de International Standard on Quality Control (V.K. en Ierland) ((ISQC (V.K. en Ierland)).

3 https://www.frc.org.uk/About-the-FRC.aspx

(6)

2.2 International Standard on Quality Control (V.K. en Ierland) (ISQC

(V.K. en Ierland))

In het V.K. wordt de standaard voor kwaliteitszorg op wettelijke controles vastgesteld door de FRC. In deze standaard staan de verantwoordelijkheden beschreven die een

accountantskantoor heeft voor haar systeem van kwaliteitszorg, reviews van jaarrekeningen en andere assurance gerelateerde diensten. Volgens de standaard is een kwaliteitszorg systeem zo ontworpen dat men aan de hand van de gestelde regels, maatregelen, procedures en

beleidslijnen de gestelde doelen in het ISQC (V.K. en Ierland) behalen. Het doel dat gesteld is door de FRC, is dat het accountantskantoor een kwaliteitsbeheersing systeem vaststelt en handhaaft om een redelijke mate van zekerheid te kunnen geven op de volgende punten:

• Dat het accountantskantoor en haar medewerkers voldoen aan de professionele standaarden en de wet- en regelgeving die van toepassing is.

• Rapportages die uitgegeven zijn door het accountantskantoor of betrokken partners zijn passend naar de omstandigheden.

Om een redelijke mate van zekerheid te kunnen geven, moet het accountantskantoor een kwaliteitsbeheersing systeem vaststellen met procedures en beleidsmaatregelen. Enkele punten binnen het systeem mogen de kantoren naar eigen inzicht invullen, zoals het

personeelsbeleid, trainingen en organisatiecultuur. De organisatiecultuur binnen het kantoor is mede afhankelijk hoe de top zich profileert naar zijn medewerkers (Jenkins et al (2008)).

2.3 De nieuwe controleverklaring

De accountantsverklaring is de sleutel voor het communiceren van de resultaten van de accountantscontrole met het maatschappelijk verkeer. Een onderdeel van de

accountantsverklaring is de controleverklaring. In de controleverklaring geeft de accountant zijn oordeel over de jaarrekening. Het doel van de accountantsverklaring is het verschaffen van een redelijke mate van zekerheid over de getrouwheid van de jaarrekening. (IAASB 2015, FRC 2013).

2.4 Waarom een nieuwe controleverklaring?

Door onder andere de financiële crisis en de oproep van gebruikers van de jaarrekening, is men zich gaan afvragen wat de kwaliteit van de huidige controle en de relevantie van de controle is. De gebruikers van de jaarrekening hebben in hun oproep aangegeven dat ze een controleverklaring willen die informatiever is. Het gaat in het bijzonder om meer relevante informatie ten aanzien van de controle die de accountant heeft uitgevoerd op de onderneming. Als relevante informatie willen de gebruikers graag meer openheid over de bevindingen zoals key issues, de kwaliteit van de interne controle systemen en de evaluatie van de financiële verslaggeving door de accountant (Vanstraelen et al (2012, Weirich & Reinstein (2014)). Weirich & Reinstein (2014) geven verder in hun artikel aan dat door het opnemen van meer relevante informatie de informatieasymmetrie tussen de gebruikers en onderneming verkleint kan worden. Daarnaast geeft Vanstraelen et al (2012) aan dat voornamelijk het gebrek aan transparantie over controlekwaliteit de reden is van de vraag naar meer informatie in de verklaring.

(7)

De International Auditing and Assurance Standards Board (IAASB) is het ermee eens dat een verbeterde controleverklaring cruciaal is voor de waarde van de jaarrekening en voor het accountantsberoep zelf. Mede hierdoor heeft de IAASB doen besluiten een project te starten om de communicatieve waarde van de controleverklaring te verbeteren in het belang van het maatschappelijk verkeer.

2.5 De beoogde voordelen van een verbeterde controleverklaring

4

Met de verbeterde controleverklaring heeft de IAASB de intentie om het vertrouwen in de controle en de jaarrekening te vergroten bij het maatschappelijk verkeer. Naast de verbeterde transparantie en de communicatieve waarde van de verklaring, gelooft de IAASB er in dat de verbeteringen ook onderstaande voordelen kan opleveren (Barmaky & Medora 2015):

• Het vertrouwen van de gebruiker in de jaarrekening vergroten en de controle daarvan • Verbetering in de kwaliteit van de controle

• Betere communicatie tussen de accountant en de Audit Committee

2.6 Wat is nieuw in de verklaring

Mede door onderzoeken en het voeren van dialogen tussen verschillende toezichthouders als de IAASB, IASB, FRC en vertegenwoordigers van het Europese Parlement en Europese Commissie, heeft men een aantal International Standards on Auditing (ISAs) voorstellen gedaan die een potentiële voordeel op kunnen leveren. Een van de voorstellen die gedaan is om de kwaliteit van de controle en de verklaring daarvan te verbeteren is het opnemen van key issues. Een onderdeel van de key issues zijn fraude issues, dit zijn standaard risico’s waar iedere onderneming mee te maken heeft.

Key issues zijn aandachtspunten die volgens de accountant naar zijn professionele inzicht het meest belangrijk waren tijdens de controle en relevant zijn voor de gebruikers van de

jaarrekening. Verder licht de accountant toe waarom het naar zijn inzicht een aandachtspunt is. Daarnaast geeft hij aan welke controlewerkzaamheden hij heeft uitgevoerd om de

aandachtspunten te ondervangen. Door het expliciet benoemen van de ondernemingspecifieke aandachtspunten, het toelichten hiervan en het aangeven van de controlewerkzaamheden hierbij, wordt de controleverklaring informatiever voor de gebruiker (Cristensen et al 2014, Barmaky & Medora 2015)). In het onderzoek van Christensen et al (2014) komen ze tot deze conclusie omdat wanneer investeerders een verklaring ontvangen met key issues, ze eerder geneigd zijn om hun keuze te wijzigen op basis van de opgenomen key issues. Echter geldt dit niet als dezelfde informatie opgenomen wordt als voetnoot, omdat de geloofwaardigheid in de ogen van de investeerder minder is. Barmaky & Medora (2015) geven in hun artikel aan dat de accountant bij het vaststellen van de key issues professioneel kritisch moet zijn en zich moet onthouden van standaardteksten om zo de informatie waarde van de verklaring te behouden. Uit beide artikelen is dus te suggereren dat het opnemen van key issues de

4

http://www2.deloitte.com/content/dam/Deloitte/za/Documents/governance-risk-compliance/ZA_ClearTransparentReporting_TheNewAuditorReport_072015.pdf

http://www.pwc.com/gx/en/services/audit-assurance/publications/new-auditor-reporting-standard-iaasb-2015.html

(8)

informatieasymmetrie verkleint en de verwachting is dan ook dat de Big 4 meer issues zullen opnemen.

Een onderdeel van de key issues zijn dus fraude issues. In de ISA 240 spreekt men van fraude wanneer men opzettelijk handelingen uitvoert die resulteren in onjuistheden in de

jaarrekening. De standaard fraude issues waar een onderneming mee te maken heeft zijn ingrepen door het management in de interne controle en omzet verantwoording. Dit zijn standaardrisico’s omdat elke onderneming omzet genereert en een management heeft. Het onderkennen van deze risico’s bij ondernemingen wil nog niet betekenen dat er sprake is van fraude. Echter is uit het verleden gebleken dat er vaak fraude geconstateerd is van materieel belang op deze twee punten, vandaar dat dit standaardrisico’s zijn. De twee standaardrisico’s worden hieronder kort beschreven.

Beïnvloeding van het management

Beïnvloeding van het management houdt in dat het management voorgeschreven procedures en/of beleidsmaatregelen doorbreken. Het doel hierbij is om de prestaties of winstgevendheid van de onderneming te manipuleren. Het management manipuleert de cijfers in de rapportages bijvoorbeeld d.m.v. het opnemen van ongepaste of niet geautoriseerde journaalposten of door bijvoorbeeld geconsolideerde aanpassingen. Met als gevolg dat materiële onjuistheden in de financiële rapportages terecht kan komen. Omdat het management bekend is met de

dagelijkse gang van zaken binnen de onderneming en eventuele kennis heeft van het interne beheersingssysteem, is dit type fraude moeilijker te ontdekken. Omdat de invloed van het management groot is en de fraude moeilijk te ontdekken is, is het een standaardrisico.

Omzet verantwoording

Elke onderneming heeft te maken met omzet, hetzij door het verkopen van goederen, leveren van diensten of uit rente opbrengsten, dividend en royalties. Omzet wordt in de International Accounting Standard (IAS 18) gedefinieerd als de bruto inkomende kasstroom van

economische voordeel door normale activiteiten van de onderneming in een bepaalde periode waarbij het eigen vermogen toeneemt. De voornaamste kwestie bij omzet verantwoording is dan ook het bepalen wanneer de omzet verantwoord moet worden. In IAS 18 staat

aangegeven dat opbrengsten opgenomen mogen worden wanneer het waarschijnlijk is dat het economische voordeel zich zal voordoen en dat het voordeel betrouwbaar gemeten is. Ondanks de standaard die gesteld is, komt het voor dat men de omzet in een andere periode verantwoord. Dit kan onbewust gebeuren, bijvoorbeeld door het verkeerd beoordelen van de meting. Indien het bewust gebeurt, gaat het om omzet- en/of winststuring.

Binnen veel ondernemingen krijgt het management namelijk een bonus als ze bepaalde doelstellingen behalen. Een voorbeeld van een doelstelling is het verbeteren van de omzet t.o.v. het voorgaande boekjaar. Het risico is dan dat het management de omzet verschuift naar een latere periode, voortijdig of fictief verantwoord. Indien het bedrag van materieel belang is, geeft het een verkeerde weergave weer van de financiële rapportages en spreekt men van fraude.

(9)

De controleverklaring is voor de onderneming een communicatiemiddel om relevante informatie over te brengen aan de gebruikers. Over het onderwerp controleverklaring zijn talloze discussies, artikelen en onderzoeken geschreven (Carson et al.2013; Mock et al. 2013). Dit zal in de toekomst niet anders zijn aangezien de behoefte aan informatie en welke

informatie er verstrekt wordt mede afhankelijk is van de economische omstandigheden waarin we leven.5 Een van de punten waar de controleverklaring op bekritiseerd werd, was dat het een pass/fail verklaring was. De voornaamste bezorgdheid hierbij was dat de communicatieve en informatieve waarde van de verklaring laag was en dat de verklaring meer een symbolische waarde had. Daarnaast geef Mock et al (2013) aan dat de inhoud en de betekenis van de controleverklaring voor de gebruikers niet geheel duidelijk is. In het artikel wordt dan ook voorgesteld om de controleverklaring aan te passen met extra informatie, zoals het opnemen van risico’s en de uitgevoerde werkzaamheden van de accountant. Door de aanpassingen wordt geprobeerd om de communicatieve en informatieve waarde van de verklaring te verhogen.

5 https://www.ifac.org/news-events/2013-12/changing-audit-environment

(10)

3. Literatuur

3.1 Theorieën

Voordat een gedegen onderzoek gedaan kan worden, wordt eerst een theoretische basis vastgesteld voor het onderzoek. Binnen de accountancy zijn tal van theorieën bekend. Voor dit onderzoek zullen de volgende theorieën als basis worden gebruikt:

• Agency theorie • Theorie van Limperg • Communicatie theorie

3.1.1 Agency theorie

De agency theorie wordt veelvuldig gebruikt in diverse vakgebieden zoals sociologie, marketing, economie en natuurlijk in accounting (Eisenhardt 1989). De theorie gaat uit van twee partijen die verschillende belangen hebben. De partijen worden in de literatuur benoemd als principaal en de agent. De principaal is de opdrachtgever en de agent de opdrachtnemer. Eisenhardt (1989) definieert de agency theorie als volgt:

The domain of agency theory is relationships that mirror the basic agency structure of a principal and an agent who are engaged in cooperative behavior, but have differing goals

and differing attitudes toward risk.

Volgens de definitie van Eisenhardt (1989) kunnen we twee problemen onderkennen in de agency theorie. Een is het agency probleem, de wensen en of doelstellingen van de principaal en de agent zijn niet in lijn met elkaar. Het tweede punt gaat over de houding van beide partijen ten op zichtte van risico. Het probleem wat hier bij komt kijken, is dat de principaal en agent verschillend kunnen denken over de mate van risico (Eisenhardt 1989).

De agency theorie gaat er dus van uit dat de principaal de agent niet vertrouwt in zijn handelingen, omdat tussen beide partijen informatieasymmetrie bestaat en ze beide

verschillende belangen hebben. Een van de methodes om dit te ondervangen, is het voeren van een audit op de werkzaamheden van de agent. De audit zal dan uitgevoerd worden door een onafhankelijke partij, namelijk de accountant (Audit Quality 2005).

Ondanks dat de accountant aangesteld is door de onderneming, kan hij net als de agent die de onderneming leidt, een ander belang hebben dan de principaal. De accountant wil een

verklaring afgeven die voldoet aan accounting standaarden en wet- en regelgeving. De onderneming wil graag een verklaring die zo positief mogelijk is om bijvoorbeeld banken, crediteuren en vermogensverschaffers te beïnvloeden (Emanuels 1995). We kunnen dus stellen dat de accountant ook als agent fungeert ten op zichtte van de onderneming. Omdat de accountant net als aandeelhouders een verbintenis aangaan met de onderneming, ontstaat er een vergelijkbare vertrouwenskwestie tussen de accountant en de onderneming, als tussen onderneming en aandeelhouders (Audit Quality 2005). Om de informatiekloof tussen de principaal en de agent te verkleinen zal de accountant dus een controle uitvoeren aan de hand van de elementen uit het kwaliteitssysteem wat uitmondt in een controleverklaring. Tijdens de uitvoering van de controle zal de accountant onder andere het aantal risico’s die hij heeft

(11)

onderkend opnemen en beschrijven waarom het een risico is, om zo de informatiekloof te verkleinen.

3.1.2 Theorie van Limperg

Naar aanleiding van de vele schandalen en de financiële crisis in 2008 is de bezorgdheid van aandeelhouders en andere gebruikers van financiële rapportages meer onder de aandacht gekomen. Hun bezorgdheid gaat voornamelijk om de effectiviteit van de controle. De vraag van de FRC was dan ook of de controleverklaring nog voldeed aan de verwachtingen die de gebruikers hadden. Uit een eigen onderzoek naar de kwaliteit van controle, is de FRC tot de conclusie gekomen dat deze niet voldeed. Als antwoord daarop heeft de FRC na vele onderzoeken en dialogen met onder andere toezichthouders en accountantsorganisaties, besloten om nieuwe standaarden op te stellen voor de nieuwe controleverklaring zodat ze weer voldoen aan hun missie:

‘’ To bring corporate confidence in auditing, financial and non-financial reporting among users of financial statements ’’.

Om het vertrouwen van het maatschappelijk verkeer terug te winnen, haalt Carmichael in het artikel ‘’The PCAOB and the Social Responsibility of the Independent Auditor’’ (2004) het werk van Limperg aan. En hoe de visie van Limperg nog steeds van toepassing is.

Limperg (1932) geeft in zijn artikel Leer van het Gewekte Vertrouwen aan dat de accountant de vertrouwenspersoon is van het maatschappelijk verkeer. En dat de bestaansrecht van de accountant ontstaan is uit de behoefte van het maatschappelijk verkeer. Hij geeft hierbij aan dat de accountant de controle integer, deskundig en onafhankelijk moet uitvoeren. Daarnaast geeft hij aan dat de accountant geen hogere verwachtingen moet creëren dan hij kan realiseren door de werkzaamheden die hij heeft uitgevoerd. Verder stelt Limperg dat wanneer de

accountant het vertrouwen van het maatschappelijk verkeer schaadt, zijn functie nutteloos wordt (Eimers 2008).

Volgens Carmichael zijn de principes die Limperg stelt nog steeds van toepassing in de ontwikkeling van de hedendaagse controle functie. Daarnaast geeft hij aan dat we moeten begrijpen en waarderen wat de maatschappelijke betekenis is van een controle en de manier waarop deze wordt uitgevoerd (Carmichael 2004).

Een van de belangrijkste principes van Limperg is dat het belang van het maatschappelijk verkeer centraal staat. In de huidige tijd heeft het maatschappelijke verkeer een oproep gedaan om een uitgebreidere en informatievere controleverklaring op te stellen. Bij het uitvoeren van de controle dient het Big 4 kantoor het controleteam samen te stellen op basis van het

kwaliteitssysteem. Door het team zorgvuldig samen te stellen zorgt het kantoor ervoor dat de controle integer, deskundig en onafhankelijk uitgevoerd wordt. Dit is een van de eisen die Limperg stelt in zijn artikel. Daarnaast wordt in de nieuwe controleverklaring dieper ingegaan op de werkzaamheden die de accountant heeft uitgevoerd en licht hij toe hoe zijn bevindingen tot stand zijn gekomen. Bij het omschrijven van zijn werkzaamheden en bepalen van de risico’s mag de accountant volgens Limperg geen hoge verwachtingen schapen. Als er

bijvoorbeeld in een controleverklaring relatief veel risico’s opgenomen zijn, mag de gebruiker verwachten dat de accountant meer of betere controles heeft uitgevoerd, wat geassocieerd kan worden met een hogere controlekwaliteit.

(12)

3.1.3 Communicatie theorie

Zoals eerder aangegeven is het accountantsverslag een communicatiemiddel om de resultaten van de accountantscontrole te delen met het maatschappelijk verkeer. Doormiddel van het verslag wordt geprobeerd de informatieasymmetrie te verkleinen. In het artikel van Simnett & Huggins (2014) wordt aangegeven dat de IAASB geconstateerd heeft dat er een

verwachtingskloof en een informatiekloof bestaat in relatie tot de controleverklaring. De verwachtingskloof wordt gedefinieerd als het verschil tussen wat gebruikers verwachten van de accountant en de controle op het financiële overzicht en wat een controle in werkelijkheid is ((IAASB 2011; Porter 1993)). De verwachtingskloof gaat er van uit dat het maatschappelijk verkeer verwachtingen (misschien te hoge) heeft van de capaciteiten en

verantwoordelijkheden van de accountant in relatie tot het detecteren van fraude en

bevindingen en het communiceren hiervan (IAASB 2011). Informatiekloof wordt gezien als het verschil in welke informatie nodig geacht wordt voor het maken van investeringen en belangrijke beslissingen en welke informatie beschikbaar is uit jaarverslagen en andere publieke informatie (IAASB 2011). Naast de verwachtingskloof en informatiekloof constateert Mock et al (2013) dat er ook een communicatiekloof bestaat. Deze kloof wordt door Mock et al (2013) gedefinieerd als het verschil wat gebruikers verlangen en begrijpen en wat gecommuniceerd wordt. Aan de hand van de definitie van informatiekloof, geven Simnett & Huggins (2014) aan dat er meer informatie benodigd is over de entiteit en het

controleproces. Vanuit het communicatiekloof aspect geven ze aan dat effectievere

communicatie over de controle zelf en controleproces nodig is. De communicatie theorie zou een mogelijke verklaring kunnen geven voor de samenhang van de drie genoemde kloven (Hronsky 1998; Maijoor et al 2002; Mock et al 2013). De communicatie theorie gaat onder andere uit van het overbrengen van berichten. Het overbrengen gaat om een stroom van informatie via een bron middels een medium (Shannon & Weaver 1949). We kunnen de accountant dan ook zien als de bron en de nieuwe controleverklaring als het medium.

Vanuit deze drie theorieën kunnen we concluderen dat de accountant een belangrijke functie heeft in het maatschappelijke verkeer en het vertrouwen van deze terug te winnen. Een van de manieren is het uitgeven van een uitgebreidere controleverklaring. Vanuit de agency theorie is een relatie te leggen met de informatiekloof. Immers de agency theorie gaat uit van

informatieasymmetrie tussen verschillende partijen en door het geven van meer informatie over de entiteit, zoals het opnemen van de key en fraude issues, en het controleproces wordt dit verkleint. De theorie van Limperg kan gerelateerd worden aan de communicatiekloof. Hij stelt namelijk onder andere dat de accountant geen hoge verwachtingen mag creëren die hij niet kan nakomen. Door het opnemen van de gevonden key en fraude issues gaan de

gebruikers ervan uit dat de accountant de controle effectief heeft uitgevoerd. De verwachting is dan ook dat de Big 4 meer risico’s opnemen in de verklaring om zo meer informatie te verschaffen aan de gebruikers.

(13)

3.2 Kwaliteitverschillen

Uit een eerder onderzoek van DeAngelo (1981) is gebleken dat de grotere kantoren (toen nog de Big 8) kwalitatief betere controles uitvoeren en dat in zijn algemeenheid dat ook zo gezien wordt (Francis et al 1999). DeAngelo definieert de kwaliteit van de controle als volgt:

The quality of audit services is defined to be the market-assessed joint probability that a given auditor will both (a) discover a breach in the client's accounting system, and (b) report the

breach.

De kans dat een accountant een fout ontdekt is afhankelijk van onder andere welke werkzaamheden hij heeft uitgevoerd, hoe groot de sample is en welke technologische mogelijkheden hij heeft. De waarschijnlijkheid dat de accountant een fout meldt is mede afhankelijk van de onafhankelijkheid van de accountant. Echter mag de kwaliteit van de controle niet afhangen van welk kantoor deze uitvoert aangezien de beroepsorganisatie zich aan dezelfde standaarden moet houden (DeAngelo 1981).

3.2.1 Vestigingsplaats

Francis et al (2009) gaan nog een stapje verder en hebben onderzocht dat de grotere kantoren binnen de Big 4 gemiddeld kwalitatief hogere controles leveren door grotere deskundigheid binnen het desbetreffende kantoor. Daarnaast geven ze aan dat er binnen deze kantoren meer ervaring is, kennis is en dat ze een betere lokale ondersteunde netwerk hebben. Ze zijn tot deze conclusie gekomen door te stellen dat de Big 4 een gedecentraliseerde organisatie hebben voor wat betreft de verspreiding van hun lokale kantoren. Deze lokale kantoren zijn een op zich staande entiteit die zelf besluiten nemen bijvoorbeeld t.a.v. cliënten en

controleopdrachten. Verder staat er in het onderzoek dat accountants meestal geplaatst worden in specifiek kantoren met een specifiek klantenbestand in dezelfde regio. Hieruit wordt geconcludeerd dat expertise en kennis zowel kantoor als klant specifiek is. Door de decentralisatie van kantoren en specifieke klanten van de verschillende kantoren, wordt er gesteld dat er minder informatieasymmetrie is tussen beide partijen. Dit omdat het kantoor zijn kennis van de klant en potentiële klanten in de regio verbeterd en de klant meer

vertrouwen heeft in de kennis en expertise van het lokale kantoor. Vanuit deze argumentatie wordt er dus gesuggereerd dat de Big 4 kantoren niet in staat zijn om volledige uniformiteit te creëren in de accountantscontrole omdat bepaalde kennis en expertise afhankelijk is van de vestigingsplaats. Er wordt dus gesuggereerd dat de controlekwaliteit per vestiging kan verschillen. Het onderzoek is uitgevoerd onder ruim 6000 Amerikaanse ondernemingen die gecontroleerd zijn door 285 unieke Big 4 kantoren (Francis et al.2009). In een soort gelijk onderzoek van Choi et al (2008) kwam ook naar voren dat er een positieve relatie bestond tussen de kwaliteit van de controle en de grotere lokale kantoren. Tot deze conclusie komen ze door te stellen dat de grotere lokale kantoren een grotere lokale klantenkring hebben ten op zichtte van een kleiner kantoor. Doordat de grotere lokale kantoren een grotere klantenkring hebben, is het kantoor niet afhankelijk van een of een paar klanten. Hierdoor zal het kantoor minder snel schikken in een verzoek van een te controleren onderneming. Terwijl een kleiner kantoor met een minder groot klantenbestand wellicht eerder zou schikken. Dit omdat een kleiner kantoor meer afhankelijk is van haar beperkte klantenkring. Hieruit zou je dus kunnen beredeneren dat een groter kantoor een hogere kwaliteit levert te aanzien van de

accountantscontrole. Verder geeft Francis (2004) in zijn artikel aan dat de controlekwaliteit in het algemeen op een acceptabeel niveau is. In het onderzoek wordt aangegeven dat slechts 1%

(14)

van alle uitgevoerde controles als gebrekkig beschouwd kan worden. In zijn artikel beschouwd Francis (2004) een controle als gebrekkig wanneer er een rechtszaak

aangespannen wordt, een onderneming failliet gaat, een sanctie opgelegd wordt door de toezichthouder of aanpassingen van de inkomsten zijn geweest. De controlekwaliteit van de Big 4 zou volgens het onderzoek van een hoger niveau zijn. De Big 4 wordt namelijk relatief gezien minder aangeklaagd en krijgen minder sancties opgelegd. Verdere bewijs dat de Big 4 een hogere kwaliteit levert is terug te zien in de aandeelkoers van een ondernemingen die naar de beurs gaat. De voorspellingen van de Big 4 ten aanzien van toekomstige

aandeelrendementen zijn meer accuraat en de aandeelkoers wordt beter voorspelt. In een ander onderzoek van Francis (2004) wordt aangegeven dat de lokale kantoren voornamelijk gevestigd zijn in steden waar het hoofdkantoor van de cliënt zich bevindt. Doordat het kantoor gevestigd is waar het hoofdkantoor van de cliënt zich bevindt, heeft het kantoor betere kennis en expertise van de cliënt. Naast de vestigingsplaats geeft Francis aan dat onder andere de kennis van de branche ook invloed heeft op de controlekwaliteit. Zo wordt gesuggereerd dat een kantoor met meer kennis van de branche een beter oordeel kan geven van de controle. Uit het onderzoek komt naar voren dat 50% van het branche

honorarium naar kantoren gaat die marktleider zijn in die branche. En 22% gaat naar nummer twee in de branche. Volgens Francis (2004) houdt dit in dat een kantoor met hogere branche kennis een controle uitvoert van hogere kwaliteit omdat het honorarium hoger is. Reynolds & Francis (2001) kwamen in hun onderzoek tot conclusie dat lokale kantoren met relatief grote cliënten conservatiever controleert dan kleinere cliënten. Daarnaast geven ze aan dat grotere cliënten minder abnormale accruals hebben en vaker een continuïteitsparagraaf kregen. Ze hebben hetzelfde onderzoek uitgevoerd op nationaal niveau en daaruit kwam naar voren dat er geen verschil was. Daaruit concluderen ze dat het lokale kantoor groter invloed heeft dan werd gedacht. In het onderzoek van Francis (2004) wordt verder aangegeven dat kantoren kennis kunnen overdragen middels trainingen, het opstellen van branche specifieke controle programma’s en het eventueel tijdelijk verplaatsen van accountants naar het kantoor waar de kennis nodig is. Dan zou er geen verschil mogen zijn in controlekwaliteit tussen kantoren onderling. Echter wordt er ook gesuggereerd dat kennis overdragen van een specifiek kantoor moeilijk is. De deskundigheid die een accountant heeft is uniek en individueel van aard en opgedaan door nauw contact met de cliënt. Om deze reden is het niet zo eenvoudig om zijn deskundigheid over te dragen naar andere kantoren (Francis 2004). Hieruit blijkt dus dat de controlekwaliteit per vestiging kan verschillen.

3.2.2 Honorarium

In de literatuur wordt de controlekwaliteit van een kantoor vaak gemeten aan de hand van de hoogte van het honorarium. Er wordt namelijk gesteld dat een hoger honorarium samen gaat met het inzetten van meer manuren en een hoger uurtarief (Francis 2004). Daarmee impliceert Francis (2004) dan ook dat een hogere honorarium een betere controlekwaliteit oplevert. In de onderzoeken van Francis (2006, 2007) en Reichelt (2010) komt naar voren dat de hoogte van het honorarium mede bepaalt wordt door onder andere het nationale en lokale

marktleiderschap van het kantoor. In het artikel van Francis (2007) komen ze tot de conclusie dat lokale kantoren in het V.K. een hogere honorarium ontvangen. Volgens het onderzoek is de reden hiervan dat de kennis en expertise voornamelijk lokaal georiënteerd is en deze niet nationaal gedeeld wordt met de overige kantoren. Daarnaast hebben Balsem et al (2003) uit hun onderzoek geconcludeerd dat de kwaliteit van de jaarrekening beter is als deze opgesteld is door een kantoor die marktleider is. Dit houdt in dat wanneer een kantoor qua kennis van de

(15)

industrie op nationaal als op lokaal niveau marktleider is, zij een hoger honorarium ontvangen. Reichelt (2010) concludeert dan ook dat controlekwaliteit geassocieerd kan worden met nationaal en stad specifieke industrie kennis. En dat de controlekwaliteit van de Big 4 dus afhankelijk is van of ze op nationaal en lokaal niveau marktleider zijn in hun kennis van de industrie. Indien ze marktleider zijn op beide niveaus, dan leveren ze ook een hogere controlekwaliteit af (Reichelt, 2009). Francis (2007) suggereert verder dat er in het V.K. de controlekwaliteit verschillend is tussen de Big 4 lokale marktleiders en de overige Big 4 omdat het honorarium van de lokale Big 4 marktleiders hoger ligt. Op basis hiervan suggereert hij dan ook dat er geen kennisoverdracht is van industriekennis tussen de eigen kantoren en dat de kennis dus kantoor specifiek is.

3.2.3 Interpretatie

Gray (2010) heeft onderzocht wat de percepties zijn van onder andere accountants, bankiers, investeerders en financiële analisten ten aanzien van jaarrekeningen die gecontroleerd zijn door de Big 4 kantoren. In zijn onderzoek komt naar voren dat accountants geloven dat er weinig verschil is in interpretatie van de Generally Accepted Accounting Principles (GAAP) en The Generally Accepted Auditing Standards (GAAS) tussen de Big 4 kantoren. Tot deze conclusie komt hij omdat de Big 4 kantoren regelmatig onderling contact hebben over hoe ze deze standaarden en principes moeten interpreteren (Gray 2010). Echter wordt in hetzelfde onderzoek door een andere doelgroep, namelijk de Chief Financial Officer (CFO), wel een verschil waargenomen. Het verschil in interpretatie gaat dan voornamelijk over de GAAP (Gray 2010). Verder geven DeFond et al (2005) in hun onderzoek aan dat door de brede aard van GAAS er redelijke speelruimte is in het anders interpreteren van de standaarden (Defond et al 2005). Ze geven aan dat er niet één correcte controle aanpak is ten opzichte van de planning, het verzamelen en interpreteren van de controle informatie.

3.2.4 Organisatiecultuur

In hoofdstuk 2 heeft u kunnen lezen dat de accountantskantoren zelf hun kwaliteitsbeheersing systeem inrichten op basis van ISQC (V.K. en Ierland) standaarden en richtlijnen. Daarin valt ook te lezen dat het accountantskantoor een organisatiecultuur moet creëren waarbij de kwaliteit van het uitvoeren van opdrachten essentieel is. Binnen de literatuur is

organisatiecultuur onder andere als volgt te definiërent:

‘’Het verweven van individuen in een gemeenschap met dezelfde waarden, normen, geloof en gewoontes’’.

De cultuur binnen de organisatie is volgens Wallach (1983) onder te verdelen in drie verschillende typen namelijk bureaucratisch, innovatief en ondersteunend.

Een bureaucratische cultuur wordt gekenmerkt door structuur, regulering en geordendheid. Organisaties die een bureaucratische cultuur hebben zijn voornamelijk volwassen, stabiele, hiërarchische, voorzichtige en procedurele organisaties. Innovatieve cultuur is resultaat gericht waarin uitdagingen, risico nemen en creativiteit de regel is. Kenmerken van een innovatieve cultuur zijn ondernemend, stimulerend en hoge druk. In een ondersteunende cultuur staan familie waarden voorop zoals harmonie, vriendschap, openheid en vertrouwen. De werkomgeving wordt gezien als vriendelijk en medewerkers zijn behulpzaam naar elkaar en de organisatie.

(16)

Uit een onderzoek van Cushing et al (1983) wordt er gesuggereerd dat een accountantskantoor bureaucratisch ingesteld is en hiërarchisch van structuur is. Tot deze conclusie komen ze omdat een accountantskantoor diensten levert die gebaseerd zijn op professionele standaarden en wet- en regelgeving.

Aobdia (2016) heeft onderzocht of organisatiecultuur invloed heeft op de controlekwaliteit van de grootste accountantskantoren. In zijn onderzoek haalt hij onderzoeken aan van Francis (2011) en DeFond en Zhang (2014). Uit hun onderzoek blijkt dat de relatie tussen

accountantskantoren en controlekwaliteit nog zeer beperkt is. Deze beperking wordt veroorzaakt door de beperkte beschikbaarheid van data ten aanzien van

karaktereigenschappen van accountantskantoren. Huidige onderzoeken over dit onderwerp worden voornamelijk gebaseerd op kantoor grote, industrie kennis en klantenkring. Echter concludeert Aobdia dat er een positieve relatie bestaat tussen de organisatiecultuur en prestatie. In zijn onderzoek geeft hij als voorbeeld de val van Arthur Anderson aan als

anekdotisch bewijs waarin de organisatiecultuur invloed had op de controlekwaliteit. Hij geeft aan dat door de opkomst van consulting opdrachten de organisatiecultuur binnen het kantoor veranderde. De focus binnen het kantoor verschoof naar omzet ten koste van

controlekwaliteit, wat ook door voormalige partners van Arthur Anderson geconstateerd werd. Uit het voorbeeld van Arthur Anderson kunnen we dus suggereren dat de cultuur per kantoor verschilt en dus ook de controlekwaliteit.

In het onderzoek van Jenkins et al (2008) wordt aangegeven dat de top van het kantoor een belangrijke functie heeft in het bepalen van de organisatiecultuur. Hier wordt als voorbeeld gegeven dat de top bepaalt of een kantoor kwaliteit georiënteerd is of omzet georiënteerd. Daarnaast wordt door de top bepaalt of de controleopdrachten een publiek goed zijn of slechts handelswaar. Verder geven ze aan dat de Public Oversight Board geconstateerd heeft dat senior auditors en managers regelmatig aangaven dat de top de controleopdrachten als iets negatief zagen.

Naast de organisatiecultuur van een kantoor als geheel, wordt in de literatuur gesuggereerd dat er ook subculturen bestaan binnen een kantoor. In het onderzoek van Hood en Koberg (1991) komen ze tot de conclusie dat de partners over het algemeen hun kantoren meer zien als innovatief en ondersteunend in vergelijking met de managers, senior accountants en staff accountants. Omdat de partners een andere perceptie hebben van het type organisatiecultuur wat het kantoor uitstraalt dan de medewerkers op een lager hiërarchisch niveau, kunnen we concluderen dat er mogelijk subculturen bestaan binnen een kantoor.

Omdat er mogelijk subculturen bestaan binnen een kantoor is het mogelijk dat de organisatiecultuur minder invloed heeft op de controlekwaliteit en dat de kwaliteit

voornamelijk bepaalt wordt door de subcultuur binnen een kantoor. Binnen het onderzoek dat ik ga uitvoeren neem ik de organisatiecultuur niet mee als variabele omdat hier weinig van bekend is van de kantoren. Echter komt uit de onderzoeken naar voren dat de culturen binnen de kantoren en eigen vestigingen kunnen verschillen. Doordat de culturen kunnen verschillen, kan dat betekenen dat er verschil is in controlekwaliteit per vestiging. Dat betekend voor het onderzoek dat ik ga uitvoeren dat het mogelijk is dat de vestigingsplaats van het

accountantskantoor invloed zou kunnen hebben op het aantal key issues / fraude issues. In de literatuur is veel onderzoek gedaan naar de relatie tussen de grootte van het

(17)

niet zoveel onderzocht. Een enkeling heeft hier onderzoek naar gedaan. Hier zijn dus nog tal van onderwerpen te onderzoeken en te verkennen. Een van de punten die onderzocht kunnen worden zijn de key issues die opgenomen worden in de nieuwe verklaring. Dit onderzoek zal dan ook gaan over key issues. Om specifieker te zijn zal het onderzoek gaan over de vraag of er een verband is tussen het aantal key issues / fraude issues, het accountantskantoor dat de controle uitvoert en waar deze gevestigd is. Op basis van de beschreven onderzoeken en dat de organisatiecultuur per vestiging anders kan zijn, kunnen we verder suggereren dat de controlekwaliteit van de Big 4 afhankelijk is van in welke plaats deze gevestigd is. Omdat er nog weinig onderzoek verricht is over dit onderwerp, zal het een vernieuwend onderzoek zijn en een bijdrage leveren aan de bestaande literatuur.

Nu bepaalt is wat de rol, het belang van de accountant is en wat de wensen zijn van de gebruikers, is er een basis om te onderzoeken of er een relatie bestaat tussen het aantal key/fraude issues, het accountantskantoor en waar deze gevestigd is.

(18)

4. Hypothesen

Samenvattend uit de voorgaande hoofdstukken, kunnen de volgende punten gesteld worden: • Dat er subculturen zijn binnen de kantoren en dat deze verschillend kunnen zijn per

vestiging wat invloed kan hebben op de controlekwaliteit. Dus ook op het aantal opgenomen key en fraude issues.

• Dat expertise en kennis kantoorspecifiek (vestiging) is en moeilijk over te dragen is omdat deskundigheid van een accountant individueel van aard is.

• Door het opnemen van (meer) key/fraude issues wordt de informatiekloof verkleint. Gebruikers hebben dan ook hogere verwachtingen, omdat het meer vrijgeven van belangrijke informatie gerelateerd wordt aan hogere controlekwaliteit.

Om het vertrouwen van het maatschappelijk verkeer terug te winnen, heeft de FRC besloten dat de accountantskantoren een uitgebreidere controleverklaring moeten afgeven. In deze nieuwe verklaring gaat de accountant meer in op zijn werkzaamheden en geeft hij aan wat naar zijn professionele mening de belangrijkste risico’s waren. Bij het uitvoeren van de controle, houdt de accountant zich aan de regels en standaarden die het kantoor heeft beschreven in haar kwaliteitsbeheersing systeem. Omdat de kantoren het stelsel van

kwaliteitsbeheersing zelf ingericht hebben en de kennis en expertise van de accountant ook afhangt van zijn vestigingsplaats, kunnen we de volgende hypothese stellen.

Er is wel relatie tussen het aantal key issues / fraude issues en het accountantskantoor waar deze gevestigd is dat de controle uitvoert.

Echter moet elk kantoor zich aan dezelfde regels en standaarden houden bij het uitvoeren van een controle. En zou de organisatie/sub cultuur binnen elke vestiging hetzelfde moeten zijn. Daarom kan ook de volgende hypothese gesteld worden:

Er is geen relatie tussen het aantal key issues / fraude issues en het accountantskantoor waar deze gevestigd is dat de controle uitvoert.

(19)

5. Methodologie

5.1 Onderzoeksopzet

Omdat de accountantskantoren in het Verenigd Koningrijk in 2013 al begonnen zijn met het uitgeven van de nieuwe controleverklaring, zal dit onderzoek zich dan ook richten op de ondernemingen die opgenomen zijn in de Financial Times Stock Exchange Index (FTSE) op de effectenbeurs van Londen (LSE). Van de ondernemingen die gevestigd zijn aan de

FTSE100 wordt 100% gecontroleerd door een van de Big 4 kantoren. Voor de FTSE350 geldt dat 96% gecontroleerd wordt door een van de Big 4 kantoren6. De data die ik nodig zal

hebben voor dit onderzoek haal ik uit de jaarverslagen van de FTSE100 (FTSE350). Specifiek zal het gaan om het aantal key en fraude issues die opgenomen zijn in de controleverklaring. Om te onderzoeken of er een relatie is tussen het aantal key issues / fraude issues, het Big 4 kantoor en de vestigingsplaats, zal het onderzoek zich richten op de jaren 2013, 2014 en 2015. Het jaar 2016 wordt niet in het onderzoek meegenomen omdat niet alle ondernemingen in de FTSE100 (FTSE350) een gebroken boekjaar hebben, maar van end to end year lopen.

5.2 Onderzoeksmethode

Om de hypothesen te testen maak ik gebruik van het meervoudige lineaire regressie model. In de hypothese die ik gesteld heb, komen meerdere variabelen voor. Omdat het meervoudige lineaire regressie model toestaat om meerdere variabelen te gebruiken, heb ik hiervoor gekozen.

De algemene vergelijking die hierbij gebruikt wordt is als volgt: γ = β0 + β1X1+ β2X2 + β3X3 + … + βkXk + ε

γ = de afhankelijke variabele X = de onafhankelijke variabelen

Alvorens we het model kunnen gebruiken stellen we eerst vast welke onafhankelijke variabelen we gaan gebruiken en welke variabele afhankelijk is. In dit onderzoek zijn het aantal key issues en fraude issues de afhankelijke variabele. Dit zal respectievelijk aangegeven worden als A_KeyIss en A_FrauIss. De eerste onafhankelijke variabele in dit onderzoek zal het Big 4 kantoor zijn die de controle heeft uitgevoerd. Dit zal aangeduid worden als Big4. Als laatste zal de vestigingsplaats van het desbetreffende kantoor die de controle heeft uitgevoerd meegenomen worden als onafhankelijke variabele en zal aangeduid worden als VestPl.

Nu we de variabelen hebben vastgesteld kunnen we het model toetsen middels de volgende vergelijking:

A_KeyIss = β0 + β1 Big4+ β2 VestPl + ε A_FrauIss = β0 + β1 Big4+ β2 VestPl + ε

6 http://www.economist.com/blogs/schumpeter/2011/05/britains_auditing_oligopoly

(20)

6. Resultaten en conclusie

In dit hoofdstuk worden de resultaten van het onderzoek besproken. Het hoofdstuk is verdeeld in 5 paragrafen. In paragraaf 6.1 worden de uitkomsten van het jaar 2013 besproken. In de tweede paragraaf het jaar 2014 en het jaar 2015 wordt besproken in de derde paragraaf. De tabellen die bij de paragrafen horen zijn terug te vinden in de bijlage. Echter de relevante tabellen worden opgenomen in het hoofdstuk zelf. In paragraaf 6.4 staan de conclusies van het onderzoek en in de laatste paragraaf de beperkingen en suggesties voor een vervolgonderzoek.

6.1 Uitkomsten jaar 2013

In 2013 waren er 152 ondernemingen in de FTSE 350 met een nieuwe controleverklaring die afgegeven zijn door een van de Big 4 kantoren. In tabel 1 en 2 in de bijlagen ziet u de

variabelen staan die gebruikt zijn binnen dit onderzoek. De eerste variabele is Big4. Onder de Big4 wordt verstaan de vier grootste kantoren. In de tabel ziet u bij Big4 staan één als

minimum en vier als maximum. In dit onderzoek is Ernst & Young als één aangeduid, KPMG als twee, PWC als drie en Deloitte als 4. Hetzelfde is gedaan voor de vestigingsplaatsen. In tabel 4 ziet u de plaatsen staan die meegenomen zijn in het onderzoek. Verder is in tabel 1 te zien dat het opnemen van vier key issue het vaakst voorkomt in de controleverklaring en dat het minimum aantal nul is en het maximum 10.In tabel twee zijn de key issues vervangen door de fraude issues. Uit deze tabel is af te leiden dat het vaakst één fraude issue opgenomen is. In de volgende tabel, tabel 3 in de bijlage, is te zien hoe vaak een kantoor voorkomt in de sample. Zo is uit de tabel af te lezen dat bijna één op de drie ondernemingen gecontroleerd wordt door PWC (32,2%). Tabel vier staan de plaatsen die het meest voorkwamen in de sample. London komt veruit het vaakst voor in het onderzoek met bijna 92%. Dit geeft aan dat de controles bijna allemaal uitgevoerd worden door kantoren die gevestigd zijn in London. In tabel één en twee was al te zien welk aantal key issues en fraude issues het meest

voorkwamen in de controleverklaringen. De tabellen 5 en 6 uit de bijlagen, geven aan hoe vaak de issues voorkwamen. Zo is in tabel 5 te lezen dat drie en vier key issues het vaakst voorkwamen in de controleverklaring namelijk 38 maal (25%) en in tabel 5 het niet opnemen van een fraude issue bijna 42% in de gevallen voorkwam.

(21)

Onderstaande tabellen geven de correlatie aan tussen de variabelen die gebruikt zijn. In beide tabellen kunnen we concluderen dat er geen correlatie is tussen het kantoor (Big4) en de issues. In de correlatie key issue tabel is te lezen dat er geen correlatie bestaat tussen het kantoor en het aantal key issues (r = 0,06, p = 0,940). Verder is er geen correlatie tussen het kantoor en het aantal fraude issues (r = 0,143, p =0,078). Echter is de correlatie tussen het aantal fraude risico’s en het Big 4 kantoor groter in vergelijking met het aantal key issues en het Big 4 kantoor.

Correlations Key Issues

Big4 A_KeyIss

Big4 Pearson Correlation 1 ,006

Sig. (2-tailed) ,940

N 152 152

A_KeyIss Pearson Correlation ,006 1 Sig. (2-tailed) ,940

N 152 152

Tabel 1.1

Correlations Fraude Issues

Big4 A_FrauIss

Big4 Pearson Correlation 1 ,143

Sig. (2-tailed) ,078

N 152 152

A_FrauIss Pearson Correlation ,143 1 Sig. (2-tailed) ,078

N 152 152

(22)

In onderstaande tabellen staan de resultaten van de analyse of er een relatie is tussen het aantal key issues en het kantoor en plaats waar de controle is uitgevoerd. Om antwoord te geven op deze vraag is gebruik van gemaakt van een meervoudige lineaire regressie. Uit de analyse ((R2=0,022, B= -0,051, t(151) = - 1,82, p=0,070)( R2=0,022, B= 0,022, t(151) = -0,175, p=0,862)) blijkt dat er een negatieve relatie is tussen het aantal key issues, het kantoor en waar het kantoor gevestigd is.

Model Summary Key Issues

Model R R Square Adjusted R Square Std. Error of the Estimate 1 ,148a ,022 ,009 1,52164

a. Predictors: (Constant), Big4, VestPl

Tabel 1.3 ANOVAa

Model

Sum of

Squares df Mean Square F Sig.

1 Regression 7,719 2 3,859 1,667 ,192b

Residual 344,992 149 2,315

Total 352,711 151

a. Dependent Variable: A_KeyIss b. Predictors: (Constant), Big4, VestPl

Tabel 1.4 Coefficientsa Model Unstandardized Coefficients Standardized Coefficients t Sig. B Std. Error Beta 1 (Constant) 4,326 ,382 11,320 ,000 VestPl -,051 ,028 -,149 -1,824 ,070 Big4 -,022 ,125 -,014 -,175 ,862

a. Dependent Variable: A_KeyIss

(23)

Voor de analyse met betrekking tot de fraude issue, het kantoor en de vestigingplaats is ook gebruik gemaakt van meervoudige lineaire regressie. Uit de analyse ((R2=0,021, B=0,003, t(151) = 0,192, p=0,848)( R2=0,021, B= 0,119, t(151) = 1,778, p=0,077)) blijkt dat er een negatieve relatie is tussen het aantal fraude issues, het kantoor en waar het kantoor gevestigd is.

Model Summary Fraude Issues

Model R R Square Adjusted R Square Std. Error of the Estimate 1 ,144a ,021 ,008 ,81681

a. Predictors: (Constant), Big4, VestPl

Tabel 1.6 ANOVAa

Model

Sum of

Squares df Mean Square F Sig.

1 Regression 2,110 2 1,055 1,581 ,209b

Residual 99,410 149 ,667

Total 101,520 151

a. Dependent Variable: A_FrauIss b. Predictors: (Constant), Big4, VestPl

Tabel 1.7 Coefficientsa Model Unstandardized Coefficients Standardized Coefficients t Sig. B Std. Error Beta 1 (Constant) ,518 ,205 2,527 ,013 VestPl ,003 ,015 ,016 ,192 ,848 Big4 ,119 ,067 ,145 1,778 ,077

a. Dependent Variable: A_FrauIss

(24)

6.2 Uitkomsten jaar 2014

In 2014 hadden 231 ondernemingen uit de FTSE350 een nieuwe controleverklaring in hun jaarrekening opgenomen. Ook voor het onderzoek over 2014 zijn de Big4 en de

vestigingsplaatsen hetzelfde genummerd als in 2013. In 2014 werden er gemiddeld 3 key issues per controleverklaring opgenomen en kwam in bijna 50% van de gevallen voor dat er geen fraude risico werd opgenomen. Verder controleert PWC weer veruit de meeste

ondernemingen in de FTSE350 namelijk 34%, wat uitkomt op 77 ondernemingen. En is London weer bij uitstek de plaats waar de meeste verklaringen af gegeven worden met 71%.

De volgende tabellen geven de correlatie weer tussen de Big4 kantoor en het aantal key issues en fraude issues. Hier is uit af te leiden dat er een correlatie is tussen het aantal key issues en de Big 4 kantoor die de controle uitvoert (r=0,192, p=0.003). En dat deze relatie niet bestaat bij de fraude issues (r=0,014, p=0,828).

Correlations key issues

Big4 A_KeyIss

Big4 Pearson Correlation 1 ,192**

Sig. (2-tailed) ,003

N 231 231

A_KeyIss Pearson Correlation ,192** 1 Sig. (2-tailed) ,003

N 231 231

**. Correlation is significant at the 0.01 level (2-tailed).

Tabel 1.9

Correlations fraude issues

Big4 A_FrauIss

Big4 Pearson Correlation 1 ,014

Sig. (2-tailed) ,828

N 231 231

A_FrauIss Pearson Correlation ,014 1 Sig. (2-tailed) ,828

N 231 231

(25)

Voor de analyse of er een relatie is tussen het aantal key issues en het kantoor en plaats waar de controle is uitgevoerd, is ook hier gebruik gemaakt van meervoudige lineaire regressie. Uit de analyse ((R2=0,098, B= -0,077, t(230) = - 3,943, p< 0,000)( R2=0,098, B= 0,254, t(230) = -2,546, p=0,012)) blijkt dat er een positieve relatie is tussen het aantal key issues, het kantoor en waar het kantoor gevestigd is.

Model Summary Model R R Square Adjusted R Square Std. Error of the Estimate 1 ,314a ,098 ,090 1,49314

a. Predictors: (Constant), Big4, VestPl

Tabel 1.11 ANOVAa

Model

Sum of

Squares df Mean Square F Sig.

1 Regression 55,405 2 27,703 12,426 ,000b

Residual 508,318 228 2,229

Total 563,723 230

a. Dependent Variable: A_KeyIss b. Predictors: (Constant), Big4, VestPl

Tabel 1.12 Coefficientsa Model Unstandardized Coefficients Standardized Coefficients t Sig. B Std. Error Beta 1 (Constant) 3,634 ,300 12,118 ,000 VestPl -,077 ,019 -,250 -3,943 ,000 Big4 ,254 ,100 ,161 2,546 ,012

a. Dependent Variable: A_KeyIss

(26)

Voor de analyse met betrekking tot de fraude issue, het kantoor en de vestigingplaats is ook gebruik gemaakt van meervoudige lineaire regressie. Uit de analyse ((R2=0,003, B= -0,007, t(230) = -0,750, p=0,454)( R2=0,003, B= 0,006, t(230) = 0,124, p=0,902)) blijkt dat er een negatieve relatie is tussen het aantal fraude issues, het kantoor en waar het kantoor gevestigd is.

Model Summary Fraude Issues

Model R R Square Adjusted R Square Std. Error of the Estimate 1 ,052a ,003 -,006 ,71323 Tabel 1.14 ANOVAa Model Sum of

Squares df Mean Square F Sig.

1 Regression ,310 2 ,155 ,305 ,738b

Residual 115,984 228 ,509

Total 116,294 230

a. Dependent Variable: A_FrauIss b. Predictors: (Constant), Big4, VestPl

Tabel 1.15 Coefficientsa Model Unstandardized Coefficients Standardized Coefficients t Sig. B Std. Error Beta 1 (Constant) ,663 ,143 4,629 ,000 VestPl -,007 ,009 -,050 -,750 ,454 Big4 ,006 ,048 ,008 ,124 ,902

a. Dependent Variable: A_FrauIss

(27)

6.3 Uitkomsten jaar 2015

Van de FTSE350 in 2015 zijn 228 ondernemingen gecontroleerd door de Big 4. Ook in 2015 is de nummeringen van de Big 4 en vestigingsplaatsen hetzelfde als in 2013 en 2014. Net als de vorige twee jaren voert PWC (36%) de meeste controles uit en worden deze voor 72% uitgegeven vanuit London. Daarnaast komt in 2015 het opnemen van vier key issues het meest voor.

In de tabellen 1.17 en 1.18 wordt de correlatie weergegeven tussen het Big 4 kantoor en het aantal key issues en fraude issues. Hieruit is af te leiden dat er een correlatie is tussen het aantal key issues en de Big 4 kantoor die de controle uitvoert (r=0,159, p=0.016). En dat deze relatie niet bestaat bij de fraude issues (r= -0,79, p=0,234).

Correlations key issues

Big4 A_KeyIss

Big4 Pearson Correlation 1 ,159*

Sig. (2-tailed) ,016

N 228 228

A_KeyIss Pearson Correlation ,159* 1 Sig. (2-tailed) ,016

N 228 228

*. Correlation is significant at the 0.05 level (2-tailed).

Tabel 1.17

Correlations fraude issues

Big4 A_FrauIss

Big4 Pearson Correlation 1 -,079

Sig. (2-tailed) ,234

N 228 228

A_FrauIss Pearson Correlation -,079 1 Sig. (2-tailed) ,234

N 228 228

(28)

Wederom is voor de analyse of er een relatie is tussen het aantal key issues en het kantoor en plaats waar de controle is uitgevoerd, gebruik gemaakt van meervoudige lineaire regressie. Uit de analyse ((R2=0,049, B= -0,045, t(227) = - 2,361, p= 0,019)( R2=0,049, B= 0,234, t(227) = 2,253, p=0,025)) blijkt dat er een positieve relatie is tussen het aantal key issues, het kantoor en waar het kantoor gevestigd is.

Model Summary Key Issues

Model R R Square Adjusted R Square Std. Error of the Estimate 1 ,221a ,049 ,040 1,52510

a. Predictors: (Constant), Big4, VestPl

Tabel 1.19 ANOVAa

Model

Sum of

Squares df Mean Square F Sig.

1 Regression 26,931 2 13,465 5,789 ,004b

Residual 523,332 225 2,326

Total 550,263 227

a. Dependent Variable: A_KeyIss b. Predictors: (Constant), Big4, VestPl

Tabel 1.20 Coefficientsa Model Unstandardized Coefficients Standardized Coefficients t Sig. B Std. Error Beta 1 (Constant) 3,357 ,308 10,888 ,000 VestPl -,045 ,019 -,154 -2,361 ,019 Big4 ,234 ,104 ,147 2,253 ,025

a. Dependent Variable: A_KeyIss

Tabel 1.21

De meervoudige lineaire regressie is ook gebruikt voor de analyse met betrekking tot de fraude issue, het kantoor en de vestigingplaats. Uit de analyse ((R2=0,010, B= 0,006, t(227) = 0,918, p=0,360)( R2=0,010, B= - 0,042, t(227) = -1,115, p=0,266)) blijkt dat er een negatieve relatie is tussen het aantal fraude issues, het kantoor en waar het kantoor gevestigd is.

Model Summary Fraude Issues

Model R R Square Adjusted R Square Std. Error of the Estimate 1 ,100a ,010 ,001 ,55094

a. Predictors: (Constant), Big4, VestPl

(29)

ANOVAa

Model

Sum of

Squares df Mean Square F Sig.

1 Regression ,687 2 ,343 1,131 ,324b

Residual 68,296 225 ,304

Total 68,982 227

a. Dependent Variable: A_FrauIss b. Predictors: (Constant), Big4, VestPl

Tabel 1.23 Coefficientsa Model Unstandardized Coefficients Standardized Coefficients t Sig. B Std. Error Beta 1 (Constant) ,580 ,111 5,204 ,000 VestPl ,006 ,007 ,061 ,918 ,360 Big4 -,042 ,038 -,074 -1,115 ,266

a. Dependent Variable: A_FrauIss

Tabel 1.24

2013 2014 2015

#Vest #KeyIss #FrauIss #Vest #KeyIss #FrauIss #Vest #KeyIss #FrauIss EY 21 93 15 33 135 28 32 123 31 KPMG 44 158 13 66 207 21 63 190 17 PWC 49 222 81 77 355 73 82 356 32 Deloitte 38 149 20 55 235 29 51 201 32 Totaal 152 622 129 231 932 151 228 870 112 Tabel 1.25

In tabel 1.25 staan de absolute aantallen key issues, fraude issues en het aantal vestigingen van de Big 4 die in het onderzoek zijn meegenomen. De verzamelde gegevens uit deze tabel zijn opgenomen uit de tabellen die opgenomen zijn in de bijlage. Uit de tabel is af te leiden dat het aantal opgenomen key issues sterk is toegenomen in vergelijking met het start jaar 2013. Echter zien we deze sterke trend niet terug bij de fraude issues. Verder zien we dat PWC elke jaar veruit de meeste key issues opnemen in hun verklaring. Voor de fraude issues is deze trend alleen te zien in 2013 en 2014. In 2015 zien we dat het aantal opgenomen fraude issues in vergelijking met de voorgaande jaren een stuk lager is, en meer in lijn is met de overige kantoren.

(30)

6.4 Conclusie

In hoofdstuk zes zijn de volgende hypothesen geformuleerd:

H1: Er is wel relatie tussen het aantal key issues / fraude issues en het accountantskantoor waar deze gevestigd is dat de controle uitvoert.

H2: Er is geen relatie tussen het aantal key issues / fraude issues en het accountantskantoor waar de gevestigd is dat de controle uitvoert.

Uit de analyse van 2013 komt naar voren dat er geen correlatie bestaat tussen het aantal key issue / fraude issues en de Big 4. Daarnaast laten de resultaten uit de meervoudige lineaire regressie zien dat er geen verband bestaat tussen het aantal key issues / fraude issues en het accountantskantoor en waar deze gevestigd is. Voor 2013 kunnen we dan ook stellen dat H1 verworpen is en dat H2 geaccepteerd is.

Voor 2014 zien we een ander beeld, de resultaten laten zien dat er een significante correlatie bestaat tussen het aantal key issues en de Big4. Maar dat er geen correlatie is tussen het aantal fraude issues en de Big4.Verder blijkt uit de regressie analyse dat er een significante verband bestaat tussen het aantal key issues, Big 4 en de vestigingsplaats. Maar dat dit niet geldt voor de fraude issues. Hypothese 1 kunnen we dan ook accepteren voor het aantal key issues en hypothese 2 voor het aantal fraude issues.

Het laatste jaar wat meegenomen is in het onderzoek laat net als in 2014 zien dat er een significante correlatie bestaan tussen het aantal key issues en de Big 4. En dat deze correlatie niet bestaat tussen het aantal fraude issues. Ook in 2015 blijkt uit de regressie analyse dat er een significante verband bestaat tussen het aantal key issues, Big 4 en de vestigingsplaats. Maar dat dit niet geldt voor de fraude issues. Ook hier geldt net als in 2014 dat H1

geaccepteerd kan worden voor het aantal key issues en H2 voor het aantal fraude issues. We kunnen dan ook het volgende concluderen: in het eerste jaar van het uitgeven van de nieuwe controleverklaring waren er nog geen verbanden te leggen tussen de risico’s, Big 4 en vestigingsplaatsen. In het daarop volgende jaar is er wel een sterke relatie tussen het aantal key issues, Big 4 en vestigingsplaats. Deze relatie is sterk te zien bij PWC. Deze sterke relatie zien we ook terug in 2015. Voor wat betreft de relatie met het aantal fraude issues is er geen significante relatie te zien. Echter laten de resultaten zien dat de relatie sterker wordt. Waren de p-waarden in 2014 nog 0,454 en 0,902, zijn de waarden in 2015 gezakt naar 0,266 en 0,360. Wat dus inhoudt dat het verband sterker is geworden in 2015 voor wat betreft het aantal fraude issues, maar nog niet significant is. Dus we kunnen stellen dat de Big 4 allemaal meer key issues zijn gaan opnemen na het eerste jaar en dat er een relatie bestaat tussen het opnemen van het aantal key issues, Big4 en de vestigingsplaats. En dat PWC het grootst aantal key issues opneemt in vergelijking met de overige kantoren. Als we dit gaan relateren aan de voorgaande hoofdstukken, kunnen we concluderen dat PWC een hogere

controlekwaliteit aflevert dan de overige drie kantoren. Omdat ze het meest aantal key issues opnemen, zou dit impliceren dat PWC meer manuren inzet om de controle uit te voeren en dat ze meer kennis in huis hebben.

(31)

6.5 Beperkingen en vervolgonderzoek

In het onderzoek zijn een aantal beperkingen te benoemen. Ten eerste de gehanteerde variabelen. In de theorie wordt er gesuggereerd dat de organisatie- of wel de subcultuur van een kantoor invloed heeft op de kwaliteit van de uitgevoerde controle. Echter is er in de literatuur hier weinig tot geen onderzoek naar gedaan omdat er weinig data over te vinden is. Maar uit de onderzoeken blijkt dat de vestigingsplaats een mogelijke invloed kan hebben. In dit onderzoek is de vestigingsplaats dan ook meegenomen als variabele. Echter kwam uit de analyse van de data naar voren dat rond de 70% van de kantoren gevestigd waren in London. Dat betekend dus dat London als vestigingsplaats mogelijk een sterke invloed gehad heeft op de uitkomsten. Voor een vervolgonderzoek kan men i.p.v. de vestigingsplaats, de kantoor grootte op basis van het aantal cliënten of totaal ontvangen honorarium meenemen als variabele of misschien alle drie. Een andere mogelijke variabele zou het opnemen van een continuïteitsparagraaf zijn, dit wordt in de literatuur ook gezien als variabele voor

controlekwaliteit. Daarnaast wordt de nieuwe controleverklaring pas sinds enkele jaren afgegeven en is er over dit onderwerp in zijn geheel nog weinig onderzoek naar gedaan waardoor er minimaal data te verkrijgen is. In het V.K. is het vanaf 2016 verplicht voor alle beursgenoteerde ondernemingen een nieuwe controleverklaring op te nemen. Wellicht zien we dan in de komende jaren een geheel andere trend en door de beschikbaarheid van meer data over een langere periode kan de analyse scherper worden. Al met al zijn er over dit onderwerp nog tal van onderzoeken mogelijk.

(32)

Literatuurlijst:

Aobdia, D. (2016). Does the Organization and Culture of the Largest Audit Firms Influence their Audit Quality and Efficiency?. Working paper geraadpleegd van

https://pcaobus.org/EconomicAndRiskAnalysis/CEA/Documents/Organization-and-Culture-of-Firms-Aobdia.pdf

Autoriteit Financiële Markten. (2014). Uitkomsten onderzoek kwaliteit wettelijke controles Big 4-accountantsorganisaties.

Audit Quality (2005): Agency theory and the role of audit

Balsam, S., Krishnan, J.,Yang, J.S. (2003). Auditor Industry Specialization and Earnings Quality. Auditing: A Journal of Practice and Theory (22), 71–97.

Barmaky, S., & Medora, K.J. (2015). New Revised Auditor Reporting Standards. ISCA. Carmichael, D.R., (2004). The PCAOB and the Social Responsiility of the Independent Auditor. Accounting Horizons, 18(2), 127-133.

Choi, J, Chansog, K, Kim, J, & Zang, Y. (2008). Audit Office Size, Audit Quality and Audit Pricing. A Journal of Practice and Theory.

Christensen, B.E., Glover, S.M., Wolfe, C.J. (2014). Do Critical Audit Matter Paragraphs in the Audit Report Change Nonprofessional Investor’ Decision to Invest? Auditing: A Journal of Practice & Theory, 33(4), 71-93

DeAngelo, L. E. (1981). Auditor size and audit quality. Journal of accounting and economics,

3(3), 183-199.

DeFond, M.L., & Francis, J.R. (2005). Audit Research after Sarbanes-Oxley. Auditing: A Journal of Practice and Theory, 24. 5-30.

Eisenhardt, K. M. (1989). Agency theory: An assessment and review. Academy of

management review, 14(1), 57-74.

Eimers,P.W.A., (2008). De Betekenis van de Accountant in een Dynamische Wereld Wat hetzelfde blijft en wat verandert.

Emanuels, J. A. (1995), Overwegingen van accountants bij beslissingen in conflictsituaties: economische en ethische aspecten.

Francis, J.R. (2004), What Do We Know About Audit Quality. The British Accounting Review, 36, 345-368

Francis, J.R., & Yu, M.D. (2009). Big 4 Office Size and Audit Quality. The accounting review, 84(5), 1521-1552.

(33)

Francis, J.R., Maydew, E.L., & Sparks, H.C., (1999). The Role of Big 6 Auditors in the Credible Reporting of Accruals. Auditing: A Journal of Practice and Theory, (18)2.

Francis, J.R., & Basioudis, I.G., (2007). Big 4 Audit Fee Premiums for National and office-Level Industry Leadership in the United Kingdom. Auditing: a Journal of Practice & Theory, (26) 2, 143-166

Francis, J.R.,Reichelt, K., &Wang, D. (2006). National versus office-specific measures of auditor industry expertise and effects on client earnings quality. Workingpaper. Available at http: / /papers.ssrn.com/ sol3 /papers.cfm?abstract id_898081.

Financial Reporting Council (FRC). (2015). Extended auditor’s reports - A review of experience in the first year.

Financial Reporting Council (FRC). Who we are What we do

Financial Reporting Council (FRC). (2015). Audit Quality Inspections: Annual Report 2014/15

Financial Reporting Council (FRC). (2016). Audt Quality Thematic Review Firms’ Audit Quality Monitoring.

Financial Reporting Council (FRC). (2013). The IAASB’s proposals to make auditor’s reports more informative.

Gray, G.L., (2010). Perceptions of preparers, users and auditors regarding financial statement audits conducted by Big 4 accounting firms. International Journal of Disclosure and

Governance 7, 344 – 363.

Hood, J.N., & Koberg, C.S. (1991). Accounting Firm Cultures and Creativity Among Accountants. Accounting Horizons

Hronsky, J. J. F. 1998. Signs, Codes and Communication: The Semiotics of Audit Reports. Paper presented at the Asian-Pacific Interdisciplinary Research in Accounting Conference. International Auditing and Assurance Standards Board (IAASB). (2015) The New Auditor’s Report: Greater Transparency into the Financial Statement Audit.

International Auditing and Assurance Standards Board (IAASB). 2011. Enhancing the Value of Auditor Reporting: Exploring Options for Change. Consultation paper, IAASB. Available at:

http://www.ifac.org/sites/default/files/publications/exposure-drafts/CP_Auditor_Reporting-Final.pdf

International Accounting Standard 18 (IAS 18).Geraadpleegd op 24 juni 2016. International Standard On Auditing (ISA) 320. Geraadpleegd op 9 mei 2016. International Standard On Auditing (ISA) 240. Geraadpleegd op 9 mei 2016.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Zij laten zien dat in 90% van de nieuwestijlcontroleverklaringen accountants ob- servaties en conclusies per kernpunt geven en uitleggen waarom kernpunten van vorig boekjaar niet

Daar- naast heeft de selectie van kernpunten van de contro- le vanuit alle punten die met bestuur en auditcommis- sie zijn besproken, een risico in zich dat de accountant zich

Bij deze 27 gevallen heeft de accountant zijn maatschappelijk rol naar behoren vervult, maar waren er ook 38 (58,5%) ondernemingen zonder een toelichtende paragraaf. Bij deze

In deze scriptie zal daarom ook niet worden gekeken naar de hoeveelheid risicoverslaggeving, maar naar de inhoud van de risicoparagraaf, door de leesbaarheid van de risicoparagraaf

 Zijn de in deze jaarrekening verantwoorde baten en lasten alsmede de balansmutaties over 2020 in alle van materieel belang zijnde aspecten rechtmatig tot stand gekomen

Het dagelijks bestuur van de gemeenschappelijke regeling Samenwerkingsverband Vastgoedinformatie Heffingen en Waardebepaling (SVHW) is verantwoordelijk voor het opmaken van

Naar ons oordeel geeft de jaarrekening een getrouw beeld van de grootte en de samenstelling van het vermogen van Vereniging van Samenwerkende Nederlandse

Het bestuur van de Staatkundig Gereformeerde Partij is verantwoordelijk voor het opmaken van het financieel verslag en de overzichten in overeenstemming met de Wet