BESLUIT
Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de Mededingingswet.
Nummer 7018 / 114
Betreft zaak: 7018/ Parnassia Bavo - i-psy
I. MELDING
1. Op 6 augustus 2010 heeft de Raad van Bestuur van de Nederlandse
Mededingingsautoriteit een melding ontvangen van een voorgenomen concentratie in de zin van artikel 34 van de Mededingingswet. Hierin is medegedeeld dat Parnassia Bavo Participaties B.V., een onderdeel van Stichting Parnassia Bavo Groep, voornemens is zeggenschap te verkrijgen, in de zin van artikel 27, eerste lid, onder b, van de Mededingingswet, over i-psy Holding B.V. Van de melding is mededeling gedaan in Staatscourant 12780 van 12 augustus 2010. Naar aanleiding van de mededeling in de Staatscourant zijn geen zienswijzen van derden naar voren gebracht. Conform de Beleidsregel Concentraties van Zorgaanbieders heeft de Raad de meest betrokken cliëntenraden van de instellingen van partijen uitgenodigd tot het geven van een zienswijze over de zorgconcentratie. Naar aanleiding van deze uitnodiging hebben de cliëntenraad van i-psy Holding B.V. en de concerncliëntenraad van Stichting Parnassia Bavo Groep een zienswijze afgegeven. De Nederlandse Zorgautoriteit heeft met betrekking tot de voorgenomen concentratie geen zienswijze afgegeven. Ambtshalve zijn vragen gesteld aan verschillende marktpartijen.
II. PARTIJEN
Rotterdam-Rijnmond, Kennemerland en Zaanstreek-Waterland. Tot slot is PBG actief op het gebied van verslavingszorg, forensische psychiatrie en beschermd wonen.
3. I-psy Holding B.V. (hierna: i-psy) is een besloten vennootschap naar Nederlands recht. Ockenburgh Participaties B.V. houdt 60% van de aandelen in i-psy. PBG houdt middels Parnassia Bavo Participaties B.V. 40% van de aandelen in i-psy. Vanuit vestigingen in Den Haag,
Rotterdam, Zaandam, Amsterdam, Utrecht, Almere en Tilburg is i-psy actief op het gebied van niet-klinische GGZ voor niet-westerse allochtone volwassenen en ouderen. In Den Haag is i-psy middels een joint venture met De Jutters B.V. (hierna: De Jutters) actief op het gebied van niet-klinische GGZ voor niet-westerse allochtone kinderen en jeugdigen.
III. DE GEMELDE OPERATIE
4. De gemelde operatie betreft het voornemen van PBG om middels Parnassia Bavo Participaties B.V. alle aandelen te verwerven in i-psy en zodoende uitsluitende zeggenschap te verkrijgen over i-psy. De hierover tussen partijen gemaakte afspraken zijn vastgelegd in de “ Bevestiging afspraken 2 maart 2010 tussen Ockenburgh Participaties BV en PB Participaties BV aangaande het overnemen van de aandelen in i-psy Holding BV door PB Participaties BV” d.d. 30 maart 2010.
IV. TOEPASSELIJKHEID VAN HET CONCENTRATIETOEZICHT
5. De gemelde operatie is een concentratie in de zin van artikel 27, eerste lid, onder b van de Mededingingswet. De hierboven, onder punt 4, omschreven transactie leidt ertoe dat PBG uitsluitendezeggenschap verkrijgt over i-psy.
6. Betrokken ondernemingen zijn Parnassia Bavo Participaties B.V. en i-psy.
7. Uit de bij de melding ter beschikking gestelde omzetgegevens blijkt dat de gemelde concentratie binnen de werkingssfeer van het in hoofdstuk 5 van de Mededingingswet geregelde concentratietoezicht valt.
V. BEOORDELING
8. De activiteiten van partijen overlappen op het gebied van niet-klinische GGZ voor volwassenen en ouderen en niet-klinische GGZ voor kinderen en jeugdigen.
concentratie sprake is van een toename van het gezamenlijke marktaandeel van de betrokken ondernemingen tot 35% of meer.1
10. Na onderzoek van de melding en de daarbij ingediende gegevens is vastgesteld dat er geen reden is om aan te nemen dat de concentratie de daadwerkelijke mededinging op de Nederlandse markt of een deel daarvan op significante wijze zou kunnen belemmeren op het gebied van niet-klinische GGZ voor kinderen en jeugdigen en op het gebied van niet-klinische GGZ voor volwassen en ouderen in de regio's Utrecht en Amsterdam. Conform de toelichting bij de NMa Uitvoeringsregel verkorte afdoening2 wordt in onderhavig besluit niet ingegaan op de
markt van niet-klinische GGZ voor kinderen en jeugdigen en de markt van niet-klinische GGZ voor volwassen en ouderen in de regio's Utrecht en Amsterdam maar wordt uitsluitend ingegaan op de markt voor niet-klinische GGZ voor volwassenen en ouderen in de regio’s Haaglanden, Rotterdam-Rijnmond en Zaanstreek-Waterland.
A. RELEVANTE MARKTEN
Rel evan t e pr oduct mar kt
11. Evenals in eerdere besluiten3 zal in het onderhavige besluit klinische GGZ worden
onderscheiden van niet-klinische GGZ.
12. In eerdere besluiten4 is ervan uitgegaan dat GGZ voor volwassenen en GGZ voor
ouderen onderdeel uitmaken van dezelfde markt. In navolging van deze besluiten zal ook in dit besluit worden uitgegaan van een markt voor niet-klinische GGZ voor volwassenen en ouderen.
13. In een eerder besluit5 is aangegeven dat de productmarkt voor niet-klinische GGZ een
heterogene productmarkt is. Op deze productmarkt concurreren geïntegreerde6 GGZ instellingen
onderling, met vrijgevestigden en met niet-geïntegreerde GGZ-aanbieders.
1 In de regio’s Amsterdam en Utrecht komt het gezamenlijke marktaandeel van partijen op het gebied van niet-klinische
GGZ voor volwassen en ouderen niet boven de 35%.
2 NMa Uitvoeringsregel verkorte afdoening 2008, Staatscourant van 5 september 2008, nr. 171, p. 18.
3 Zie onder andere het besluit van het besluit van 18 maart 2008 in zaak 6234/ Forum GGZ Nijmegen – Gelderse Roos, punt
10, het besluit van 2 november 2006 in zaak 5632/ GGZ Noord-Holland Noord – GGZ Dijk en Duin, punten 30 tot en met 32 en het besluit van 1 september 2004in zaak 3865/ Rijngeest – Robert Fleury, punten 23 tot en met 26.
4 Zie onder andere het besluit in zaak 6234/ Forum GGZ Nijmegen – Gelderse Roos, reeds aangehaald, punt 11, het besluit
in zaak 5632/ GGZ Noord-Holland Noord – GGZ Dijk en Duin, reeds aangehaald, punten 38 en 39, het besluit van 25 juli 2007 in zaak 5775/ Adhesie – Mediant – RIAGGZ over de IJssel – Zwolse Poort, punt 14 en het besluit van 3 augustus 2007 in zaak 6068/ AMC De Meren – JellinekMentrum, punt 12.
14. I-psy biedt niet-klinische GGZ voor volwassenen en ouderen aan niet-westerse
allochtonen. In eerdere besluiten7 is aangegeven dat vanuit de vraagzijde bezien cliënten met een
bepaald ziektebeeld of behorende tot een bepaalde doelgroep in veel gevallen terug kunnen vallen op de algemene GGZ. Vanuit de aanbodzijde bezien is in eerdere besluiten8 aangegeven dat de
omschakeling van de behandeling van een bepaalde doelgroep of een bepaald ziektebeeld naar behandeling van een andere doelgroep of ander ziektebeeld voor de meeste behandelingen relatief eenvoudig, binnen een niet al te lang tijdsbestek en zonder grote extra investeringen kan plaatsvinden. De omschakeling vergt met name het verkrijgen van bepaalde expertise.
15. Ook in onderhavige zaak is het aannemelijk dat vanuit de vraagzijde bezien niet-westerse allochtone cliënten kunnen terugvallen op de algemene GGZ en dat vanuit algemene GGZ binnen een niet al te lang tijdsbestek en zonder grote extra investeringen klinische GGZ voor niet-westerse allochtone volwassenen en ouderen kan worden aangeboden. Derhalve zullen de activiteiten van i-psy op het gebied van niet-klinische GGZ voor niet-westerse allochtone volwassenen en ouderen worden gerekend tot de productmarkt van niet-klinische GGZ voor volwassenen en ouderen. Partijen hebben in onderhavige zaak aangegeven het hiermee eens te zijn.
Rel evan t e geogr af isch e mar kt en
Niet-klinische GGZ voor volwassen en ouderen
16. Partijen zijn beide actief in de steden Den Haag, Rotterdam en Zaandam. Daarnaast heeft PBG binnen deze GHOR9-gebieden ook locaties buiten de drie steden Den Haag,
Rotterdam en Zaandam.
Opvatting partijen
17. Partijen betogen dat ze vanuit deze steden hun activiteiten richten op cliënten afkomstig uit deze steden en omliggende gemeenten. Voorts stellen partijen dat vrijwel alle cliënten die op deze locaties behandeld worden door PBG en i-psy uit de regio afkomstig zijn.
6 Instellingen die zowel niet-klinische GGZ als klinische GGZ aanbieden.
7Zie het besluit in zaak 6234/ Forum GGZ Nijmegen – Gelderse Roos, reeds aangehaald, punt 17 en het besluit van 8
augustus 2008 in zaak 6365/ Stichting Meerkanten GGZ Flevo-Veluwe – Stichting Symfora Groep, punt 17.
8 Zie het besluit in zaak 3865/ Rijngeest – Robert Fleury, reeds aangehaald, punten 28 en 29, het besluit in zaak 6234/ Forum
GGZ Nijmegen – Gelderse Roos, reeds aangehaald, punt 17 en het besluit in zaak Stichting Meerkanten GGZ Flevo-Veluwe – Stichting Symfora Groep, reeds aangehaald, punt 17.
18. Partijen zijn van mening dat de omvang van de geografische markten overeenkomt met hun traditionele werkgebieden. Partijen stellen dat de werkgebieden gelijk zijn aan de GHOR- regio’s Haaglanden, Rotterdam-Rijnmond en Zaanstreek-Waterland.
Beoordeling
19. In eerdere besluiten10 is voor niet-klinische GGZ voor volwassen en ouderen uitgegaan
van een geografische markt die minimaal het werkgebied van een aanbieder en maximaal de zorgkantoorregio omvat.
20. Op 1 januari 2008 is een aanzienlijk deel van de totale GGZ (meer dan de helft) overgeheveld van de AWBZ naar de Zorgverzekeringswet (hierna: Zvw). Uitsluitend de langdurende (langer dan een jaar) klinische GGZ wordt op dit moment nog uit de AWBZ gefinancierd en gebudgetteerd door de zorgkantoren. De omvang van de zorgkantoorregio is hierdoor minder relevant geworden voor de afbakening van de relevante geografische markt.11
21. De exacte afbakening van de geografische markten voor niet-klinische GGZ voor volwassenen en ouderen kan in onderhavige zaak in het midden worden gelaten aangezien hierdoor de materiële beoordeling niet wordt beïnvloed. Als mogelijke markt wordt bij de beoordeling uitgegaan van de stad en van de GHOR-regio.12
B. GEVOLGEN VAN DE CONCENTRATIE
Niet-klinische GGZ voor volwassen en ouderen Positie partijen
22. Bij de berekening van de marktaandelen zijn niet alle omzetgegevens van alle spelers in de desbetreffende regio’s meegenomen. De marktaandelen van partijen zijn berekend op basis van omzetgegevens van partijen en enkele grote marktpartijen. In deze berekening zijn de omzetgegevens van kleinere marktpartijen, waaronder vrijgevestigden, niet meegenomen.
10 Zie onder meer het besluit van 7 maart 2007 in zaak 5979/ Parnassia – Bavo Europoort, punt 12, het besluit in zaak
5632/ GGZ Noord-Holland Noord – GGZ Dijk en Duin, reeds aangehaald, punt 49 en het besluit in zaak 3865/ Rijngeest –
Robert Fleury, reeds aangehaald, punten 47 tot en met 51.
11 Zie het besluit in zaak 6365/ Stichting Meerkanten GGZ Flevo-Veluwe – Stichting Symfora Groep, reeds aangehaald, punt
25.
23. De marktaandelen en de toename van de HHI13 zoals ze hier gepresenteerd worden,
betreffen een maximumgrens. Een exacte berekening is niet noodzakelijk daar de materiële beoordeling hierdoor niet wordt beïnvloed. Iedere nauwkeurigere berekening levert enkel een lager (gezamenlijk) marktaandeel en een lagere toevoeging op als gevolg van de concentratie.
24. Uitgaande van de stad Den Haag heeft PBG een marktaandeel van maximaal [80%-90%]∗. De toevoeging van i-psy aan PBG is maximaal [0%-5%]. De toename van de HHI is maximaal 540. Uitgaande van de GHOR-regio Haaglanden is het marktaandeel van PBG
maximaal [70%-80%] en de toevoeging van i-psy maximaal [0%-5%]. De toename van de HHI is maximaal 320.
25. Uitgaande van de stad Rotterdam heeft PBG een marktaandeel van maximaal [60%-70%]. De toevoeging van i-psy aan PBG is maximaal [0%-5%]. De toename van de HHI is maximaal 280. Uitgaande van de GHOR-regio Rotterdam-Rijnmond is het marktaandeel van PBG maximaal [50%-60%] en de toevoeging van i-psy maximaal [0%-5%]. De toename van de HHI is maximaal 120.
26. Uitgaande van de stad Zaandam heeft PBG een marktaandeel van maximaal [60%-70%]. De toevoeging van i-psy aan PBG is maximaal [0%-5%]. De toename van de HHI is maximaal 560. Uitgaande van de GHOR-regio Zaanstreek-Waterland is het marktaandeel van PBG
maximaal [60%-70%] en de toevoeging van i-psy maximaal [0%-5%]. De toename van de HHI is maximaal 280.
Opvatting partijen
27. Partijen zijn van mening dat op het gebied van niet-klinische GGZ voor volwassenen en ouderen in de regio’s Haaglanden, Rotterdam-Rijnmond en Zaanstreek-Waterland de
concentratie geen significante beperking van de mededinging tot gevolg zal hebben.
28. Partijen betogen dat de concentratie gezien de historie en nauwe band tussen partijen feitelijk geen verandering op de markt teweeg brengt. PBG houdt middels Parnassia Bavo Participaties B.V. 40% van de aandelen in i-psy. Daarnaast sluit i-psy niet zelfstandig contracten met zorgverzekeraars maar valt onder het door PBG gesloten contract met de zorgverzekeraars. Voorts zou de concentratie ook gezien de geringe toevoeging aan het marktaandeel van PBG
13Een veelgebruikte maatstaf voor de concentratiegraad is de zogenaamde Herfindahl-Hirschmann Index (hierna: HHI).
De HHI is gelijk aan de som van de gekwadrateerde individuele marktaandelen van alle ondernemingen op de markt. De wijziging in de HHI is een graadmeter voor de verandering van de concentratiegraad die voortvloeit uit de concentratie.
∗ In deze openbare versie van het besluit zijn delen van de tekst vervangen of weggelaten om reden van vertrouwelijkheid.
geen significante wijziging van de marktverhoudingen tot gevolg hebben. Daarnaast zijn PBG en i-psy geen naaste concurrenten, aldus partijen. Tot slot hebben beide ondernemingen in de genoemde regio’s (meerdere) meer nabije concurrenten die na de concentratie dezelfde concurrentiedruk zullen blijven uitoefenen.
Geringe toevoeging
29. Wanneer concentraties plaatsvinden waarbij een partij is betrokken met een hoog marktaandeel, dan moet iedere toevoeging aan dit marktaandeel op voorhand met grote terughoudendheid worden benaderd.14 Elke toevoeging aan het marktaandeel brengt de
betreffende onderneming immers al snel dichter bij een positie waarin zij de enige nog overgebleven aanbieder is. In een dergelijke situatie ontbreekt het afnemers volledig aan keuzemogelijkheden.
30. In onderhavige zaak is het marktaandeel van PBG hoog en komt de toename van de HHI als gevolg van de toevoeging door i-psy boven de grens15 van 150 punten voor de steden Den
Haag, Rotterdam en Zaandam en de regio’s Haaglanden en Zaanstreek-Waterland. Op basis van deze toename van de HHI kan een bezwaar vanuit mededingingsoogpunt niet worden
uitgesloten. De toevoeging door i-psy aan het marktaandeel van PBG is echter zeer gering. Een dergelijke geringe toevoeging zou slechts aanleiding kunnen geven tot bedenkingen vanuit concurrentieoogpunt, als andere belangrijke factoren16 aanwijzingen geven voor significante
mededingingsbeperkingen. In de hiernavolgende beoordeling wordt ingegaan op de vraag of dergelijke factoren in deze zaak aan de orde zijn.
Beoordeling
(i) Blijven er voldoende zorgaanbieders over? Concurrenten in Den Haag en Haaglanden
31. Uitgaande van een geografische markt die Den Haag zou omvatten, is naast PBG ook een andere grotere speler, GGZ Delfland, actief. GGZ Delfland is groter dan i-psy en heeft een
14 Zie ook het besluit van 24 mei 2005 in zaak 5603/ ZgNL – TML – LvGG, punt 44.
15 Zie de “ Richtsnoeren voor de beoordeling van horizontale fusies op grond van de Verordening van de Raad inzake de
controle op concentraties van ondernemingen” van de Europese Commissie (2004/ C 31/ 03), punt 21.
16 Zie de “ Richtsnoeren voor de beoordeling van horizontale fusies op grond van de Verordening van de Raad inzake de
marktaandeel van [10%-20%]. Daarnaast is er nog een aantal kleinere spelers actief zoals HSK Groep, Mentaal Beter, Max Ernst, NOAGG17 en 1nP.
32. Uitgaande van een geografische markt die de GHOR-regio Haaglanden zou omvatten, is GGZ Delfland maar ook Rivierduinen actief. Beide zorgaanbieders zijn groter dan i-psy. Ook de kleinere aanbieders HSK Groep, Mentaal Beter, NOAGG, 1nP en Max Ernst zijn hier actief.
33. Naast bovengenoemde aanbieders zijn er vrijgevestigden die niet-klinische GGZ voor volwassenen en ouderen aanbieden in zowel Den Haag als de GHOR-regio Haaglanden.
Concurrenten in Rotterdam
34. Uitgaande van een geografische markt die Rotterdam zou omvatten, zijn naast partijen ook GGZ Delfland, Riagg Rijnmond, Delta Psychiatrisch Centrum en Erasmus MC actief. Al deze aanbieders zijn groter dan i-psy. Riagg Rijnmond18 en Delta Psychiatrisch Centrum hebben ieder
een marktaandeel van [10%-20%]. Daarnaast zijn er nog een aantal kleinere spelers actief zoals HSK Groep, Mentaal Beter, 1nP en Max Ernst.
35. Naast bovengenoemde aanbieders zijn er vrijgevestigden die niet-klinische GGZ voor volwassenen en ouderen aanbieden in Rotterdam.
Concurrenten in Zaandam en Zaanstreek-Waterland
36. Naast partijen is in Zaandam nog een aanbieder van substantiële omvang actief, namelijk het Zaans Medisch Centrum.19 Het Zaans Medisch Centrum is groter dan i-psy en heeft
een marktaandeel van [30%-40%]. Tevens is er in Zaandam een aantal kleinere spelers actief zoals HSK Groep en Psygro.
37. Uitgaande van een geografische markt die de GHOR-regio Zaanstreek-Waterland zou omvatten, is naast bovengenoemde spelers ook het Waterlandziekenhuis20 met een polikliniek
actief op het gebied van niet-klinische GGZ voor volwassenen en ouderen. Het marktaandeel van het Waterlandziekenhuis is [10%-20%].
17 NOAGG richt zich net als i-psy op niet-westerse allochtonen.
18 Riagg Rijnmond heeft een speciale afdeling die zich, net als i-psy, richt op niet-westerse allochtonen.
19 Het Zaans Medisch Centrum biedt op het gebied van niet-klinische GGZ voor volwassenen en ouderen middels een
polikliniek grotendeels dezelfde behandelingen als (geïntegreerde) GGZ instellingen en vrijgevestigden.
20 Het Waterlandziekenhuis biedt op het gebied van niet-klinische GGZ voor volwassenen en ouderen middels een
38. Naast bovengenoemde aanbieders zijn er vrijgevestigden die niet-klinische GGZ voor volwassenen en ouderen aanbieden in zowel Zaandam als de GHOR-regio Zaanstreek-Waterland.
39. In elk van de hierboven genoemde steden en GHOR-regio’s is door de aanwezigheid van diverse andere marktpartijen sprake van restconcurrentie na de concentratie.
(ii) Zijn de fuserende ondernemingen naaste concurrenten?
40. Zoals in punt 13 is beschreven, is in onderhavige zaak sprake van een heterogene productmarkt waarop een groot aantal aanbieders actief is die een bepaalde concurrentiedruk op partijen uitoefenen en waarop gedifferentieerde producten aangeboden worden.
41. Binnen een relevante markt kunnen de producten gedifferentieerd zijn in die zin dat sommige producten onderling sterker inwisselbaar zijn dan andere.21 Hoe groter de onderlinge
substitueerbaarheid, hoe groter de kans dat de fuserende ondernemingen de mededinging kunnen beperken.
42. In onderhavige zaak is sprake van een fusie tussen een grote algemene aanbieder van niet-klinische GGZ voor volwassenen en ouderen en een (veel) kleinere nichespeler, gericht op een specifieke klantengroep, te weten niet-westerse allochtonen.
43. Daarnaast zijn de meeste andere zorgaanbieders zoals beschreven in punt 31 tot en met punt 38 meer naaste concurrenten van PBG dan van i-psy. Zij richten zich, net als PBG, niet specifiek op bepaalde doelgroepen.
44. Gezien het voorgaande is het niet aannemelijk dat i-psy en PBG elkaars meest naaste concurrenten zijn.
(iii) Schakelt de fusie een belangrijke concurrentiefactor uit?
45. I-psy is een kleine aanbieder van niet-klinische GGZ voor niet-westerse allochtone volwassenen en ouderen. Zij is geen maverick die een belangrijke concurrentieprikkel vormt en ook in de toekomst is de verwachting niet dat zij aanzienlijke concurrentiedruk zal gaan
uitoefenen op PBG. Additioneel kan worden geconstateerd dat PBG reeds 40% van de aandelen houdt in i-psy.
21 Zie de “ Richtsnoeren voor de beoordeling van horizontale fusies op grond van de Verordening van de Raad inzake de
Conclusie
46. Gelet op het voorgaande is er geen reden om aan te nemen dat als gevolg van de onderhavige concentratie de daadwerkelijke mededinging op het gebied van niet-klinische GGZ voor volwassenen en ouderen in elk van de hierboven genoemde steden en GHOR-regio’s op significante wijze zou kunnen worden belemmerd, met name als het resultaat van het in het leven roepen of het versterken van een economische machtspositie.
C. ZIENSWIJZE CLIËNTENRADEN
47. In reactie op de uitnodiging tot het geven van een zienswijze heeft de cliëntenraad van i-psy een zienswijze over de voorgenomen concentratie tussen PBG en i-i-psy naar voren gebracht. De cliëntenraad van i-psy geeft aan voorstander van een concentratie tussen PBG en i-psy te zijn. De concentratie tussen PBG en i-psy zal leiden tot meer zorg op maat aan cliënten van allochtone afkomst, aldus de cliëntenraad van i-psy.
48. Ook de concerncliëntenraad van PBG heeft een zienswijze over de voorgenomen
concentratie tussen PBG en i-psy naar voren gebracht. De concerncliëntenraad van PBG geeft aan voorstander van een concentratie tussen PBG en i-psy te zijn. De continuïteit van i-psy is
gewaarborgd en de opgedane ervaringen bij i-psy komen ten goede aan de andere zorgbedrijven van PBG.
D. ZORGSPECIFIEKE ASPECTEN
49. Conform de Beleidsregel concentraties zorgaanbieders heeft de Raad de voor zorg specifieke aspecten betrokken in de mededeling, namelijk (i) transparantie van de kwaliteit van zorg; (ii) reisbereidheid van cliënten; (iii) de mogelijkheden voor toetreding van nieuwe zorgaanbieders; zie punt 31 en (iv) de mate waarin zorginkopers invloed hebben op het keuzegedrag van cliënten. Ten aanzien van punt (i) en punt (ii) hebben zorgverzekeraars en zorgaanbieders aangegeven dat indien de transparantie van de kwaliteit toeneemt de
reisbereidheid van cliënten mogelijk wordt vergroot. Daarnaast hebben de zorgverzekeraars ten aanzien van punt (iv) aangegeven vooralsnog weinig invloed te hebben op het keuzegedrag van cliënten. Bovengenoemde elementen beïnvloeden het oordeel over de geringe toevoeging van i-psy aan PBG niet.
VI. CONCLUSIE
50. Na onderzoek van deze melding is de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit tot de conclusie gekomen dat de gemelde operatie binnen de werkingssfeer valt van het in hoofdstuk 5 van de Mededingingswet geregelde
daadwerkelijke mededinging op de Nederlandse markt of een deel daarvan op significante wijze zou kunnen belemmeren, met name als het resultaat van het in het leven roepen of het
versterken van een economische machtspositie.
51. Gelet op het bovenstaande deelt de Raad van Bestuur van de Nederlandse
Mededingingsautoriteit mede dat voor het tot stand brengen van de concentratie waarop de melding betrekking heeft geen vergunning is vereist.
Datum: 7 oktober 2010
De Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit, namens deze:
w.g. drs. A.J.M. Kleijweg
Plv. Directeur Directie Mededinging