• No results found

EUROPEES PARLEMENT. Zittingsdocument. over gender mainstreaming in het Europees Parlement (2002/2025(INI))

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "EUROPEES PARLEMENT. Zittingsdocument. over gender mainstreaming in het Europees Parlement (2002/2025(INI))"

Copied!
26
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

RR\491028NL.doc PE 323.514

NL NL

EUROPEES PARLEMENT

1999



2004

Zittingsdocument

DEFINITIEVE VERSIE A5-0060/2003 Deel 2 24 februari 2003

VERSLAG

over gender mainstreaming in het Europees Parlement (2002/2025(INI))

Commissie rechten van de vrouw en gelijke kansen

Rapporteur: Lissy Gröner

(2)

PE 323.514 2/26 RR\491028NL.doc

NL

(3)

RR\491028NL.doc 3/26 PE 323.514

NL

INHOUD

Blz.

PROCEDUREVERLOOP ...4

ONTWERPRESOLUTIE...5

TOELICHTING ...15

ADVIES VAN DE COMMISSIE JURIDISCHE ZAKEN EN INTERNE MARKT ...25

(4)

PE 323.514 4/26 RR\491028NL.doc

NL

PROCEDUREVERLOOP

Op 14 maart 2002 deelde de Voorzitter van het Parlement mede dat de Commissie rechten van de vrouw en gelijke kansen toestemming was verleend tot opstelling van een

initiatiefverslag, overeenkomstig artikel 163 van het Reglement, over gender mainstreaming in het Europees Parlement.

Op 24 oktober 2002 deelde de Voorzitter van het Parlement mede dat de Commissie juridische zaken en interne markt was aangewezen als medeadviserende commissie.

De Commissie rechten van de vrouw en gelijke kansen benoemde op haar vergadering van 27 maart 2002 mevrouw Lissy Gröner tot rapporteur.

De commissie behandelde het ontwerpverslag op haar vergaderingen van 22 mei en 25 november 2002 en 23 januari en 19 februari 2003.

Op laatstgenoemde vergadering hechtte zij met 23 stemmen voor en 1 tegen bij 0 onthoudingen haar goedkeuring aan de ontwerpresolutie.

Bij de stemming waren aanwezig: Anna Karamanou (voorzitter); Marianne Eriksson en Jillian Evans (ondervoorzitters); Lissy Gröner (rapporteur); María Antonia Avilés Perea, Regina Bastos, Boogerd Johanna (verving Marieke Sanders-ten Holte overeenkomstig artikel 153, lid 2, van het Reglement), Armonia Bordes, Lone Dybkjær, Ilda Figueiredo (verving Geneviève Fraisse), Mary Honeyball, María Izquierdo Rojo (verving María Rodríguez Ramos), Karin Jöns (verving Helena Torres Marques), Hans Karlsson, Astrid Lulling, Maria Martens, Christa Prets, Amalia Sartori, Miet Smet, Patsy Sörensen, Joke Swiebel, Feleknas Uca, Elena

Valenciano Martínez-Orozco en Sabine Zissener.

Het advies van de Commissie juridische zaken en interne markt is bij het verslag gevoegd.

Het verslag werd ingediend op 24 februari 2003.

(5)

RR\491028NL.doc 5/26 PE 323.514

NL

ONTWERPRESOLUTIE

Resolutie van het Europees Parlement over gender mainstreaming in het Europees Parlement (2002/2025(INI))

Het Europees Parlement,

– gelet op het EG-Verdrag, in het bijzonder de artikelen 2, 3, lid 2, 13 en 141, lid 4, daarvan, en op de jurisprudentie van het Europees Hof van Justitie,

– onder verwijzing naar artikel 23, eerste alinea, van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie1,

– onder verwijzing naar het VN-Verdrag inzake de uitbanning van alle vormen van discriminatie van vrouwen (CEDAW) uit 1979,

– gezien het actieplatform dat tijdens de vierde Wereldvrouwenconferentie in Beijing op 15 september 1995 werd goedgekeurd,

– gezien zijn resolutie van 18 mei 2000 over de follow-up van het actieplatform van Beijing2,

– gezien zijn resolutie van 11 februari 19943, zijn advies van 24 mei 19964 en zijn resolutie van 2 maart 2000 over vrouwen en besluitvorming5,

– gezien de resolutie van de Raad van 27 maart 19956 en aanbeveling 96/694/EG van de Raad van 2 december 1996 betreffende de evenwichtige deelneming van vrouwen en mannen aan het besluitvormingsproces7,

– gezien zijn resolutie van 15 november 1996 over gelijke kansen voor vrouwen en mannen in overheidsdienst8,

– gezien zijn resoluties van 16 november 1997 over de mededeling van de Commissie

"Integratie van de gelijke kansen voor vrouwen en mannen in alle communautaire beleidsvormen en acties"9 en van 9 maart 1999 over het voortgangsrapport van de

Commissie inzake de follow-up van de mededeling "Integratie van de gelijke kansen voor vrouwen en mannen in alle communautaire beleidsvormen en acties"10,

– gezien de resolutie van de Raad en van de ministers van Werkgelegenheid en sociaal beleid, in het kader van de Raad bijeen, van 29 juni 2000, betreffende de evenwichtige

1 PB C 364 van 18.2.2000, blz. 1.

2 PB C 59 van 23.2.2001, blz. 258.

3 PB C 61 van 28.2.1994, blz. 248.

4 PB C 166 van 10.6.1996, blz. 269.

5 PB C 346 van 4.12.2000, blz. 82.

6 PB C 168 van 4.7.1995, blz. 3.

7 PB L 319 van 10.12.1996, blz. 11.

8 PB C 362 van 2.12.1996, blz. 317.

9 PB C 304 van 6.10.1997, blz. 50.

10 PB C 175 van 21.6.1999, blz. 18.

(6)

PE 323.514 6/26 RR\491028NL.doc

NL

deelneming van vrouwen en mannen aan het beroeps- en gezinsleven1 ,

– gezien zijn wetgevingsresolutie van 15 november 2000 over het voorstel voor een beschikking van de Raad betreffende het programma in verband met de communautaire raamstrategie inzake de gelijkheid van mannen en vrouwen (2001-2005)2 en zijn resolutie van 3 juli 20013 over het werkprogramma voor 2001,

– gezien zijn resolutie van 18 januari 2001 over het verslag van de Commissie over de tenuitvoerlegging van aanbeveling van de Raad nr. 96/694 van 2 december 1996 betreffende de evenwichtige deelneming van vrouwen en mannen aan het besluitvormingsproces4 ,

– gezien zijn resolutie van 25 september 2002 over vertegenwoordiging van vrouwen bij de sociale partners van de EU5,

– gezien Richtlijn 2002/73/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 september 2002 tot wijziging van Richtlijn 76/207/EEG van de Raad betreffende de

tenuitvoerlegging van het beginsel van gelijke behandeling van mannen en vrouwen ten aanzien van de toegang tot het arbeidsproces, de beroepsopleiding en de promotiekansen, en ten aanzien van de arbeidsvoorwaarden6,

– gezien het Statuut van de ambtenaren van de Europese Gemeenschappen en de regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden van de Gemeenschappen, in het bijzonder de artikelen 1, onder a, 27, tweede subparagraaf, 28, 29 en 45, lid 1,

– gezien het verslag van de Secretaris-generaal "Naar een nieuw personeelsbeleid", door het Bureau goedgekeurd in oktober 1997, en het evaluatieverslag van 22 maart 2001,

– gezien de verslagen over gelijke kansen in het Secretariaat-generaal van het Europees Parlement, door het Bureau goedgekeurd in 1998 (verslag-Hoff), 2000 (verslag- Lienemann) en 2002 (verslag-Lalumière)7,

– gezien het derde actieplan 2001-2005 van het Comité gelijke kansen,

– gezien zijn resolutie van 10 april 2002 over kwijting in verband met de uitvoering van de algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 20008, in het bijzonder de paragrafen 17-22,

– gezien de hoorzitting over gender mainstreaming in het Europees Parlement,

georganiseerd door de Commissie rechten van de vrouw en gelijke kansen, op 17 juni 2002 in Brussel,

1 PB C 218 van 31.7.2000, blz. 5.

2 PB C 337 E van 28.11.2000, blz. 196.

3 PB C 65 van 14.3.2002, blz. 22.

4 PB C 262 van 18.9.2001, blz. 248.

5 P5_PA-PROV(2002)438.

6 PB L 269 van 5.10.2002, blz. 15.

7 PE 318.444/BUR.

8 P5_TA(2002)167.

(7)

RR\491028NL.doc 7/26 PE 323.514

NL

– gelet op artikel 163 van zijn Reglement,

– gezien het verslag van de Commissie rechten van de vrouw en gelijke kansen en het advies van de Commissie juridische zaken en interne markt (A5-0060/2003),

A. overwegende dat gelijkheid van vrouwen en mannen een fundamenteel beginsel van het Gemeenschapsrecht is en dat dit beginsel krachtens artikel 2 EG-Verdrag één van de taken is die door de Gemeenschap moet worden bevorderd,

B. overwegende dat in artikel 3, lid 2, van het Verdrag het beginsel van gender

mainstreaming wordt uiteengezet, door te stellen dat de Gemeenschap bij elk optreden streeft naar het opheffen van de ongelijkheden tussen vrouwen en mannen en het bevorderen van de gelijkheid van vrouwen en mannen,

C. overwegende dat het actieplatform van Beijing gender mainstreaming heeft bekrachtigd als een effectieve strategie ter bevordering van gelijkheid van vrouwen en mannen en heeft verklaard dat "regeringen en andere actoren moeten werken aan een actief en zichtbaar beleid voor het integreren van gelijkheid van vrouwen en mannen in alle beleidsmaatregelen en programma's, teneinde ervoor te zorgen dat voorafgaand aan beslissingen een analyse wordt gemaakt van de invloed daarvan op vrouwen, respectievelijk mannen",

D. overwegende dat gender mainstreaming betekent "de (re)organisatie, verbetering, ontwikkeling en evaluatie van beleidsprocessen, gericht op integratie van gelijkheid van vrouwen en mannen in het beleid op alle niveaus en in alle stadia, door de actoren die in de regel bij de besluitvorming betrokken zijn"1,

E. overwegende dat gender mainstreaming tot een eerlijker en democratischer samenleving leidt, waarin zowel vrouwen als mannen kunnen participeren, en dat het menselijk potentieel ten volle kan worden benut door rekening te houden met de diversiteit die vrouwen en mannen wordt vertegenwoordigd,

F. overwegende dat het beleid van gender mainstreaming als onderdeel van een tweeledige benadering voor het verwezenlijken van de doelstelling van gelijkheid van vrouwen en mannen specifieke beleidsmaatregelen inzake gelijkheid en positieve acties aanvult en niet vervangt,

G. overwegende dat positieve acties worden genoemd in artikel 141, lid 4, van het EG- Verdrag (met betrekking tot het beroepsleven), artikel 4 van het CEDAW, artikel 23, tweede alinea, van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie en in de aanbeveling van de Raad van 13 december 1982 over de bevordering van positieve actie voor vrouwen,

H. overwegende dat de Europese Commissie sinds 1996 een beleid hanteert van gender mainstreaming en integratie van gelijke kansen voor vrouwen en mannen in alle communautaire beleidsvormen en acties,

1 Verslag van de deskundigengroep van de Raad van Europa over gender mainstreaming, EG-S-MS (98) 2.

(8)

PE 323.514 8/26 RR\491028NL.doc

NL

I. overwegende dat de Commissie met de instelling van de Groep van Commissarissen voor gelijke kansen duidelijk heeft gemaakt dat zij zich op het hoogste niveau inzet voor dit onderwerp; overwegende dat de Commissie voorts in elk directoraat-generaal en elke eenheid een organisatiestructuur heeft opgezet en instrumenten heeft ontwikkeld voor mainstreaming in het beleid en toezicht op het gender mainstreaming-proces,

J. overwegende dat het Deense voorzitterschap van de Raad een ambitieuze aanpak heeft voorgesteld voor gender mainstreaming in de werkzaamheden van de Raad,

K. overwegende dat een evenwichtige deelname van vrouwen en mannen aan besluitvorming een belangrijke voorwaarde is om te komen tot een beleid waarbij rekening wordt

gehouden met gender-aspecten en dientengevolge integrerend onderdeel uitmaakt van een gender mainstreaming-aanpak,

L. overwegende dat ondanks de geleidelijke toename van het percentage vrouwen in het EP van 17,5% na de verkiezingen in 1979 tot 31,5% na de verkiezingen in 1999, vrouwen nog altijd sterk ondervertegenwoordigd zijn in leidinggevende en verantwoordelijke functies in de politieke besluitvormingsorganen van het EP (in het bijzonder in het Bureau, dat slechts twee vrouwelijke ondervoorzitters telt en in de Conferentie van voorzitters, die slechts één vrouwelijke co-voorzitter kent),

M. overwegende dat de participatie en vertegenwoordiging van vrouwen in de politiek in een aantal kandidaat-lidstaten lager is dan het EU-gemiddelde en dat het huidige percentage vrouwen in het Europees Parlement zou kunnen afnemen als er niets wordt ondernomen om ervoor te zorgen dat vrouwen zich in deze landen verkiesbaar kunnen en willen stellen,

N. overwegende dat vrouwen in de hogere rangen van de Administratie van het EP sterk ondervertegenwoordigd zijn en dat er sinds de verslagen van het Bureau van 1998 en 2000 een gebrek aan vooruitgang is; overwegende dat het op 3 september 2002 door het Bureau goedgekeurde verslag specifiek gericht op toegang voor vrouwen tot verantwoordelijke functies in het Parlement (aanwerving en benoeming, loopbaanontwikkeling) en hiervoor doelstellingen bevat,

O. overwegende dat het Parlement in zijn bovengenoemde resolutie van 18 januari 2001 oproept tot bevordering van gender-evenwicht op alle beleidsterreinen en in alle commissies op nationaal, internationaal en EU-niveau, waarbij het

vertegenwoordigingspercentage van elke sekse niet lager mag zijn dan 40%,

P. overwegende dat de Europese Raad van Lissabon op 23-24 maart 2000 het belang van bevordering van alle aspecten van gelijke kansen in het beroepsleven heeft erkend en zijn goedkeuring heeft gehecht aan de doelstelling van verhoging van de arbeidsparticipatie van vrouwen tot meer dan 60% in 2010,

Q. overwegende dat overeenkomstig de bovengenoemde resolutie van de Raad van 29 juni 2000 de doelstellingen van evenwichtige deelname van vrouwen en mannen aan het beroeps- en gezinsleven en evenwichtige participatie van vrouwen en mannen in het besluitvormingsproces twee buitengewoon relevante voorwaarden vormen voor gelijkheid van vrouwen en mannen,

(9)

RR\491028NL.doc 9/26 PE 323.514

NL

R. overwegende dat in dezelfde resolutie van de Raad de instellingen en organen van de Europese Gemeenschappen, in hun hoedanigheid van werkgever, ertoe worden

opgeroepen maatregelen te nemen ter bevordering van een evenwichtige aanwerving en loopbaanontwikkeling van vrouwen en mannen, teneinde de horizontale en verticale segregatie van de arbeidsmarkt te voorkomen,

1. zegt toe een beleidsplan voor gender mainstreaming aan te nemen en uit te voeren; stelt vast dat het algemene doel van dit beleid is de gelijkheid van vrouwen en mannen te bevorderen door middel van een daadwerkelijke en doeltreffende opneming van het gender-perspectief in beleid en activiteiten, met inbegrip van besluitvormingsstructuren en de administratie, zodat de uiteenlopende gevolgen die maatregelen hebben voor vrouwen en mannen worden beoordeeld voordat besluiten worden genomen;

2. is van mening dat zijn beleidsplan gebaseerd dient te zijn op de volgende prioriteiten:

a) het kenbaar maken van politieke wil en inzet op het hoogste niveau, door middel van de oprichting van een Groep op hoog niveau inzake gender-gelijkheid; deze groep zou kunnen bestaan uit de Voorzitter van het EP en leden van het Bureau, de voorzitters van de betrokken commissies en de secretaris-generaal;

b) opneming van gender mainstreaming in de werkzaamheden van het Europees

Parlement, enerzijds door middel van effectieve activiteiten ter zake door de bevoegde commissie en anderzijds door het gender-perspectief te integreren in de

werkzaamheden van de andere commissies en delegaties;

c) gender-evenwicht in besluitvormingsprocessen, door middel van verhoging van het aantal vrouwen in de bestuursorganen van het EP, in de bureaus van commissies en delegaties en in andere verantwoordelijke functies, in de samenstelling van delegaties, alsook bij andere taken zoals waarneming bij verkiezingen;

d) integratie van gender-analyse in alle stadia van het begrotingsproces als instrument voor de bevordering van transparantie en gelijkheid, teneinde ervoor te zorgen dat in gelijke mate rekening wordt gehouden met de behoeften en prioriteiten van vrouwen en mannen, alsook om de gevolgen van EU-hulpbronnen voor vrouwen en mannen te kunnen beoordelen;

e) een doeltreffend media- en voorlichtingsbeleid waarin stelselmatig rekening wordt gehouden met de gelijkheid van vrouwen en mannen, stereotypes uit den boze zijn en rekening wordt gehouden met de behoeften en opvattingen van vrouwen, en waarmee niet alleen voorlichting wordt verschaft over gender mainstreaming maar dit beleid ook wordt aanmoedigt;

3. onderstreept de behoefte aan toereikende financiële en menselijke hulpbronnen, zodat de EP-organen kunnen worden voorzien van de noodzakelijke instrumenten, waaronder gender-analyse en -beoordelingsinstrumenten, passende gender-expertise (onderzoek en documentatie, geschoold personeel, deskundigen) en naar geslacht uitgesplitste

statistieken en data;

(10)

PE 323.514 10/26 RR\491028NL.doc

NL

4. verzoekt de conferenties van commissie- en delegatievoorzitters om aan de hand van voorstellen van de bevoegde commissie aanbevelingen te doen aan de Conferentie van voorzitters over de wijze waarop gender mainstreaming concreet ten uitvoer kan worden gelegd in de werkzaamheden van commissies en delegaties;

5. stelt de onderstaande richtsnoeren voor ten behoeve van de toepassing van gender mainstreaming in de beleidswerkzaamheden van de commissies en delegaties:

- het benoemen van een commissie-/delegatielid (de voorzitter of een ondervoorzitter) tot verantwoordelijke voor de toepassing van gender mainstreaming in de

werkzaamheden van de commissie/delegatie;

- het aanwijzen van prioritaire gebieden of onderwerpen waar gender mainstreaming zou kunnen worden toegepast en het uitvoeren van een project of initiatief op dit gebied;

- het opstellen van een jaarlijkse beoordeling van de activiteiten en resultaten op het gebied van gender mainstreaming;

- voorzien in hulpverlening aan commissies en delegaties door

secretariaatsmedewerkers die passende scholing hebben gevolgd en die samen een netwerk van mainstreaming-deskundigen kunnen vormen;

6. acht versterking van het secretariaat van de bevoegde commissie noodzakelijk om de werking ervan te maximaliseren en haar leden naar behoren te kunnen assisteren bij de coördinatie van de tenuitvoerlegging en de verdere ontwikkeling van gender

mainstreaming op alle beleidsterreinen;

7. beschouwt monitoring en evaluatie als een essentieel onderdeel van de mainstreaming- strategie; stelt in verband hiermee voor dat de bevoegde commissie jaarlijks een verslag opstelt over gender mainstreaming in de werkzaamheden van de commissies en delegaties van het EP, met inbegrip van aanduiding en beoordeling van gevallen waarin geen

rekening is gehouden met de gender-dimensie; wenst dat dit verslag wordt voorgelegd aan de plenaire vergadering; is van opvatting dat het jaarlijks verslag over gender

mainstreaming in de beleidswerkzaamheden van het EP samen met het verslag voor het Bureau inzake gelijke kansen in het Secretariaat-generaal van het EP, de weergave vormen van de stand van zaken met betrekking tot de gelijkheid van vrouwen en mannen in het gehele EP;

8. beklemtoont de belangrijke rol die politieke partijen vervullen bij de tenuitvoerlegging van gender mainstreaming en het veranderen van gender-stereotypes via hun programma's en activiteiten, alsook bij het bevorderen van de participatie van vrouwen in de politiek;

9. verzoekt de Conferentie van voorzitters te bespreken hoe gender mainstreaming, eventueel via wijziging van het Reglement van het Europees Parlement, onderdeel kan worden van de activiteiten van de fracties; verzoekt haar voorts te komen met voorstellen voor concrete maatregelen ter zake, onder meer om het evenwicht tussen vrouwen en mannen in het Bureau van het Europees Parlement en in de bureaus van de commissies en

delegaties te waarborgen;

(11)

RR\491028NL.doc 11/26 PE 323.514

NL

10. herhaalt zijn oproepen aan de Commissie om, evenals het EP zelf heeft toegezegd te doen, de kandidaat-lidstaten ertoe aan te moedigen programma's en campagnes op te zetten voor vrouwelijke politici en kandidaten, teneinde ervoor te zorgen dat zij voorbereid zijn voor de EU-instellingen en voor de Europese verkiezingen van 2004, zodat het percentage vrouwelijke leden in het EP toeneemt;

11. dringt aan op het opstellen van richtsnoeren voor gender-neutraal taalgebruik in EP- teksten en op herziening van in EP-documenten gebruikte terminologie en taal; is van mening dat hiervoor scholing nodig is voor alle medewerkers die betrokken zijn bij het schrijven van administratieve teksten, alsook voor de ambtenaren van de Vertaaldienst;

12. verzoekt alle gespecialiseerde commissies erop toe te zien dat alle uit de EU-begroting gefinancierde programma's en activiteiten op hun bevoegdheidsterreinen gender mainstreaming bevorderen en elk jaar verslag uit te brengen over hun activiteiten met betrekking tot gender mainstreaming en gender-budgettering;

Gender mainstreaming in het Secretariaat-generaal van het EP

13. verzoekt om de invoering van een samenhangend en alomvattend kader voor gender mainstreaming in de Administratie van het EP in nauwe samenwerking met het

directoraat-generaal Personeelszaken en het Comité gelijke kansen en met betrokkenheid van vertegenwoordigers van het personeel; is van mening dat in een dergelijk beleidsplan alle bestaande initiatieven moet worden gecoördineerd, dat er doelstellingen en

prioriteiten, inclusief de wijze waarop deze moeten worden verwezenlijkt, moeten worden aangegeven en dat het moet worden aangevuld met naar geslacht uitgesplitste data en statistieken, indicatoren, duidelijke doelen en benchmarks;

14. is ingenomen met de versterking van de Eenheid gelijke kansen bij het directoraat- generaal Personeelszaken en met de benoeming, in maart 2001, van "gelijke-

kansencorrespondenten" in elk directoraat-generaal; acht het noodzakelijk de rol en de taken van deze correspondenten duidelijk te omschrijven;

15. herinnert aan de mogelijkheden die worden genoemd in artikel 141, lid 4, van het EG- Verdrag en de van toepassing zijnde bepalingen van richtlijn 2002/73(EG) tot wijziging van richtlijn 76/207/EEG, die voorzien in positieve maatregelen ten gunste van het ondervertegenwoordigde geslacht bij aanwerving, loopbaanontwikkeling en andere beroepsactiviteiten;

16. acht bewustmakingsacties, voorlichting en professionele scholing van essentieel belang voor het ondersteunen van veranderingen in houding en gedrag; verzoekt om de opneming van gender-mainstreaming-modules in de opleidingsplannen van elk directoraat-generaal voor personeel op alle niveaus, te beginnen met het hogere management, en om een specifiek programma van conferenties en seminars;

17. beveelt aan gender te integreren in alle documenten en regelingen in het kader van het personeelsbeleid en bestaande regels en beleidsrichtsnoeren te herzien in het licht van het gender-perspectief en dienovereenkomstig aan te passen;

(12)

PE 323.514 12/26 RR\491028NL.doc

NL

18. beveelt aan dat elk DG prioritaire gebieden aanwijst die geschikt worden geacht om te beginnen met gender mainstreaming; is van mening dat de resultaten acties of initiatieven op dit gebied over alle DG's dienen te worden verspreid in samenwerking met het Comité gelijke kansen, de Eenheid gelijke kansen en het netwerk van gelijke-

kansencorrespondenten; is voorts van mening dat geslaagde en bijzonder interessante initiatieven/projecten tijdens de activiteiten ter gelegenheid van de Internationale Dag van de vrouw (8 maart) gepresenteerd zouden kunnen worden als de beste praktijken;

19. roept het Personeelscomité ertoe op een actieve rol te spelen bij de uitvoering van de mainstreaming-strategie in het Secretariaat-generaal van het EP, door te streven naar gender-evenwicht bij het aanwijzen van zijn vertegenwoordigers in alle raden en

commissies en bij de verdeling van verantwoordelijke functies onder zijn leden; benadrukt het belang van bewustmaking over kwesties betreffende gender-gelijkheid, alsook het belang van specifieke scholing voor de leden van het Personeelscomité;

20. onderstreept nogmaals het belang van de totstandbrenging van gender-evenwicht in het besluitvormingsproces als belangrijke voorwaarde voor de verwezenlijking van een gender-geöriënteerd beleid, en

a) spreekt zijn volledige steun uit voor de aanbevelingen in het verslag-Lalumière van 2002 betreffende de toegang van vrouwen tot verantwoordelijke functies, zoals door het Bureau goedgekeurd op 5 september 2002, alsook voor de voorgestelde

maatregelen betreffende vergelijkende onderzoeken, aanwerving en loopbaanontwikkeling;

b) verzoekt, bij wijze van aanvulling op de aanbevelingen van het Bureau en de maatregelen in het actieplan 2001-2005 van het Comité gelijke kansen, om de

invoering van een mentorsystemen als onderdeel van loopbaanbegeleiding en op basis van het beginsel van gelijke kansen; verzoekt voorts om een onderzoek waarin de voortgang van de loopbanen van vrouwelijke personeelsleden van alle categorieën wordt geanalyseerd en vergeleken met die van mannelijke collega's, en om eenzelfde onderzoek voor deeltijdwerkers in vergelijking met personeel dat voltijds werkt;

c) vestigt de aandacht op het feit dat 70,4% van het personeel in categorie C vrouw is;

acht het noodzakelijk de maatregelen voor het vergemakkelijken van de doorstroming naar een hogere categorie versneld ten uitvoer te leggen, met name gezien het sinds 1998 afnemende aantal vrouwen in categorie B (zie het verslag-Lalumière aan het Bureau); is van opvatting dat dergelijke maatregelen zullen bijdragen tot verkleining van de kloof tussen vrouwen en mannen waar het gaat om carrièrevooruitzichten;

d) herinnert aan de door de secretaris-generaal in zijn verslag uit 1997 aan het Bureau geuite noodzaak "de arbeidsomgeving aan te passen om ervoor te zorgen dat

ambtenaren die part-time werken, voor het overgrote deel vrouwen, of thuis werken (telewerken) ten aanzien van opleidingsmogelijkheden, bevordering en mobiliteit niet worden gediscrimineerd";

e) is ingenomen met de vooruitgang die is geboekt bij het streven naar gender-evenwicht in jury's en comités voor aanwerving, selectie en vergelijkende onderzoeken; beveelt aan doelen te stellen voor het bereiken van pariteit bij de vertegenwoordiging van bestuursambtenaren en leden van het Personeelscomités in statutaire raden en

(13)

RR\491028NL.doc 13/26 PE 323.514

NL

raadgevende comités;

21. beschouwt werkregelingen en maatregelen om vrouwen en mannen in staat te stellen hun beroeps- en gezinsleven te combineren als een prioritair gebied voor de invoering van gender mainstreaming; vestigt in verband hiermee de aandacht op de volgende kwesties:

- het treffen van de noodzakelijke voorzieningen, in het bijzonder door het systematisch vervangen van personeel dat in deeltijd werkt, om ervoor te zorgen dat werken in deeltijd in alle directoraten-generaal wordt toegestaan aan personeel dat daar om verzoekt (zie paragraaf 21 van de resolutie van 10 april 2002) en ervoor te zorgen dat deeltijdwerk voor zowel mannen als vrouwen als een reële optie wordt beschouwd;

- het introduceren van flexibele tijdschema's die wellicht beter aansluiten bij de specifieke arbeidsbehoeften van het EP en ertoe bijdragen dat het personeel beroeps- en gezinsleven beter kan combineren;

- het verschaffen van adequate en goed georganiseerde kinderopvangfaciliteiten (crèches, kinderdagverblijven, centra voor naschoolse opvang, medische zorg, flexibele werktijden, enz.), om bij het EP werkzame ouders, zowel vrouwen als mannen, te helpen, mede met het oog op de toenemende behoefte als gevolg van de uitbreiding;

- waarborging van het recht om terug te keren in de oorspronkelijke, of een

gelijkwaardige, functie na een periode van onbetaald verlof om gezinsredenen en/of ouderschapsverlof;

- het onderzoeken van de mogelijkheden om telewerken, op vrijwillige en tijdelijke basis, uit te breiden naar andere diensten dan de Vertaaldienst;

- het aanpakken van algemene kwesties op het gebied van de arbeidsorganisatie, met name lange werktijden, late vergaderingen en dienstreizen;

22. acht het van essentieel belang ervoor te zorgen dat de menselijke waardigheid, privacy en integriteit worden geëerbiedigd en dat pesten op het werk wordt bestreden; herinnert eraan dat volgens sommige onderzoeken vrouwen vaker het slachtoffer zijn van pesterijen op het werk zijn dan mannen1; verwacht van het in 2000 opgerichte Adviescomité pesterijen op het werk dat het een steeds doeltreffender rol zal gaan spelen bij het voorkomen en bestrijden van pesterijen;

23. steunt de anti-discriminatiebepaling, overeenkomstig artikel 13 van het Verdrag, alsmede de omkering van de bewijslast in gevallen waarin directe of indirecte discriminatie kan worden verondersteld, zoals opgenomen in het voorstel van de Commissie voor een verordening van de Raad tot wijziging van het Statuut van de ambtenaren van de Europese Gemeenschappen en van de regeling welke van toepassing is op de andere

personeelsleden van de Europese Gemeenschappen2;

24. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie en het Comité gelijke kansen.

1 Resolutie van het EP van 20 september 2001 over pesterijen op het werk.

2 COM(2002) 213.

(14)

PE 323.514 14/26 RR\491028NL.doc

NL

TOELICHTING INLEIDING

"...regeringen en andere actoren moeten werken aan een actief en zichtbaar beleid voor het integreren van gelijkheid van vrouwen en mannen in alle beleidsmaatregelen en

programma's, teneinde ervoor te zorgen dat voorafgaand aan beslissingen een analyse wordt gemaakt van de invloed daarvan op vrouwen, respectievelijk mannen".

(platform voor actie Beijing, 1995)

Het onderhavige verslag betreft gender mainstreaming in het Europees Parlement op politiek (de politieke werkzaamheden van het EP, samenstelling en werking van de EP-organen) én bestuurlijk niveau.

Dit document bestaat uit twee delen:

Deel A bevat achtergrondinformatie over gender mainstreaming als strategie voor het verwezenlijken van de doelstelling van gelijkheid van vrouwen en mannen, aandacht voor definities en methodologische aspecten en een beschrijving van de mainstreaming-strategie van de Commissie als voorbeeld van goede praktijken.

Deel B bevat de voorstellen van de rapporteur aan het Bureau, de Conferentie van

commissievoorzitters en de secretaris-generaal met betrekking tot concrete maatregelen voor de integratie van het gender-aspect in de politieke en wetgevende werkzaamheden van het EP en in de Administratie van het EP.

A - GENDER MAINSTREAMING ALS STRATEGIE VOOR HET

VERWEZENLIJKEN VAN DE DOELSTELLING VAN GELIJKHEID VAN VROUWEN EN MANNEN

1. Definities

"Gender mainstreaming is de (re)organisatie, verbetering, ontwikkeling en evaluatie van beleidsprocessen, gericht op integratie van gelijkheid van vrouwen en mannen in het beleid op alle niveaus en in alle stadia, door de actoren die in de regel bij de besluitvorming betrokken zijn"1.

Gender mainstreaming is door de Vierde Wereldvrouwenconferentie (Beijing, 1995) expliciet gesteund als een strategie voor het bereiken van de gelijkheid van mannen en vrouwen. De Unie heeft hierin een sleutelrol gespeeld. Elk van de twaalf hoofdstukken van het platform voor actie van Beijing bevat een mainstreaming-paragraaf.

In haar mededeling uit 1996 stelt de Commissie dat mainstreaming onder andere betekent "het mobiliseren van alle algemene beleidsvormen en -maatregelen teneinde te komen tot

gelijkheid door in het planningsstadium actief en expliciet rekening te houden met de mogelijke effecten van deze beleidsvormen en -maatregelen op de respectieve situaties van

1 Verslag van de deskundigengroep van de Raad van Europa over gender mainstreaming, EG-S-MS (98) 2.

(15)

RR\491028NL.doc 15/26 PE 323.514

NL

mannen en vrouwen"1.

2. Tweeledige benadering

Gender mainstreaming beoogt specifiek beleid inzake gelijkheid te complementeren en niet te vervangen. Gender mainstreaming en "traditionele" beleidsmaatregelen inzake gelijkheid zijn twee onderling afhankelijke strategieën ter verwezenlijking van hetzelfde doel, namelijk de gelijkheid van vrouwen en mannen2. Gender mainstreaming gaat hand in hand met positieve acties (maatregelen die voorzien in specifieke voordelen ten gunste van het in onvoldoende mate vertegenwoordigde geslacht of zijn gericht op preventie of compensatie van nadelen van een van de geslachten op een bepaald beleidsterrein). Artikel 141, lid 4, van het EG-Verdrag is de rechtsgrondslag voor positieve actie.

3. Rechtsgrondslag

De inzet van de EU voor gelijkheid van vrouwen en mannen (of gender-gelijkheid) is verankerd in het EG-Verdrag en in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie.

Het beginsel van de gelijkheid van vrouwen en mannen erkent de verschillen tussen mannen en vrouwen, hun verschillende situaties en de afwijkende rollen die zij in de samenleving vervullen. Met het streven naar gender-gelijkheid wordt beoogt gelijke vertegenwoordiging en volledige participatie van mannen en vrouwen in alle sectoren van het openbare en het privé- leven te bevorderen.

Artikel 3, lid 2, van het EG-Verdrag is de rechtsgrondslag voor gender mainstreaming:

- in artikel 2 van het EG-Verdrag is vastgelegd dat bevordering van gelijkheid van mannen en vrouwen een taak is van de Europese Gemeenschap;

- in artikel 3, lid 2, van het EG-Verdrag is vastgelegd dat de Gemeenschap er bij elk optreden naar streeft de ongelijkheden tussen mannen en vrouwen op te heffen en de gelijkheid van mannen en vrouwen te bevorderen;

- in artikel 23, lid 1, van het Handvest van de grondrechten is vastgelegd dat de gelijkheid van mannen en vrouwen moet worden gewaarborgd op alle gebieden, met inbegrip van werkgelegenheid, beroep en beloning.

4. Conceptueel kader en methodologie3 4.1 Voorwaarden voor gender mainstreaming

- politieke wil en inzet op hoog niveau

- de noodzakelijke financiële en menselijke hulpbronnen - een specifiek beleid inzake gender-gelijkheid

- participatie van vrouwen in besluitvormingsprocessen - gender-expertise

- naar geslacht uitgesplitste statistieken

1 "Integratie van de gelijke kansen voor vrouwen en mannen in alle communautaire beleidsvormen en acties", COM (96) 67 van 21.2.1996.

2 EG-S-MS (98) 2.

3 Zie EG-S-MG (98) 2.

(16)

PE 323.514 16/26 RR\491028NL.doc

NL

In het voortgangsrapport van de Commissie bij haar mededeling uit 19961 worden de belangrijkste belemmeringen voor gender mainstreaming in kaart gebracht. Dit zijn: een gebrek aan politieke wil, een gebrek aan financiële en menselijke hulpbronnen en een gebrek aan goede gender-expertise. Het EP heeft erop gewezen dat om wezenlijke vooruitgang te boeken op het vlak van gender-gelijkheid "het gebrek aan kennis op het gebied van gelijke kansen dat op besluitvormingsniveau heerst moet worden aangepakt en de hoogste prioriteit moet krijgen"2.

4.2 Waarom mainstreaming?

Gender mainstreaming is belangrijk omdat het leidt tot een eerlijker en meer democratische samenleving waaraan vrouwen én mannen kunnen deelnemen en die ten volle gebruik maakt van de menselijke hulpbronnen doordat rekening wordt gehouden met de verscheidenheid die vrouwen en mannen vertegenwoordigen.

4.3 Hoe mainstreamen? Technieken en instrumenten

Onder meer in het verslag van de deskundigengroep van de Raad van Europa is erop gewezen dat er een breed scala aan technieken en instrumenten nodig is, zoals:

- analysetechnieken en -instrumenten, bijv. naar geslacht uitgesplitste statistieken, kosten- batenanalyses van voorstellen vanuit een gender-perspectief, gender-studies, gender- effectbeoordelingen, monitoring en evaluatie van beleidsmaatregelen, indicatoren en benchmarking;

- educatieve technieken en instrumenten, bijvoorbeeld bewustmakings- en gender-training, te beginnen bij besluitvormers op het hoogste niveau, alsmede gender-deskundigen;

- overleg- en participatietechnieken en -instrumenten, zoals werk- en stuurgroepen en denktanks, gender-evenwicht bij besluitvorming, conferenties, seminars en hoorzittingen.

5. Gender mainstreaming in de Europese Commissie

Na de conferentie van Beijing heeft de Commissie haar politieke wil om gender

mainstreaming in de praktijk toe te passen kenbaar gemaakt door, in 1996, te komen met een mededeling over dit onderwerp.

Gender mainstreaming werd een centraal thema in het vierde actieprogramma inzake gelijke kansen 1996-2000 en het is een van de kernelementen van de kaderstrategie inzake gelijke kansen 2001-2005.

De kaderstrategie omvat alle communautaire beleidsterreinen waarbij vijf hoofddoelstellingen voor gender-gelijkheid vastgesteld: het economische leven, gelijke participatie en

vertegenwoordiging, sociale rechten, burgerrechten en gender-rollen.

5.1 De methode van de Commissie

1 COM (98) 122.

2 Resolutie van het EP van 9 maart 1999 over het voortgangsverslag (COM(1998) 122).

(17)

RR\491028NL.doc 17/26 PE 323.514

NL

De methode van de Commissie is gestoeld op de volgende sleutelelementen: een tweeledige aanpak (gender mainstreaming en specifieke acties), gender-effectbeoordeling en gender- toetsing, scholing en bewustmaking, monitoring, benchmarking en uitsplitsing naar geslacht van gegevens en statistieken. De methode is er voorts op gericht alle diensten van de

Commissie te mobiliseren en verantwoordelijkheden vast te leggen.

5.2 Structuren

In 1995 werd de Groep van Commissarissen voor gelijke kansen, onder voorzitterschap van de voorzitter van de Commissie, opgericht als blijk van de inzet op hoog niveau en om politiek gewicht te verlenen aan de strategie en de acties van de Commissie op het gebied van gelijke kansen en gender mainstreaming. De voornaamste taken van de groep zijn: samenhang brengen in het optreden van de Commissie op het gebied van de gelijke kansen te waarborgen en ervoor zorgen dat in alle relevante communautaire beleidsvormen en acties rekening wordt gehouden met de gender-dimensie. De groep houdt een jaarlijkse gezamenlijke vergadering met vertegenwoordigers van het EP, het voorzitterschap van de Raad, het Raadgevend Comité gelijke kansen en de Europese Vrouwenlobby.

- Interdienstengroep inzake gender-gelijkheid

- Raadgevend Comité inzake gelijke kansen voor vrouwen en mannen De Commissie heeft daarnaast in elk directoraat-generaal en elke afdeling een

organisatiestructuur opgezet en instrumenten ontwikkeld voor het mainstreamen van beleid en het volgen van het gender-mainstreaming-proces.

B - GENDER MAINSTREAMING IN HET EUROPEES PARLEMENT 6. Voorstellen voor een beleidsplan voor gender mainstreaming in het EP

De bevordering van gender-gelijkheid op alle terreinen van het leven wordt door steeds meer mensen gezien als een voorwaarde voor een betere en meer democratische samenleving. De ongelijkheid waarmee vrouwen op economisch, sociaal, politiek en onderwijsgebied nog altijd worden geconfronteerd, moet worden weggenomen.

Wat de economie betreft, zijn door de Europese Raad van Lissabon ambitieuze doelen

gesteld, met name de doelstelling om de arbeidsparticipatie van vrouwen te verhogen tot 60%

in 2010. Internationale instellingen en verschillende lidstaten hebben actieplannen voor gender-gelijkheid opgesteld en goede praktijken op het gebied van gender mainstreaming ontwikkeld.

Het Europees Parlement dient, als Europese instelling die het dichtst bij de burger staat en zich al vele jaren voor gender-gelijkheid inzet, een leidersrol te vervullen en het gender- perspectief op samenhangende en alomvattende wijze te integreren in zijn politieke werkzaamheden en in zijn eigen structuren.

7. Politieke wil en betrokkenheid op hoog niveau

(18)

PE 323.514 18/26 RR\491028NL.doc

NL

De rapporteur beveelt het EP aan uiting te geven aan zijn politieke wil en betrokkenheid door een Groep op hoog niveau voor gender-gelijkheid in te stellen, die voorgezeten zou moeten worden door de Voorzitter van het EP.

8. Rol van de Commissie rechten van de vrouw en gelijke kansen

De Commissie rechten van de vrouw en gelijke kansen is binnen het EP als eerste

verantwoordelijk voor onderwerpen die verband houden met de rechten van vrouwen, gelijke kansen en gender mainstreaming. Zij kiest bij de uitoefening van haar taken voor een

dynamische en pro-actieve aanpak. Naast de wetgevingswerkzaamheden - bijv. de herziening van richtlijn 76/207/EEG betreffende de tenuitvoerlegging van het beginsel van gelijke behandeling van mannen en vrouwen ten aanzien van de toegang tot het arbeidsproces, de beroepsopleiding en de promotiekansen en ten aanzien van de arbeidsvoorwaarden - en het opstellen van initiatiefverslagen, brengt deze commissie ook grote aantallen adviezen uit aan andere commissies en zorgt zij voor politieke inbreng bij belangrijke ontwikkelingen zoals de uitbreiding en de Europese Conventie.

Vanwege de neutrale status van de commissie kunnen haar leden volwaardig lid zijn van een tweede commissie en plaatsvervangend lid van een derde commissie. Dit biedt hun de mogelijkheid gender-kwesties op andere beleidsterreinen van nabij te volgen en de uitwisseling van informatie te bevorderen.

9. Gender mainstreaming in de werkzaamheden van commissies en delegaties Er zij op gewezen dat gender mainstreaming een horizontale, lange-termijnstrategie is, die moet worden toegepast in alle stadia van het politieke proces, van beleidsvoorbereiding en - planning via besluitvorming en tenuitvoerlegging tot evaluatie.

De rapporteur stelt voor dat de conferenties van commissie- en delegatievoorzitters aan de hand van voorstellen van de bevoegde commissies aanbevelingen doet aan de Conferentie van voorzitters over de wijze waarop gender mainstreaming op hun eigen beleidsterrein(en) ten uitvoer kan worden gelegd.

Voorts zou in elke commissie en delegatie een lid (bij voorkeur de voorzitter of een ondervoorzitter) met gender mainstreaming moeten worden belast. Hij of zij moet worden bijgestaan door een medewerker van het commissie-/delegatiesecretariaat die passende scholing heeft gevolgd.

9.1 Kerngebieden

Het gender-perspectief moet op alle beleidsterreinen worden geïntegreerd, zodat een analyse kan worden gemaakt van de gevolgen ervan voor vrouwen en mannen. Alle terreinen komen hiervoor in aanmerking. Het is echter mogelijk dat commissies prioriteit wensen te geven aan terreinen die zij bijzonder geschikt achten om te beginnen.

Bijvoorbeeld de voornaamste door het Actieplatform van Beijing aangeduide

probleemgebieden1, of beleidsterreinen waarvan algemeen wordt onderkend dat ze belangrijk

1 Armoede, onderwijs en opleiding, gezondheid, geweld, gewapende conflicten, economie, macht en

(19)

RR\491028NL.doc 19/26 PE 323.514

NL

zijn voor het bereiken van gender-gelijkheid, zoals de arbeidsmarkt, het onderwijs, sociaal en gezinsbeleid, ontwikkelingssamenwerking of terreinen die overeenkomen met de strategische doelstellingen in de kaderstrategie (economisch leven, sociale rechten, mensenrechten).

Andere sleutelgebieden: mainstreaming van gender-gelijkheid in het uitbreidingsproces en in de externe betrekkingen. Beginnen met gender mainstreaming op nieuwe terreinen, zoals het EU-begrotingsbeleid (begrotingen behoren tot de belangrijkste instrumenten van

beleidsplanning), zou een nuttige een uitdagende taak zijn.

Een belangrijke kwestie is het gebruik van gender-neutrale taal in teksten van het EP. Dit impliceert het herzien van terminologie en het verzorgen van scholing voor ambtenaren die zich bezighouden met het schrijven en vertalen van teksten.

9.2 Werkprogramma en beoordeling

Elke commissie moet in haar werkprogramma aangeven op welke wijze zij gender

mainstreaming op het eigen activiteitengebied denkt te gaan toepassen, bijvoorbeeld door het systematisch opnemen van gender-effectbeoordelingen in hun werkzaamheden of door middel van een project op een specifiek terrein.

Elke commissie moet een jaarlijkse beoordeling publiceren van haar activiteiten en de behaalde resultaten op het gebied van gender mainstreaming.

Het zou nuttig zijn de ervaringen van andere EU-instellingen of interinstitutionele organen en van de nationale parlementen met elkaar te vergelijken.

9.3 Evaluatie en follow-up

De bevoegde commissie van het EP dient een jaarverslag op te stellen over gender

mainstreaming in de commissies en delegaties van het EP. Dit verslag wordt voorgelegd aan de plenaire vergadering.

Het jaarverslag over de beleidswerkzaamheden van de commissies en delegaties van het EP en het verslag dat de ondervoorzitter voor gelijke kansen in het Secretariaat-generaal van het EP uitbrengt aan het Bureau, geven samen de stand van zaken weer met betrekking tot gender-gelijkheid in het Europees Parlement.

10. Gender-evenwicht in besluitvorming

Een belangrijke voorwaarde voor het tot stand brengen van gelijke kansen is een evenwichtige participatie van vrouwen en mannen in besluitvormingsprocessen. Het percentage vrouwen in het EP is tussen de verkiezingen van 1979 en die van 1999 gestaag toegenomen (van 17,5%

naar 31%), maar vrouwen zijn nog altijd sterk ondervertegenwoordigd in leidinggevende en verantwoordelijke functies (zie de tabellen in de bijlage).

Samenstelling van bestuursorganen van het EP

besluitvorming, institutionele mechanismen, mensenrechten, de media, het milieu, jonge meisjes.

(20)

PE 323.514 20/26 RR\491028NL.doc

NL

Orgaan Leden Vrouwen %

vrouwen Voorz.

Bureau 15 2 13,33 nee

Conferentie van voorzitters 8 1 (co-voorzitter) 6,25 nee

College van quaestoren 5 3 60 -

Conferentie van commissievoorzitters 17 4 23,5 nee

Conferentie van delegatievoorzitters 35 9 25,7 nee

Vrouwen in EP-commissies en delegatiebureaus Vrouwelijke

voorzitters

Vrouwelijke ondervoorzitters EP-orgaan Voorzitters

Totaal %

Ondervoor- zitters

Totaal %

Commissies 17 4 23,5 51 16 31,3

Delegaties 35 9 25,7 70 19 27,1

Leden Vrouwen %

vrouwen

Voor- zitter

Ondervoorzitters Paritaire Vergadering

ACS-EU 77 28 36,36 ja 5 van de 12

(41,66%)

Conventie en delegatie van het EP in de Conventie Leden

van de Conventie

Vrouwen %

vrouwen

Voorzitters/

Ondervoor- zitters

Presidium Delegatie EP

Vrouwen %

vrouwen Vaste leden 102 (+3) 18 17,64 geen

vrouwen

2 vrouwen (12 leden)

16 5 31,25

Vervangers 102 23 22,54 - - 16 7 43,75

Vrouwen in bureaus van de fracties

Functie Totaal Vrouwen % vrouwen

Voorzitter 7 1 co-president 7,1

(21)

RR\491028NL.doc 21/26 PE 323.514

NL

Ondervoorzitter 36 10 27,7

Leden van het Bureau 110 40 36,36

Om gender-evenwicht op besluitvormingsniveau in het EP te bereiken, is een hogere vertegenwoordiging van vrouwen in de beleidsorganen van het EP, in de bureaus van de commissies, in de samenstelling van delegaties en in andere organen vereist.

11. Instrumenten en middelen

Voor gender mainstreaming dienen voldoende financiële en menselijke hulpbronnen beschikbaar te worden gesteld, zodat het EP kan worden uitgerust met de nodige

instrumenten, zoals gender-expertise (onderzoek en documentatie, geschoold personeel, deskundigen), naar geslacht uitgesplitste statistieken, enz.

12. Gender mainstreaming in de Administratie van het EP

Ook binnen de Administratie van het EP bestaat behoefte aan een alomvattend kader voor gender mainstreaming, onder verantwoordelijkheid van de Secretaris-generaal en in overeenstemming met de desbetreffende aanbevelingen van het Bureau. Het Secretariaat- generaal van het EP heeft al een reeks organen en structuren opgezet op het terrein van gelijke kansen (zie hieronder), in overeenstemming met de toezeggingen die het Bureau en de

Secretaris-generaal in diverse documenten over het personeelsbeleid hebben gedaan. De rapporteur is van mening dat een plan voor gender mainstreaming op de bestaande resultaten en deskundigheid moet voortborduren en de diverse initiatieven in een samenhangend project dient te coördineren.

Structuren van het EP

a) Vanaf 1998 is een van de ondervoorzitters van het EP belast met de gelijke kansen in het Secretariaat-generaal van het EP. Na de verslagen van mevrouw Hoff en mevrouw

Lienemann, die respectievelijk in maart 1999 en in juli 2000 werden aangenomen, richt het verslag van mevrouw Lalumière, dat in september 2002 werd aangenomen, zich expliciet op verbetering van het gender-evenwicht bij het personeel van het EP, en met name bij A-posten en het hoger en middenkader.

b) Het Comité voor gelijke kansen (COPEC) is in 1987 door de Secretaris-generaal ingesteld.

De belangrijkste taken van dit comité zijn het indienen van voorstellen voor het

waarborgen van gelijke kansen voor mannen en vrouwen in het EP en het uitoefenen van controle op de tenuitvoerlegging van de genomen maatregelen. Het derde actieprogramma 2001- 2005 van het comité is een referentiedocument voor het volgen van de vooruitgang op dit terrein.

c) De Eenheid gelijke kansen werd in 1992 opgezet binnen de Afdeling beroepsopleiding en loopbaanbegeleiding (DG Personeelszaken). Deze eenheid assisteert de ondervoorzitter die belast is met de opstelling van het verslag over gelijke kansen voor het Bureau. De hoofdtaken van de eenheid zijn: het publiceren van onderzoeksresultaten en statistieken, en het verstrekken van advies aan het tot aanstelling bevoegd gezag en het COPEC en andere interne organen over kwesties die verband houden met gelijke kansen. Verder verleent de

(22)

PE 323.514 22/26 RR\491028NL.doc

NL

eenheid steun aan ambtenaren die het slachtoffer zijn geworden van discriminatie op grond van geslacht en geeft het voorlichting aan het personeel over het gelijke-kansenbeleid.

d) In maart 2001 werd onder auspiciën van de Secretaris-generaal een netwerk opgericht van gelijke-kansencorrespondenten die door de directeuren-generaal waren benoemd. Het is echter noodzakelijk een duidelijke omschrijving te geven van hun rol en taken, waaronder het regelmatig uitbrengen van verslag aan hun eigen DG en aan het DG Personeelszaken.

Voorts is het belangrijk dat hun adequate scholing wordt geboden en dat regelmatig alle nuttige informatie onder het personeel wordt verspreid.

e) In november 2002 is door DG V een adviseur aangeworven om de bewustwording en scholing in verband met gender-kwesties te bevorderen. Op de begroting van 2003 is een tijdelijke A-post gecreëerd teneinde externe deskundigheid te kunnen aantrekken die nodig is voor de tenuitvoerlegging en follow-up van de maatregelen die in het verslag van mevrouw Lalumière werden aanbevolen.

13. Prioritaire gebieden

13.1 Gender-evenwicht in het besluitvormingsproces

Het bereiken van een beter evenwicht tussen vrouwen en mannen op alle niveaus in het EP kan een bijdrage leveren tot een gender-geöriënteerd beleid. De rapporteur gaat op deze plaats niet gedetailleerd in op deze kwesties, maar verwijst naar de doelstellingen voor de

aanwerving en benoeming van vrouwen op A-posten en de andere maatregelen met betrekking tot vergelijkende onderzoeken, aanwerving en loopbaanontwikkeling die in het verslag van mevrouw Lalumière aan het Bureau worden voorgesteld.

13.2 Bewustmaking en scholing

Bewustmaking, voorlichting en scholing zijn essentieel voor het tot stand brengen van mentaliteits- en gedragsverandering. Aandachtspunten in dit verband zijn onder meer de behoefte aan bewustmaking op het gebied van gelijke kansen en non-dicriminatie, met name van personen die betrokken zijn bij de selectie en aanwerving van nieuw personeel en van het leidinggevend personeel. Voorts kan worden gedacht over het opnemen van gender

mainstreaming-modules in de scholingsprogramma's die DG's opstellen voor medewerkers en aan het organiseren van seminars en lezingen om de bewustwording inzake gender-kwesties en diversiteit te verhogen.

13.3 Werkregelingen en verenigbaarheid van werk en gezin voor vrouwen en mannen Deze kwestie is van essentieel belang. Als er geen vooruitgang wordt geboekt bij het

vaststellen van werkregelingen die beter verenigbaar zijn met de gezinstaken, blijft een belangrijke hinderpaal voor het bereiken van de tweeledige doelstelling van een evenwichtige participatie van vrouwen en mannen in zowel het beroeps- en gezinsleven als in het

besluitvormingsproces, bestaan. Terwijl hier juist sprake is van twee hoofdvoorwaarden voor

(23)

RR\491028NL.doc 23/26 PE 323.514

NL

gelijke kansen van mannen en vrouwen1.

De Administratie van het EP dient de nodige regelingen te treffen, met name voor een systematische vervanging van deeltijdwerkers, zodat deeltijdwerk zal worden gezien als een haalbare en waardevolle optie voor zowel vrouwen als mannen.

Voorts dienen andere opties te worden onderzocht, zoals telewerken op vrijwillige en tijdelijke basis, waarbij wordt voortgeborduurd op de ervaringen die zijn opgedaan bij de Vertaaldienst, flexibele werktijden en algemene kwesties op het gebied van werkorganisatie vooral met betrekking tot lange werktijden, late vergaderingen, dienstreizen, enz.

Tot slot dient voor wat betreft kinderopvang, met name in Luxemburg,

geanticipeerd te worden op de als gevolg van de uitbreiding toenemende behoefte aan crèches, kinderdagverblijven en naschoolse opvang.

1 Resolutie van de Raad van 29 juni 2000.

(24)

PE 323.514 24/26 RR\491028NL.doc

NL

22 januari 2003

ADVIES VAN DE COMMISSIE JURIDISCHE ZAKEN EN INTERNE MARKT aan de Commissie rechten van de vrouw en gelijke kansen

over gender mainstreaming in het Europees Parlement (2002/2025(INI))

Rapporteur voor advies: Giuseppe Gargani

PROCEDUREVERLOOP

De Commissie juridische zaken en interne markt benoemde op haar vergadering van 8 oktober 2002 de heer Giuseppe Gargani tot rapporteur voor advies.

De commissie behandelde het ontwerpverslag op haar vergaderingen van 2 december 2002 en 22 januari 2003.

Op laatstgenoemde vergadering hechtte zij met algemene stemmen haar goedkeuring aan de hierna volgende conclusies.

Bij de stemming waren aanwezig: Giuseppe Gargani (voorzitter en rapporteur voor advies);

Ioannis Koukiadis en Bill Miller (ondervoorzitters); Paolo Bartolozzi, Luis Berenguer Fuster (verving François Zimeray), Bert Doorn, Janelly Fourtou, Evelyne Gebhardt, Fiorella

Ghilardotti, Lissy Gröner (verving Carlos Candal overeenkomstig artikel 153, lid 2, van het Reglement), Malcolm Harbour, Heidi Anneli Hautala, Karin Jöns (verving Maria Berger overeenkomstig artikel 153, lid 2, van het Reglement), Kurt Lechner, Klaus-Heiner Lehne, Neil MacCormick, Arlene McCarthy, Manuel Medina Ortega, Marcelino Oreja Arburúa (verving José María Gil-Robles Gil-Delgado), Anne-Marie Schaffner, Marianne L.P.

Thyssen, Diana Wallis en Stefano Zappalà.

(25)

RR\491028NL.doc 25/26 PE 323.514

NL

BEKNOPTE MOTIVERING

Gender mainstreaming bij het Europees Parlement is zonder twijfel een waardige doelstelling in het kader van het streven naar daadwerkelijke gelijkheid van mannen en vrouwen, zoals vastgelegd in het EG-Verdrag (artikelen 2, 3, 13 en 141) en in het Handvest van de

grondrechten van de Europese Unie (art. 23)1. Gender mainstreaming betekent preventief optreden in politieke en bestuurlijke besluitvormingsprocessen door besluitvorming te bevorderen waarbij rekening wordt gehouden met de implicaties van de genomen besluiten voor de verhoudingen tussen mannen en vrouwen. In het initiatiefverslag van de Commissie rechten van de vrouw en gelijke kansen wordt voorgesteld dat het Parlement, analoog aan de maatregelen van andere instellingen (zoals de Commissie en de Raad), naast de andere maatregelen voor gelijke kansen een actieplan aanneemt voor gender mainstreaming.

Het eerste toepassingsgebied van gender mainstreaming betreft het beleid en de acties van het Parlement. Hierbij gaat het om het voorstel voor de oprichting van een beleidsgroep op hoog niveau, herstel van gender-evenwicht in de bestuurlijke organen van het Parlement en de invoering van gender mainstreaming in de werkzaamheden van de commissies. Ook is het verstandig de kandidaat-lidstaten ertoe aan te sporen programma's en campagnes op te zetten om te zorgen dat vrouwen voorbereid worden op deelname aan de Europese verkiezingen van 2004, zodat het percentage vrouwelijke leden van het Europees Parlement niet onder de huidige niveaus daalt.

In verband met de toepassing van gender mainstreaming binnen het Secretariaat-generaal van het Parlement is het nuttig de aandacht te concentreren op de toegang van vrouwen tot

leidinggevende en verantwoordelijke functies en maatregelen die moeten worden genomen in verband met vergelijkende examens, aanwerving en loopbaanontwikkeling.

Op dit punt worden de voorstellen in het verslag (2002) van mevrouw Lalumière, dat op 5 september 2002 door het Bureau werd goedgekeurd2, in de ontwerpresolutie van de

Commissie rechten van de vrouw en gelijke kansen volledig gesteund. Het verslag-Lalumière voorziet in de benoeming in de komende jaren van een hoger percentage vrouwen in de rangen A1/A3, maar er wordt met betrekking tot loopbaanontwikkeling ook het volgende in voorgesteld: "systematisch, bij gelijke verdiensten, het voorkeursbeginsel toepassen op vrouwelijke kandidaten voor leidinggevende posten, zolang het gebrek aan evenwicht

voortbestaat; ditzelfde beginsel toepassen op de bevorderingen van vrouwen in de rangen A5 en A4, zodat de reserve voor leidinggevende posten wordt gevoed, met name door toekenning van het derde bevorderingspunt".

Een dergelijk rigide automatisme lijkt echter volledig in te druisen tegen de jurisprudentie van het Hof van Justitie over richtlijn 76/207 betreffende de tenuitvoerlegging van het beginsel van gelijke behandeling van mannen en vrouwen ten aanzien van de toegang tot het

arbeidsproces, de beroepsopleiding en de promotiekansen en ten aanzien van de arbeidsvoorwaarden3. Het Hof heeft inderdaad het beginsel bekrachtigd dat richtlijn

76/207/EG "in de weg [staat] aan een nationale regeling die, bij gelijke kwalificaties van voor promotie in aanmerking komende kandidaten van verschillend geslacht, in sectoren waar vrouwen ondervertegenwoordigd zijn, automatisch voorrang verleent aan vrouwelijke kandidaten"4. Met andere woorden, bij een benoeming of een bevordering absolute en

1 PB C 364 van 18.2.2000, blz. 1.

2 PE 318.444/BUR.

3 Cf. de arresten van het Hof van Justitie van 17 oktober 1995, zaak C-450/93, Kalanke/Freie Hansestadt Bremen, Jur. 1995, blz. I-3051 en 11 november 1997, zaak C-409/95 Marschall/Land Nordrhein-Westfalen, Jur.

1999, blz. I-6363.

4 Arrest van het Hof van Justitie van 17 oktober 1995, zaak C-450/93, Kalanke/Freie Hansestadt Bremen,

(26)

PE 323.514 26/26 RR\491028NL.doc

NL

onvoorwaardelijke voorrang verlenen aan het ondervertegenwoordigde geslacht gaat verder dan de doelstelling van bevordering van gelijke kansen. Bovendien wordt de doelstelling verward met het resultaat ervan - gelijke vertegenwoordiging -, die uitsluitend kan worden bereikt door verwezenlijking van de doelstelling. Om deze redenen, en om onwettigheid te voorkomen, lijkt het zinvol in de ontwerpresolutie een verwijzing op te nemen naar de jurisprudentie van het Hof van Justitie op dit terrein.

CONCLUSIES

De Commissie juridische zaken en interne markt verzoekt de ten principale bevoegde Commissie rechten van de vrouw en gelijke kansen onderstaande punten in haar ontwerpresolutie op te nemen:

Paragraaf 13 bis (nieuw)

13 bis. herinnert aan de mogelijkheden die worden genoemd in artikel 141, lid 4, van het EG-Verdrag en de van toepassing zijnde bepalingen van de herziene richtlijn 76/207/EEG, die voorzien in positieve maatregelen ten gunste van het

ondervertegenwoordigde geslacht bij aanwerving, loopbaanontwikkeling en andere beroepsactiviteiten;

dictum.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

De Commissie stelt voor de vergoedingen en kosten voor veiligheidscertificaten en voertuigvergunningen bij gedelegeerde handeling te bepalen; de Raad verkiest in zijn standpunt

verzoekt de Europese Unie samen te werken met de landen van het Middellandse-Zeegebied en Noord-Afrika, gezien het belangrijke potentieel op gebied van energiebronnen van deze

In haar voorstel heeft de Commissie een nieuw rijbewijsmodel ingevoerd, dat uiteindelijk het enige in de Gemeenschap gebruikte model moet worden. De Commissie heeft ook bepalingen

pleit ervoor dat wordt bepaald in welke omstandigheden het asielrecht en de status van vluchteling formeel kunnen worden verleend aan vrouwen die op grond van hun geslacht en

verzoekt de Commissie een diepgaande analyse van de oorzaken, de gevolgen en de weerslag van de branden van deze zomer te verrichten, met name op de Europese bosbouwsector,

Als in de Gemeenschap gevestigde instantie zouden de importeurs wettelijk verplicht moeten zijn, te waarborgen dat de producten die zij in de handel brengen, aan de toepasselijke

verwelkomt de initiatieven van lidstaten zoals Frankrijk, Nederland en Spanje die een verplicht percentage vrouwen hebben ingesteld voor de leiding van bedrijven, en volgt het

internationale samenwerking, humanitaire hulp en crisisbestrijding, over de Syrische vluchtelingen en de reactie van de EU, en met name haar verklaring van 3 september 2013 over