• No results found

J.J.A. Goeverneur, Kinderdeuntjes en wiegeliedjes. Kinderrijmpjes · dbnl

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "J.J.A. Goeverneur, Kinderdeuntjes en wiegeliedjes. Kinderrijmpjes · dbnl"

Copied!
13
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Kinderdeuntjes en wiegeliedjes. Kinderrijmpjes

J.J.A. Goeverneur

bron

J.J.A. Goeverneur, Kinderdeuntjes en wiegeliedjes. Kinderrijmpjes. A.W. Sijthoff, Leiden ca.

1870-1880

Zie voor verantwoording: http://www.dbnl.org/tekst/goev001kind03_01/colofon.php

© 2011 dbnl

i.s.m.

(2)

t.o. 1

J.J.A. Goeverneur, Kinderdeuntjes en wiegeliedjes. Kinderrijmpjes

(3)

t.o. 3

J.J.A. Goeverneur, Kinderdeuntjes en wiegeliedjes. Kinderrijmpjes

(4)

3

Kinderrijmpjes.

[In den Haag, daar woont een graaf]

In den Haag, daar woont een graaf En zijn zoon heet Jantje;

Als je vraagt: waar woont je pa?

Dan wijst hij met zijn handje,

Eerst met zijn vinger en dan met zijn duim;

Hij heeft een jagersmutsje op Met een huzaren-pluim.

[Draai er het wieltje nog er eens om]

Draai er het wieltje nog er eens om, Klap er eens in je handjes;

Zet je handjes in je zij, Op je borstje allebei;

Dat gaat kindjes neusje voorbij.

[A B C]

A B C, De kat gaat meê, De hond blijft thuis:

‘Piep!’ zeî de muis in 't voorhuis.

[Tante Nans]

Tante Nans Zat op een gans,

‘Wip!’ zeî de gans, En weg vloog tante Nans.

J.J.A. Goeverneur, Kinderdeuntjes en wiegeliedjes. Kinderrijmpjes

(5)

4

[Wat doet het hondje? Waf, waf!]

Wat doet het hondje? Waf, waf!

Wat doet het koetje? Boe, boe!

En de schaapjes roepen: mê, mê!

En de geitjes roepen: bê, bê!

En het haantje: kukeleku!

En het poesje: miauw!

Waf, waf, waf! Boe, boe, boe!

Mê, mê, mê! Bê, bê, bê!

Kukeleku! Miauw!

[Tikke-takke-tonen]

Tikke-takke-tonen, 't Varkentje in de boonen, 't Paardje in de haver, 't Koetje in de klaver,

't Schaapje in het groene gras, 't Eendje in den waterplas, 't Vischje in het netje, 't Kindje - wip! in 't bedje.

[Paardje, paardje, rij naar steê]

Paardje, paardje, rij naar steê, Breng voor 't kindje koekjes meê, Koekjes met vier hoekjes, Aan alle kanten even smal;

Raadt eens, wie die hebben zal?

't Kindje krijgt die koekjes al, Als het stout is niemendal.

J.J.A. Goeverneur, Kinderdeuntjes en wiegeliedjes. Kinderrijmpjes

(6)

t.o. 4

J.J.A. Goeverneur, Kinderdeuntjes en wiegeliedjes. Kinderrijmpjes

(7)

t.o. 5

J.J.A. Goeverneur, Kinderdeuntjes en wiegeliedjes. Kinderrijmpjes

(8)

5

[Ju, ju, paardje]

Ju, ju, paardje, Met je vossen-staartje, Met je ruige pootje,

Spring eens over een slootje, Van het slootje in het riet;

Dat doet kindjes paardje niet.

[Ju, ju, paardje]

Ju, ju, paardje,

Naar den Briel om visch, Je weet niet, wat voor weêrtje Dat het morgen is;

Geef het paardje klaver, Geef het paardje haver, Geef het paardje kaf, Dan loopt het op een draf.

[Ziet, zoo rijen de Heeren]

Ziet, zoo rijen de Heeren, Met 'er bonte kleêren;

Ziet, zoo rijen de vrouwen, Met 'er wije mouwen;

Ziet, zoo rijen de joffertjes, Met 'er mooie pantoffeltjes;

Ziet, zoo rijdt de akkerman, Met zijn paardje achteran;

Ju, ju, zeggen we dan.

J.J.A. Goeverneur, Kinderdeuntjes en wiegeliedjes. Kinderrijmpjes

(9)

6

[Schuitje varen]

Schuitje varen, Theetje drinken, Blommetjes plukken, Bestje met krukken,

Dan gaan we naar den Overtoom, Daar drinken we zoete melk met room, Zoete melk met brokken,

Tien slaat de klokke;

En als de klokke tien slaat, Dan komt de klapperman op straat,

Elf, elf uren;

De meisjes moeten schuren, De jongens moeten water halen

Achter bij de buren.

[Schuitje varen, zee, zee!]

Schuitje varen, zee, zee!

Kindje! ga je meê, meê?

In dat mooie schuitje, Naar opa toe?

Opa heeft een bonte koe, Die zal opa melken!

't Kindje zal opa helpen.

't Kindje vroeg, waar 't schuitje leî, 't Schuitje leî in 't water;

't Koetje gaf een blater, 't Koetje gaf een schop, Toen was al de melk op.

J.J.A. Goeverneur, Kinderdeuntjes en wiegeliedjes. Kinderrijmpjes

(10)

t.o. 6

J.J.A. Goeverneur, Kinderdeuntjes en wiegeliedjes. Kinderrijmpjes

(11)

7

[Bom, bam, beieren]

Bom, bam, beieren, Ons poesje lust geen eieren;

Wat lust ons poesje dan?

Spek in de pan;

Daar wordt ons poesje vet van.

[Daar zaten zeven kikkertjes]

Daar zaten zeven kikkertjes, Al in een boerensloot;

De sloot die was bevroren, De kikkers hallef dood;

Ze kwikten niet, ze kwakten niet, Van honger en verdriet.

[Klein, klein kleutertje]

Klein, klein kleutertje, Wat doe je in mijn hof, Je plukt al mijn bloempjes af, En maakt het veel te grof.

Och, mijn lieve mamaatje!

En zeg het niet tegen papaatje!

Ik zal zoet naar school toe gaan, En laten de bloemetjes staan.

[Ouwe Jan en jonge Jan]

Ouwe Jan en jonge Jan, Die zouen samen pompen;

Ouwe Jan die brak zijn been, En jonge Jan zijn klompen.

J.J.A. Goeverneur, Kinderdeuntjes en wiegeliedjes. Kinderrijmpjes

(12)

8

[Jan oom]

Jan oom Zat op een boom

Te wachten;

Toen brak de boom, Toen viel Jan oom, En al de koetjes

Lachten.

[Alias]

Alias Zat in de kast;

Zijn moeder dacht, dat het brood was.

[Wittebrood]

Wittebrood In moeders schoot;

Koekeloere, mijn haan is dood;

Mijn haan met zeventien jongen.

Is dat niet goed gezongen?

Al dat zingen geeft berouw.

Bij nacht zijn alle katjes grauw.

[Jan, die sloeg Lijsje]

Jan, die sloeg Lijsje, En Lijsje die sloeg Jan Al met de koekepan.

De koekepan aan stukken, De stukken door de glazen, En Lijsje ging aan 't razen.

J.J.A. Goeverneur, Kinderdeuntjes en wiegeliedjes. Kinderrijmpjes

(13)

t.o. 8

J.J.A. Goeverneur, Kinderdeuntjes en wiegeliedjes. Kinderrijmpjes

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Wissel je werk uit met een ander die de opdracht ook

Bij 't vallen van den avond sluipt naar buiten, Bebloemde velden langs waar vooglen fluiten En tusschen boschjes over 't mospad voort, Tot ze uit 't struweel zich zachtkens roepen

Mijn vader mag 't niet weten, Mijn moeder heeft geen geld.. Is dat niet

Goeverneur, Gouverneur's kinderdeuntjes, wiegeliedjes, speel-, tel-, raadsel- en andere rijmpjes... Goeverneur, Gouverneur's kinderdeuntjes, wiegeliedjes, speel-, tel-, raadsel-

Sprei maar voort, sprei maar voort, Laat den koning door de

A - is een Aap; 't is een heel lee-lijk dier, Maar in zijn kun-sten heeft ie-der ple-zier.. B - is een Boek, 't is zoo groot haast

Gebakken is zijn brood, Gebrouwen is zijn bier;.. Nu komt dat oud, oud mannetje Zijn leven niet

Maar de andere dieren moesten ook hun kunsten vertonen en Appeltje moest naar de stal terug.. Er kwam nog een dierentemmer met Leeuwen, Tijgers