• No results found

DE KWALITEIT VAN VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE IN DE GEMEENTE ZAANSTAD IN SCHOOLJAAR 2015-2016

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "DE KWALITEIT VAN VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE IN DE GEMEENTE ZAANSTAD IN SCHOOLJAAR 2015-2016"

Copied!
38
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

DE KWALITEIT VAN VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE IN DE GEMEENTE ZAANSTAD IN SCHOOLJAAR 2015-2016

Onderzoeksnummer : 287264

Datum vaststelling : 24 augustus 2016

(2)
(3)

Inhoud

Voorw oord ... 5

1 Samenvatting van de belangrijkste oordelen ... 7

2 Inleiding ... 9

3 Vve in de gemeente Zaanstad ... 11

4 De oordelen over de voor- en de vroegscholen ... 21

5 Conclusies ... 35

6 Reactie van de gemeente ... 37

(4)
(5)

Voorwoord

In de periode 2007-2012 heeft de Inspectie van het Onderwijs een landelijke bestandsopname uitgevoerd naar de kwaliteit van voor- en vroegschoolse educatie (vve). Daarna is het signaalgestuurde toezicht op vve in de kleine en middelgrote gemeenten in werking getreden.

Voor de periode 2012-2015 hebben het Rijk en de 37 grote steden (G37) afspraken gemaakt om ervoor te zorgen dat zoveel mogelijk kinderen met een taalachterstand gebruik kunnen maken van hoogwaardige onderwijsvoorzieningen. In deze

afspraken staan kwalitatieve en kwantitatieve doelstellingen voor de voor- en vroegschoolse educatie. Daarbij is afgesproken dat de inspectie in 2013 en 2015 een monitor uitvoert om de kwaliteit van vve op gemeentelijk niveau, op voorscholen en op vroegscholen (groep 1 en 2 van basisscholen) in beeld te brengen. Dit rapport beschrijft de kwaliteit van vve in de gemeente Zaanstad aan het einde van de monitorperiode in schooljaar 2015-2016.

De hoofdinspecteur primair onderwijs, Dr. A. Jonk

(6)

Pagina 6 van 38

(7)

1 Samenvatting van de belangrijkste oordelen

In de gemeente Zaanstad is de kwaliteit van het gemeentelijk beleid voor de voor- en vroegschoolse educatie grotendeels op orde.

De kwaliteit van het gemeentelijk vve-beleid kenmerkt zich door:

 Drie indicatoren die nog verbetering behoeven, te weten 1. Het ouderbeleid

2. Het bereik

3. Het gemeentelijk subsidiekader.

 Zes indicatoren die van voldoende niveau zijn, te weten 1. De toeleiding

2. De externe zorg 3. De doorgaande lijn 4. De resultaten

5. De systematische evaluatie van het beleid 6. De GGD.

 Vier indicatoren die van goed niveau zijn en daarmee een voorbeeld voor anderen, te weten:

1. De definitie doelgroepkind 2. Het integraal vve-programma

3. De interne kwaliteitszorg op de voor- en vroegscholen 4. De vve-coördinatie.

De kwaliteit van de uitvoering van voor- en vroegschoolse educatie in de voor- en vroegscholen laat het volgende beeld zien:

 De meeste aspecten zijn van voldoende niveau, waarbij enkele indicatoren een voorbeeld zijn voor anderen.

 Enkele indicatoren kunnen nog verder verbeteren, waaronder het opklimmen in moeilijkheidsgraad bij het aanbod, de planmatigheid van de zorg en de afstemming van de zorg en begeleiding tussen de voor- en vroegschool.

 Het aspect resultaten kan ook nog verder ontwikkeld worden. Hoewel alle locaties de resultaten meten zoals afgesproken is met de gemeente, halen zij niet alle de gewenste resultaten. Ook is het aantal verlengde

kleuterperiodes op sommige locaties te hoog.

De voor- en vroegscholen hebben van tevoren de kwaliteit van hun eigen voor- of vroegschoolse educatie ingeschat. Daaruit volgen de volgende waarderingen:

 Bij het aspect condities is het merendeel van de indicatoren als voldoende beoordeeld, maar geen enkele locatie was een voorbeeld voor anderen.

Verbeterpunten liggen er vooral bij de toereikende scholing van de beroepskrachten, het Nederlandse taalniveau van de pedagogisch

medewerkers en de dubbele bezetting op de groepen in de vroegscholen.

 Het aspect ouders beoordelen de meeste locaties of met een onvoldoende of als een voorbeeld voor anderen. Alleen bij het gerichte ouderbeleid zijn er ook locaties die zichzelf als voldoende beoordelen.

 Het aspect uitvoering van de vve geeft een divers beeld. Verbeterpunten zijn er wat betreft het werken met een doelgerichte planning, opklimmen in moeilijkheidsgraad en de aantrekkelijke inrichting van de ruimte.

(8)

Pagina 8 van 38

 Voor wat betreft de zorg en begeleiding van kinderen/leerlingen wordt duidelijk dat er nog verbetering wenselijk is bij het volgen van de brede ontwikkeling van kinderen en de planmatige begeleiding. De overige indicatoren hebben de locaties alle als voldoende of een voorbeeld voor anderen beoordeeld.

 De kwaliteitszorg is voor zowel de voor- als de vroegscholen nog op alle indicatoren een verbeterpunt.

(9)

2 Inleiding

Dit rapport is het verslag van een onderzoek van de Inspectie van het Onderwijs naar de kwaliteit van de voor- en vroegschoolse educatie (vve) in de gemeente Zaanstad in schooljaar 2015-2016. Voor meer informatie hierover zie

www.onderwijsinspectie.nl/onderwijssectoren/voor-en-vroegschoolse-educatie.

De opbouw van het rapport is als volgt:

Het rapport begint met een beeld van het vve-beleid op gemeentelijk niveau. Daarin wordt ingegaan op de ontwikkeling van de gemeente sinds de bestandsopname en de relatie met de bestuursafspraken tussen het Rijk en de gemeente Zaanstad (paragraaf 3.1). Daarna wordt een overzicht gegeven van de voor- en vroegscholen in de gemeente (paragraaf 3.2) en van de door de gemeente aangeleverde vve- documenten (paragraaf 3.3). Tevens geven wij in dit hoofdstuk een oordeel over het gemeentelijk vve-beleid (paragraaf 3.4). De basis van deze beoordeling is een digitale vragenlijst die de gemeente heeft ingevuld. Wij hebben deze vragenlijst geverifieerd aan de hand van de aangeleverde documenten en in een gesprek met betrokkenen van de gemeente.

Ook de voor- en vroegscholen in de gemeente hebben een digitale vragenlijst ingevuld.

De inspectie heeft in de gemeente Zaanstad 3 voorschoollocaties en

2 vroegschoollocaties bezocht om de antwoorden op de vragenlijsten te verifiëren.

De resultaten van de locatiebezoeken worden in hoofdstuk 4 toegelicht en de oordelen van de inspectie worden vergeleken met de resultaten van de

vragenlijsten. Deze staan in paragraaf 4.2 in de vorm van overzichtstabellen met daarin de waarderingen op basis van eigen antwoorden van de locaties per kwaliteitsaspect (uitkomsten digitale vragenlijst).

Hoofdstuk 5 bevat de conclusies over de kwaliteit van vve in de gemeente Zaanstad.

In hoofdstuk 6 geeft de gemeente een reactie op de bevindingen van de inspectie.

Bij de beoordeling wordt gewerkt met een vierpuntsschaal:

1. Staat in de kinderschoenen: verbeteringen zijn dringend nodig Deze kwalificatie geeft aan dat echt iets verbeterd dient te worden.

2. Enigszins ontwikkeld: verbeteringen zijn nodig

Deze kwalificatie geeft aan dat het wenselijk is dat iets verbeterd wordt.

3. Voldoende

4. Goed ontwikkeld: een voorbeeld voor anderen

Deze kwalificatie geeft aan dat dit aspect in orde is, en wel op een zodanige manier dat anderen hiervan kunnen leren.

(10)
(11)

3 Vve in de gemeente Zaanstad

De gemeente Zaanstad heeft een digitale vragenlijst ingevuld.

De digitale vragenlijst levert de volgende informatie:

 Een lijst met de vve-documenten die de gemeente heeft aangeleverd: zie paragraaf 3.3

 Een beoordeling van het gemeentelijk vve-beleid : zie paragraaf 3.4.

3.1 Ontwikkeling van vve in Zaanstad sinds 2013

Vanaf 1 augustus 2014 zijn de verschillende voorschoolse voorzieningen,

schoolbesturen en gemeente Zaanstad bezig om te komen tot harmonisatie, dit wil zeggen tot samenwerking en afstemming van het onderwijs en de voorschoolse educatie van peuterspeelzaalwerk en kinderopvang. Zij hebben in het kader van de harmonisatie een aantal gezamenlijke doelstellingen geformuleerd en conformeren zich aan afspraken en voorwaarden. Deze doelstellingen luiden als volgt:

a. het bevorderen van doorlopende leer- en ontwikkelingslijnen voor alle kinderen van 2 - 12 jaar om voor alle kinderen in Zaanstad tot optimale schoolloopbanen te komen.

b. het bevorderen van een optimale aansluiting tussen voorschoolse educatie en het primair onderwijs.

c. het bereiken van alle doelgroepkinderen met vve-programma’s die voldoen aan ten minste de wettelijke kwaliteitseisen.

De locatiebezoeken en gesprekken met de gemeente Zaanstad tijdens de vorige Monitoring vve in 2013, vonden plaats in de voorbereidingsfase voorafgaand aan de harmonisatie. Inmiddels is de harmonisatie voltooid en officieel van kracht sinds 1 augustus 2015. Er is een Convenant Harmonisatie VVE Zaanstad 2015-2018 opgesteld en ondertekend door alle betrokken aanbieders en de gemeente. Hierin zijn afspraken vastgelegd over samenwerking tussen de voorschoolse voorzieningen en de basisscholen, de Regie, kwaliteit en organisatie van de voorschoolse educatie en de scholing van medewerkers. De besturen van de basisscholen hebben hun eigen voorschoolse partner kunnen kiezen waarbij de doorgaande lijn in

kwaliteitszorg een belangrijk aandachtspunt en voorwaarde was. Tevens is er een stuurgroep Harmonisatie VVE, waarin overleg en besluitvorming plaatsvindt tussen de bestuurders van alle voorschoolse organisaties, basisscholen en de gemeente.

Eind 2015 heeft de gemeente met alle betrokken partners de Regionale Onderwijs Agenda vastgesteld. Interne kwaliteitszorg in de gehele keten is daarbij één van de onderdelen.

Een tweede belangrijke ontwikkeling is dat de gemeente met schoolbesturen afspraken heeft gemaakt over de te behalen streefdoelen. De gemeente had

weliswaar afspraken met scholen over de te gebruiken toetsen maar nog niet over te behalen streefdoelen. Dit is nu wel het geval.

Een andere ontwikkeling die hiermee verband houdt, betreft de systematische evaluatie en verbetering. De gemeente laat jaarlijks een vve- monitor uitvoeren om na te gaan in hoeverre de resultaatafspraken zijn gerealiseerd. Bij deze monitor is sprake van een groeimodel: zo wordt in de monitor over 2014/2015 voor het eerst ook het doelgroepbereik in kaart gebracht en vindt er een nulmeting plaats naar de resultaten in de voorschoolse periode. De beleidsgroep vve (alle vve-partners) ontwikkelt bovendien, gelijk opgaand met de vernieuwing van de LEA, ook een nieuwe Zaanse Visie op vve. Deze Zaanse Visie op vve en de vve-monitor spelen een belangrijke rol in het gemeentelijk kwaliteitsbeleid op het terrein van de vve.

(12)

Pagina 12 van 38 Het aantal doelgroeppeuters is niet gewijzigd. Dit betrof op 1 oktober 2013 650 peuters en op 1 oktober 2014 ook. Wel heeft de gemeente het aantal voorschoolse plaatsen op de peuterspeelzalen uitgebreid met 23 van 593 naar 616 en het aantal voorschoolse plaatsen op de kinderdagverblijven met 24 van 3 naar 27. Dit heeft te maken met het feit dat meer doelgroeppeuters gebruik maken van de voorschoolse educatie. Dit is met 11 peuters gestegen van 609 naar 620. Alle pedagogisch medewerkers binnen de gemeente die met vve-kinderen werken zijn inmiddels geschoold voor vve.

3.2 Overzicht van de voor- en de vroegscholen in Zaanstad

Voorafgaand aan de digitale vragenlijst hebben wij de gemeente gevraagd naar een overzicht met de vve-peuterspeelzalen en –kinderdagverblijven (dus: de

voorscholen) en de bijbehorende vroegscholen (de vve-basisscholen).

Tabel 3.1: Overzicht van de voor- en vroegscholen in de gemeente Zaanstad.

Alle onderstaande locaties hebben een digitale vragenlijst gekregen en (voor)scholen met * zijn ook bezocht.

Voorschool:

Peuterspeelzaal/kinderdagverblijf

Vroegschool:

Basisschool

Vroegschool:

Basisschool

Peuterspelen De Saenparel De Saenparel

Peuterspelen De Rakkertjes

Peuterspelen De Roos De Roos

3.3 Lijst met de vve-documenten die de gemeente heeft aangeleverd Ter onderbouwing van de antwoorden van de vragenlijst heeft de gemeente de volgende beleidsdocumenten toegestuurd of aangereikt tijdens of na het gesprek met de inspectie:

 Convenant voorschoolse educatie deel 1

 Convenant voorschoolse educatie deel 2

 Handboek vve Zaanstad

 Monitor vve gemeente Zaanstad

3.4 Het gemeentelijke vve-beleid

In deze paragraaf geven wij onze bevindingen weer over het gemeentelijk vve- beleid.

Per domein wordt weergegeven op welke punten wij het gemeentelijk beleid en uitvoering als voldoende (‘3’) beoordelen, waar wij nog verbeterpunten zien, zowel zonder (‘2’) als met (‘1’) afspraken en op welke punten wij de gemeente als een voorbeeld voor anderen zien (‘4’). Het kan voorkomen dat wij voor een bepaalde indicator geen oordeel geven (GO).

Wij baseren onze bevindingen op onze verificatie van de digitale vragenlijst door middel van documentenanalyse, gesprekken met betrokkenen en informatie uit locatiebezoeken. Waar onze bevindingen afwijken van het beeld uit de digitale vragenlijst van de gemeente, wordt dit vermeld en onderbouwd.

(13)

Tabel 3.2: De beoordeling van het gemeentelijk vve-beleid

Het gemeentelijk vve beleid - Zaanstad 1 2 3 4 GO

1A1 Definitie doelgroepkind ●

1A2 Bereik ●

1A3 Toeleiding ●

1A4 Ouders ●

1A5 Integraal vve-programma ●

1A6 Externe zorg ●

1A7 Interne kwaliteitszorg van de voor- en vroegscholen ●

1A8 Doorgaande lijn ●

1A9 Resultaten ●

1B Vve-coördinatie op gemeentelijk niveau ●

1C Systematische evaluatie en verbetering van vve op gemeentelijk niveau ●

2A GGD-rapport ●

2B Gemeentelijk subsidiekader ●

De inspectie publiceert jaarlijks ook een oordeel over het toezicht dat door de gemeenten op de kinderopvang en peuterspeelzalen wordt uitgevoerd. Voor meer informatie hierover zie www.onderwijsinspectie.nl/onderwijs/Kinderopvang.

Toelichting:

’1’ Verbeterpunten met een afspraak Er zijn geen verbeterpunten met een afspraak.

’2’ Verbeterpunten 1A2 Bereik

Dit onderdeel van het gemeentelijk beleid is nog onvoldoende. Tijdens de vorige monitor werden nog niet alle doelgroepkinderen volgens de eigen brede

doelgroepdefinitie bereikt met een vve-aanbod, doordat er nog geen vve in de kinderopvang werd aangeboden. De gemeente Zaanstad wil met het harmoniseren van de voorschoolse voorzieningen dat alle kinderen die voor een vve-programma in aanmerking komen dit ook krijgen. Dit ligt in lijn met de bestuursafspraken tussen het Rijk en de gemeente Zaanstad. Volgens plan zal het aantal kindplaatsen voor vve worden uitgebreid van 550 naar 800. De gemeente heeft door IJsselgroep Zwolle een onderzoek laten doen naar de resultaten en het bereik van vve. Om het aantal kinderen met een vve-indicatie in beeld te krijgen en om de mate waarin peuters met een vve-indicatie gebruik maken van het vve-aanbod te onderzoeken is informatie verzameld vanuit verschillende bronnen. Analyse van de verzamelde gegevens leverde echter een onsamenhangend beeld op. De gegevens waren niet geschikt om de vragen rond het bereik van vve te beantwoorden. Daarom is een aanbeveling gedaan om de GGD te vragen alle benodigde informatie te verzamelen en te registreren. In een volgende vve-monitor is het dan mogelijk wel een goed beeld te geven van het aantal vve-indicaties dat wordt toegekend en van de mate waarin kinderen die tot de doelgroep van vve behoren daadwerkelijk gebruik maken van vve.

(14)

Pagina 14 van 38 1A4 Ouders

Ook het ouderbeleid is nog als onvoldoende beoordeeld. De gemeente heeft sinds het vorig onderzoek het ouderbeleid verder ontwikkeld. De vve-beleidsnotitie beschreef in 2013-2014 nog vooral de uitgangspunten op het niveau van de voorschoolse instellingen en de onderwijsinstellingen. Er werd onvoldoende beschreven wat de te bereiken doelen en resultaten moesten zijn waarmee de ouders als partner worden betrokken bij het voorkomen van achterstanden.

Het ouderbeleid is verbeterd ten opzichte van 2013-2014 doordat nu alle voorschoolse aanbieders en basisscholen, op basis van gemeentelijke subsidie, werken met de ouderbetrokkenheidsprogramma’s VVE-thuis en Taaltas. Met alle betrokken partners is er in de beleidsgroep vve nu een eenduidige visie op

ouderbetrokkenheid en vve vastgesteld. Deze visie is echter nog niet formeel door de gemeente vastgesteld: dit omdat de officiële besluitvorming hieromtrent moet samenvallen met de hernieuwde onderwijsagenda. In de visie is opgenomen welke algemene doelen de partners met het ouderbeleid willen bereiken. Maar hoewel er zicht is op het type ouders in de gemeente Zaanstad, is er nog onvoldoende sprake van een analyse van de kenmerken van de ouderpopulatie op gemeentelijk niveau waarop initiatieven zijn gebaseerd. Bovendien bevat de visie nog geen concrete doelen om ouders als partner te betrekken. Dat is de reden dat het ouderbeleid nog een verbeterpunt is. De gemeente geeft aan dat alle betrokken partijen wel al met elkaar in gesprek zijn om te kijken of het ouderbeleid nog verder kan worden versterkt, op basis van analyse en het stellen van doelen.

2B Subsidiekader

De gemeente Zaanstad heeft een subsidiekader voor de aanbieders van voorschoolse educatie vastgelegd.

Om in aanmerking te komen voor de subsidie verplichten de aanbieders zich om te voldoen aan de voorwaarden van de wet op de Kinderopvang en het Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie. Dit is voor de voorscholen vastgelegd in een uitvoeringsovereenkomst. Daarnaast is vastgelegd dat de aanbieders van voorschoolse educatie toewerken naar aanvullende voorwaarden, zoals uitgewerkt in het handboek vve. Dit betreft onder meer afspraken over de kwalificatie van de pedagogisch medewerkers, de coördinatie van vve, het aanbod, de doorgaande lijn en de ouderactiviteiten.

Volgens het Convenant Agenda “Focus op vroegschoolse educatie” moeten er minimaal 10 uur per week twee leerkrachten (of een leerkracht plus een

onderwijsassistent) zijn in de vroegschool. Een andere mogelijkheid is de groepen te verkleinen. In het gemeentelijk beleid is echter een andere afspraak opgenomen met de schoolbesturen die niet voldoet aan het convenant. De afspraak luidt dat vve-scholen middelen ontvangen voor de inzet van extra personeel volgens onderstaand schema:

Percentage doelgroepkinderen Startblokken/ Kaleidoscoop Inzet onderwijsassistenten:

Piramide Inzet tutoren:

< 30% 2 dagdelen O.A. 2 dagdelen tutor

- 30% tot 70% 3 dagdelen O.A. 2 dagdelen tutor

> 70% 4 dagdelen O.A. 3 dagdelen tutor

Met deze afspraak voldoet de gemeente niet aan het convenant. Om deze reden is deze indicator nog verbeterpunt.

(15)

‘3’ Voldoende 1A3 Toeleiding

In het vorig gemeenterapport werd dit onderdeel als voldoende beoordeeld en dat is ook nu het geval.

De gemeente Zaanstad heeft namelijk afspraken gemaakt over wie er wanneer verantwoordelijk is voor de toeleiding van doelgroepkinderen naar de voorschoolse educatie. De GGD (Centrum Jong voor Jeugd en Gezin en de consultatiebureaus) verzorgt de toeleiding naar de vve-voorziening.

Tijdens het bezoek aan het consultatiebureau wordt geconstateerd of een kind wel of niet tot de doelgroep behoort. Als de jeugdverpleegkundige inschat dat een kind een risico op (taal)achterstand loopt, kan het kind via het logopedisch spreekuur een vve-indicatie krijgen. Als dat gewenst is kan een intermediair van de GGD ouders actief toeleiden naar voorschoolse vve-locaties.

Ouders schrijven zich vervolgens in bij een voorschoolse vve-voorziening. De voorschoolse partners melden de plaatsing van een kind met een vve-indicatie aan de GGD. Ook informeren zij de GGD als de plaatsing van een kind wordt stopgezet of als een kind onregelmatig gebruik maakt van het vve-aanbod. De GGD

controleert of de geïndiceerde peuters daadwerkelijk gebruik maken van vve. Indien dat niet het geval is, wordt contact opgenomen met de betreffende ouders.

De GGD levert vier maal per jaar gegevens aan van kinderen uit Zaanstad die voor een plaats op een vve-peuterspeelzaal in aanmerking komen. De toeleiding naar de vve-voorziening is opnieuw vormgegeven door het invoeren van een digitale registratie. Hierdoor wil de gemeente Zaanstad een beter zicht krijgen op het feitelijke bereik van de doelgroeppeuters en welke verklaringen er zijn om geen gebruik te maken van voorschoolse educatie. Een belangrijke vraag bij de toeleiding is ook een analyse van de redenen waarom sommige (groepen) kinderen niet naar een vve-peuterspeelzaal komen.

Om de toeleiding verder te versterken heeft de gemeente de Zaanse Taalacademie opgericht als onderdeel van de GGD, die ouders actief motiveert om hun kind(eren) deel te laten nemen aan vve. De twee belangrijkste taken van de Zaanse

Taalacademie zijn: 1) het bevorderen van een betere onderlinge afstemming tussen alle betrokken partijen, 2) het verstevigen van de doorgaande taallijn. De gemeente heeft een intermediair benoemd die een schakel vormt voor ouders in het proces van indicatie tot school. Met de digitale registratie krijgt de gemeente bovendien meer zicht op de feitelijke effecten van de huidige werkwijze om daar gerichte activiteiten op in te kunnen zetten.

1A6 Externe zorg

Ten aanzien van de externe zorg hebben er na de monitor in 2013 geen

veranderingen plaatsgevonden in Zaanstad. Op dit punt is het gemeentelijk beleid nog steeds voldoende. Sinds de aanvang van het schooljaar 2013/2014 hebben drie peuter intern begeleiders de taak gekregen alle pedagogisch medewerkers in de voorscholen te ondersteunen. Zij observeren op het gebied van gedrag, sociaal- emotionele, cognitieve- en taalontwikkeling. Ook geven zij advies op maat. De laagdrempelige aanpak blijkt succesvol te zijn, de pedagogisch medewerkers maken goed gebruik van deze ondersteuning. Zij hebben regelmatig contact met: Centrum Jong, VTO vroeghulp, GGD, BJZ, logopedisten, voorscholen, zorgteam/IB-er

basisschool en vve-beleidsgroep.

De Centra Jong/CJG’s stellen vaste contactpersonen aan voor kinderdagverblijven, peuterspeelzalen en het primair en speciaal onderwijs. Deze contactpersonen zijn te consulteren bij signalen en vragen die zich voordoen. Daarnaast is een nauwe samenwerking tussen de zorgstructuur van het primair onderwijs en het Centrum Jong/Centrum voor Jeugd en Gezin uitgangspunt. De contactpersoon vanuit het Centrum neemt deel aan de zorgstructuur van de school (grootzorgteam).

(16)

Pagina 16 van 38 1A8 Doorgaande lijn

Om de doorgaande lijn van de voor- naar vroegschool te versterken zijn nadere afspraken gemaakt. Vooral op dit punt is de harmonisatie van belang geweest.

De vaste combinaties van een voor- en een vroegschool versterken de doorgaande lijnen. Zo wordt in de voorscholen en in de groepen 1 en 2 van de gekoppelde basisschool hetzelfde vve-programma aangeboden. De programma’s bieden een doorgaande leerlijn van 2 tot 6 jaar. De peuters stromen door naar de basisschool waaraan de voorschool is verbonden, of naar één van de basisscholen waarmee wordt samengewerkt. De samenwerkende voor- en vroegscholen maken dan ook afspraken over programma- en themagebonden activiteiten voor de peuters en de kleuters.

De voorscholen maken gebruik van een leerlingvolgsysteem dat aansluit bij het leerlingvolgsysteem dat in de samenwerkende basisschool wordt gebruikt. Voor de gestandaardiseerde en warme overdracht van de kindgegevens zijn afspraken gemaakt die voor een ieder te raadplegen zijn. Als een kind van een voorschool naar het basisonderwijs gaat, wordt er gewerkt met een overdrachtsformulier. Dat formulier wordt ingevuld en doorgegeven aan de basisschool via een

overdrachtsprocedure. Er wordt zowel gewerkt met een warme overdracht (in een gesprek tussen pedagogisch medewerker en de leerkracht) als met een koude overdracht, waarbij alleen schriftelijke informatie wordt overgedragen.

Bij de warme overdracht die er voor zorgkinderen altijd is, wordt een aantal kinderen tegelijkertijd besproken. Op sommige scholen gebeurt dat als een kind ongeveer 3 jaar en 9 maanden oud is, zodat de school kan beslissen in welke groep het kind het beste geplaatst kan worden. Koude overdracht vindt plaats bij

voorscholen die geen koppel vormen met een basisschool (de zogenaamde stand alones) of als ouders kiezen voor een andere school dan de school waarmee de voorschool samenwerkt.

1A9 Resultaten

Volgens de Wet op het Primair Onderwijs (artikel 167, lid 1b) moet de gemeente met de vve-instellingen en schoolbesturen afspraken maken over wat de resultaten van vroegscholen moeten zijn. De gemeente heeft hierin doorzettingsmacht.

Ten opzichte van de vorige monitor heeft Zaanstad zich hierin duidelijk verbeterd.

Zo waren er in 2013 nog geen afspraken over streefdoelen en zijn die er nu wel.

Hiermee voldoet de gemeente aan de gemaakte afspraak met de inspectie dat er in december 2014 resultaatafspraken zijn met de schoolbesturen. De resultaten worden in beeld gebracht via de monitor vve door IJsselgroep Zwolle. In 2014 is de eerste monitor verschenen en in 2015 de tweede. Hierin zijn voor het eerst ook de resultaten van de peuters beschreven. Op basis van de beschreven opbrengsten worden zowel inhoudelijke aanbevelingen gedaan als aanbevelingen om de vve- monitor verder te verbeteren.

De gemeente heeft niet met de houders van voorscholen afgesproken wat de resultaten moeten zijn aan het eind van de voorschoolse periode. Wel leveren de voorscholen hun resultaten aan de gemeente aan en worden die ook meegenomen in de vve-monitor die jaarlijks opgesteld wordt.

De afspraken over streefdoelen voor de kinderen aan het einde van groep 2 hebben betrekking op het gewenste niveau van kinderen aan het einde van de

kleuterperiode en op de gewenste vaardigheidsgroei tijdens de kleuterperiode.

De afspraken luiden:

 Aan het einde van groep 2 scoren de kinderen met een leerlinggewicht > 0 gemiddeld een vaardigheidsscore van 62 op de Taaltoets.

(17)

 In de kleuterperiode laat 80% van de kinderen met een leerlinggewicht > 0 een vaardigheidsgroei zien van minimaal 19 punten. De gemiddelde

vaardigheidsgroei ligt landelijk op ongeveer 19 vaardigheidspunten.

 Minimaal 80% van de kleuters met een leerlinggewicht > 0 die op het eerste toetsmoment (M1) op niveau 4 of 5 scoren vertoont een vaardigheidsgroei van minimaal 19 vaardigheidspunten op de toets Taal in groep 1 en 2 van het basisonderwijs.

 Kleuters met een leerlinggewicht > 0 die op het eerste toetsmoment (M1) op niveau 1 of 2 scoren, laten gemiddeld minimaal een gemiddelde

vaardigheidsgroei zien (van 19 vaardigheidspunten).

1C Systematische evaluatie en verbetering van vve op gemeentelijk niveau De gemeente dient het eigen vve-beleid, de afspraken, de uitvoering en de resultaten regelmatig (jaarlijks) te evalueren. Deze jaarlijkse evaluatie dient te worden vastgelegd en te leiden tot conclusies voor verbeteringen of aanpassingen van het beleid.

In de vve-beleidsgroep worden doorlopend de in gang gezette verbeteringen geëvalueerd. De evaluatie van het gemeentelijk vve-beleid, van de afspraken, de uitvoering en van de resultaten, vindt bovendien voldoende aantoonbaar en planmatig plaats.

In 2013 kreeg de gemeente Zaanstad het volgende advies van de inspectie:

“Formuleer voor de vve-monitor duidelijke prestatieafspraken op gemeentelijk niveau en controleer deze op locatieniveau. Maak deze onderwerp van een jaarlijkse evaluatie en rapporteer over de verbeteractiviteiten die hieruit voortkomen. Dit cyclisch proces geeft richting aan het gemeentelijk vve-beleid”.

Met de vernieuwde monitor waarin duidelijke resultaatafspraken zijn opgenomen voldoet de gemeente hier nu aan. Bij deze monitor is bovendien sprake van een groeimodel: zo wordt in de monitor over 2014/2015 voor het eerst ook het doelgroepbereik in kaart gebracht en vindt er een nulmeting plaats naar de resultaten in de voorschoolse periode.

Voor de komende periode worden er bovendien ook afspraken gemaakt over andere zaken waarvoor de voor- en vroegschoolse educatie subsidies vanuit de gemeente krijgen. Deze afspraken hebben dan bijvoorbeeld betrekking op het gebied van taal, scholing, resultaten of vve-thuis.

2A GGD rapport

De gemeente Zaanstad heeft de GGD opdracht gegeven jaarlijks de basiskwaliteit van voorschoolse educatie in de voorscholen te inspecteren. Met de

bestandsopname in 2010 zijn hier afspraken over gemaakt met de inspectie van het onderwijs. De inspectie heeft nu met een steekproef vastgesteld dat van de voor- en vroegscholen in Zaanstad recente GGD-rapporten beschikbaar zijn, waarin ook de voorschoolse educatie is beoordeeld.

‘4’ Voorbeeld voor anderen 1A1 Definitie doelgroepkind

Na de monitor in 2013-2014 is het gemeentelijk vve-beleid ten aanzien van de definiëring van vve-doelgroepkinderen ongewijzigd gebleven. De gemeente Zaanstad is hierin nog steeds een voorbeeld voor andere gemeenten omdat ze in haar definitie voor doelgroeppeuters niet alleen het leerlinggewicht als criterium hanteert, maar daarnaast aanvullende criteria formuleert ten aanzien van taal- en ontwikkelingsachterstand.

(18)

Pagina 18 van 38 Deze is als volgt geformuleerd:

- Kinderen van 2 tot 6 jaar met een leerlingengewicht (0,3 of 1,2) op basis van de nieuwe gewichtenregeling (die vanaf augustus 2006 geldt);

- Kinderen zonder leerlingengewicht, die meertalig worden opgevoed, maar

onvoldoende Nederlands krijgen aangeboden (spreken thuis een andere taal dan de Nederlandse taal);

- Kinderen met een aantoonbare (taal)achterstand (Indicatie centra Jong voor Jeugd en Gezin).

Tot augustus 2015 waren er twee soorten peuterspeelzalen in Zaanstad voor doelgroepkinderen.

1. De peuterspeelzalen-plus in de specifieke vve-wijken:

Kinderen kwamen vier keer per week, werden begeleid door twee gediplomeerde leidsters door middel van een goedgekeurde vve-methode en met een doorgaande leerlijn met de samenwerkende basisschool. Doelgroepkinderen in deze groepen stroomden als vanzelfsprekend door naar de samenwerkende basisschool.

2. De reguliere peuterspeelzalen met een ambulante vve-leidster:

Deze peuterspeelzalen konden in alle wijken van Zaanstad gevestigd zijn.

Doelgroepkinderen kwamen ook hier vier keer per week en werden daarvan twee dagdelen preventief ondersteund door een ambulante leidster. Er vond wel een overdracht plaats naar de basisschool waar het kind naar toe gaat, maar er was geen sprake van een doorgaande leerlijn (de basisscholen werken niet met een vve- methode). Doelgroepkinderen in deze groepen konden doorstromen naar de

basisschool naar keuze.

Inmiddels zijn alle voorschoolse voorzieningen (peuterspeelzalen-plus, regulier peuterspeelzaalwerk en kinderopvang) geharmoniseerd. Dat betekent dat de voorschoolse voorzieningen zijn opgegaan in een gecombineerde voorziening, aansluiting hebben gevonden bij de scholen en dat kinderen hier naar doorstromen.

1A5 Integraal vve-programma

In Zaanstad wordt gewerkt met de vve-programma’s Startblokken, Piramide, Kaleidoscoop en sinds 2014 ook met Peuter- en Kleuterplein.

Om de ontwikkeling van de kinderen te kunnen volgen wordt systematisch gewerkt met toetsen en observatielijsten. Dat is ook essentieel voor het opbrengstgericht werken. Toets- en observatiegegevens van de kinderen worden daarnaast gebruikt in de gemeentelijke vve-monitor.

Naast de vve-programma’s kunnen diverse ondersteunende/flankerende projecten, programma’s en activiteiten worden ingezet. De locaties kunnen zelf kiezen welk van de onderstaande programma’s en activiteiten ze inzetten:

 Droomvogel is een spelstimuleringsprogramma voor kinderen ter bevordering van o.a. de sociaal-emotionele ontwikkeling en de taalontwikkeling. Hierbij wordt speltherapie ingezet. De kern van

Droomvogel bestaat uit het voorlezen van prentenboeken die de kinderen een taal- en spelplankader aanbiedt.

 Logo-3000

 vve-Thuis taaltassen. Op iedere vve-school die met taaltassen werkt is een oudercoördinator aangesteld; deze zijn allemaal geschoold in TOLK.

 Humanitas voorleesproject.

1A7 Interne kwaliteitszorg van de voor- en vroegscholen

Volgens de OKE-wet (en het convenant Agenda ‘Focus op vroegschoolse educatie’) dient op gemeentelijk niveau aangegeven te zijn wat belangrijk is met betrekking tot de kwaliteit van vve en hoe deze kwaliteit gemeten, (indien nodig) verbeterd én geborgd wordt.

(19)

Binnen de gemeente is er een Regionale Onderwijs Agenda vastgesteld. Hierin is de interne kwaliteitszorg in de gehele keten een belangrijk onderdeel.

Het vve-kwaliteitsbeleid heeft betrekking op twee niveaus:

1. het niveau van het gemeentelijke vve-beleid:

De Zaanse visie op vve en de vve-resultaatafspraken geven richting aan het vve-beleid. Ook zijn er doelen afgesproken ten aanzien van het bereik van de doelgroepkinderen in de voorschoolse periode.

Via de jaarlijkse vve-monitor wordt nagegaan of de gestelde doelen gerealiseerd worden. De vve-monitor formuleert aanbevelingen op grond waarvan het vve-beleid kan worden bijgesteld.

2. het niveau van koppels van peuterspeelgroepen en basisscholen:

Op dit niveau speelt de Zaanse Taalacademie (ZTA) een centrale rol binnen het vve-kwaliteitsbeleid. Jaarlijks evalueert de ZTA per koppel, bijvoorbeeld welke activiteiten uitgevoerd zijn, of de doelen bij de kinderen en ouders bereikt worden en in hoeverre het aanbod goed aansluit bij de

ontwikkelbehoeften van de kinderen en de ouders. De ZTA onderzoekt of het geheel van uitgevoerde activiteiten effectief en efficiënt is en doet

aanbevelingen voor verbeteringen. Wel stelt de gemeente vast dat de inhoudelijke eisen door de gemeente nog te weinig geëvalueerd worden door de afzonderlijke locaties. Om hierin verbetering te brengen, heeft de

intermediair van de Zaanse Taalacademie de taak gekregen om de afzonderlijke locaties te bezoeken met een audit. Hierbij worden de afspraken met de gemeente getoetst ‘van beleid tot praktijk’.

Een apart onderdeel van het vve-kwaliteitsbeleid vormen de afspraken over de gewenste/verplichte kwalificaties van de professionals. Om de bestaande uitvoeringskwaliteit van vve te behouden en te verbeteren vinden verschillende vormen van professionalisering plaats.

De beleidsgroep vve (alle vve-partners) ontwikkelt, gelijk opgaand met de vernieuwing van de LEA, ook een nieuwe Zaanse visie op vve. In de Onderwijs Agenda is opgenomen dat er minder losse subsidies zoals voor de zomerschool en de schakelklas zullen komen maar meer subsidies met daaraan gekoppelde prestatie-afspraken. Deze afspraken hebben dan bijvoorbeeld betrekking op het gebied van taal, scholing, resultaten of vve-thuis.

De inspectie concludeert dat de gemeente zich met dit beleid steeds verder

verbetert. Zij kan zich nog verder verbeteren door ook resultaatafspraken te maken voor de peuters, en kan de gemeente op dit punt uitgroeien tot een voorbeeld voor anderen.

1B Vve-coördinatie op gemeentelijk niveau

De gemeenten zijn regievoerder voor vve in hun gemeente. Zij formuleert helder vve-beleid vanuit de gemeente met duidelijke ambities en concrete doelen.

Daarnaast is er sprake van voldoende sturing en coördinatie vanuit de gemeente om vve tot stand te brengen en te borgen in de gemeente.

De directe inhoudelijke sturing en coördinatie van de uitvoering van het vve-beleid, berust bij de beleidsgroep vve. De beleidsgroep bestaat uit afgevaardigden vanuit de Gemeente Zaanstad, vanuit de schoolbesturen Agora en Zaan Primair, vanuit de Kinderopvangorganisaties Tinteltuin, Babino en Freekids, maar ook vanuit Centrum Jong voor jeugd en gezin (o.a. consultatiebureaus), GGD (logopedie) en de Zaanse Taalacademie. De beleidsgroep komt om de zes weken bijeen.

In het handboek vve staan alle beleidsdocumenten en afspraken waarmee het onderwijs en de voorscholen in Zaanstad werken. Ook deze praktische uitwerking van de vve-beleidskaders is in gezamenlijk overleg tot stand gekomen, vanuit de netwerken voor de vve-coördinatoren die aan de scholen en voorscholen zijn verbonden. Dit heeft een breed gedragen vve-beleid tot gevolg.

(20)

Pagina 20 van 38 De coördinatie is de afgelopen periode sterk onder de aandacht geweest van de gemeente door de invoering van het harmonisatiebeleid. Inmiddels is dit met goed resultaat afgerond en gaan de locaties hier nu mee verder. De coördinatie van vve in de gemeente Zaanstad is daarmee een goed voorbeeld.

(21)

4 De oordelen over de voor- en de vroegscholen

De voor- en vroegscholen uit het overzicht in paragraaf 3.2 hebben een digitale vragenlijst gekregen om zelf te rapporteren over de kwaliteit van vve. De vragen hebben betrekking op het vve-waarderingskader. Elke voor- en vroegschool heeft een zelfrapportage teruggekregen.

In paragraaf 4.1 worden de resultaten van de locatiebezoeken door de inspectie toegelicht. Paragraaf 4.2 bevat een overzicht van de resultaten van de vragenlijst.

Een overzicht van de eigen waarderingen van alle vve-locaties is naar de gemeente gestuurd.

4.1 Resultaten inspectiebezoek

Wij hebben ter verificatie van de vragenlijsten 3 voorscholen en 2 vroegscholen bezocht. Het gaat om de helft van het aantal locaties dat in 2013 is bezocht. Het onderzoek bestond uit groepsobservaties, gesprekken en documentenanalyse.

In onderstaande tabellen staan onze oordelen in percentages van het totaal aantal vve-locaties in de gemeente. Onder iedere tabel wordt een toelichting gegeven op de oordelen.

Toelichting bij de tabellen: ‘go’ betekent ‘geen oordeel’ omdat dit tijdens het onderzoek niet te beoordelen was. ‘N’ is het aantal voor- en vroegscholen waar de gegevens betrekking op hebben. De oordelen worden weergegeven in een

percentage. Indien van toepassing is het hoogste percentage naar boven of naar beneden afgerond om op 100% uit te komen.

Tabel oordelen inspectiebezoek Zaanstad

Voorschool Vroegschool

A Condities 1 2 3 4 go N 1 2 3 4 go N A0.1 Er is een recent

GGD-rapport beschikbaar

0% 0% 100% 0% 0% 3 0% 0% 0% 0% 100% 2

A2 De groepsgrootte voldoet aan de maximumeisen (voorschool)

0% 0% 100% 0% 0% 3 0% 0% 0% 0% 100% 2

A3 Beroepskracht - kind ratio ("dubbele bezetting")

0% 0% 100% 0% 0% 3 0% 100% 0% 0% 0% 2

A4.1 De peuters volgen gedurende voldoende tijd (per week) een vve-programma op de voorschool

0% 0% 100% 0% 0% 3 0% 0% 100% 0% 0% 2

A5.2 Alle

beroepskrachten zijn toereikend gekwalificeerd (opleiding)

0% 0% 100% 0% 0% 3 0% 0% 0% 0% 100% 2

(22)

Pagina 22 van 38 A5.3 Alle

beroepskrachten spreken voldoende Nederlands

0% 0% 100% 0% 0% 3 0% 0% 0% 0% 100% 2

A5.4 Alle

beroepskrachten zijn toereikend vve-geschoold

0% 0% 100% 0% 0% 3 0% 0% 100% 0% 0% 2

A5.5 Er is een jaarlijks vve-

opleidingsplan

0% 0% 100% 0% 0% 3 0% 0% 0% 0% 100% 2

De belangrijkste conclusie voor wat betreft de voorscholen is dat op alle onderzochte locaties de condities op orde zijn. Bij de vroegscholen ligt dit iets anders. Op beide onderzochte locaties was er onvoldoende sprake van een dubbele bezetting. De overige indicatoren zijn hier ook als voldoende beoordeeld. Dit was in het vorig rapport op sommige locaties ook het geval. De onvoldoende bezetting heeft mogelijk te maken met het gemeentelijk beleid waar de voorscholen aan voldoen maar wat niet in overeenstemming is met het Convenant Agenda “Focus op vroegschoolse educatie”.

Tabel oordelen inspectiebezoek Zaanstad

Voorschool Vroegschool

B Ouders 1 2 3 4 go N 1 2 3 4 go N

B1 Gericht vve-ouderbeleid 0% 0% 100% 0% 0% 3 0% 0% 100% 0% 0% 2 B2 Ouders zijn vooraf adequaat

geïnformeerd 0% 0% 100% 0% 0% 3 0% 0% 50% 50% 0% 2

B3 Intake 0% 0% 100% 0% 0% 3 0% 0% 100% 0% 0% 2

B4 Stimuleren om thuis

ontwikkelingsstimulerende activiteiten te doen

0% 0% 67% 33% 0% 3 0% 0% 50% 50% 0% 2

B5 Participatie in vve- activiteiten in de voorschool/vroegschool

0% 0% 67% 33% 0% 3 0% 0% 50% 50% 0% 2

B6 Informeren over de

ontwikkeling van hun kind 0% 0% 100% 0% 0% 3 0% 0% 100% 0% 0% 2

B7 Rekening houden met

thuistaal 0% 0% 100% 0% 0% 3 0% 0% 50% 50% 0% 2

Bij de uitvoering van het ouderbeleid is uit de tabel af te lezen dat zowel de voorscholen, als de vroegscholen hier minimaal een voldoende oordeel op krijgen.

Eén voorschool is daarnaast ook nog op twee indicatoren een voorbeeld voor anderen. Dit is bij de vroegscholen bij vier indicatoren het geval.

Hierin is een verbetering zichtbaar ten opzichte van het vorig gemeenterapport toen -met uitzondering van de indicatoren B3 en B6- op alle indicatoren ook

verbeterpunten werden geconstateerd.

Tabel oordelen inspectiebezoek Zaanstad

Voorschool Vroegschool

C Kwaliteit van de

uitvoering van vve 1 2 3 4 go N 1 2 3 4 go N C1.1 Een integraal vve-

programma 0% 0% 33% 67% 0% 3 0% 0% 0% 100% 0% 2

(23)

C1.2 Werken met een

doelgerichte planning 0% 0% 100% 0% 0% 3 0% 0% 100% 0% 0% 2 C1.3 Het activiteitenaanbod

gericht op de taalontwikkeling is voldoende dekkend en geconcretiseerd

0% 0% 100% 0% 0% 3 0% 0% 100% 0% 0% 2

C1.4 Het aanbod klimt op in moeilijkheidsgraad en er wordt gedifferentieerd

0% 33% 67% 0% 0% 3 0% 0% 100% 0% 0% 2

C2.1 Het pedagogisch handelen van de pedagogisch medewerkers/leerkrachten is respectvol

0% 0% 100% 0% 0% 3 0% 0% 100% 0% 0% 2

C2.2 De pedagogisch

medewerkers/leerkrachten structureren en hanteren duidelijke pedagogische gedragsgrenzen

0% 0% 67% 33% 0% 3 0% 0% 100% 0% 0% 2

C2.3 De pedagogisch

medewerkers/leerkrachten stimuleren de sociale vaardigheden en de persoonlijke competenties van de kinderen

0% 0% 100% 0% 0% 3 0% 0% 100% 0% 0% 2

C2.4 De pedagogisch

medewerkers/leerkrachten bevorderen de

zelfstandigheid van de kinderen en tonen respect voor de autonomie van het kind

0% 0% 100% 0% 0% 3 0% 0% 50% 50% 0% 2

C2.5 De inrichting van de ruimte is aantrekkelijk, uitdagend en spel- en taal-uitlokkend

0% 0% 67% 33% 0% 3 0% 0% 50% 50% 0% 2

C3.1 Het educatief handelen van beide pedagogisch medewerkers/leerkrachten is goed op elkaar

afgestemd

0% 0% 100% 0% 0% 3 0% 0% 100% 0% 0% 2

C3.2 Er worden structureel effectieve en gerichte activiteiten voor de taalontwikkeling uitgevoerd

0% 0% 67% 33% 0% 3 0% 0% 100% 0% 0% 2

C3.3 De pedagogisch

medewerkers/leerkrachten bevorderen de interactie met en tussen kinderen

0% 0% 100% 0% 0% 3 0% 0% 100% 0% 0% 2

C3.4 De pedagogisch

medewerkers/leerkrachten stimuleren actieve betrokkenheid van de kinderen en verrijken het spelen en werken

0% 0% 100% 0% 0% 3 0% 0% 100% 0% 0% 2

C3.5 De pedagogisch

medewerkers/leerkrachten bevorderen de ontwikkeling van aanpakgedrag (strategieën) bij de kinderen

0% 0% 100% 0% 0% 3 0% 0% 100% 0% 0% 2

(24)

Pagina 24 van 38 C3.6 Het gedrag van de

pedagogisch

medewerkers/leerkrachten met de kinderen is responsief

0% 0% 100% 0% 0% 3 0% 0% 50% 50% 0% 2

C3.7 De pedagogisch

medewerkers/leerkrachten stemmen de activiteiten af op verschillen in de ontwikkeling van de individuele kinderen

0% 0% 100% 0% 0% 3 0% 0% 100% 0% 0% 2

De bezochte voor- en vroegscholen werken met een planning van de activiteiten.

Daarnaast geldt dat op vrijwel alle locaties de indicatoren van het pedagogisch en didactisch handelen minimaal van voldoende niveau was en in sommige gevallen ook een voorbeeld voor anderen. De enige uitzondering hierop is het opklimmen in moeilijkheidsgraad van het aanbod op één van de voorscholen.

Voor een aantal voor- en vroegscholen gold in 2014 echter dat het aanbod nog onvoldoende gedifferentieerd en vooraf doelgericht was vormgegeven. Zo was op enkele bezochte voorscholen de dag- of weekplanning een verbeterpunt. Dat is nu niet meer het geval.

Ten tweede was in een aantal voor- en vroegscholen in de planning van de

activiteiten onvoldoende inzichtelijk, hoe de activiteiten opklommen in moeilijkheids- graad en hoe er gedifferentieerd werd naar leeftijd- en ontwikkelingsniveau. Voor meerdere voor- en vroegscholen lag er in 2014 ook nog een verbeterpunt in het stimuleren van de interactie. Al deze indicatoren zijn nu als voldoende beoordeeld.

Tabel oordelen inspectiebezoek Zaanstad

Voorschool Vroegschool

D Ontwikkeling, begeleiding

en zorg 1 2 3 4 go N 1 2 3 4 go N

D1.1 Volgen van de brede

ontwikkeling van alle kinderen 0% 0% 100% 0% 0% 3 0% 0% 100% 0% 0% 2 D1.2 De begeleiding is planmatig

voor: de hele groep, de kleine (tutor)groep en het individuele kind

0% 67% 33% 0% 0% 3 0% 0% 100% 0% 0% 2

D1.3 De evaluatie van de aangeboden begeleiding en zorg

0% 0% 100% 0% 0% 3 0% 0% 100% 0% 0% 2

D1.4 Specifieke aandacht voor de taalontwikkeling bij begeleiding en zorg

0% 0% 100% 0% 0% 3 0% 0% 100% 0% 0% 2

D2.1 De pedagogisch

medewerkers/leerkrachten hebben een overzicht van de kinderen die zorg nodig hebben die de voor- resp.

vroegschool niet kan leveren, en van de aard van die zorg

0% 0% 100% 0% 0% 3 0% 0% 100% 0% 0% 2

D2.2 De pedagogisch

medewerkers/leerkrachten zorgen dat kinderen aangemeld worden voor externe zorg wanneer de voor- resp. vroegschool de gewenste zorg niet kan leveren

0% 0% 100% 0% 0% 3 0% 0% 100% 0% 0% 2

(25)

D2.3 De pedagogisch

medewerkers/leerkrachten blijven de ontwikkeling van kinderen met extra zorg bijhouden

0% 0% 100% 0% 0% 3 0% 0% 100% 0% 0% 2

De oordelen op basis van de bezoeken zijn voor het aspect Ontwikkeling, begeleiding en zorg op bijna alle indicatoren positiever dan de waarderingen in 2014. Toen waren bij meerdere locaties de indicatoren D1.1 t/m D1.4 nog een verbeterpunt. Dit geldt nu alleen voor indicator D1.2, de overige indicatoren zijn allemaal als voldoende beoordeeld. Hierin laten de locaties dus een duidelijke verbetering zien.

Tabel oordelen inspectiebezoek Zaanstad

Voorschool Vroegschool

E Kwaliteitszorg binnen

de voor- en de vroegschool

1 2 3 4 go N 1 2 3 4 go N

E1 Er is vve-coördinatie op de

voor- resp. vroegschool 0% 0% 100% 0% 0% 3 0% 0% 100% 0% 0% 2 E2 De voor- resp. vroegschool

evalueert de kwaliteit van vve regelmatig

0% 0% 100% 0% 0% 3 0% 0% 100% 0% 0% 2

E3 De voor- resp. vroegschool evalueren de resultaten van vve

0% 0% 100% 0% 0% 3 0% 0% 50% 50% 0% 2

E4 De voor- resp. vroegschool werkt planmatig aan vve- verbetermaatregelen

0% 0% 100% 0% 0% 3 0% 0% 100% 0% 0% 2

E5 De voor- resp. vroegschool borgt de kwaliteit van haar vve-educatie

0% 0% 100% 0% 0% 3 0% 0% 100% 0% 0% 2

E6 In de kwaliteitszorg van de vroegschool wordt ook specifiek naar vve gekeken

0% 0% 100% 0% 0% 3 0% 0% 100% 0% 0% 2

Hetzelfde beeld is te zien bij de oordelen op de kwaliteitszorg. De oordelen op basis van de bezoeken zijn voor dit aspect op bijna alle indicatoren positiever dan de waarderingen in 2014. Toen waren er nog op diverse locaties verbeterpunten geconstateerd in het evalueren van de resultaten, de kwaliteit van vve, het vaststellen en borgen van verbetermaatregelen en de eigen systematiek van kwaliteitszorg. Nu, in 2016 zijn deze onderdelen van minimaal voldoende kwaliteit.

Op één vroegschool is het evalueren van de resulaten als een voorbeeld voor anderen gewaardeerd.

Tabel oordelen inspectiebezoek Zaanstad

Voorschool Vroegschool

F Doorgaande lijn 1 2 3 4 go N 1 2 3 4 go N

F1 Er is vve-coördinatie tussen de voor- en vroegschool

0% 0% 100% 0% 0% 3 0% 0% 100% 0% 0% 2

F2 Er is concreet beleid om zoveel mogelijk kinderen te laten doorstromen naar een vroegschool

0% 0% 100% 0% 0% 3 0% 0% 100% 0% 0% 2

(26)

Pagina 26 van 38

F3 De voor- en

vroegschool zorgen voor een warme overdracht

0% 0% 33% 67% 0% 3 0% 0% 50% 50% 0% 2

F4 Het aanbod van de

voor- en vroegschool is op elkaar afgestemd

0% 0% 100% 0% 0% 3 0% 0% 100% 0% 0% 2

F5 Het pedagogisch

klimaat en het educatief handelen van de voor- en vroegschool is op elkaar afgestemd

0% 0% 67% 0% 33% 3 0% 0% 100% 0% 0% 2

F6 De manier om met de

ouders om te gaan op de voor- en de vroegschool is op elkaar afgestemd

0% 0% 67% 0% 33% 3 0% 0% 100% 0% 0% 2

F7 De interne begeleiding en zorg zijn op de voor- en vroegschool op elkaar afgestemd

0% 67% 0% 0% 33% 3 0% 100% 0% 0% 0% 2

Uit de resultaten van de bezoeken blijkt dat op de bezochte voorscholen en

vroegscholen alleen indicator F7 verbetering behoeft. De interne begeleiding en zorg zijn tussen de locaties nog onvoldoende afgestemd. Dit is echter een logisch gevolg van de fase van ontwikkeling waarin de vve in Zaanstad zich nu bevindt. De

harmonisatie is op gemeentelijk niveau goed afgerond maar moet op de locaties nu verder uitgewerkt worden. De overige indicatoren zijn als voldoende beoordeeld, waarbij indicator F3 op één van de vroegscholen ook als voorbeeld voor anderen geldt.

Tabel oordelen inspectiebezoek Zaanstad

Voorschool Vroegschool

G Opbrengsten van vve 1 2 3 4 go N 1 2 3 4 go N

G1 De resultaten worden

gemeten conform de gemeentelijke afspraken

0% 0% 0% 0% 100% 3 0% 0% 100% 0% 0% 2

G2 De resultaten zijn van

voldoende niveau 0% 0% 0% 0% 100% 3 0% 50% 50% 0% 0% 2 G3 Verlengde kleuterperiode 0% 0% 0% 0% 100% 3 0% 50% 50% 0% 0% 2

Bij de oordelen op de resultaten van vve, is duidelijk dat er in vergelijking met het vorig gemeenterapport, nu oordelen gegeven kunnen worden terwijl dat toen niet het geval was. In 2014 waren de opbrengstdoelen in de zin van leer- of

ontwikkelingsresultaten nog niet vastgelegd door de gemeente Zaanstad. Hierdoor waren de bereikte resultaten van vve nog niet vergeleken met de doelen van de gemeente. Dit is nu wel het geval, wat het voldoende oordeel op indicator G1 verklaart.

(27)

4.2 Resultaten vragenlijst

De antwoorden van de locaties op de vragen in de vragenlijst zijn conform de werkinstructie van de inspectie vertaald naar eigen waarderingen van een indicator.

Het gaat hierbij nadrukkelijk niet om oordelen die door de inspectie zijn gegeven. In de onderstaande tabel staan deze eigen waarderingen weergegeven in percentages van het totaal aantal vve-locaties in de gemeente.

Bij de tabellen volgt een toelichting: ‘gw’ betekent ‘geen waardering’ omdat één of meer onderliggende vragen met ‘onbekend’ of ‘niet van toepassing’ is beantwoord.

‘N’ is het aantal voor- en vroegscholen waar de gegevens betrekking op hebben. De waarderingen worden weergegeven in een percentage. Indien van toepassing is het hoogste percentage naar boven of naar beneden afgerond om op 100% uit te komen.’

Tabel waarderingen vragenlijsten

Zaanstad

Voorschool Vroegschool

1 2 3 4 gw N 1 2 3 4 gw N A2 De groepsgrootte

voldoet aan de maximumeisen (voorschool)

3 97 30

A3 Pedagogisch medewerker - kind ratio ("dubbele bezetting")

3 97 30 11 89 9

A4.1 De peuters volgen gedurende voldoende tijd (per week) een vve-programma op de voorschool

100 30

A5.2 Alle pedagogisch medewerkers zijn toereikend gekwalificeerd (opleiding)

100 30

A5.3 Alle pedagogisch medewerkers spreken voldoende Nederlands

33 64 3 30

A5.4 Alle beroepskrachten zijn toereikend vve- geschoold

13 7 80 30 45 22 33 9

A5.5 Er is een jaarlijks vve- opleidingsplan

100 30

In vergelijking met het vorig rapport valt op te merken dat een aantal uitkomsten overeen komt met de vorige afname van vragenlijsten. Dit geldt voor de dubbele bezetting die gemiddeld genomen in 15% van de gevallen nog niet voldoende gerealiseerd is. Dit geldt vooral voor de vroegscholen.

(28)

Pagina 28 van 38 Het geldt ook voor de opleiding van de pedagogisch medewerkers die net als vorige keer in alle gevallen op orde is.

Verschillen zijn er echter ook. Zo volgen de peuters nu allemaal voldoende tijd per week een vve-programma op de voorschool waar dat bij het vorig onderzoek nog niet het geval was. En hoewel nog ruim 30% van de pedagogisch medewerkers onvoldoende Nederlands spreekt, is hierin wel een grote verbetering te zien ten opzichte van het vorig rapport toen het nog om 79% van de pedagogisch medewerkers ging. Ondanks de verbetering is het percentage nog wel hoog. Dit geldt ook voor het percentage beroepskrachten dat niet toereikend geschoold is voor vve. Vooral op de vroegschool gaat het om opvallend veel leraren (45%).

Tabel waarderingen vragenlijsten Zaanstad

Voorschool Vroegschool

1 2 3 4 gw N 1 2 3 4 gw N B1 Gericht vve-ouderbeleid 23 33 44 30 22 22 45 11 9 B2 Ouders zijn vooraf

adequaat geïnformeerd

3 97 30 22 33 45 9

B3 Intake 100 30 33 67 9

B4 Stimuleren om thuis ontwikkelingsstimulerende activiteiten te doen

13 87 30 56 22 22 9

B5 Participatie in vve- activiteiten in de voorschool/vroegschool

33 67 30 67 33 9

B7 Rekening houden met thuistaal

27 73 30 34 22 22 22 9

In 2014 is een aantal verbeterpunten vastgesteld voor zowel de voor- als de vroegscholen maar ook een aantal goede voorbeelden. Ook nu is daar sprake van, maar het percentage goede voorbeelden ligt nu wel beduidend hoger.

Het ontbrak in 2014 op 87% van de voor- en vroegscholen aan een gericht

ouderbeleid waar dit nu respectievelijk 23 en 22% is. Dit is een mooie verbetering.

Dat geldt ook voor de intake die in 2014 op 89% van de locaties nog onvoldoende tot ontwikkeling kwam. Dit is nu op alle voorscholen zodanig op orde (100%) dat het een voorbeeld voor anderen is. Ook op de meeste vroegscholen is dit op orde (67%). Hierin is dus een duidelijke verschuiving waar te nemen.

Tenslotte valt op dat er op ongeveer evenveel locaties als in 2014 nog onvoldoende rekening wordt gehouden met de thuistaal van de kinderen. Tevens valt op dat het participeren door ouders in de vroegschool beter ontwikkeld is dan in de

voorscholen, maar tegelijkertijd is het omgekeerde ook het geval. Op meer voorscholen is het een voorbeeld voor anderen dan op vroegscholen het geval is.

Tabel waarderingen vragenlijsten Zaanstad

Voorschool Vroegschool

1 2 3 4 gw N 1 2 3 4 gw N C1.1 Een integraal vve-

programma

33 67 30 11 89 9

C1.2 Werken met een doelgerichte planning

7 93 30 22 67 11 9

(29)

C1.4 Het aanbod klimt op in moeilijkheidsgraad en er wordt gedifferentieerd

30 67 3 30 33 56 11 9

C2.5 De inrichting van de ruimte is aantrekkelijk, uitdagend en spel- en taal-uitlokkend

43 57 30 89 11 9

Alle voorscholen gebruiken één van de door de gemeente voorgestelde en erkende vve-programma’s. Op de vroegscholen is dit op 11% van de locaties niet het geval.

In 2016 is de kwaliteit op het gebied van het aangeboden programma behouden volgens de voor- en vroegscholen (indicator C1.1).

Bijna drie kwart (72%) van de voor- en vroegscholen gaf in 2014 aan dat er werd gewerkt met een doelgerichte planning (indicator C1.2) doordat er gebruik werd gemaakt van een jaarrooster en week-/dagplanningen. Op een kwart van de bevraagde voor- en vroegscholen (24%) was dat echter nog niet het geval. Nu, in 2016, blijkt dat slechts 7% van de voorscholen nog geen doelgerichte planning gebruikt. Op de vroegscholen is dit 22%. Dit is een opvallend groot verschil, dat mogelijk samenhangt met het feit dat ook 11% van de vroegscholen geen integraal vve-programma hanteert.

Tenslotte is het opvallend dat een hoog percentage locaties aangeeft de ruimte niet aantrekkelijk en voldoende uitdagend in te richten. Dit geldt voor de voorscholen maar in het bijzonder voor de vroegscholen waar het om 89% van de locaties gaat.

Tabel waarderingen vragenlijsten Zaanstad

Voorschool Vroegschool

1 2 3 4 gw N 1 2 3 4 gw N D1.1 Volgen van de brede

ontwikkeling van alle kinderen

7 76 17 30 44 56 9

D1.2 De begeleiding is planmatig voor: de hele groep, de kleine

(tutor)groep en het individuele kind

30 70 30 56 44 9

D1.3 De evaluatie van de aangeboden begeleiding en zorg

3 97 30 11 89 9

D2.1 De pedagogisch

medewerkers/leerkrachten hebben een overzicht van de kinderen die zorg nodig hebben die de voor- resp.

vroegschool niet kan leveren, en van de aard van die zorg

100 30 78 22 9

D2.2 De pedagogisch

medewerkers/leerkrachten zorgen dat kinderen aangemeld worden voor externe zorg wanneer de

3 97 30 89 11 9

(30)

Pagina 30 van 38 voor- resp. vroegschool de

gewenste zorg niet kan leveren

D2.3 De pedagogisch

medewerkers/leerkrachten blijven de ontwikkeling van kinderen met extra zorg bijhouden

3 3 94 30 11 89 9

In 2014 liet de vragenlijst een minder positief beeld zien waar het ging om het volgen en begeleiden van kinderen dan in 2010. Uit de vragenlijsten in 2014 bleek dat de voor- en de vroegscholen wel de ontwikkeling van de kinderen volgden, maar nog niet volledig volgens de eisen die de inspectie daaraan stelde (indicator D1.1).

Inmiddels is dit verbeterd op de voorscholen. Hier gaat het nog slechts om 7% van de locaties waar het volgen van de ontwikkeling nog een verbeterpunt is. Op de vroegscholen ligt dit anders; hier gaat het nog om 44%. Dit verschil tussen de voor- en de vroegscholen is ook zichtbaar bij de planmatige begeleiding waar het

percentage vroegscholen dat aangeeft dit nog als verbeterpunt te zien 26% hoger ligt dan op de voorscholen.

Bij de overige indicatoren valt vooral op dat hier een positieve verschuiving

zichtbaar is. Zagen de locaties in 2014 nog veel verbeterpunten op de evaluatie van de zorg, het bijhouden welke kinderen in aanmerking kwamen voor externe zorg en de aanmelding hiervoor; in 2016 zijn deze percentages gedaald tot nul. Alle locaties zijn van mening hieraan voldoende aandacht te besteden. Dit is een mooie

verbetering.

Tabel waarderingen vragenlijsten

Zaanstad

Voorschool Vroegschool

1 2 3 4 gw N 1 2 3 4 gw N E1 Er is vve-coördinatie

op de voor- resp.

vroegschool

33 3 64 30 11 56 33 9

E2 De voor- resp.

vroegschool evalueert de kwaliteit van vve regelmatig

97 3 30 100 9

E3 De voor- resp.

vroegschool evalueren de resultaten van vve

63 17 20 30 33 56 11 9

E4 De voor- resp.

vroegschool werkt planmatig aan vve- verbetermaatregelen

90 7 3 30 22 56 22 9

E5 De voor- resp.

vroegschool borgt de kwaliteit van haar vve-educatie

37 63 30 44 56 9

E6 In de kwaliteitszorg van de vroegschool wordt ook specifiek naar vve gekeken

22 22 56 9

(31)

Wanneer we kijken naar de kwaliteitszorg binnen de voor- en vroegschool, is hier geen grote verschuiving zichtbaar ten opzichte van de ingevulde vragenlijsten uit 2014. Toen was de conclusie dat er (net als in 2010), sprake was van een flink aantal verbeterpunten. Dit gold in het bijzonder voor het evalueren van de kwaliteit van vve en het evalueren van de resultaten. In 2016 is hierin geen verbetering gekomen; vrijwel alle voorscholen (97%) en alle vroegscholen (100%) geven aan de kwaliteit van vve op de eigen locatie niet te evalueren. Ook geeft nog een groot aantal locaties aan de resultaten niet te evalueren, hoewel het gemeentelijk beleid hierin een sterke verbetering liet zien door de gegevens op te vragen,

resultaatafspraken te maken met de schoolbesturen en de resultaten te laten analyseren door een extern bureau. Er is nog geen sprake van een jaarlijkse evaluatie van bereikte resultaten aan de hand van bijvoorbeeld eigen ambities. In de meeste vroegscholen gebeurt dit wel systematisch op groepsniveau, maar worden op schoolniveau geen specifieke conclusies ten aanzien van de resultaten van vroegschoolse educatie getrokken. Ook is zichtbaar dat met name de

voorscholen geen gerichte verbetermaatregelen treft om de kwaliteit van vve te verhogen. Tenslotte valt nog op dat het percentage voorscholen (37%) en

vroegscholen (44%) dat de gerealiseerde kwaliteit onvoldoende borgt, aanmerkelijk hoger is dan uit de vragenlijsten van 2014 bleek (15%).

(32)

Pagina 32 van 38 Tabel

waarderingen vragenlijsten Zaanstad

Voorschool Vroegschool

1 2 3 4 nvt gw N 1 2 3 4 nvt gw N F1 Er is vve-

coördinatie tussen de voor- en vroegschool

3 97 30 11 89 9

F2 Er is concreet beleid om zoveel mogelijk kinderen te laten doorstromen naar een vroegschool

13 87 30

F3 De voor- en

vroegschool zorgen voor een warme overdracht

87 3 10 30 33 56 11 9

F4 Het aanbod van de voor- en

vroegschool is op elkaar afgestemd

7 3 87 3 30 89 11 9

F5 Het pedagogisch klimaat en het educatief handelen van de voor- en vroegschool is op elkaar afgestemd

47 37 3 3 10 30 44 45 11 9

F6 De manier om met de ouders om te gaan op de voor- en de vroegschool is op elkaar

afgestemd

40 30 17 3 10 30 44 45 11 9

F7 De interne

begeleiding en zorg zijn op de voor- en vroegschool op elkaar afgestemd

20 33 34 3 10 30 68 22 11 9

De vve-coördinatie (indicator F1) was in 2014 op basis van de vragenlijst niet te waarderen. Wel gaven de meeste voor- en vroegscholen aan dat er iemand verantwoordelijk is voor het contact tussen de voor- en vroegschool. Nu, in 2016, geeft het grootste gedeelte van de voor-en vroegscholen hiervoor een voldoende of zelfs een voorbeeld voor anderen.

(33)

In 2014 gaven meerdere voor- en vroegscholen (32%) aan dat er geen vastgelegde afspraken waren om er voor te zorgen dat zoveel mogelijk (doelgroep)kinderen doorstromen van de voor- naar een samenwerkende vroegschool. Hierin is een positieve verschuiving waar te nemen omdat het hier nu nog om 13% van de locaties gaat. Tegelijkertijd geeft ook 87% van de locaties aan de doorstroom als een voorbeeld voor anderen te beschouwen.

Deze positieve verschuiving is ook zichtbaar bij de afstemming van het aanbod tussen de voor- en vroegschool. Hoewel het percentage locaties dat hiervoor verbetering ziet ongeveer gelijk gebleven is, blijkt nu dat 87% zich een voorbeeld voor anderen beschouwt en 3% de afstemming als voldoende beoordeelt. Deze percentages waren in 2014 omgekeerd.

Opvallend is vooral het oordeel over de warme overdracht. Hierbij gaf in 2014 nog 74% van de locaties zich een voldoende oordeel en was 26% van mening dat hierin verbetering mogelijk was. Nu ligt dit anders; 87% van de voorscholen en 33% van de vroegscholen vindt op dit onderdeel dat een verbetering nodig is.

Eenzelfde soort verschuiving is ook te zien bij de afstemming van de manier waarop de voor-en vroegscholen met ouderbeleid omgaan. In 2014 zag 24% van de locaties hierin verbeterpunten, nu is dit ruim 40%.

Bij de afstemming van de begeleiding en zorg van kinderen en leerlingen tenslotte, valt vooral op dat er een groot verschil in beoordeling is tussen de voor- en

vroegscholen. De voorscholen zijn op dit onderdeel positiever dan de vroegscholen.

(34)

Pagina 34 van 38

(35)

5 Conclusies

Wij hebben zowel op het niveau van de gemeente, als op het niveau van de afzonderlijke locaties, de kwaliteit van de voor- en vroegschoolse educatie in de gemeente Zaanstad beoordeeld.

De oordelen zijn gebaseerd op de antwoorden op vragenlijsten door zowel de gemeente als de vve-locaties. De antwoorden van de gemeente zijn geverifieerd in gesprekken en aan de hand van beschikbaar gestelde beleidsdocumenten. De antwoorden van de vve-locaties zijn in een beperkte steekproef van onderzoeken ter plaatse geverifieerd.

Conclusies gemeentelijk vve-beleid

De gemeente Zaanstad heeft zich in meerdere opzichten goed ontwikkeld wat betreft het vve-beleid. Zo heeft de gemeente een afspraak gemaakt met de

schoolbesturen over de te bereiken resultaten aan het einde van groep 2. Dit is een belangrijke ontwikkeling omdat de gemeente hieraan onvoldoende aandacht had geschonken tijdens het vorig onderzoek. Daarnaast heeft de gemeente ook

belangrijke verbeteringen aangebracht met betrekking tot de interne kwaliteitszorg op de voor- en vroegscholen en de systematische evaluatie van het vve-beleid. De interne kwaliteitszorg is nu zelfs een voorbeeld voor anderen.

De gemeente heeft zich echter niet op alle punten ontwikkeld. Zo is het ouderbeleid nog niet van voldoende niveau en zijn er indicatoren die verbetering behoeven, waar dat tijdens het vorig onderzoek niet zo was. Dit betreft het bereik van de

doelgroepleerlingen en het subsidiekader. Echter, met de mate van sturing die de gemeente hanteert ten aanzien van het vve-beleid heeft de inspectie er vertrouwen in dat ook deze onderdelen zich verder zullen ontwikkelen.

Verbeterafspraken Niet van toepassing

Verbeterpunten

 1a2 bereik

 1a4 ouders

 2b subsidiekader Voldoende oordelen

 1a3 toeleiding

 1a6 doorgaande lijn

 1a8 externe zorg

 1a9 resultaten

 1c systematische evaluatie en verbetering

 2a GGD-rapport Voorbeelden voor anderen

 1a1 definitie doelgroepkind

 1a5 integraal vve-programma

 1a7 interne kwaliteitszorg van de voor- en vroegscholen

 1b vve-coördinatie op gemeentelijk niveau

(36)

Pagina 36 van 38 Kwaliteit van vve op de locaties en relatie tussen de bezoeken en de

vragenlijsten

De vragenlijsten die de vve-locaties hebben ingevuld geven een beeld van hun waardering van de onderdelen van vve. Allereerst stelt de inspectie vast dat de relatie tussen de bezoeken en de vragenlijsten moeilijk te beoordelen is vanwege het feit dat slechts 2 vroegscholen en 3 voorscholen zijn bezocht. Dit neemt niet weg dat er wel een opvallend verschil is.

Het belangrijkste verschil is dat de uitkomsten van de vragenlijsten meer

verbeterpunten aangeven dan de bezoeken. Dit geldt met name op de onderdelen condities, ouderbeleid, kwaliteitszorg en doorgaande lijn. Zo zijn voor de laatste 2 aspecten op alle indicatoren ook meerdere locaties die dit als verbeterpunten zien, waar de bezochte locaties op alle indicatoren van voldoende niveau zijn beoordeeld.

De vragenlijsten geven hiermee dus een meer divers beeld dan de bezochte locaties wat ongetwijfeld samenhangt met de aantallen ingevulde vragenlijsten in relatie tot het aantal bezoeken.

Relatie tussen gemeentelijk beleid en kwaliteit op de bezochte locaties In Zaanstad is de afgelopen jaren gewerkt aan kwaliteitsverbetering van het stedelijk vve-aanbod. Het versterken van de samenwerking tussen voor- en vroegschoolse locaties en het vormen van combinaties van voor- en vroegscholen was een belangrijk doel. In dit proces speelde de harmonisatie per 1 augustus 2015 een rol. De overname van het gesubsidieerde voorschoolse aanbod door nieuwe houders heeft van alle partijen in de afgelopen periode veel tijd en energie gevraagd.

Er is een grote overeenkomst in oordelen tussen het gemeentelijk beleid en de kwaliteit op de bezochte locaties. Ook hier geldt echter dat slechts drie voorscholen en twee vroegscholen zijn bezocht en het dus moeilijk is om hier betrouwbare conclusies aan te verbinden.

Zo is het opmerkelijk dat op de bezochte locaties de oordelen over het algemeen positief zijn. Dit geldt zowel voor het ouderbeleid, het integrale programma, de externe zorg, interne kwaliteitszorg, doorgaande lijn en de resultaten. Dit stemt overeen met de oordelen over het gemeentelijk beleid, met uitzondering van het ouderbeleid. Dit is een verbeterpunt voor de gemeente terwijl het op de bezochte locaties wel op orde is.

Vervolgafspraken:

 Wij zullen vanaf 2016 de kwaliteit van vve in de gemeente Zaanstad via het reguliere signaalgestuurd toezicht volgen (monitor 2015).

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Per domein is beschreven op welke punten wij het gemeentelijk beleid en uitvoering als voldoende (‘3’) beoordelen, waar nog verbeterpunten worden gezien, zowel zonder (‘2’) als

Per domein wordt weergegeven op welke punten de inspectie het gemeentelijk beleid en de uitvoering daarvan als voldoende (‘3’) beoordeelt, waar nog verbeterpunten worden gezien,

Per domein wordt weergegeven op welke punten de inspectie het beleid en uitvoering als voldoende ('3') beoordeelt, waar nog verbeterpunten worden gezien, zowel zonder ('2') als met

Per domein wordt weergegeven op welke punten wij het gemeentelijk beleid en uitvoering als voldoende (‘3’) beoordelen, waar wij nog verbeterpunten zien, zowel zonder (‘2’) als

In 2013 vond 75% van alle vve-locaties in Lelystad dat er verbetering mogelijk was in de onderlinge afstemming van de zorg en begeleiding in de doorgaande lijn van de voor- naar de

Om op dit onderdeel een voorbeeld voor anderen te worden kan de gemeente overwegen nadere afspraken te maken over de doorstroom van peuters van een voorschool naar een vroegschool

Per domein wordt weergegeven op welke punten wij het gemeentelijk beleid en uitvoering als voldoende (‘3’) beoordelen, waar wij nog verbeterpunten zien, zowel zonder (‘2’) als

Per domein is beschreven op welke punten wij het gemeentelijk beleid en uitvoering als voldoende (‘3’) beoordelen, waar nog verbeterpunten worden gezien, zowel zonder (‘2’) als