Vergelijkingen van cirkels en lijnen
Rechthoekig co¨ordinatenstelsel !
Ren´e Descartes (1596-1650) Van hem is de uitspraak:
‘Ik denk, dus ik besta!’
Vergelijkingen van lijnen
𝑚 = tan 𝛼 = 𝑦 − 𝑏 𝑥 − 𝑎
voor alle punten (𝑥, 𝑦) op de lijn.
𝑦 − 𝑏 = 𝑚 ⋅ (𝑥 − 𝑎) is dus een vergelijking van de lijn .
𝑚 heet dehellingvan deze lijn.
September 12, 2009 2
Twee lijnen heten parallel of evenwijdig als ze dezelfde helling hebben.
Maar twee vertikale lijnen zijn natuurlijk ook evenwijdig.
Twee lijnen met vergelijkingen { 𝑦 − 𝑏 = 𝑚1 ⋅ (𝑥 − 𝑎)
𝑦 − 𝑏 = 𝑚2 ⋅ (𝑥 − 𝑎) snijden elkaar loodrecht (
onder een hoek 𝜋 2 )
als 𝑚1 ⋅ 𝑚2 = −1
Maar horizontale-en verticale lijnen snijden elkaar natuurlijk ook loodrecht.
Vergelijkingen van cirkels
(𝑥 − 𝑎)2 + (𝑦 − 𝑏)2 = 𝑟2 is dus een vergelijking van de cirkel.
September 12, 2009 4
Vergelijking van een ellips
Een ellips is de verzameling punten met de eigenschap dat de som van de afstanden tot twee verschillende punten 𝐹1 en 𝐹2 (de brandpunten) constant is (2𝑎).
Als 𝐹1 en 𝐹2 als co¨ordinaten (−𝑐, 0) en (𝑐, 0) hebben dan heeft de ellips twee snijpunten 𝐴1 en 𝐴2 met de 𝑥-as met als co¨oordinaten (−𝑎, 0) en (𝑎, 0).
Is 𝑏2 = 𝑎2 − 𝑐2 (𝑏 > 0) dan heeft de ellips als vergelijking 𝑥2
+ 𝑦2
= 1.
Vergelijking van een hyperbool
Een hyperbool is de verzameling punten met de eigenschap dat de absolute waarde van het verschil van de afstanden tot twee verschillende punten 𝐹1 en 𝐹2 (de brandpunten) constant is (2𝑎).
Als 𝐹1 en 𝐹2 als co¨ordinaten (−𝑐, 0) en (𝑐, 0) hebben
dan heeft de hyperbool twee snijpunten 𝐴1 en 𝐴2 met de 𝑥-as met als co¨oordinaten (−𝑎, 0) en (𝑎, 0).
Is 𝑏2 = 𝑐2 − 𝑎2 dan heeft de hyperbool als vergelijking 𝑥2
𝑎2 − 𝑦2 𝑏2 = 1.
September 12, 2009 6
Vergelijking van een parabool
Een parabool is de verzameling punten met de eigenschap dat de afstand tot een gegeven punt 𝐹 (het brandpunt) gelijk is aan de afstand tot
een gegeven lijn (de richtlijn).
Als 𝐴 en 𝐹 als co¨ordinaten (−𝑝
2, 0) en (𝑝
2, 0) hebben
dan heeft de parabool als vergelijking 𝑦2 = 2𝑝 𝑥.
De hyperbool heeft als asymptoten 𝑦 = ±𝑏 𝑎𝑥.
Deexcentriciteit𝑒 is gelijk aan de afstand van 𝐹𝑖 tot 𝑂 gedeeld door de afstand van 𝐴𝑖 tot 𝑂.
(De index 𝑖 is hierbij afwezig of gelijk aan 1 of 2.) Er geldt dus
0 < 𝑒 < 1 voor de ellips,
𝑒 > 1 voor de hyperbool en 𝑒 = 1 voor de parabool.
September 12, 2009 8
De hyperbool heeft als asymptoten 𝑦 = ±𝑏 𝑎𝑥.
Deexcentriciteit𝑒 is gelijk aan de afstand van 𝐹𝑖 tot 𝑂 gedeeld door de afstand van 𝐴𝑖 tot 𝑂.
(De index 𝑖 is hierbij afwezig of gelijk aan 1 of 2.) Er geldt dus
0 < 𝑒 < 1 voor de ellips, 𝑒 > 1 voor de hyperbool en 𝑒 = 1 voor de parabool.
Als niet (0, 0) maar (ℎ, 𝑘) de top is van de parabool en het centrum van de ellips en de hyperbool dan worden hun vergelijkingen
(𝑦 − 𝑘)2 = 2𝑝 (𝑥 − ℎ) (𝑥 − ℎ)2
𝑎2 + (𝑦 − 𝑘)2 𝑏2 = 1 (𝑥 − ℎ)2
𝑎2 − (𝑦 − 𝑘)2 𝑏2 = 1
September 12, 2009 9
Functies
𝐴, 𝐵 zijn verzamelingen.
Een functie van 𝐴 naar 𝐵 voegt aan elk element van 𝐴 precies
´e´en element van 𝐵 toe.
Zo’n functie wordt meestal gegeven door eenvoorschrift𝑓 .
𝐴 heet hetdomein, 𝐵 heet hetcodomein,
{𝑓 (𝑥) ∣ 𝑥 ∈ 𝐴} ⊂ 𝐵 heet hetbereiken
{(𝑥, 𝑓 (𝑥)) ∣ 𝑥 ∈ 𝐴} heet degrafiekvan de functie.
Manieren om een functie te representeren
Verbaal (d.m.v. woorden) Numeriek (d.m.v. een tabel)
Visueel (d.m.v. een diagram of een tekening van de grafiek) Algebra¨ısch (d.m.v. een functievoorschrift)
September 16, 2009 2
Vertikale lijntest
Een kromme in het platte vlak is de grafiek van een functie als elke vertikale lijn deze grafiek ten hoogste ´e´en keer snijdt.
Een functie 𝑓 heet stuksgewijs gedefinieerd als een voorschrift op disjuncte delen van het domein van 𝑓 verschillend is.
Even en oneven functies
Laat het domein van een functie 𝑓 een symmetrisch interval 𝐼 rond 0 zijn.
Dan heet 𝑓
{ even als 𝑓 (−𝑥) = 𝑓 (𝑥)
oneven als 𝑓 (−𝑥) = −𝑓 (𝑥) voor alle 𝑥 ∈ 𝐼.
September 16, 2009 4
Stijgende en dalende functies
Laat 𝐼 het domein van een functie 𝑓 zijn.
𝑓 heet
⎧
⎨
⎩
stijgend als 𝑓 (𝑥1) ≤ 𝑓 (𝑥2) strikt stijgend als 𝑓 (𝑥1) < 𝑓 (𝑥2) dalend als 𝑓 (𝑥1) ≥ 𝑓 (𝑥2) strikt dalend als 𝑓 (𝑥1) > 𝑓 (𝑥2) voor alle 𝑥1, 𝑥2 ∈ 𝐼 met 𝑥1 < 𝑥2.
Verschillende typen functies
Machtsfuncties Polynomiale functies Rationale functies Algebra¨ısche functies Trigoniometrische functies Exponenti¨ele functies Logaritmische functies Transcedente functies
(Alle functies die niet algebra¨ısch zijn.)
September 16, 2009 6
Transformaties van standaardfuncties
Als een functie 𝑓 bekend is dan kan hiermee een nieuwe functie 𝑔 worden verkregen door de grafiek van 𝑓 teverschuivenin de richting van de 𝑥-as of de 𝑦-as.
Verder kan een nieuwe functie 𝑔 worden verkregen door de grafiek van 𝑓 tevermenigvuldigen met een factorin de richting van de 𝑥-as of de 𝑦-as.
Verschuiven
𝑓 (𝑥) = 𝑥2, −1 ≤ 𝑥 ≤ 1 𝑔(𝑥) = 𝑓 (𝑥 + 1), −2 ≤ 𝑥 ≤ 0 ℎ(𝑥) = 𝑔(𝑥) + 2
= 𝑓 (𝑥 + 1) + 2, −2 ≤ 𝑥 ≤ 0
September 16, 2009 8
Vermenigvuldigen met een factor
𝑓 (𝑥) = sin 𝑥, −𝜋
2 ≤ 𝑥 ≤ 𝜋 2 𝑔(𝑥) = 𝑓(𝑥
2 )
, −𝜋 ≤ 𝑥 ≤ 𝜋 ℎ(𝑥) = −3 𝑔(𝑥), −𝜋 ≤ 𝑥 ≤ 𝜋
Combinaties van functies
Laat 𝑓 : 𝐴 → ℝ en laat 𝑔 : 𝐵 → ℝ.
Laat verder ter afkorting : 𝐶 = 𝐴 ∩ 𝐵.
Dan worden de functies 𝑓 ± 𝑔, 𝑓 ⋅ 𝑔 en 𝑓
𝑔 gedefinieerd door:
(𝑓 ± 𝑔)(𝑥) = 𝑓 (𝑥) ± 𝑔(𝑥) voor alle 𝑥 ∈ 𝐶 (𝑓 ⋅ 𝑔)(𝑥) = 𝑓 (𝑥) ⋅ 𝑔(𝑥) voor alle 𝑥 ∈ 𝐶 ( 𝑓
𝑔 )
(𝑥) = 𝑓 (𝑥)
𝑔(𝑥) voor alle 𝑥 ∈ 𝐶 met 𝑔(𝑥) ∕= 0
September 16, 2009 10
De samenstelling van functies
Laat 𝑓 een functie zijn met domein 𝐴𝑓 en laat 𝑔 een functie zijn met domein 𝐴𝑔.
Dan is desamengestelde functie ℎ van 𝑓 en 𝑔 gedefinieerd op 𝐴 = {𝑥 ∈ 𝐴𝑔∣𝑔(𝑥) ∈ 𝐴𝑓} en ℎ(𝑥) = 𝑓 (𝑔(𝑥)).
Notatie 𝑓 ∘ 𝑔 = ℎ(𝑥).
Dus (𝑓 ∘ 𝑔)(𝑥) = 𝑓 (𝑔(𝑥)) voor 𝑥 ∈ 𝐴
Eigenschappen van exponenten
Laten 𝑎, 𝑏 ∈ ℝ+
𝑎𝑥+𝑦 = 𝑎𝑥 ⋅ 𝑎𝑦 voor alle 𝑥, 𝑦 ∈ ℝ.
𝑎𝑥−𝑦 = 𝑎𝑥
𝑎𝑦 voor alle 𝑥, 𝑦 ∈ ℝ.
(𝑎𝑥)𝑦 = 𝑎𝑥𝑦 voor alle 𝑥, 𝑦 ∈ ℝ.
(𝑎𝑏)𝑥 = 𝑎𝑥 ⋅ 𝑏𝑥 voor alle 𝑥 ∈ ℝ.
September 16, 2009 7
Exponenti¨ ele functies
Laat 𝑎 ∈ ℝ+.
De functie 𝑓 die gegeven wordt door 𝑓 (𝑥) = 𝑎𝑥 heetexponenti¨ele functie met grondtal 𝑎.
𝑓 (𝑥) = 1𝑥 𝑔1(𝑥) = 2𝑥 𝑔2(𝑥) = (1
2
)𝑥
= 2−𝑥 = 𝑔1(−𝑥) ℎ1(𝑥) = 3𝑥
ℎ2(𝑥) = (1
3
)𝑥
= 3−𝑥 = ℎ1(−𝑥) 𝑘1(𝑥) = 4𝑥
𝑘2(𝑥) = (1
4
)𝑥
= 4−𝑥 = 𝑘1(−𝑥)
Exponenti¨ ele functies
𝑔(𝑥) = 2𝑥 ℎ(𝑥) = 3𝑥 𝑘(𝑥) = 𝑎𝑥
Het grondtal 𝑎 is zo gekozen dat de helling van de raaklijn aan de grafiek van 𝑘 gelijk is aan 1.
𝑎 = 𝑒
September 16, 2009 9
Injectiviteit/surjectiviteit
Een functie 𝑓 : 𝐴 → 𝐵 heet´e´en-´e´en duidigof injectief als 𝑓 (𝑥1) ∕= 𝑓 (𝑥2) voor alle 𝑥1 ∕= 𝑥2, 𝑥1, 𝑥2∈ 𝐴
Een functie 𝑓 : 𝐴 → 𝐵 heetop of surjectiefals 𝐵 het bereik van 𝑓 is.
Een functie die zowel injectief als surjectief is heetbijectief.
Inverse functies
Horizontale lijntest
Een functie is injectief als als elkehorizontalelijn haar grafiek ten hoogste ´e´en keer snijdt.
Als 𝑓 : 𝐴 → 𝐵 een bijectieve functie is dan bestaat er een functie 𝑔 : 𝐵 → 𝐴 met de eigenschap dat
𝑓 (𝑥) = 𝑦 ⇐⇒ 𝑔(𝑦) = 𝑥.
De functie 𝑔 wordt de inverse van 𝑓 genoemd en genoteerd als 𝑓−1. Dus
𝑓 (𝑥) = 𝑦 ⇐⇒ 𝑓−1(𝑦) = 𝑥.
September 16, 2009 11