Vraag nr. 258 van 16 juli 1998
van de heer ANDRE DENYS
Topsportscholen – Leerlingenwelzijn en kwaliteits-bewaking
Onlangs werd de beslissing genomen om topsport-scholen op te richten die moeten toelaten dat sportbegaafde jongeren reeds vanaf het secundair onderwijs sport en studie beter op elkaar zouden kunnen afstemmen. Dit zeer goede initiatief zou echter bij de implementatie ervan kunnen voorbij-gaan aan een aantal essentiële basisvereisten voor het psycho-sociale welzijn van de betrokken jonge-ren. In een opinieartikel van prof. dr. Vanden Auweele werd gewezen op een aantal mogelijke gevaren.
1. Kunnen federaties begeleiders en trainers in topsportscholen zonder pedagogisch diploma aanwerven ?
2. Werd er beslist om een specifieke inspectie aan te stellen om de kwaliteit van de aangeboden opleiding te bewaken ?
3. Werd de psycho-sociale begeleiding expliciet in het takenpakket van de begeleiders opgenomen ? 4. Werd er beslist om een specifieke ouderraad te
installeren om de actieve betrokkenheid van de ouders te harmoniseren met de inspanningen van de sportbegeleiders en leerkrachten ?
Antwoord
Ik verwijs de Vlaamse volksvertegenwoordiger naar het topsportconvenant dat op 25 maart 1998 is gesloten tussen de onderwijsoverheid, de onder-wijsinrichters en de sportsector en waarvan volle-digheidshalve als bijlage een afschrift gaat. In het verlengde hiervan worden bijzondere convenants gesloten tussen de onderwijsminister, de betrokken sportfederatie en de lokale onderwijsverstrekker. Inzonderheid de bepalingen van de artikelen 3, 9, 10, 12 en 16 van eerstbedoeld convenant houden verband met de diverse punten die in de parlemen-taire vraag worden aangesneden. Concreet impli-ceert dit het volgende.
1. De begeleiders en trainers, aangesteld door de respectieve sportfederaties, waaraan de sport-specifieke trainingen van de leerlingen van de topsportrichtingen worden toevertrouwd, zijn
van overheidswege niet onderworpen aan de algemene voorwaarde over een pedagogisch studiebewijs te beschikken wegens de onvol-doende beschikbaarheid van sportprofessionele kandidaten in bepaalde disciplines. In sommige van de intussen gesloten bijzondere convenants is dergelijke eis daarentegen wel opgenomen. Alleszins worden naar de toekomst toe de bege-leiders en trainers in de mogelijkheid gesteld een GPB-opleiding (getuigschrift van pedagogi-sche bekwaamheid) te volgen.
2. De kwaliteit van de geboden opleidingen zal in eerste instantie worden nagegaan door de Inspectie Secundair Onderwijs, zowel via perio-dieke doorlichtingen in teamverband als via gerichte controles door de bevoegde Inspectie Lichamelijke Opvoeding ; de leerplannen opge-steld door de scholen in samenspraak met de sportfederaties zullen daarbij zeker als toets-steen worden gehanteerd. Daarnaast is het de rol van de begeleidingscommissie om toe te zien op de naleving van alle facetten van het conve-nant, waaronder de organisatie van een doorge-dreven topsportopleiding in combinatie met een volwaardige schoolse vorming.
3. Tijdens de lesuren "sportspecifieke training" dragen de sportfederaties de verantwoordelijk-heid niet alleen voor de afwerking van de leer-plannen, doch ook voor opvang en begeleiding in zijn totaliteit. Het zijn de betrokken federa-ties die aan de invulling van het takenpakket van de begeleiders en trainers concreet gestalte geven.
4. Er wordt geen specifieke ouderraad opgericht. Wel wordt in elke topsportschool een stuur-groep geïnstalleerd die onder andere belast is met de organisatie van geregeld overleg met en rapportering naar de ouders toe.
Voor alle duidelijkheid vestig ik er de aandacht op dat alle betrokken partijen vóór het einde van het schooljaar 1998-1999 een eerste evaluatie van de invoering van de topsport in het Vlaams voltijds secundair onderwijs zullen maken. Het is evident dat naar aanleiding van de op dat ogenblik getrok-ken conclusies bijsturingen en aanpassingen niet uitgesloten zijn.