De Nieuwe Gids. Jaargang 45 · dbnl
Hele tekst
GERELATEERDE DOCUMENTEN
Het verlangen naar den dood, naar het niet meer zijn, naar den terugkeer tot de groote, volledige onbewustheid, is aan sommige ongelukkigen ingeboren. Zij voelen zich nergens thuis
Vlug wipte Iefje achter Ares aan, naar buiten, maar niet zóó vlug om te kunnen verhinderen dat hij haar in zijn armen opving en haar zóó, stijf, tegen zich aanhield, haar kuste op
En veel noch meer, tot moeder beide knapen, Die, saam in één bed, nu aan 't worstlen gingen Noch eens toedekte; toen werd alles stil Zo langzaam aan en moeder kwam terug In 't
Maar toen Grootvader daarna opeens met het Onze Vader begon - hij kon dat zoo mooi, Dominee Wevers zelf had eens gezegd, dat niemand het Onze Vader zoo plechtig kon uitspreken
Hoe hij had zitten denken, gestadigvoort herhalend in zijn hoofd, wat hij meê hoorde jagen in het rythmend schokken van de wielen: dat hij dood moest, dat hij dood moest, dat hij
levensomstandigheden van haar eigen t'huis. De gewezen paardrijdster koppelt haar, wanneer zij ter nauwernood zestien jaar is, aan een rijken afgeleefden, perversen huisvriend van
De Nieuwe Gids.. dat ze geen onvertogen dingen meer uithaalden. Ze liepen over de schrijftafel, tusschen inktkoker en pullen door, speelden achter de boekenrekken, nestelden zich in
zegt hij en schaart zich aldus onder de vlag van de volstrekste intransigentie uit de kerkgeschiedenis. Het bestaan der XXe eeuw kan hem niet aanbelangen of boeien of bevredigen.