• No results found

Vraag nr. 240 van 14 augustus 2002 van mevrouw SONJA BECQ

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Vraag nr. 240 van 14 augustus 2002 van mevrouw SONJA BECQ"

Copied!
2
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Vraag nr. 240

van 14 augustus 2002

van mevrouw SONJA BECQ

Opvangouders – Samenwerkingsverbanden Destijds vermelde de minister dat er zou worden gewerkt aan een regeling waarbij opvangouders aangesloten bij een dienst, in samenwerkingsver-band (soort duobaan ?) kinderen konden opvan-gen.

Graag ontving ik hierover meer informatie.

1. Wat is de concrete inhoud/werkwijze van dit project ?

2. Vallen deze opvangouders onder de regeling van opvangouders verbonden aan een dienst ? Ontvangen zij de startvergoeding of de vergoe-ding verbonden aan een particuliere opvangin-stelling ?

Welke fiscale aftrek kunnen zij genieten ? 3. Kunnen zij de eigen woning als opvangplaats

gebruiken of moeten zij een andere locatie huren ? Is de huurprijs in dit laatste geval fiscaal aftrekbaar ?

4. Wat zijn de interne afspraken tussen de twee opvangouders ? Gaat het om een vrije keuze van de "partners", of om een "opgelegd" sa-menwerkingsverband ?

Antwoord

1. De samenwerking van twee opvanggezinnen onder eenzelfde dak is een werkvorm waar, onder meer via de diensten voor opvanggezin-n e opvanggezin-n , steeds meer door (kaopvanggezin-ndidaat-) opvaopvanggezin-ngge- opvangge-zinnen naar werd gevraagd. De mogelijkheid tot samenwerking zou (ver)nieuw(end)e impulsen kunnen geven aan de opvang in gezinsverband en zou een motiverend effect kunnen hebben op de betrokken opvanggezinnen. Teneinde te kunnen onderzoeken of de praktijk van samen-werkende opvanggezinnen in de feiten haalbaar i s, en om op basis van de ervaring hiermee te kunnen inschatten óf en hoé inschrijving van deze werkvorm in de regelgeving aangewezen is, werd een proefproject opgezet.

Het experiment duurt in principe drie jaar (au-gustus 2002 - au(au-gustus 2005). De kans tot parti-cipatie wordt geboden aan alle diensten voor

opvanggezinnen met opvangouders die op deze wijze willen samenwerken. In samenspraak met vertegenwoordigers van de geïnteresseerde diensten voor opvanggezinnen en van de belan-gengroep voor opvanggezinnen werd het pro-ject door Kind en Gezin (K&G) voorbereid. Meerdere vormen van samenwerking zijn mo-g e l i j k . Het experiment beperkt zich echter wel tot samenwerking van twee opvangpersonen. Een kwaliteitskader werd ontwikkeld als lei-d r a a lei-d , lei-de alei-dministratieve toepasbaarheilei-d werlei-d g e r e g e l d , afspraken over hoe met zulke samen-werking kan worden gestart, werden gemaakt. De raad van bestuur van Kind en Gezin keurde het proefproject goed. Samenwerking van op-vanggezinnen kan enkel binnen dit kader van start gaan.

Om de zes maanden wordt een evaluatierapport van iedere samenwerking door de betrokken dienst aan Kind en Gezin bezorgd : d e e v a l u a t i e-items werden samen met de sector be-paald afhankelijk van het te voeren onderzoek. De kwalitatieve opvolging en evaluatie van het experiment worden verzekerd door de admini-stratie van K&G in de schoot van een experi-mentstuurgroep waaraan de sector zelf ook par-ticipeert.

2. De betrokken opvangouders zijn ingeschreven als gewoon aangesloten opvanggezinnen van de dienst in kwestie. Administratief staan ze, a l v a s t gedurende de duur van het proefproject, i n g e-schreven als twee afzonderlijke opvanggezinnen en worden ze ook als dusdanig beschouwd en uitbetaald.

Hoe deze opvanggezinnen na uitbetaling even-tueel de kostenvergoeding delen, is een zaak die ze in onderlinge overeenstemming regelen. D e dienst heeft opdracht erop toe te zien dat terza-ke goede afspraterza-ken worden gemaakt.

(2)

3. De betrokken opvanggezinnen kunnen de op-vang laten plaatsvinden in de eigen woning van (één van beide) opvangouders. De opvang kan ook plaatsvinden op een ander adres, b i j v o o r-beeld een gehuurd pand.

Financieel kan het gebruik van de eigen woonst wellicht interessanter zijn. Een eventuele huur-prijs betreft kosten die in principe mee worden gedekt door de forfaitaire kostenvergoeding. I n-dien gewenst, kunnen opvanggezinnen er wel voor opteren om de effectieve kosten van de opvang aan te tonen in plaats van uit te gaan van de forfaitaire belastingvrije kostenvergoe-d i n g. In kostenvergoe-dat geval kan kostenvergoe-de huurprijs wél als effec-tieve kosten worden ingebracht.

4. Het gaat uitsluitend om vrijwilligheid. Enkel op-vanggezinnen die hier zelf bewust voor kiezen, kunnen met een samenwerking starten. Op geen enkele wijze kunnen opvanggezinnen hiertoe worden verplicht. Deze vrijwilligheid dient ook expliciet te worden verklaard bij melding van de start.

Alvorens met een samenwerking te kunnen s t a r t e n , dient de dienst voor opvanggezinnen een specifiek op de samenwerking gerichte se-lectie en screening te doen. De opvanggezinnen moeten onderling én in samenspraak met de dienst voor opvanggezinnen ook tot goede af-spraken komen. Deze afaf-spraken worden vastge-legd in een schriftelijke overeenkomst. De mini-male inhoud van deze overeenkomst werd in sa-menspraak met de sectorvertegenwoordigers bepaald.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

O m evenwel ook aan alle andere opvangvoorzienin- gen de nodige ondersteuning te kunnen bieden, start Kind en Gezin vanaf 2002 een project voor de uitbouw van de netwerking

Aan de bepalingen zoals ze vandaag omschre- ven zijn in hoofdstuk IV van het thuiszorgde- creet werd inderdaad vooralsnog geen uitvoe- ring gegeven.. Na de evaluaties van

In antwoord op een vraag van mevrouw Yo l a n- de Avontroodt van 13 februari 2001 heeft de fe- derale minister bevoegd voor Maatschappelijke I n t e g r a t i e, de heer Johan

Enkele maanden geleden diende ik samen met een aantal CD&V-collega's een voorstel van decreet in tot opheffing van de leeftijdsgrens voor de hulp- middelen in het kader van

Na de beslissing van de Vlaamse regering om het Bloso-centrum in Dilbeek af te stoten, b e- vestigde de gemeente bij brief van 2 februari 1998 ook haar principiële interesse voor

Vlaams minister van Financiën en Begroting, I n n o- vatie, Media en Ruimtelijke Ordening.

Artikel 1, § 2, 9° van het besluit van de Vlaamse re- gering (BVR) van 12 oktober 1988 tot bepaling van de attesten die in aanmerking worden geno- men om een ernstige handicap

Als bijlage 2 vindt de Vlaamse volksvertegen- woordiger de lijst van alle Vlaamse gemeenten met de verhouding van het aantal sociale huur- woningen ten opzichte van het