• No results found

Verordening Toeslagen en Verlagingen WWB Pentasz Mergelland 2013 e.v.

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Verordening Toeslagen en Verlagingen WWB Pentasz Mergelland 2013 e.v."

Copied!
13
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Regionale sociale dienst van de gemeenten

Eijsden-Margraten, Gulpen-Wittem, Meerssen en Vaals

Verordening Toeslagen en Verlagingen WWB Pentasz Mergelland 2013 e.v.

Het Algemeen Bestuur van Pentasz Mergelland,

gezien het voorstel van het Dagelijks Bestuur van Pentasz Mergelland d.d. 19 november 2012;

gelet op artikel 147, eerste lid van de Gemeentewet, artikel 8, eerste lid, onderdeel c en artikel 30 van de Wet werk en bijstand;

gelet op de inwerkingtreding van de Wet aanscherping handhaving en sanctiebeleid SZW-wetgeving.

BESLUIT:

vast te stellen de: Verordening Toeslagen en Verlagingen WWB Pentasz Mergelland 2013 e.v.

HOOFDSTUK 1 – ALGEMENE BEPALINGEN Artikel 1a - Afbakening doelgroep verordening

De bepalingen van deze verordening gelden alleen voor belanghebbenden van 21 jaar of ouder tot de pensioengerechtigde leeftijd. In geval van gehuwden gelden de bepalingen van deze verordening alleen indien beide echtgenoten 21 jaar of ouder doch jonger dan de pensioengerechtigde leeftijd zijn.

Artikel 1b - Begrippen

1. In deze verordening wordt verstaan onder:

a. De wet : de Wet werk en bijstand.

b. Verzorgingsbehoeftige : degene die, indien hij niet tezamen met een ander persoon de woning zou bewonen, zou zijn aangewezen op beroepsmatige hulp zoals verzorging in een bejaardenhuis of in een andere inrichting ter verpleging of

verzorging.

c. Verzorger : de inwonende persoon die de

verzorgingsbehoeftige de noodzakelijke 24-

uurs zorg biedt.

d. Woonkosten : 1. Indien men huurt: de op de

aanvangsdatum van het lopende

huurtoeslag tijdvak per maand geldende

huurprijs als bedoeld in artikel 1 onderdeel d van de wet op de Huurtoeslag.

(2)

2. Indien een eigen woning wordt bewoond:

de tot een bedrag per maand omgerekende som van de ten behoeve van de financiering

van de woning verschuldigde

hypotheekrente, de in verband met het in eigendom hebben van de woning te

betalen kosten van groot onderhoud

(overeenkomstig de door Het Ministerie van

VROM gehanteerde tabel: “vaststelling

exploitatiekosten woningbouwcorporaties”)

en de te betalen zakelijke lasten, waarbij onder zakelijke lasten wordt verstaan: de rioolrechten, het eigenaarsaandeel van de

onroerende zaakbelasting, de

opstalverzekering en, het eigenaarsaandeel

van de waterschapslasten.

e. Basis-woonkosten : het bedrag aan woonkosten dat huurders en eigen woning bezitters ten minste zelf

moeten opbrengen. Dit bedrag is gebaseerd op de normhuur zoals vastgesteld in artikel

17 lid 2 van de wet op de Huurtoeslag.

f. Dagelijks Bestuur : het bestuursorgaan van Pentasz

Mergelland welke bestaat uit leden van de colleges van burgemeester en wethouders van de deelnemende gemeenten.

g. Algemeen Bestuur : het bestuursorgaan van de regionale sociale dienst die bestaat uit leden van de

gemeenteraad van de deelnemende

gemeenten.

2. Alle overige begrippen die in deze verordening worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Wet werk en bijstand (hierna te noemen: WWB), de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en de

Gemeentewet.

HOOFDSTUK 2 - CATEGORIEEN Artikel 2 - Categorieën

1. Voor belanghebbenden aan wie bijstand kan worden verleend, geldt voor wat betreft de toepassing van deze verordening een categorieaanduiding.

2. De categorieën worden aangeduid als:

a) alleenstaande;

b) alleenstaande ouder;

c) gehuwden.

(3)

HOOFDSTUK 3 - CRITERIA VOOR HET VERHOGEN VAN DE BIJSTANDSNORM Artikel 3 - Toeslagen alleenstaande en alleenstaande ouders

1. De alleenstaande en de alleenstaande ouders, die hun woonkosten niet met een ander kunnen delen én waarvan de woonkosten gelijk of hoger zijn dan de geldende basis-woonkosten, ontvangen een toeslag van 20% van het netto minimumloon.

2. De alleenstaande en de alleenstaande ouders, die hun woonkosten met een ander kunnen delen, ontvangen een toeslag van 5% van het netto minimumloon.

3. In afwijking van lid 2 geldt voor de alleenstaande en alleenstaande ouders die de woonkosten enkel met een of meer niet ten laste komende kinderen kunnen delen, een toeslag van 10% van het netto minimumloon.

4. Wanneer de woonkosten uitsluitend worden gedeeld met een

verzorgingsbehoeftige geldt dat de verzorgingsbehoevende en/of degene die hem/haar verzorgt, een toeslag van 20% van het netto minimumloon ontvangt.

Artikel 4 - Afwijkende toeslag voor 21 en 22 jarige alleenstaanden

1. Op grond van artikel 29 lid 1 WWB wordt de toeslag als bedoeld in artikel 25 van de WWB voor een alleenstaande van 21 jaar afwijkend vastgesteld op nihil.

2. Op grond van artikel 29 lid 1 WWB wordt de toeslag als bedoeld in artikel 25 van de WWB voor een alleenstaande van 22 jaar afwijkend vastgesteld op 10% van het wettelijk minimumloon.

HOOFDSTUK 4 - CRITERIA VOOR HET VERLAGEN VAN DE BIJSTANDSNORM Artikel 5 - Verlaging gehuwden

De norm voor gehuwden wordt op een lager bedrag vastgesteld dan 100% van het netto minimumloon indien:

1. De woonkosten met een ander kunnen worden gedeeld. De verlaging bedraagt 15% van het netto minimumloon.

2. In afwijking van lid 1 bedraagt de verlaging 10% van het minimumloon indien de woonkosten uitsluitend worden gedeeld met een of meer inwonende niet ten laste komende kinderen.

3. Indien uitsluitend sprake is van inwoning van een verzorgingsbehoevende vindt geen verlaging plaats.

Artikel 6 - Verlaging op grond van de woonsituatie

De norm en of toeslag wordt op een lager bedrag vastgesteld wanneer er sprake is van lagere woonkosten dan waarin de algemene bijstand reeds voorziet.

1. De alleenstaande en de alleenstaande ouders, die hun woonkosten niet met een ander kunnen delen én waarvan de woonkosten lager zijn dan de geldende

(4)

basis-woonkosten, ontvangen een toeslag van 20% van het netto minimumloon minus het verschil tussen de basiswoonkosten en de woonkosten.

2. De gehuwden die hun woonkosten niet met een ander kunnen delen én waarvan de woonkosten lager zijn dan de geldende basis-woonkosten ontvangen een verlaging op de norm. De verlaging bedraagt het verschil tussen de basis- woonkosten en de woonkosten.

Artikel 7 - Verlaging schoolverlaters

1. De norm en/of toeslag bedoeld in artikel 21 en 25 van de wet wordt voor

schoolverlaters gedurende zes maanden na beëindiging van het onderwijs of de beroepsopleiding verlaagd met 25% van het netto minimumloon.

2. Op grond van de bepalingen van artikel 30 lid 2 sub b WWB (anti-cumulatie bepaling) kan artikel 4 en artikel 7 lid 1 van deze verordening niet gelijktijdig worden toegepast. Artikel 7 lid 1 van deze verordening is hierbij preferent.

HOOFDSTUK 5 - SLOTBEPALINGEN Artikel 8 - Uitvoering

De uitvoering van deze verordening berust bij het Dagelijks Bestuur van Pentasz Mergelland zoals vastgesteld in de gemeenschappelijke regeling regionale sociale dienst Pentasz Mergelland.

Artikel 9 - Mandaatverlening

Het Dagelijks Bestuur van Pentasz Mergelland is bevoegd tot het stellen van nadere regels, het stellen van beleidsregels en uitvoeringsvoorschriften, met dien verstande dat deze regels c.q voorschriften conform de van toepassing zijnde wettelijke

voorschriften worden bekendgemaakt.

Artikel 10 - Onvoorziene omstandigheden en hardheidsclausule

1. In alle gevallen waarin deze verordening niet voorziet, beslist het Dagelijks Bestuur.

2. Het Dagelijks Bestuur kan in bijzondere gevallen afwijken van de bepalingen in deze verordening, als toepassing daarvan tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 10 - Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2013. De ‘verordening Toeslagen en Verlagingen WWB Pentasz Mergelland 2011 e.v.’ wordt ingetrokken met ingang van de dag dat deze verordening in werking treedt.

Artikel 11 - Citeertitel

(5)

Deze verordening kan worden aangehaald als de: Verordening Toeslagen en Verlagingen WWB Pentasz Mergelland 2012 e.v..

Aldus besloten door het Algemeen Bestuur van Pentasz Mergelland in haar vergadering van 11 december 2012.

De Secretaris, De Voorzitter, Dhr. J.L.H.J. Saes. Mr. J.P.M.H. Kompier.

(6)

TOELICHTING BIJ DE VERORDENING ALGEMENE TOELICHTING

De Wet werk en bijstand (WWB) draagt gemeenteraden op (artikel 8, lid 1, sub c) bij verordening regels te stellen met betrekking tot het verhogen en verlagen van de norm als bedoeld in artikel 30 van de WWB. In de MvT bij laatstgenoemd artikel staat dat het gemeentelijk beleid een categoriaal karakter moet dragen en wel in die zin dat uit de verordening moet blijken voor welke categorieën er een verhoging of verlaging van de landelijke normen plaatsvindt en op grond van welke criteria het bedrag van die verhoging of verlaging wordt vastgesteld. Kortom, de verordening moet een zodanig karakter hebben dat de belanghebbenden daaruit concreet kunnen aflezen welke verhoging of verlaging in hun situatie geldt.

Intrekken “Bestuursbesluit tijdelijke regels aanscherping Wet werk en bijstand” en afschaffing huishoudinkomenstoets.

Op 1 januari 2012 is de “Wet tot wijziging van de Wet werk en bijstand en samenvoeging van die wet met de Wet investeren in jongeren” (kortweg: Wet aanscherping WWB) in werking getreden.

Vanwege de zeer korte implementatietijd is er destijds voor gekozen een aantal bestaande verordeningen waaronder deze verordening op punten te wijzigen door het nemen van een apart “Bestuursbesluit tijdelijke regels aanscherping Wet werk en bijstand”.

Per 17 juli 2012 is de wet Afschaffing huishoudinkomenstoets van kracht geworden.

Daardoor is de toets op het huishoudinkomen met terugwerkende kracht ingaande 1 januari 2012 afgeschaft.

Het “Bestuursbesluit tijdelijke regels aanscherping Wet werk en bijstand” is daarmee -althans voor wat betreft de onderdelen die verband houden met de

huishoudinkomenstoets- eveneens met terugwerkende kracht buiten werking

gesteld. De overige onderdelen (bijvoorbeeld dat de toeslagenverordening ook geldt voor personen van 21 jaar of ouder doch jonger dan 27 jaar) zijn blijven gelden.

Deze verordening is nu in overeenstemming gebracht met voornoemde wettelijke ontwikkelingen.

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING Hoofdstuk 1 – Algemene Bepalingen

Artikel 1a – Afbakening doelgroep verordening

Dit artikel bepaalt de doelgroep waarop deze verordening van toepassing is. De categorie bijstandsgerechtigden aan op wie deze verordening van toepassing is zijn personen van 21 jaar of ouder doch jonger dan de pensioengerechtigde leeftijd.

Gehuwden vallen alleen onder de werking van de verordening als beide partners 21 jaar of ouder doch jonger dan pensioengerechtigde leeftijd zijn. Is een van beide partners jonger dan 21 dan wel ouder dan de pensioengerechtigde leeftijd dan vallen ze buiten de werking van deze verordening.

(7)

Artikel 1b - Begrippen Lid 1

Omschrijft enige voor de uitvoering van deze verordening noodzakelijk begrippen, welke niet in de wet voorkomen.

Lid 2

Er is voor gekozen om begrippen die al zijn omschreven in de WWB, Awb of de Gemeentewet niet afzonderlijk te definiëren in deze verordening. Dit voorkomt dat in geval van wijziging van betreffende definities in de betreffende wetten ook de

verordening moet worden gewijzigd.

Hoofdstuk 2 - Categorieën Artikel 2 - categorieën

Artikel 30 van de WWB schrijft voor dat de verordening vaststelt voor welke

categorieën de bijstandsnorm wordt verlaagd of verhoogd. De categorie-indeling is gebaseerd op de WWB. De begrippen worden omschreven in de artikelen 3 en 4 van de WWB.

Hoofdstuk 3 - Criteria voor het verhogen van de bijstandsnorm Artikel 3 - Toeslagen alleenstaande en alleenstaande ouders

Bij de vaststelling van de basisnorm voor een alleenstaande en de alleenstaande ouder is de wetgever uitgegaan van de veronderstelling dat betrokkene de

bestaanskosten c.q. woonkosten geheel met een ander kan delen. Indien dit niet het geval is, wordt de basisnorm verhoogd met een toeslag (artikel 25 WWB).

Bij de beoordeling of de betrokkene inderdaad hogere bestaanskosten c.q.

woonkosten heeft, is in voorkomende gevallen niet bepalend of deze ook feitelijk deze kosten met een ander deelt, maar of het -gegeven diens omstandigheden- redelijk is ervan uit te gaan dat deze kosten kunnen worden gedeeld. Het kunnen delen van de kosten is dus maatgevend en niet de vraag of ook feitelijk een bijdrage wordt geleverd.

Lid 1

De WWB schrijft voor dat de toeslag, onverminderd het bepaalde in de artikelen 27 en 28 van de wet, voor de alleenstaande en de alleenstaande ouder met zijn ten laste komende kinderen in wiens woning geen ander zijn hoofdverblijf heeft, wordt bepaald op het maximumbedrag, genoemd in artikel 25 lid 2 WWB.

De maximale toeslag komt neer op 20% van het netto minimumloon. De artikelen 27, 28 en 29 WWB geven de gemeente de bevoegdheid om voor bepaalde categorieën de bijstandsnorm of toeslag lager vast te stellen. Dit betekent dat indien de

aanvrager behoort tot de categorie genoemd in deze leden het toch zo kan zijn dat er

(8)

geen recht op de maximale toeslag bestaat. Dit laatste geldt eveneens voor alle andere leden van dit artikel.

Lid 2

Dit artikel lid betreft de situatie waarbij meerdere personen een woning bewonen en de woonkosten derhalve kunnen worden gedeeld. Onder het delen van de

woonkosten is tevens te verstaan het hebben van inkomsten uit onderhuur en/of kostgangerschap. Tot deze categorie woonkostendelers kunnen kostgevers en onderverhuurders behoren, maar ook kostgangers en onderhuurders, alsmede overige personen die in dezelfde woning hun hoofdverblijf hebben.

Huisbezoeken zijn het meest aangewezen middel om de woonsituatie te kunnen beoordelen. Indien zou blijken dat er niet zelfstandig wordt gewoond, is er alle reden voor een nader onderzoek gericht op het al dan niet voeren van een gezamenlijke huishouding.

Kamerbewoners worden in beginsel aangemerkt als zelfstandig wonend. Een verlaging is derhalve alleen mogelijk als sprake is van minder woonkosten dan de basis-woonkosten (de woonkosten die in de bijstandsnorm zijn opgenomen). In dergelijk soort gevallen worden de woonkosten afgezet tegen de basis-woonkosten.

Het bedrag van het verschil wordt als verlaging toegepast. Omdat een evident winstoogmerk aanwezig is, kan bij het houden van een kostganger of onderhuurder niet volstaan worden met een lagere toeslag, maar dient in dat geval overeenkomstig artikel 33, vierde lid WWB gehandeld te worden.

Lid 3.

Reden voor een toeslag van 10% in plaats van 5% is gelegen in het feit dat ouders die met een of meer kinderen op hetzelfde adres wonen doorgaans minder

schaalvoordelen genieten dan andere woningdelers (geen winstoogmerk aanwezig).

In de meeste gevallen zal een kind dat bij zijn ouders inwoont een bijdrage voor de inwoning betalen. Zo niet, dan is het toch alleszins redelijk ervan uit te gaan dat dit wel gebeurt.

Het begrip "niet ten laste komend kind", zoals opgenomen in deze verordening, heeft het oog op inwonende kinderen die zelf inkomsten ontvangen en in hun eigen

levensonderhoud kunnen voorzien.

De maximale korting wordt toegepast vanaf het moment dat een inkomen wordt verworven wat hoger is dan het normbedrag voor de kosten van levensonderhoud voor hoger onderwijs, genoemd in artikel 3.18 van de Wet studiefinanciering 2000.

Dit betekent dat inwonende kinderen met een inkomen minder dan het normbedrag voor de kosten van levensonderhoud voor hoger onderwijs, genoemd in artikel 3.18 van de Wet studiefinanciering 2000 in deze opzet beschouwd worden als ten laste komende kinderen (lid 1 is in dat geval van toepassing; de toeslag bedraagt dan 20%). Inkomsten van ten laste komende kinderen, worden ingevolge artikel 31 WWB niet tot de middelen van belanghebbende gerekend.

(9)

Lid 4.

Gezien de landelijke tendens om ouderen en gehandicapten zo veel mogelijk thuis te verzorgen, ligt het in de lijn om bij medebewoners, waarvan er een

verzorgingsbehoeftig is, de toeslag voor zowel de verzorgingsbehoeftige als voor de verzorger op 20% te stellen.

Indien op voorhand wordt uitgegaan van schaalvoordelen en dus een lagere toeslag, kan dat de opname van verzorgingsbehoevenden door particulieren belemmeren. Dit speelt met name bij inwonende kinderen die in principe slechts recht hebben op een toeslag van 10%. Bij twijfel omtrent de verzorgingsbehoeftigheid kan advies worden ingewonnen bij de GGD.

Hoofdstuk 4 - Criteria voor het verlagen van de bijstandsnorm Artikel 4

Op grond van artikel 29 lid 1 WWB kan het college de toeslag voor een

alleenstaande van 21 of 22 jaar afwijkend vaststellen. Dat is geregeld in artikel 4 lid 1 en 2 van deze verordening. In het eerste lid is de toeslag geregeld voor een

alleenstaande van 21 jaar. In het tweede lid is de toeslag vastgesteld voor een alleenstaande van 22 jaar.

Artikel 5 - Verlaging gehuwden

Het rekening houden met lage woonkosten en schaalvoordelen kan bij gehuwden slechts plaatsvinden door een verlaging van de norm, die 100% van het netto minimumloon bedraagt. Deze verlaging is evenredig aan de verlaging die bij alleenstaanden en alleenstaande ouders op de maximale toeslag van 20% plaats heeft. Het gestelde onder artikel 3 is hier evenredig van toepassing.

Artikel 6 verlaging op grond van de woonsituatie

Op grond van artikel 27 WWB kan de bijstandsnorm worden verlaagd wanneer er sprake is van een afwijkende woonsituatie waaronder het niet aanhouden van een woning. Binnen Pentasz Mergelland is er voor gekozen om de norm of toeslag te verlagen wanneer er sprake is van huurkosten die lager zijn dan het reeds in de norm inbegrepen bedrag voor de basiswoonkosten.

In artikel 6 lid 1 wordt geregeld dat de toeslag voor alleenstaande en alleenstaande ouders die de kosten niet kunnen delen lager wordt vastgesteld wanneer de

daadwerkelijke woonkosten lager zijn dan de basis-woonkosten. De verlaging bedraagt het verschil tussen de basis-woonkosten en de daadwerkelijke

woonkosten. In artikel 6 lid 2 is dit overeenkomstig geregeld voor gehuwden die de woonkosten niet kunnen delen met een ander.

Er is geen verdere uitvoering gegeven aan verlagingen vanwege het niet aanhouden van een woning omdat het zich dan handelt om dak – en thuislozen. Daar Pentasz Mergelland geen Centrumgemeente is doet zich dit niet voor c.q. verstrekken wij geen bijstand. Wanneer er sprake is van het ontbreken van woonkosten omdat een derde deze betaald maakt Pentasz Mergelland gebruik van artikel 33 WWB.

(10)

Wanneer er sprake is van verminderde woonlasten vanwege bv krakers wordt dit reeds getackeld middels uitvoering van lid 1 en 2.

Artikel 7 - Verlaging schoolverlaters

Op grond van artikel 28 WWB kan het Dagelijks Bestuur voor een belanghebbende die recent de deelname heeft beëindigd aan onderwijs of een beroepsopleiding, de norm of de toeslag gedurende zes maanden na het tijdstip van die beëindiging lager vaststellen. Het moet dan wel gaan om onderwijs of een beroepsopleiding waarvoor aanspraak bestond op studiefinanciering op grond van de Wet studiefinanciering 2000 of op een tegemoetkoming in de onderwijsbijdrage en de schoolkosten op grond van hoofdstuk 4 van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en

schoolkosten.

In artikel 7 lid 1 van deze verordening is bepaald dat de verlaging voor

schoolverlaters 25 procent van het wettelijk netto minimumloon bedraagt gedurende 6 maanden, gerekend vanaf het tijdstip van de beëindiging van de aanspraak op de studiefinanciering of tegemoetkoming in de onderwijsbijdrage en de schoolkosten.

Op grond van de bepalingen van artikel 30 lid 2 onderdeel b WWB waarin is bepaald dat jegens een belanghebbende niet tegelijkertijd een schoolverlatersverlaging en een verlaging voor een alleenstaande van 21 of 22 jaar mag worden toegepast is binnen lid 2 geregeld dat de schoolverlaterskorting preferent is op de bepalingen van artikel 4 van de verordening. Dit wil zeggen dat gedurende de toepassing van de schoolverlaterskorting geen uitvoering wordt gegeven aan de verlaging vanwege leeftijd.

Bij toepassing van de verlaging voor schoolverlaters is het volgende van belang. Om de verlaging te kunnen toepassen moet voldaan zijn aan de voorwaarde dat voor het onderwijs of de beroepsopleiding recht bestond op studiefinanciering op grond van de Wet op de studiefinanciering 2000 (WSF 2000) of op een tegemoetkoming in de studiekosten op grond van hoofdstuk 4 van de Wet tegemoetkoming

onderwijsbijdrage en schoolkosten (WTOS). Van belang is dat de belanghebbende daadwerkelijk recht heeft op studiefinanciering en niet dat het volgen van de soort opleiding daar in theorie recht op geeft. Dit volgt uit de bedoeling van de wetgever zoals die blijkt uit de toelichting op artikel 28 WWB. Daarnaast is van belang dat de belanghebbende zijn recht op studiefinanciering ontleent aan de WSF 2000 of de WTOS. Een extraneus valt niet onder de WSF 2000. Daarvoor is inschrijving als student vereist. Een voormalig extraneus is dus geen schoolverlater in de zin artikel 28 WWB.

Indien het inkomen van belanghebbende voorafgaande aan de bijstand hoger is dan de bijstandsnorm omdat belanghebbende naast zijn studiefinanciering inkomsten uit bijvoorbeeld arbeid of stagevergoeding ontving (en de belanghebbende er bij

bijstandsverlening dus op achteruit gaat in plaats van - zoals bij een overgang van alléén WSF 2000 naar bijstand - op vooruit), maakt dat niet dat de

schoolverlatersverlaging in zo'n geval niet kan worden toegepast. De invloed van inkomsten naast de studiefinanciering van de belanghebbende spelen in het kader van de schoolverlatersverlaging geen rol.

(11)

Hoofdstuk 5 – SLOTBEPALINGEN Artikel 8 - Uitvoering

De uitvoering van deze regeling welke normaal is gelegen bij het college van burgemeester en wethouders is middels de Gemeenschappelijke Regeling van de Regionale Sociale Dienst Pentasz Mergelland overgedragen aan het Dagelijks Bestuur van Pentasz Mergelland.

Artikel 9 - Mandaatregeling

Het Dagelijks Bestuur is bevoegd om namens de colleges van burgemeester en Wethouders van de Pentasz Mergelland gemeenten nadere regels vast te stellen omtrent de uitvoering van deze verordening.

Artikel 10 - Onvoorziene omstandigheden en hardheidsclausule

In de bevoegdheidsverdeling tussen Algemeen- en Dagelijks bestuur past het dat het Algemeen Bestuur beleidskaders vaststelt. Deze kaders zijn in deze verordening uitgewerkt. Het Dagelijks Bestuur is belast met de uitvoering van dat beleid en op sommige onderdelen, met de nadere uitwerking daarvan.

Doen zich situaties voor waarin niet is voorzien of waarin toepassing van deze verordening leidt tot onredelijkheden, dan is het aan het Dagelijks Bestuur om besluiten te nemen waarin recht wordt gedaan aan enerzijds het belang van handhaving van het beleid en anderzijds het individuele belang van de

belanghebbende. Dat kan onder omstandigheden betekenen dat besluiten worden genomen die afwijken van deze verordening.

Artikel 11 - Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 2013. Op hetzelfde moment zal de ‘Verordening Toeslagen en Verlagingen Wet werk en bijstand Pentasz Mergelland 2011 e.v.’ worden ingetrokken.

Artikel 12 - Citeertitel Spreekt voor zich.

(12)

Wijziging t.o.v. de vorige verordening

Deze nieuwe verordening kent eigenlijk maar een paar kleine wijzigingen. Zo is de doelgroep bepaling verruimd in verband met het invoeren van de flexibele

pensioengerechtigde leeftijd. Daarnaast is de verordening aangepast in verband met het vervallen van de Wet investeren in jongeren (WIJ) en zijn hier en daar wat

cosmetische aanpassingen gedaan.

Onderstaand treft u artikelsgewijs de belangrijkste wijzigingen aan:

Artikel 1a Afbakening is verruimd naar van 21 tot pensioengerechtigde leeftijd. Tevens is de afbakening voor gehuwden waarbij 1 persoon jonger is meegenomen (was voorheen benoemd in de toelichting).

Artikel 1b De begripsbepalingen zijn ingekort. Daar waar dezelfde definitie als de WWB wordt gebruikt is dit benoemd in lid 2.

Overige begrippen zijn benoemd.

Hierdoor behoeft de verordening niet meer worden aangepast bij

wetwijzigingen binnen de WWB.

Artikel 3 Dit is tekstueel aangepast. Binnen lid 3 is aangegeven dat, in afwijking van lid 2, lid 3 geldt anders zouden technisch gezien beide leden van toepassing zijn.

Binnen lid 4 is de restrictie aangebracht dat er sprake moet zijn van uitsluitend samenwoning met

verzorgingsbehoeftigde. Anders zou men bij meervoudige samenwoning zich nog steeds op het artikel kunnen beroepen.

Waarbij de verzorgingsbehoeftige en de verzorgende volledige toeslag krijgen en overige inwoners een kostendeling.

Artikel 4 In dit artikel is in kader van de regionale afstemming gekozen voor een

middenweg. Tevens is gekeken naar het uitvoeringsgemak. Voorheen had

Pentasz Mergelland voor beiden een toeslag van nihil.

Gemeente Valkenburg aan de Geul kent een verlaging van 20% voor beiden groepen. Gemeente Maastricht heeft een variant waarbij sprake is van: nihil voor 21 jarigen en ongeveer 7,5% voor 22 jarigen. Dit is complex beschreven en onhandig voor de uitvoering. Derhalve is thans gekozen voor een tussen

(13)

oplossing namelijk nihil voor 21 jarigen en 10% voor 22 jarigen.

Artikel 5 Dit artikel is tekstueel aangepast. Binnen lid 2 is opgenomen dat het een afwijking van lid 1 betreft.

Binnen lid 3 is het woord ‘uitsluitend’

opgenomen inwoning van

verzorgingsbehoeftige. Anders zou men geen kostendeling kunnen toepassen wanneer er sprake is van een inwonende verzorgingsbehoeftige en meerdere inwoners.

Artikel 6 Binnen dit artikel is de korting verwerkt indien sprake is van lagere woonkosten.

Voorheen zat deze korting verwerkt in meerdere artikelen. Omwille van de duidelijkheid is dit nu verwoord in één artikel.

Artikel 7 De wettelijke anti-cummulatie bepaling is benoemd met preferentie van uitvoering.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

De verlaging als bedoeld in het eerste lid bedraagt 20% van het netto wettelijk minimumloon voor het gezin indien het gezin lagere algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan

De toeslag bedoeld in het eerste lid wordt voor de alleenstaande en de alleenstaande ouder met zijn inwonende eigen, stief- of pleegkinderen jonger dan 21 jaar, dan wel inwonende

Artikel 35, tweede lid WIJ schrijft voor dat de toeslag bedoeld in artikel 30 van de wet, onverminderd het bepaalde in artikel 32, 33 en 34 van de wet, voor de alleen- staande en

De norm bedoeld in artikel 21, onderdelen a en b van de wet, wordt verhoogd met een toeslag indien de alleenstaande of de alleenstaande ouder hogere algemeen noodzakelijke kosten

De bijstandsuitkering van de ouder(s) wordt vastgesteld overeenkomstig het bepaalde in artikel 3 onder a danwel artikel 7 van de verordening indien naast eventuele in de

Voor de alleenstaande en de alleenstaande ouder in wiens woning geen ander zijn hoofdverblijf heeft, wordt de norm verhoogd met een toeslag, die is bepaald op het in artikel 30

De toeslag als bedoeld in artikel 25, eerste lid, van de wet bedraagt 14% van de gehuwdennorm voor de alleenstaande en de alleenstaande ouder in wiens woning uitsluitend

Op grond van artikel 35, tweede lid, sub a, WIJ is de gemeenteraad verplicht om te bepalen dat de toeslag 20 procent van de gehuwdennorm bedraagt voor de alleenstaande of