• No results found

WIJ Asten 2010 verordening toeslagen en verlagingen

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "WIJ Asten 2010 verordening toeslagen en verlagingen"

Copied!
3
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

RAADSBESLUIT

Onderwerp: Dagtekening: nummer:

Verordening toeslagen en verlagingen WIJ Asten 2010 15 december

2009 09.12.08

De raad van de gemeente Asten;

gezien het voorstel van het college van burgemeester en wethouders d.d.

3 november 2009;

gelet op artikel 147, eerste lid, Gemeentewet, en de artikelen 12, eerste lid, onderdeel e, en 35, eerste lid, van de Wet investeren in jongeren (WIJ);

Besluit:

Vast te stellen de Verordening toeslagen en verlagingen WIJ Asten 2010

Hoofdstuk 1 - Algemene bepalingen

Artikel 1 - Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

a. de wet: de Wet investeren in jongeren;

b. gehuwdennorm: de norm bedoeld in artikel 28, eerste lid onderdeel d, van de wet;

c. college: het college van burgemeester en wethouders;

d. woning: een woning als bedoeld in artikel 1, onderdeel j, Wet op de huurtoeslag, als mede een woonwagen of woonschip, als bedoeld in artikel 3, zesde lid, Wet werk en bijstand;

e. woonkosten:

1. indien een huurwoning wordt bewoond, de per maand geldende huurprijs, bedoeld in artikel 1, onderdeel d, van de Wet op de huurtoeslag;

2. Indien een eigen woning wordt bewoond, de tot een bedrag per maand omgerekende som van de verschuldigde hypotheekrente en de in verband met het in eigendom hebben van de woning te betalen zakelijke lasten en een naar omstandigheden vast te stellen bedrag voor onderhoud.

Artikel 2 - Toepasselijkheid

1. De bepalingen van deze verordening gelden alleen voor jongeren van 21 jaar of ouder maar jonger dan 27 jaar.

2. In geval van gehuwden gelden de bepalingen van deze verordening alleen indien de gehuwden beiden 21 jaar of ouder maar jonger dan 27 jaar zijn.

(2)

2

Hoofdstuk 2 - Criteria voor het verhogen van de bijstandsnorm

Artikel 3 - Toeslagen

1. De toeslag als bedoeld in artikel 30, eerste lid, van de wet bedraagt 20 procent van de gehuwdennorm voor de jongere in wiens woning geen ander zijn hoofdverblijf heeft.

2. De toeslag als bedoeld in artikel 30, eerste lid, van de wet bedraagt 10 procent van de gehuwdennorm voor de jongere die met één of meer anderen zijn hoofdverblijf in dezelfde woning heeft.

Hoofdstuk 3 - Criteria voor het verlagen van de bijstandsnorm of toeslag

Artikel 4 - Verlaging gehuwden

1. De verlaging als bedoeld in artikel 31 van de wet bedraagt 10 procent van de

gehuwdennorm voor gehuwden die met één ander hun hoofdverblijf in dezelfde woning hebben;

2. De verlaging als bedoeld in artikel 31 van de wet bedraagt 20 procent van de gehuwdennorm voor gehuwden die met twee of meer anderen hun hoofdverblijf in dezelfde woning hebben.

Artikel 5 - Verlaging woonsituatie

De verlaging als bedoeld in artikel 32 van de wet bedraagt:

a. een bedrag gelijk aan het bedrag van de basishuur zoals genoemd in de Wet op de huurtoeslag indien een woning wordt bewoond waaraan voor

belanghebbenden geen kosten van huur of hypotheeklasten verbonden zijn;

b. als sprake is van extra kosten samenhangend met het ontbreken van kosten van huur of hypotheeklasten kan de verlaging worden verminderd met een bedrag dat met die extra kosten overeenkomt.

Artikel 6 - Verlaging schoolverlaters

De verlaging als bedoeld in artikel 33 van de wet bedraagt:

a. het verschil tussen de van toepassing zijnde norm voor de inkomensvoorziening inclusief de toeslag als bedoeld in artikel 3 van deze verordening, en het van

toepassing zijnde bedrag voor levensonderhoud als bedoeld in artikel 33, tweede lid, van de Wet werk en bijstand bij aanvang van de inkomensvoorziening;

b. de verlaging vindt bij voorrang plaats op de toeslag;

c. bij samenloop met andere verlagingen prevaleert de in dit artikel vermelde verlaging.

Artikel 7 - Verlaging toeslag alleenstaanden van 21 en 22 jaar

De verlaging als bedoeld in artikel 34 van de wet wordt zodanig vorm gegeven dat de van toepassing zijnde norm voor de inkomensvoorziening vermeerderd met een toeslag als bedoeld in artikel 3 van deze verordening in afwijking van het gestelde in artikel 3 van deze verordening maximaal gelijk is aan 75% van het voor de betreffende leeftijd geldende minimumloon als bedoeld in artikel 8 derde lid van de Wet minimumloon en

minimumvakantiebijslag.

(3)

3

Hoofdstuk 4 - Slotbepalingen

Artikel 8 – Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 2010.

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Asten d.d.

15 december 2009;

De raad voornoemd,

de griffier, de voorzitter,

ir. C.W.J.B. Verborg ir. J. Beenakker

Bekend gemaakt op: .

dict: s.conijn@asten.nl typ: RV.MO.09.AC.023 coll:

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Artikel 27 WWB geeft de mogelijkheid de norm of de toeslag te verlagen in zoverre belanghebbende lagere algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan heeft ten gevolge van

De toeslag als bedoeld in artikel 25, eerste lid van de wet bedraagt 20% van de gezinsnorm voor de alleenstaande of alleenstaande ouder in wiens woning geen ander zijn

De toeslag bedoeld in het eerste lid wordt voor de alleenstaande en de alleenstaande ouder met zijn inwonende eigen, stief- of pleegkinderen jonger dan 21 jaar, dan wel inwonende

Artikel 35, tweede lid WIJ schrijft voor dat de toeslag bedoeld in artikel 30 van de wet, onverminderd het bepaalde in artikel 32, 33 en 34 van de wet, voor de alleen- staande en

De bijstandsuitkering van de ouder(s) wordt vastgesteld overeenkomstig het bepaalde in artikel 3 onder a danwel artikel 7 van de verordening indien naast eventuele in de

Voor de alleenstaande en de alleenstaande ouder in wiens woning geen ander zijn hoofdverblijf heeft, wordt de norm verhoogd met een toeslag, die is bepaald op het in artikel 30

De toeslag bedoeld in artikel 30, eerste lid, van de wet bedraagt 20 procent van de gehuwdennorm voor de jongere in wiens woning geen ander zijn hoofdverblijf heeft2. De toeslag

De toeslag als bedoeld in artikel 25, eerste lid, van de wet bedraagt 14% van de gehuwdennorm voor de alleenstaande en de alleenstaande ouder in wiens woning uitsluitend