• No results found

Publicatieblad van de Europese Unie L 337/1 COMMISSIE BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE. van 23 december 2002

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Publicatieblad van de Europese Unie L 337/1 COMMISSIE BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE. van 23 december 2002"

Copied!
13
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

II

(Besluiten waarvan de publicatie niet voorwaarde is voor de toepassing)

COMMISSIE

BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE van 23 december 2002

betreffende de steunmaatregelen van Duitsland aan Klausner Nordic Timber GmbH & Co. KG, Mecklenburg-Voor-Pommeren

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2002) 5378)

(Slechts de tekst in de Duitse taal is authentiek) (Voor de EER relevante tekst)

(2003/875/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeen- schap, en met name op artikel 88, lid 2, eerste alinea,

Gelet op de Overeenkomst betreffende de Europese Economi- sche Ruimte, en met name op artikel 62, lid 1, onder a),

Na de belanghebbenden overeenkomstig de genoemde artikelen te hebben aangemaand hun opmerkingen kenbaar te maken en gezien deze opmerkingen (1),

Overwegende hetgeen volgt:

1. PROCEDURE

1.1. Verloop van de procedure

(1) Ingevolge een reeks klachten met betrekking tot staats- steun die aan Klausner Nordic Timber GmbH & Co. KG (KNT) werd toegekend, verzocht de Commissie Duits- land in de loop van 1999 en 2000 haar alle informatie te verstrekken die nodig is om te onderzoeken of deze maatregelen verenigbaar zijn met de gemeenschappelijke markt. Het betreft staatssteun ten gunste van KNT voor de vestiging en uitbreiding van een zagerij in Wismar (Mecklenburg-Voor-Pommeren). De door Duitsland ver- strekte informatie werd evenwel als onvolledig beschouwd en kon de twijfels van de Commissie omtrent de vraag of de maatregelen in overeenstemming waren met eerder goedgekeurde steunregelingen niet wegnemen.

(2) Bij brief van 17 augustus 2000 verzocht de Commissie Duitsland, uit hoofde van artikel 10, lid 3, van Verorde- ning (EG) nr. 659/1999 van de Raad van 22 maart 1999 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepas- sing van artikel 93 van het EG-Verdrag (2) en in over- eenstemming met het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen van 5 oktober 1994 in zaak C-47/91 (Italië/Commissie) (3), alle informatie te verstrekken die nodig is om te beoordelen of de maat- regelen ten gunste van KNT onder steunregelingen vallen die al eerder door de Commissie zijn goedgekeurd.

(3) Bij brief van 13 november 2000, waarvan de bijlagen per separate post op 16 november 2000 inkwamen, stelde Duitsland een deel van de verlangde informatie beschikbaar die nodig is voor de beoordeling van de vraag of de begunstigde als kleine of middelgrote onder- neming (KMO), zoals bedoeld in de communautaire kaderregeling inzake overheidssteun voor kleine en mid- delgrote ondernemingen (4) (hierna „KMO-kaderregeling”

genoemd) en Aanbeveling 96/280/EG van de Commissie van 3 april 1996 betreffende de definitie van kleine en middelgrote ondernemingen (5), dient te worden beschouwd en derhalve in de steungebieden, waarin beide projecten gelegen zijn, voor de maximaal toelaat- bare steunintensiteit van 50 % bruto in aanmerking komt.

(4) De Commissie stelde Duitsland bij brief van 20 juni 2001 in kennis van haar besluit ten aanzien van deze steun de procedure van artikel 88, lid 2, van het EG-Ver- drag in te leiden en heeft overeenkomstig artikel 10, lid 3, van Verordening (EG) nr. 659/1999 om informatie verzocht.

(1) PB C 219 van 4.8.2001, blz. 3.

(2) PB L 83 van 27.3.1999, blz. 1.

(3) Jurisprudentie 1994, blz. I-4635.

(4) PB C 213 van 23.7.1996, blz. 4.

(5) PB L 107 van 30.4.1996, blz. 4.

(2)

(5) Bij brief van 2 augustus 2001, waarvan de bijlagen op 12 november 2001 inkwamen, reageerde Duitsland op de inleiding van de procedure en het verzoek om infor- matie.

(6) Het besluit tot inleiding van de procedure werd in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen bekend- gemaakt (6). Bij die gelegenheid nodigde de Commissie alle belanghebbenden uit hun opmerkingen kenbaar te maken.

(7) De Commissie ontving van derden opmerkingen, die zij Duitsland deed toekomen. Duitsland heeft hierop bij schrijven van 31 oktober 2001 geantwoord.

(8) Op 15 januari 2002 heeft de Commissie Beschikking 2002/468/EG (7) gegeven waarmee de formele onder- zoeksprocedure werd afgesloten. Een deel van de steun aan KNT werd onverenigbaar verklaard en diende te worden teruggevorderd.

(9) Op 27 maart 2002 heeft KNT beroep ingesteld bij het Gerecht van eerste aanleg van de Europese Gemeen- schappen. Daarin werd gesteld, dat de Commissie een goedgekeurde steunregeling niet juist had uitgelegd. De Commissie heeft samen met verzoekster om de opschor- ting van de procedure verzocht, opdat de Commissie de juridisch gebrekkige beschikking zou kunnen intrekken.

(10) Bovendien werden nadere gegevens bekend. Op 9 en 11 september 2002 verzocht de Commissie Duitsland om opmerkingen over de nieuwe door KNT verstrekte gegevens. Deze opmerkingen werden meegedeeld bij schrijven van 26 september 2002. De bijlagen kwamen op 1 oktober 2002 in.

1.2. Gronden voor de intrekking van Beschikking 2002/468/EG

(11) Bij Beschikking 2002/468/EG had de Commissie steun die Duitsland op grond van een goedgekeurd steunpro- gramma zou hebben verleend, onverenigbaar met de gemeenschappelijke markt verklaard. Naar mening van de Commissie voldeed de steunmaatregel niet aan de voorwaarden van het Investitionszulagengesetz.

(12) Volgens haar kon de begunstigde geen gebruik maken van een steunintensiteit van meer dan 10 %, aangezien zij op het ogenblik van de toekenning van de steun meer dan 250 werknemers had. De goedgekeurde kader- regeling voorziet in een maximale steunintensiteit van 10 % voor ontvangers met meer dan 250 werknemers.

Volgens de Commissie was de steunmaatregel slechts ten belope van 10 % van de subsidiabele kosten door het steunprogramma gedekt, aangezien de ontvanger, die als

„economische entiteit” werd gedefinieerd, op het ogen- blik van de steunverlening meer dan 250 werknemers had. Volgens de Commissie kon geen andere rechtvaar- diging voor de verenigbaarheid van het overige steun-

bedrag met de gemeenschappelijke markt worden gevonden. De Commissie concludeerde dan ook dat een deel van de steun niet aan de voorwaarden voor ver- enigbaarheid met de gemeenschappelijke markt voldeed.

(13) In het kader van hun beroep bij het Gerecht van eerste aanleg wezen de vertegenwoordigers van de ontvanger erop, dat de Commissie bij de interpretatie van het Investitionszulagengesetz en in de goedkeuringsbeschik- king een juridische fout heeft begaan, met name bij de definitie van „ontvanger” in de zin van de KMO-kader- regeling. Het Duitse Investitionszulagegesetz voorziet in een belastingvrijstelling voor de verwerving en de pro- ductie van productiegoederen en gebouwen van bedrij- ven die in de nieuwe Duitse deelstaten gevestigd zijn. De Duitse wet definieert de ontvanger van de investerings- premie als economisch en organisatorisch afgegrensde bedrijfsentiteit en niet als economische entiteit. Bijgevolg heeft de Commissie haar beschikking waarbij zij het Investitionszulagegesetz heeft goedgekeurd, verkeerd geïnterpreteerd en is Beschikking 2002/468/EG betref- fende de op grond van deze wet goedgekeurde steun- maatregel aangetast door een rechtsdwaling. De lidstaat, noch de ontvanger hebben belang bij de handhaving van een deels negatieve beschikking. De Commissie heeft dienovereenkomstig besloten haar Beschikking 2002/468/EG in te trekken. Voor een nieuwe beschik- king waren nadere informatie en toelichtingen nodig, die Duitsland verstrekt heeft. Gelet op de nieuwe infor- matie acht de Commissie een nieuwe beoordeling gepast en gerechtvaardigd, niet enkel van de maatregel die over- eenkomstig het Investitionszulagegesetz is goedgekeurd, maar ook van de garantie voor de lening van 29 750 000 DEM, die bij Beschikking 2002/468/EG eveneens onverenigbaar met de gemeenschappelijke markt werd verklaard. Er zijn geen legitieme verwachtin- gen of verworven rechten van derden die zich tegen een dergelijke nieuwe beoordeling verzetten.

2. DE STEUNMAATREGEL

2.1. De begunstigde

(14) De rechtspersoon, waaraan de steun werd verleend, te weten KNT, werd op 28 mei 1997 opgericht en vestigde in 1998 een nieuwe zagerij te Wismar in Mecklenburg- Voor-Pommeren. KNT verwerkt naaldhout. De bedrijfs- voering is in handen van de complementaire ven- noot (8), Klausner Nordic Timber GmbH (KNT-GmbH).

De aandelen van de commanditaire vennootschap KNT zijn eigendom van Fritz Klausner, een natuurlijke per- soon. Deze bezit bovendien het hele kapitaal van KNT en is de enige commanditaire vennoot (9) van KNT.

(6) Zie voetnoot 1.

(7) PB L 165 van 24.6.2002, blz. 15.

(8) Een complementair of beherend vennoot is met zijn hele vermogen aansprakelijk voor de verplichtingen van een commanditaire ven- nootschap en heeft overeenkomstig §161 van het Oostenrijkse en het Duitse handelswetboek (Ö-HGB en HGB) het recht de vennoot- schap te leiden en te vertegenwoordigen.

(9) Een commanditaire of stille vennoot kan slechts ten belope van zijn inbreng in de vennootschap worden aangesproken. Overeenkomstig

§ 161 en § 164 HGB is hij niet bevoegd om het bedrijf te leiden, noch om het te vertegenwoordigen. Maar voor de uitvoering van activiteiten door de complementaire vennoot die verder reiken dan de gewone uitoefening van het bedrijf, is zijn toestemming wel ver- eist.

(3)

(15) Fritz Klausner heeft ook aandelen in andere onder- nemingen:

(16) Klausner Holzindustrie GmbH (KHI-GmbH) is een Oos- tenrijkse onderneming met beperkte aansprakelijkheid, die verantwoordelijk is voor de bedrijfsvoering van Klausner Holzindustrie GmbH & Co. KG (hierna: „KHI”

genoemd); KHI exploiteert een zagerij in St. Johann (Tirol). KHI-GmbH is complementair vennoot van KHI.

(17) Zijn vennoten van KHI-GmbH:

a) Fritz Klausner (25 %),

b) Margarethe Klausner (moeder van Fritz Klausner) (50 %),

c) Anne Klausner (zuster van Fritz Klausner) (25 %).

(18) Zijn vennoten van KHI:

a) KHI-GmbH (complementair vennoot; geen deel- neming in het kapitaal),

b) Fritz Klausner (commanditair vennoot deelneming van 75 % in het kapitaal; sinds 1 januari 1997 geen stemrecht),

c) Margarethe Klausner (commanditair vennoot; deel- neming van 25 % in het kapitaal).

(19) Klausner Holz Thüringen Geschäftsführung GmbH (KHT-GmbH) is een Duitse onderneming met beperkte aansprakelijkheid, die belast is met de bedrijfsvoering bij

Klausner Holz Thüringen GmbH & Co. KG (hierna:

„KHT” genoemd); deze laatste exploiteert een zagerij in Friesau (Thüringen). Fritz Klausner bezit alle aandelen van KHT-GmbH. Hij leidde de onderneming tot 19 juni 1997.

(20) Vennoten van KHT:

a) KHT-GmbH (complementair vennoot; geen deel- neming in het kapitaal; bedrijfsleider),

b) Fritz Klausner (commanditair vennoot; deelneming van 20 % in het kapitaal),

c) KHI (commanditair vennoot; deelneming van 80 % in het kapitaal).

(21) KHT Hobelwerk Beteiligungs GmbH (KHO-GmbH), die voor 100 % eigendom van Fritz Klausner is, werd op 15 mei 1997 opgericht. Zij is complementair vennoot van KHT Hobelwerk GmbH & Co. KG (hierna: „KHO”

genoemd). KHO exploiteert een schaverij in Thüringen.

(22) Klausner Nordic Services GmbH (hierna: „KNS”

genoemd), die voor 100 % eigendom van Fritz Klausner is, verleent diensten aan lokale ondernemingen.

(23) Klausner Nordic Energie GmbH (hierna: „KNE”

genoemd), die voor 100 % eigendom van Fritz Klausner is, exploiteerde een krachtcentrale.

(24) De ondernemingen waarbij Fritz Klausner betrokken is in de periode van 1996 t/m 1999:

Naam Participatie Fritz Klausner Aantal medewerkers Omzet

in miljoen EUR

Balanstotaal in miljoen EUR

1996 1997 1996 1997 1996 1997 1996 1997

KNT Niet van toe-

passing (10)

100 % Niet van toe- passing

6 Niet van toe- passing

[…] (*) Niet van toe- passing

[…]

KNT GmbH Niet van toe-

passing

100 % Niet van toe- passing

1 Niet van toe- passing

0 Niet van toe- passing

0,03

KHT 20 % 20 % 159 167 […] […] […] […]

KHT GmbH 100 % 100 % 1 1 0 0 0,028 (11) 0,03

KHO 100 % 100 % 0 2 […] […] […] […]

KHT Hobelwerk Beteiligungs GmbH

Niet van toe- passing

Niet van toe- passing

Niet van toe- passing

Niet van toe- passing

Niet van toe- passing

Niet van toe- passing

Niet van toe- passing

Niet van toe- passing

KHI 75 % 75 % 4,5 3 […] […] […] […]

KHI GmbH 25 % 25 % 1 0 0 0 0,131 0,1

(*) Zakengeheim.

(10) Niet van toepassing, aangezien de onderneming later werd opge- richt.

(11) De cursief gedrukte cijfers zijn door KNT meegedeeld.

(4)

Naam

Participatie Fritz Klausner Aantal medewerkers Omzet in miljoen EUR

Balanstotaal in miljoen EUR

1998 1999 1998 1999 1998 1999 1998 1999

KNT 100 % 100 % 153 211 […] […] […] […]

KNT GmbH 100 % 100 % 1 0 0 0 0,02 0,028

KHT 20 % 20 % 171 (173) 206 […] […] […] […]

KHT GmbH 100 % 100 % 1 0 0 0 0,03 0,029

KHO 100 % 100 % 19 26 […] […] […] […]

KHT Hobelwerk Beteiligungs GmbH

100 % 100 % 1 0 0 0 0,02 0,026

KHI 75 % 75 % 1 1 […] […] […] […]

KHI GmbH 25 % 25 % 0 0 0 0 0,1 0,145

KNS Niet van toe-

passing

100 % Niet van toe- passing

50 Niet van toe- passing

1,4 Niet van toe- passing

0,18

KNE Niet van toe-

passing

100 % Niet van toe- passing

7,66 Niet van toe- passing

0,3 Niet van toe- passing

0,03

2.2. De steunmaatregelen

2.2.1. Maatregelen voor de vestiging van een nieuw productiebedrijf in Wismar

(„eerste maatregelenpakket”)

(25) Het ministerie van Economische Zaken van Mecklen- burg-Voor-Pommeren besloot bij besluit van 18 april 1997, dat op 12 maart 1998 werd gewijzigd, KNT inves- teringssteun te verlenen voor de vestiging van een zage- rij in Wismar overeenkomstig het door de Commissie goedgekeurde 27e kaderplan van het gemeenschappe- lijke programma „Verbetering van de regionale economi- sche structuren” (1998-2002) (12). De zagerij is gesitu- eerd in een steungebied zoals bedoeld in artikel 87, lid 3, onder a), van het EG-Verdrag. De subsidie ten bedrage van maximaal 43 818 300 DEM (22,4 miljoen EUR) vertegenwoordigt 38,21 % bruto van de subsidia- bele investeringskosten van 114 669 000 DEM (58,6 miljoen EUR). Volgens Duitsland is de verlening van de steun afhankelijk gesteld van het scheppen van 115 arbeidsplaatsen.

(26) Bij besluit van 25 juli 1998, dat op 26 april 1999 werd gewijzigd, werd aan KNT op grond van het Investitions- zulagengesetz van 1996 een door de Commissie goedge- keurde steunregeling (13) verleend en voor 1997 boven- dien een investeringspremie van 2 635 086 DEM (1 347 298 miljoen EUR). De steunintensiteit bedraagt 2,3 % van de in aanmerking komende kosten.

(27) Bij besluit van 1 september 1999 werd op grond van het Investitionszulagengesetz een verdere investerings- premie van 2 500 000 DEM toegekend, wat overeen- komt met 2,18 % van de subsidiabele investeringskosten.

(28) Voorts verleende de deelstaat Mecklenburg-Voor-Pomme- ren in 1997 een garantie voor 80 % van een zachte lening ten bedrage van 30 miljoen DEM (15,3 miljoen EUR) op grond van de door de Commissie goedgekeurde garantierichtsnoeren van de deelstaat (14). Het steunele- ment van deze maatregel bedraagt volgens de Duitse autoriteiten, die ervan uitgaan dat KNT een gezonde onderneming wordt, 0,5 %. De steun bedraagt dus in totaal 61 355,03 EUR, wat overeenstemt met een inten- siteit van 0,1 % van de in aanmerking komende kosten.

(29) De steunintensiteit van de genoemde maatregel bedraagt volgens Duitsland 43,18 % van de subsidiabele kosten.

De werkelijke steunintensiteit van deze maatregelen bedraagt 42,79 % van de in aanmerking komende kos- ten.

(30) De onderneming voert aan dat ze in feite 124 401 024 DEM (63 605 233,58 miljoen EUR) heeft geïnvesteerd en de steunintensiteit derhalve slechts 39,80 % bedraagt.

Deze bewering werd echter niet bevestigd door Duits- land, noch werden de Commissie hiervan bewijzen voor- gelegd. De Commissie baseert zich bijgevolg op de besluiten van de steunverlenende Duitse autoriteiten, waarin de subsidiabele kosten werden genoemd en de steunbedragen werden vastgesteld en goedgekeurd.

(12) Brief SG(99) D/582 van de Commissie van 26 januari 1999 (N 100/98) (PB C 80 van 24.3.1999, blz. 3).

(13) Investitionszulagengesetz, 1996, N 494/95, brief SG(95) D/17154

van de Commissie van 27 december 1995. (14) PB C 184 van 21.7.1992 (N 627/1991).

(5)

2.2.2. Maatregelen in verband met de uitbreiding van de zagerij in Wismar en de vestiging van een tweede zagerij

(31) In Beschikking 2002/468/EG wees de Commissie erop dat Duitsland zelfs na een tweede aanmaning geen vol- ledige informatie over de steun aan KNT voor het uit- breidingsproject heeft overgelegd. Aansluitend op bij- komende inlichtingen van KNT en een verzoek van de Commissie om bevestiging heeft Duitsland ten slotte alle gegevens alsmede schriftelijke documenten betreffende het uitbreidingsproject en de ervoor verleende steun overgelegd. De verhoging van de investeringen voor het uitbreidingsproject werd gerechtvaardigd op grond van de bijkomende kosten voor het verwerven en monteren van een tweede zagerij en de daarmee samenhangende investeringen in de benodigde installaties (drooghamer en sorteerinstallatie). De realisatie van deze bijkomende investeringen werd aangetoond door de door Duitsland overgelegde documenten.

(32) Volgens de laatste door Duitsland verstrekte gegevens bedragen de in aanmerking komende kosten voor de uit- breiding van de zagerij in Wismark en de oprichting van een tweede zagerij 61 612 000 DEM (31 501 715,39 EUR). Voor dit project werden de volgende subisidies toegekend:

a) Een investeringspremie van 8 879 000 DEM (4,45 miljoen EUR) uit het door de Commissie goedge- keurde 27e kaderplan van het gemeenschappelijke programma (1998-2002). De premie werd bij besluit van 8 september 1998 door de deelstaat toegekend, de steunintensiteit bedraagt 14,41 % van de in aan- merking komende kosten.

b) Investeringspremies ten belope van 11 140 587 DEM (5 696 091,68 EUR); een eerste tranche van 7 755 095 DEM (3 965 117,11 EUR) werd toegekend voor de investeringen van het jaar 1999 en een tweede tranche van 3 385 492 DEM (1 730 974,57 EUR) voor de investeringen van het jaar 2000. De steunintensiteit bedraagt 18,08 % van de in aanmer- king komende kosten.

c) Een lening tegen verlaagde rentevoet van 8 549 999,60 DEM (4 371 545,38 EUR) uit het KfW-middenstandsprogramma, een door de Com- missie goedgekeurde regeling (15). Volgens Beschik- king 2002/468/EG bedraag de steunintensiteit van deze lening 1 % van het leningbedrag. De steun bedraagt dus in totaal 85 499,99 DEM (43 715,45 EUR), wat overeenstemt met 0,14 % van de in aan- merking komende kosten.

d) Een garantie voor 80 % die in 1999 door de federale regering en de deelstaat Mecklenburg-Voor-Pomme- ren gezamenlijk werd toegekend voor een lening van 29 750 000 DEM (15,21 miljoen EUR), op grond van het door de Commissie goedgekeurde federale garantieprogramma (16) voor ondernemin- gen die nieuwe projecten in de nieuwe deelstaten realiseren, en de genoemde garantierichtsnoeren van de deelstaat Mecklenburg-Voor-Pommeren. Het

steunelement van deze maatregelen bedraagt 0,5 % van de garantie, wanneer ervan wordt uitgegaan dat KNT als een gezonde onderneming moet worden beschouwd. Slechts een deel van het krediet, 12 750 000 DEM (6 518 971,49 EUR) (17), is voor de financiering van investeringen bestemd. Het ove- rige deel, 17 miljoen DEM (8 691 961,98 EUR), dient voor de financiering van productiemiddelen. De steun bedraagt 0,5 % van 80 % van het leningbedrag van 12 750 000 DEM (6 518 971,49 EUR), dus 51 000 DEM (26 075,89 EUR). Dat geeft 0,08 % van de in aanmerking komende kosten.

(33) Volgens Duitsland werd het project verder voor een bedrag van 33 041 513,02 DEM (16 893 857,35 EUR) uit eigen middelen gefinancierd. Dit bedrag omvat de lening uit het KfW-milieuprogramma van 6 949 999,99 DEM (3 553 478,57 EUR); het steunelement bedraagt 186 971,48 DEM (95 597 EUR) en moet volgens Duits- land als de-minimissteun worden beschouwd.

(34) Deze gegevens zijn bevestigd bij besluit van het ministe- rie van Economische Zaken van de deelstaat Mecklen- burg-Voor-Pommeren van 25 september 2002 betref- fende de wijziging van het leningbesluit van 20 augustus 1998, dat reeds bij besluit van 22 oktober 1999 en bij besluit van 28 maart 2002 was gewijzigd.

(35) In het besluit van 1999 wordt ook melding gemaakt van een mogelijke bijzondere afschrijving met een steunin- tensiteit van 1,42 %. Deze steun werd uiteindelijk niet verleend, omdat hij betrekking had op investeringen voor 1999 en 2000. De wet inzake steungebieden (Fördergebietsgesetz) voorziet na 31 december 1998 niet meer in afschrijvingen voor investeringen. In hun wijzi- gingsbesluit van 25 september 2002 waren de Duitse autoriteiten uitgegaan van een totale steunintensiteit voor het uitbreidingsproject van 33,99 %. De werkelijke steunintensiteit van deze maatregelen bedraagt 33,05 % van de in aanmerking komende kosten.

2.3. Redenen voor de inleiding van de procedure

(36) Ondanks de informatie die na het bevel tot informatie- verstrekking door de Duitse autoriteiten werd verschaft, had de Commissie nog altijd twijfels over de vraag of de nieuwe zagerijen wel als een KMO kunnen worden beschouwd en of de steun in zijn geheel binnen het toe- passingsgebied van goedgekeurde steunregelingen valt.

(37) KNT kan enkel aanspraak maken op de genoemde bru- tosteunintensiteiten voor de vestiging en uitbreiding van de zagerij in Wismar indien de onderneming werkelijk

(15) NN 109/93 SG(94) D/372 van 14 januari 1994 (PB C 373 van 29.12.1994, blz. 3).

(16) N 287/91, beschikking van 3 juli 1991.

(17) Dit bedrag omvat de KfW-lening van 8 549 999,60 DEM (4 371 545,38 EUR) en een deel van de op grond van het milieu- programma van KfW toegekende lening.

(6)

een KMO is. Daartoe moet de onderneming aan de in de KMO-kaderregeling geformuleerde criteria beant- woorden. Een van de voorwaarden van het besluit tot goedkeuring van de steunregelingen in het kader waar- van overheidsgeld is toegekend of nog zal worden toege- kend, is dat de begunstigde onderneming onder de KMO-definitie van Aanbeveling 96/280/EG en de KMO- kaderregeling valt.

(38) Daarbij moet met name worden nagegaan, of de juri- dische entiteit KNT waaraan de verschillende steunmaat- regelen werden toegekend, op zich als ontvanger van de betrokken steunmaatregelen kan worden beschouwd. De vraag waar alles om draaide, was of KNT een „economi- sche entiteit” in de zin van het Gemeenschapsrecht vormt (18), dan wel of de begunstigde onderneming ook andere ondernemingen van de Klausner-groep omvatte.

Er bestonden vooral twijfels over de betrekkingen tussen KNT en KHT, alsmede over de graad van hun economi- sche integratie. Voordat de Commissie kan beoordelen of de begunstigde onder de KMO-definitie valt, moet dus eerst de omvang van de betrokken onderneming worden vastgesteld.

(39) Met de nog altijd onvolledige informatie van Duitsland over de ondernemingen die bij het Klausner-concern horen, kon de Commissie zich niet uitspreken over de KMO-status van de begunstigde en bijgevolg evenmin over de vraag of de steun ten gunste van KNT onder een reeds door de Commissie goedgekeurde regionale steun- regeling valt dan wel als nieuwe steun moet worden beschouwd. De Commissie had evenwel ook twijfels omtrent de verenigbaarheid van de maatregelen in hun geheel met de gemeenschappelijke markt.

(40) De Commissie besloot dan ook de procedure van artikel 88, lid 2, van het EG-Verdrag in te leiden en overeen- komstig artikel 10, lid 3, van Verordening (EG) nr.

659/1999 verstrekking van informatie te gelasten.

3. OPMERKINGEN VAN DERDEN

(41) Nadat zij de procedure had ingeleid ontving de Commis- sie opmerkingen van acht derden.

(42) Twee concurrenten van de Klausner-zagerijen beklaagden zich erover dat zij geen inzage hadden gekregen van de winst- en verliesrekening en de balans van de Klausner- groep, die niet waren gepubliceerd. Volgens deze con- currenten zouden de omzet en het balanstotaal van KNT voor 1996 volgens de door de onderneming zelf opge- geven cijfers voor grondstoffenverbruik de KMO-drem- pel moeten hebben overschreden. Bovendien hadden KNT of KHT geen eigen bijdrage aan de financiering van

beide projecten geleverd. Het project had bovendien wegens zijn omvang van meet af aan niet aan de KMO- bepalingen beantwoord. Het hoge subsidiebedrag had KNT zeer grote voordelen verschaft ten opzichte van zijn concurrenten, voor het merendeel ondernemingen met een omzet van minder dan 1,5 miljoen EUR en een eigenvermogensaandeel van ten hoogste 15 %. Sinds de inbedrijfstelling te Wismar waren grote hoeveelheden hout verkocht tegen een prijs die onder normale financi- ele voorwaarden en met dezelfde grondstoffenleveran- ciers onhoudbaar was. Ten slotte waren beide concurre- rende zagerijen van mening dat het argument van KNT, dat de aankoop van grondstoffen en de verkoop van producten door KNT en KHT op verschillende markten plaatsvond, niet klopte. Naar hun mening werd het onbewerkte hout uit Rusland en het Oostzeegebied ook in Oostenrijk en door KHT in Friesau gebruikt. Boven- dien werd een groot deel van de productie van KNT in Midden- en Zuid-Duitsland en in Oostenrijk en Italië verkocht, waar ook de Oostenrijkse houtindustrie zeer actief is.

(43) Zowel de beroepsorganisatie van de Zweedse houtindus- trie als van de Zweedse bosbouwsector deelden na de inleiding van de procedure hun opmerkingen aan de Commissie mee. Volgens deze organisaties hadden de investeringssubsidies en leninggaranties voor KNT ertoe geleid dat in Wismar naast de aanverwante spaanplaat- en gelaagdhoutfabrieken een van de grootste houtzage- rijen van Europa werd gevestigd. In geen van deze marktsegmenten was er echter sprake van een tekort aan capaciteit dat dergelijke investeringen rechtvaardig- de. Gezaagd hout is volgens deze organisaties een pro- duct in de rijpe marktfase, waarnaar geen grote vraag bestaat, in een branche waarin grote behoefte aan con- solidatie bestaat. Bovendien zou er in verschillende marktsegmenten een aanzienlijke behoefte aan product- ontwikkeling bestaan, om het houtgebruik te doen stij- gen. Volgens het ECE-houtcomité hebben de productie en het verbruik van gezaagd hout zich in de periode 1991-2000 in Europa als volgt ontwikkeld:

(in miljoen m3)

1991 2000

Productie 66,5 96,1

Verbruik 72,5 91,7

Overschot/Tekort –6,0 +4,4

In Noord-Europa nam de productie in de jaren negentig toe, zoals uit de volgende cijfers blijkt:

(in miljoen m3)

1991 2000

Zweden 11,2 14,8

Finland 6,4 13,3

Baltische staten ? 5,3

Duitsland 11,6 17,4

(18) Zie arrest van 14 november 1984 van het Hof van Justitie in zaak 323/82 (Intermills/Commissie), Jurisprudentie 1984, blz. 3808.

(7)

(44) De Zweedse beroepsorganisaties beklemtonen dat de gesubsidieerde oprichting van KNT en van andere fabrie- ken heeft bijgedragen tot een stijging van de overpro- ductie, waarvoor de Europese industrie al jarenlang een oplossing probeert te vinden. Deze ontwikkeling heeft onder meer geleid tot een prijsdaling voor gezaagd hout en een kostenstijging voor de grondstoffen. Volgens de website van KNT bedraagt de productiecapaciteit van de zagerij in Wismar 1,3 miljoen m3.

(45) Met betrekking tot de KMO-status van de onderneming kan de Zweedse industrie geen commentaar geven op de vraag of KNT in de verschillende fasen waarin staats- steun is verleend, in de categorie „kleine en middelgrote ondernemingen” viel. Volgens haar is de bedrijfsvestiging in Wismar echter 50 % groter dan de grootste zagerij die de afgelopen drie jaar in Zweden werd gevestigd. Tot slot wijzen de beroepsorganisaties erop dat KNT tot de grootste zagerijen van Europa hoort en tezamen met het concern waarvan het deel uitmaakt, een aanzienlijke invloed uitoefent op de markt waarin het actief is.

(46) Een Duits advocatenkantoor reageerde op de inleiding van de procedure met de opmerking dat KHT en KNT op de markt als één enkele onderneming actief zijn. In de brief staat dat de KMO-criteria ten tijde van de steun- verlening niet waren vervuld, zonder dat hier evenwel dieper op wordt ingegaan. Aangezien de ondernemingen KNT en KHT zelf niet in staat waren de verdubbeling van de capaciteit van het bedrijf in Wismar te financie- ren, zou de steunintensiteit van de garantie bovendien meer dan 0,50 % hebben bedragen. Ten slotte staat er nog in de brief dat de staatssteun voor KNT ter onder- steuning van de economische ontwikkeling van de nieuwe Duitse deelstaten werd verleend zonder dat de desbetreffende bepalingen van het Gemeenschapsrecht in acht werden genomen.

(47) De Oostenrijkse Handelskammer der Holzindustrie betreurt het dat niet aan iedereen inzage werd verleend van de balansen van KNT en KHT. Volgens haar is de steun verleend zonder dat het vereiste minimumniveau van eigen kapitaal aanwezig was. De Kamer bevestigt dat het concern Klausner zijn grondstoffen betrekt uit gebieden waar ook de Oostenrijkse industrie traditioneel haar ruw hout koopt. De productie van Klausner kan volgens haar alleen maar door middel van lage, niet- marktconforme prijzen met de productie van de Oosten- rijkse zagerijen concurreren.

(48) Het Duitse Sägewerksverband heeft erop gewezen dat KNT en KHT op de websites van deze ondernemingen als productie-eenheden worden aangeduid. Zelfs in de veronderstelling dat er geen mogelijkheid tot machtsuit- oefening kan worden ontleend aan de familiebanden tus- sen de eigenaars van alle „Klausner-ondernemingen” en aan de hiermee overlappende en slechts gedeeltelijk niet- stemgerechtigde aandelen in KMT die Fritz Klausner, via

Klausner Holzindustrie GmbH & Co. KG, St. Johann, in handen heeft, dan nog is het beheer van KHT in handen van KHT-GmbH, die aan Fritz Klausner toebehoort.

(49) KNT reageerde via zijn advocaat eveneens op de inlei- ding van de procedure. Daarbij werden de tot dusver ontbrekende gegevens over het aantal werknemers ver- strekt, de financiële gegevens over de verschillende ondernemingen van de groep aangevuld en een nieuwe berekening van de steunintensiteit van de beide projec- ten voorgelegd. Bij de vestiging van de zagerij in Wis- mar maakt KNT een onderscheid tussen de totale steun- intensiteit die op basis van de investeringsuitgaven — zoals in de kennisgeving van steunverlening voorzien — werd berekend (43,18 %) en de op basis van de daadwer- kelijk gedane investeringen berekende intensiteit van 39,80 %. Voor het uitbreidingsproject bedroeg de totale steunintensiteit 49,82 % en de „de facto steunintensiteit”

30,08 %. KNT deelt ook nadere gegevens mee over de investeringspremie voor de in 1999 gedane investerin- gen en schat de totale investeringskosten voor het uit- breidingsproject op 37 891 390 DEM. Ook voor het uit- breidingsproject is de steunintensiteit herberekend op basis van de totale investeringskosten: deze bedraagt 44,67 %. Ten slotte wordt voor de investeringen van 62 032 981 DEM in 1999 en 2000 een steunintensiteit van 31,13 % vermeld.

(50) KNT neemt ook ten aanzien van haar verwevenheid met andere ondernemingen van de Klausner-groep een stand- punt in; KNT oordeelt namelijk dat zij als onafhankelijk van KHT moet worden beschouwd, omdat er geen sprake is van de uitoefening van een gezamenlijke zeg- genschap over KNT en KHT via Fritz Klausner. KNT ver- wijst naar artikel 1, lid 3, van de bijlage bij Aanbeveling 96/280/EG, op grond waarvan een onderneming als

„zelfstandig” wordt beschouwd wanneer zij niet voor 25 % of meer van het kapitaal of van de stemrechten in handen is van één onderneming of verscheidene onder- nemingen gezamenlijk die niet aan de definitie van KMO beantwoorden. Het woord „gezamenlijk” impli- ceert volgens KNT een gezamenlijke uitoefening van de zeggenschap, wat betekent dat de ondernemingen met een of meerdere participaties een gezamenlijk belang moeten nastreven. Fritz Klausner heeft weliswaar aan- delen in KNT en KHT, maar heeft uit het oogpunt van het vennootschapsrecht geen mogelijkheid om te beslis- sen over de bedrijfsuitoefening van KHT.

(51) Voorts zou er geen sprake zijn van gemeenschappelijke economische belangen noch van een economische inte- gratie van KNT en KHT. De twee ondernemingen zou- den berusten op verschillende concepten, en zich ken- merken door verschillende geografische en logistieke omstandigheden en verschillende marktvoorwaarden wat grondstoffen en afzet betreft. Het bedrijf in Wismar is bijvoorbeeld aan een internationaal georiënteerde Oost- zeehaven gelegen en importeert Noord-Europees hout voor het vervaardigen van gezaagd hout van hoge kwali- teit. De productie van Wismar wordt uitsluitend via de voordelige transportmogelijkheid over zee geëxporteerd.

Het bedrijf in Thüringen beschikt ingevolge zijn geogra-

(8)

fische ligging daarentegen niet over zo gunstige afzet- mogelijkheden. Het verwerkt hoofdzakelijk Duits hout en zet zijn productie van minder hoge kwaliteit in een beperkter gebied af vanwege de hoge transportkosten. Er is derhalve geen sprake van nauwe samenwerking tussen beide bedrijven, die evenmin een gemeenschappelijk economisch belang nastreven. KNT en KHT hebben geen gemeenschappelijke bedrijfsleiding en geen gemeen- schappelijke afdelingen voor beheerstaken. Bovendien hebben ze verschillende leveranciers en afnemers. Afge- zien van bepaalde productgroepen zijn beide onder- nemingen geen concurrenten van elkaar.

(52) KNT voegt eraan toe dat uit de huidige websites van KNT en KHT de zelfstandigheid van beide ondernemin- gen duidelijk blijkt. De bestaande links tussen de websi- tes van KNT en KHT was er gekomen omdat men van plan was een „houtcluster” op te zetten om onafhanke- lijk van elkaar opererende houtverwerkers en -leveran- ciers op het internet te presenteren. De bedoeling was dat er nog andere firma's zouden bijkomen, maar het project was niet van de grond gekomen. Andere links tussen KNT en KHT bestaan er niet. Het feit dat KHT in de steunaanvragen als contactadres voor KNT werd opgegeven, was te wijten aan de omstandigheid dat Fritz Klausner tot medio 1997 de bedrijfsleider van KHT was.

Maar momenteel is er geen enkele vorm van gemeen- schappelijke administratie meer.

4. OPMERKINGEN VAN DUITSLAND

(53) Bij brief van 2 augustus 2001 deelde Duitsland zijn opmerkingen over de inleiding van de procedure mee.

Het ging daarbij in de eerste plaats in op de bij het besluit van 6 april 1999 door de federale regering en de deelstaat Mecklenburg-Voor-Pommeren verleende lening- garantie ten bedrage van 29,75 miljoen DEM. Deze lening diende voor de financiering van een tweede pro- ductielijn in de zagerij op voorwaarde dat de kredietver- lenende banken zelf garant zouden staan voor de hogere investeringskosten voor de eerste productielijn, voordat de kredieten zouden worden gevaluteerd. De leningga- rantie was een voorwaarde voor de uitvoering van de investeringen en de daaraan verbonden positieve effecten voor de regio. Bij brief van 11 november 1998 ver- klaarde de Commissie zich akkoord met een steuninten- siteit van 0,50 % bij het verlenen van garanties voor gezonde ondernemingen. De garantie ontleent haar rechtmatigheid en verenigbaarheid aan het besluit van de Commissie tot goedkeuring van het federale garantie- programma van Duitsland.

(54) Op de vragen van de Commissie in het verzoek om informatieverstrekking ging Duitsland als volgt in. De Commissie had om een kopie verzocht van alle besluiten van de vergaderingen van de vennoten van KHT en KNT sinds de oprichting. Duitsland deelde de Commissie hierop mee dat de besluiten van de vennoten van KHT niet op schrift beschikbaar waren. Wat KNT betreft legde Duitsland het besluit van 7 april 1999 inzake een kapitaalsverhoging voor, alsook het besluit van

28 december 2000 tot opneming van een persoonlijk aansprakelijke vennoot in KNT GmbH & Co. KG. Daar- naast verstrekte Duitsland een kopie van de contracten tussen KNT respectievelijk KHT en drie van hun respec- tieve leveranciers. Het ging niet altijd om de grootste leveranciers. Tussen KNT en KHT enerzijds en leveran- ciers anderzijds bestonden er geen contracten, omdat KNT en KHT zelfstandige ondernemingen waren. Voor KHT werd een lijst van alle personen met een leidende functie ter beschikking gesteld, echter niet voor KNT.

(55) Duitsland ging ook in op de opmerkingen van derden.

Met betrekking tot de toegang tot de jaarverslagen van KNT en KHT wees Duitsland erop dat een GmbH & Co.

KG overeenkomstig § 264a HGB (Handelswetboek) geen wettelijke rapportageverplichting heeft. Met betrekking tot het aandeel van eigen kapitaal in de financiering van het project verklaarde Duitsland dat het eigen kapitaal van KNT […] DEM bedroeg. Tot slot wees Duitsland er nog op dat de projecten in Wismar beantwoordden aan de voorwaarden van het gemeenschappelijke pro- gramma tot bevordering van de regionale economische ontwikkeling, dat als voorwaarde stelt dat door de inves- tering de infrastructuur en het concurrentievermogen van de regio worden verbeterd. Bovendien werd KNT ook geconfronteerd met de problemen die de toene- mende concurrentie op de houtmarkt met zich brengt.

(56) De Commissie stelt vast dat in het Duitse recht tot 31 december 1999 voor de jaarverslagen inderdaad geen bekendmakingsverplichting bestond. Wat de eigenkapi- taalbijdrage betreft, stelt de Commissie vast dat een der- gelijke verplichting in Duitsland pas sinds 1 januari 2000 bestaat.

5. BEOORDELING

(57) Aan de hand van de door Duitsland verstrekte informa- tie heeft de Commissie een onderscheid gemaakt tussen twee pakketten maatregelen ten gunste van KNT: een voor de vestiging van de zagerij in Wismar en een voor de uitbreiding van die zagerij.

(58) De steun ten gunste van KNT in de periode 1997-1998 voor de vestiging van een zagerij in Wismar met een totale steunintensiteit van 42,79 % bruto werd naar Duitsland beweert op grond van reeds door de Commis- sie goedgekeurde regionale steunregelingen toege- kend (19).

(59) Wat de steun in de periode 1998-2000 voor de uitbrei- ding van de zagerij in Wismar betreft, blijkt uit de laat- ste gegevens die door Duitsland aan de Commissie zijn verstrekt, dat het totale steunbedrag overeenkomt met een steunintensiteit van 33,99 %.

(60) Overeenkomstig artikel 87, lid 1, van het EG-Verdrag zijn steunmaatregelen van de staten of in welke vorm ook met staatsmiddelen bekostigd, die de mededinging

(19) 27e kaderplan van het gemeenschappelijke programma, Investiti- onszulagengesetz, garantierichtsnoeren van de deelstaat Mecklen- burg-Voor-Pommeren.

(9)

door begunstiging van bepaalde ondernemingen of bepaalde producties vervalsen of dreigen te vervalsen, onverenigbaar met de gemeenschappelijke markt. De steunmaatregelen ten gunste van KNT werden met staatsmiddelen bekostigd. De mededinging wordt erdoor vervalst of dreigt erdoor te worden vervalst, doordat ze aan één enkele onderneming in een bepaalde productie- sector werden verleend en deze onderneming een voor- deel tegenover haar concurrenten verschaffen. Het han- delsverkeer tussen de lidstaten wordt beïnvloed voor- zover KNT actief is in een sector waar er contacten zijn tussen de lidstaten. Duitsland heeft niet betwist dat de maatregelen steunmaatregelen betreffen.

(61) De Commissie merkt op dat de maatregelen ten uitvoer worden gelegd in een streek met een structurele achter- stand overeenkomstig artikel 87, lid 3, onder a), van het EG-Verdrag. Daarnaast stelt zij vast dat in deze regio's de maximaal toegestane steunintensiteit uit hoofde van de desbetreffende regelingen en de Duitse regionale- steunkaart die van toepassing was ten tijde van de steun- verlening (20), 35 % bruto voor grote ondernemingen en 50 % bruto voor KMO's bedroeg. Deze percentages zijn bovengrenzen die voor de totale steun gelden, bijvoor- beeld wanneer er steun op grond van verschillende regionale regelingen of met lokale, regionale, nationale dan wel communautaire middelen wordt bekostigd.

(62) Gezien de totale steunintensiteit van het eerste maatrege- lenpakket is de steun ten gunste van KNT voor de vesti- ging van de zagerij onderworpen aan de voorwaarde dat de begunstigde als een KMO in de zin van de kaderrege- ling en Aanbeveling 96/280/EG wordt aangemerkt.

(63) Toen Beschikking 2002/468/EG werd gegeven, was de Commissie niet volledig op de hoogte van het voor de uitbreiding van de zagerij in Wismar totale toegekende bedrag, ook na de inleiding van de onderzoeksprocedure met de aanmaning tot het meedelen van informatie. Op dat moment bedroeg de totale steunintensiteit van het tweede maatregelenpakket duidelijk meer dan 35 %, wat veronderstelde dat de begunstigde voldeed aan de KMO- definitie overeenkomstig Aanbeveling 96/280/EG en de KMO-kaderregeling, die op dat moment van kracht waren. Uit de aanvullende gegevens van Duitsland blijkt echter dat de totale intensiteit minder dan 35 % bedroeg.

5.1. De KMO-status van de begunstigde

5.1.1. De definitie van KMO

(64) Overeenkomstig Aanbeveling 96/280/EG zijn kleine en middelgrote ondernemingen ondernemingen met minder dan 250 werknemers waarvan ofwel de jaaromzet niet

meer bedraagt dan 40 miljoen EUR, ofwel het jaarlijkse balanstotaal niet meer bedraagt dan 27 miljoen EUR, en die aan het zelfstandigheidscriterium voldoen.

(65) Als zelfstandig worden beschouwd de ondernemingen die niet voor 25 % of meer van het kapitaal of van de stemrechten in handen zijn van één onderneming of van verscheidene ondernemingen gezamenlijk die niet aan de definitie van KMO of van kleine onderneming, naar gelang van het geval, beantwoorden.

(66) De Commissie brengt in dit verband in herinnering dat haar beleid ten aanzien van KMO's erop is gericht deze categorie van ondernemingen bijzondere stimulansen te geven en van bepaalde handicaps te bevrijden. Overeen- komstig punt 1.2 van de KMO-kaderregeling gaat het bij de handicaps in de eerste plaats om de moeilijke toe- gang tot kapitaal en krediet, alsook tot informatie, met name over nieuwe technologieën en potentiële markten, en de hogere kosten bij de tenuitvoerlegging van nieuwe regelingen.

(67) De „bonus” — d.w.z. de verhoging van het toelaatbare steunbedrag die voor KMO's geldt — is daarom niet alleen gerechtvaardigd op grond van de bijdrage die deze leveren aan doelstellingen van algemeen belang, maar, in het licht van de positieve rol die zij spelen, ook op grond van de compensatie die zij moeten krijgen voor de problemen waarmee zij te kampen hebben. Wel moet worden gewaarborgd dat de bonus inderdaad ook uitsluitend wordt toegekend aan ondernemingen die met deze problemen worden geconfronteerd. In het bijzon- der moet bij de toepassing van de KMO-definitie het begrip kleine of middelgrote onderneming worden beperkt tot de ondernemingen die de beoogde positieve gevolgen teweegbrengen en die door de genoemde pro- blemen worden benadeeld. De definitie mag derhalve niet worden uitgebreid tot de vele grotere bedrijven waarvan niet noodzakelijk een positieve invloed uitgaat, respectievelijk die niet noodzakelijk met de voor KMO's typische problemen te kampen hebben. De steun die aan dergelijke bedrijven wordt verleend, zou tot nog meer verstoringen van de mededinging en het handels- verkeer tussen de lidstaten kunnen leiden.

(68) Dit beginsel is neergelegd in overweging 22 van Aan- beveling 96/280/EG, die als volgt luidt:

„Overwegende dat om de KMO te definiëren vrij strikte criteria dienen te worden vastgesteld, zodat de maatregelen die voor die ondernemingen zijn bedoeld ook werkelijk aan de ondernemingen waarvan de omvang een handicap betekent, ten goede komen.”.

De Commissie waakt er in het bijzonder voor dat het zelfstandigheidscriterium niet wordt omzeild. Om te waarborgen dat alleen echte KMO's van een steunrege- ling kunnen profiteren, moeten juridische constructies van KMO's die een economische groep vormen met een grotere macht dan die van een KMO-onderneming, wor- den uitgesloten.

(20) Bij beschikking van de Commissie van 18 december 1998 goedge- keurde steunmaatregel N 613/96.

(10)

5.1.2. De omvang van de onderneming

(69) In artikel 87, lid 1, van het EG-Verdrag wordt het con- cept onderneming gebruikt om de begunstigde van een steunmaatregel te omschrijven. Zoals het Hof van Justi- tie heeft bevestigd (21), hoeft een onderneming niet beperkt te zijn tot één enkele rechtspersoon, maar kan zij een groep ondernemingen omvatten. In het kader van de toepassing van het mededingingsrecht dienen ondernemingen gelijkgesteld te worden aan „economi- sche entiteiten”. Het is dan ook noodzakelijk verschil- lende factoren zoals de participatiestructuur van de ondernemingen, de persoon van de bedrijfsleider en de mate van economische integratie te onderzoeken.

(70) De rechtspersoon waaraan de beide maatregelenpakket- ten werden toegekend, is KNT. Bij de inleiding van de procedure verklaarde de Commissie dat er aanwijzingen waren dat KNT niet als de relevante onderneming moest worden beschouwd. Verschillende elementen duiden erop dat de begunstigde mogelijkerwijze groter is dan de rechtspersoon KNT en mogelijkerwijze andere onder- nemingen omvat die in connectie staan met Fritz Klausner.

(71) Van de ondernemingen waarin Fritz Klausner present is, exploiteren er drie een zagerij, namelijk KHI, KNT en KHT. De zagerijactiviteit van KHI werd echter in 1996 stopgezet. Er moet worden onderzocht of KNT een

„afzonderlijke economische entiteit” op zich is, of dat beide andere zagerijen KNT en KHT als ondernemingen kunnen worden beschouwd die gezamenlijk één enkele economische entiteit vormen:

— U i t h e t o o g p u n t v a n d e e i g e n d o m s s t r u c t u u r

(72) Fritz Klausner heeft het hele kapitaal van KNT in handen en is ook de enige aandeelhouder van KNT-GmbH, com- plementair vennoot van KNT. Fritz Klausner beslist der- halve zowel over gewone als over buitengewone trans- acties van KNT.

(73) Fritz Klausner is eigenaar van alle aandelen van KHT- GmbH, complementair vennoot van KHT. Hij bezit slechts 20 % van KHT-KG. De andere commanditaire vennoot van KHT is KHI. Fritz Klausner heeft 75 % van het kapitaal van KHI in handen, maar heeft sinds 1 januari 1997 geen stemrechten meer in de aandeel- houdersvergadering. Volgens de Duitse autoriteiten wer- den de beherende bevoegdheden van KHT-GmbH in dier voege beperkt dat deze nu drievierde van de stemrech- ten van de KHT-vennoten op zich moet verenigen. Fritz

Klausner kan dus niet alleen over de gewone en buiten- gewone activiteiten van KHT beslissen, maar heeft daar- voor de toestemming van zijn moeder, Margarethe Klausner, nodig.

(74) De Commissie stelt echter vast dat alle personen die aandelen in KHT-GmbH, KHT, KHI-GmbH en KHI bezit- ten tot dezelfde familie behoren.

(75) Bovendien kan uit andere, door de Commissie bij de inleiding van de procedure genoemde elementen worden afgeleid dat KNT en KHT hun activiteiten op elkaar heb- ben afgestemd.

— U i t h e t o o g p u n t v a n d e e c o n o m i s c h e i n t e g r a t i e

(76) Bij de inleiding van de procedure maakte de Commissie kanttekeningen bij de argumenten die Duitsland aan- voerde om te bewijzen dat KNT en KHT als twee afzon- derlijke economische entiteiten moeten worden beschouwd.

(77) Volgens de Duitse autoriteiten zijn KNT en KHT inge- volge hun specifieke ruimtelijke en logistieke kenmerken op verschillende ondernemingsconcepten gebaseerd. De twee ondernemingen streven niet dezelfde belangen na en werken niet samen.

(78) De KNT-zagerij is gevestigd in Wismar, een Oostzee- haven van internationale betekenis. KNT verwerkt kwali- teitshout uit de beste Noord-Europese gebieden. KNT koopt dit kwaliteitshout met kleine knoesten vooral in Scandinavië, Rusland en de Baltische staten. Zij voert haar productie over zee uit naar Nederland, België, Frankrijk, het Verenigd Koninkrijk, Denemarken, Noord- Afrika en Japan.

(79) De KHT-zagerij is gevestigd in Friesau in het Oost-Duitse middelgebergte. KHT koopt haar grondstof in een omtrek van 200 km en verwerkt vooral Duits hout. Dit hout is van lage kwaliteit en wegens de hogere trans- portkosten (spoor en weg) zijn de afzetmarkten van KHT beperkt tot Duitsland, Italië en de Verenigde Staten.

(80) Bovendien hebben beide ondernemingen volgens de Duitse autoriteiten eigen management- en personeels- afdelingen.

(81) Bij de inleiding van de procedure heeft de Commissie verscheidene elementen aangevoerd waaruit kan worden afgeleid dat de activiteiten van KNT en KHT op elkaar zijn afgestemd.

(21) Zie voetnoot 18.

(11)

(82) Ten tijde van de opening van de procedure bestond op de website van KNT (22) een link naar de website van KHT, waarbij onder „vestigingen” de namen van beide ondernemingen verschenen. KNT en KHT werden voor- gesteld als in Midden-Europa gevestigde ondernemingen die van daaruit aan afnemers overal in de wereld lever- den. Beide werden omschreven als ondernemingen die kwaliteitshout produceren dat door de houtverwerkende industrie wordt afgenomen.

(83) In tegenstelling tot de verklaringen van de Duitse autori- teiten leken beide ondernemingen bovendien bepaalde managementactiviteiten te delen. Volgens de gegevens op de websites hadden zij een gemeenschappelijke ver- koopsmanager, met name Anne Leibold, en een gemeen- schappelijke inkoopmanager, met name Matthias Witt- kemper. Voor dermate belangrijke activiteiten als grond- stofvoorziening en afzet hadden KNT en KHT dus dezelfde managers en traden zij naar buiten toe bij- gevolg als één enkele onderneming op.

(84) Tenslotte vertegenwoordigde KHT de onderneming KNT bij bepaalde beheerstaken. De besluiten van de deelstaat Mecklenburg-Voor-Pommeren over het verlenen van investeringssteun aan KNT voor de vestiging van de zagerij waren geadresseerd aan KNT „t.a.v.” KHT.

(85) Duitsland heeft ten aanzien van al deze elementen geen concreet standpunt ingenomen. Het legde alleen maar een lijst voor van het kaderpersoneel van KNT en KHT, volgens welke de ondernemingen geen gemeenschappe- lijk management zouden hebben gehad. Bovendien ver- strekte Duitsland de Commissie de contracten van KNT en KHT met drie van hun respectieve leveranciers. Zij zijn evenwel niet ingegaan op de aangehaalde concrete vragen.

(86) KNT reageerde op deze concrete vragen zoals in de overwegingen 48 t/m 51 beknopt is weergegeven. De onderneming bevestigde dat beide ondernemingen ver- schillende economische belangen nastreefden en geen managementtaken deelden.

(87) De Commissie is nog altijd van mening dat er voldoende elementen zijn die op een coördinatie van de activiteiten tussen KNT en KHT wijzen. Na de inleiding van de pro- cedure werden de websites van de ondernemingen her- werkt. KNT voert aan dat de destijds bestaande link in de websites opgenomen was omdat er plannen waren om een „houtcluster” op te zetten waarin verscheidene onafhankelijk van elkaar opererende producenten en leveranciers van de houtindustrie hun activiteiten kon- den presenteren. Omdat het project niet van de grond was gekomen, was de link tussen KNT en KHT uit de websites verwijderd. De Commissie stelt echter vast dat zowel op de website van KNT als op die van KHT beide ondernemingen als de twee productievestigingen werden voorgesteld. Bovendien werden beide als ondernemingen gepresenteerd die aan klanten in Europa en de hele wereld gezaagd hout van hoge kwaliteit leveren. In de

opmerkingen van derden werd bevestigd dat zowel KNT als KHT aanwezig is in Midden-Europa, de Scandinavi- sche landen en op alle markten waar Scandinavische of Oostenrijkse zagerijbedrijven actief zijn. Blijkbaar heb- ben KNT en KHT geen duidelijk gescheiden markten voor inkoop en afzet. Maar zelfs indien deze scheiding bestond, zou het feit dat elke vestiging in een bepaald marktsegment gespecialiseerd is, niet uitsluiten dat zij tot dezelfde economische entiteit behoren.

(88) Wat de leidende functies in beide ondernemingen betreft, werden de websites zodanig gewijzigd dat de namen van Anne Leibold en Matthias Wittkemper alleen nog op de lijst van kaderpersoneel van KHT voorkomen.

Op de websites van de ondernemingen werden zij van de overeenkomstige lijst voor KNT geschrapt. Anne Lei- bold als chef verkoop en Matthias Wittkemper als chef inkoop komen niet voor in het overzicht van het lei- dende personeel van KNT, dat door de Duitse autoritei- ten voor de periode 1 januari 1998–31 december 1999 werd verstrekt. Ze zijn alleen bij KHT opgenomen. De Commissie ontving geen motivering van deze wijziging.

De Commissie betwijfelt ook of deze wijzigingen wel te rechtvaardigen zijn. Daaruit kan niet worden geconclu- deerd dat KNT en KHT geen managementtaken geza- menlijk laten uitvoeren.

(89) Uit de opmerkingen van derden valt af te leiden dat KNT en KHT als één en dezelfde onderneming en als een van de grootste marktpartijen worden gezien.

(90) Uit het bovenstaande trekt de Commissie de conclusie dat de begunstigde niet uitsluitend tot de rechtspersoon KNT kan worden beperkt. Aan de hand van de informa- tie waarover zij beschikt, concludeert de Commissie dat de relevante onderneming groter is en ook KHT omvat.

Beide ondernemingen zijn door een van hun vennoten inderdaad met elkaar verbonden. Zij oefenen dezelfde economische activiteit uit, inkoop en marketing zijn in handen van dezelfde managers, en beide ondernemingen verschijnen op hun respectieve websites onder de titel

„vestigingen”.

5.2. Verenigbaarheid van het totale steunbedrag voor de vestiging van de zagerij in Wismar

(91) Bij de inleiding van de procedure kwam de Commissie reeds tot de slotsom dat er geen reden was om een onderzoeksprocedure in te leiden ten aanzien van de investeringspremie ten bedrage van 43 818 000 DEM (22 403 787,65 miljoen EUR), de investeringspremie ten bedrage van 2 635 086 DEM (1 347 298 miljoen EUR) en de garantie van een steunintensiteit van 0,5 %, die voor de vestiging van de fabriek in Wismar werden ver- leend, die als reeds verleende steun konden worden beschouwd.

(22) http://www.knt.de/, 21 mei 2001.

(12)

(92) De Commissie had evenwel twijfels omtrent de verenig- baarheid van de investeringspremie ten bedrage van 2,5 miljoen DEM. Bij deze maatregel ging het om steun in de vorm van een belastingvoordeel, dat automatisch wordt toegekend als aan de objectieve wettelijke voor- waarden is voldaan, d.w.z. als de investering is uit- gevoerd. De staat heeft bij de toekenning van het belas- tingvoordeel geen beoordelingsmarge, zodat het besluit van de belastingautoriteiten geen subjectief recht schept, maar zich beperkt tot een controle of is voldaan aan de voorwaarden om aanspraak te kunnen maken op het voordeel. Het moment van de tenuitvoerlegging van de investering moet dan ook als tijdstip van de steunver- lening worden aangemerkt. In het onderhavige geval moet 1998 als het jaar van de steunmaatregel worden beschouwd, omdat de maatregel werd toegestaan voor investeringen die in dat jaar werden uitgevoerd.

(93) Het Duitse Investitionszulagegesetz voorziet in een belastingvrijstelling voor de verwerving en de productie van investeringsgoederen en gebouwen door bedrijven in de nieuwe Duitse deelstaten. In de wet worden de begunstigden van de premie als economisch en organi- satorisch afgegrensde bedrijfsentiteit gedefinieerd. In de onderhavige zaak is uitsluitend KNT de begunstigde van de steun in de zin van het Investitionszulagengesetz. In 1998 had KNT minder dan 250 werknemers en kon daardoor aanspraak maken op een investeringspremie van 10 %. De investeringspremie van 2,5 miljoen DEM (1 278 229,70 EUR) valt dus onder een goedgekeurde steunregeling en is een bestaande steun, op voorwaarde dat de cumulatieregels worden nageleefd.

(94) De Commissie dient te controleren, of de totale steunin- tensiteit toelaatbaar is en het maximum voor regionale steunmaatregelen niet overschrijdt. Het totale steun- bedrag voor het project bedraagt in 1998 42,79 %.

(95) In Aanbeveling 96/280/EG wordt het volgende bepaald:

„Indien ondernemingen op de balansdatum boven of onder de aangegeven financiële maxima blijven, ver- krijgen, respectievelijk verliezen, zij de hoedanigheid van „KMO” eerst indien die omstandigheid zich gedu- rende twee opeenvolgende boekjaren voordoet.”.

(96) Het in aanmerking te nemen referentiejaar is 1997, aan- gezien de laatste balansdatum in dat jaar valt. De begun- stigde had in 1997 167 werknemers, maar overschreed met een balanstotaal van […] EUR en een omzet van […] EUR de drempelwaarde van de KMO-definitie. Deze omstandigheid deed zich evenwel niet gedurende twee opeenvolgende boekjaren voor, aangezien de drempel- waarde en de bovengrens voor KMO's in 1996, met een personeelsbestand van 159 werknemers en een balans- totaal van […] EUR, niet werden overschreden.

(97) Bijgevolg verloor de begunstigde in 1998 niet de hoeda- nigheid van KMO en had zij deze ook op het ogenblik dat in dat jaar de steun werd toegekend. De voor de ves- tiging toegekende steun is dus in overeenstemming met de bovengrens voor regionale steunmaatregelen. Alle steunmaatregelen zijn in het kader van goedgekeurde regelingen toegekend en zijn bestaande maatregelen.

5.3. Verenigbaarheid van het totale steunbedrag voor de uitbreiding van de zagerij

(98) Bij de inleiding van de procedure had de Commissie reeds geconcludeerd, dat de investeringssteun van 8 879 000 DEM (4 539 760 EUR) voor de uitbreiding van het project bestaande steun betrof. De procedure werd derhalve ingeleid ten aanzien van de overige maat- regelen voor het uitbreidingsproject.

(99) De lening tegen verlaagde rentevoet van 8 549 999,60 DEM (4 371 545,98 EUR) met een steunintensiteit van 0,14 % werd in 1999 toegekend. Naast de op dat moment voor hetzelfde project reeds toegekende steun bedraagt de steunintensiteit van de voor het uitbrei- dingsproject toegekende maatregelen 14,55 % van de in aanmerking komende kosten. Zij ligt dus onder de bovengrens van 35 % steunintensiteit voor grote onder- nemingen overeenkomstig de regionale-steunkaart.

Ongeacht de grootte van de begunstigde valt de lening tegen verlaagde rentevoet dus onder een goedgekeurde steunregeling en moet zij, onder voorbehoud van nale- ving van de cumulatieregels, als bestaande steun worden beschouwd.

(100) De lening uit het KfW-milieuprogramma van 6 949 999,99 DEM (3 553 478,57 EUR) met een steun- element van 186 971,46 DEM (95 597 EUR) is eveneens in 1999 toegekend. De steunintensiteit van deze maat- regelen bedraagt 0,3 % van de in aanmerking komende kosten. De lening tegen verlaagde rentevoet moet onder voorbehoud van naleving van de cumulatieregels als bestaande steun worden beschouwd, aangezien de totale steunintensiteit op dat moment onder 35 % lag.

(101) De investeringspremie van 7 775 095 DEM (3 965 117,11 EUR) wordt geacht in 1999 te zijn toege- kend, aangezien de betrokken investering in dat jaar is gedaan. De steunintensiteit bedraagt 12,58 % van de in aanmerking komende kosten. De investeringspremie moet onder voorbehoud van naleving van de cumulatie- regels als bestaande steun worden beschouwd.

(102) De garantie voor 80 % voor een subsidiebedrag van 51 000 DEM (26 075,89 EUR) is in 1999 toegekend. De steunintensiteit bedraagt 0,08 % van de in aanmerking komende kosten. De garantie voor 80 % moet onder voorbehoud van naleving van de cumulatieregels als bestaande steun worden beschouwd.

(13)

(103) De investeringspremie van 3 385 492 DEM (1 730 974,57 EUR) is in 2000 toegekend, aangezien de betrokken investeringen in dat jaar zijn gedaan. De steunintensiteit bedraagt 5,5 % van de in aanmerking komende kosten. De investeringspremie moet onder voorbehoud van naleving van de cumulatieregels als bestaande steun worden beschouwd.

(104) De totale steunintensiteit van de voor het uitbreidings- project toegekende maatregelen bedraagt 33,05 %. Bij- gevolg zijn alle maatregelen, ongeacht de grootte van de begunstigde, in overeenstemming met de cumulatie- regels. Bovendien bedroeg de bijdrage van de begun- stigde minstens 25 % van de financiering van de produc- tieve investeringen, zoals overeenkomstig punt 4.2 van de richtsnoeren inzake regionale steunmaatregelen (23) vanaf 1 januari 2000 — de datum waarop Duitsland de door de Commissie voorgestelde gepaste maatregelen heeft doorgevoerd — vereist was. Duitsland heeft dit in zijn brief van 26 september 2002 bevestigd. De Com- missie heeft derhalve geconcludeerd dat de steun voor het uitbreidingsproject bestaande steun betreft.

6. CONCLUSIE

(105) Bij Beschikking 2002/468/EG had de Commissie het Investitionszulagengesetz verkeerd geïnterpreteerd. Zij heeft derhalve besloten Beschikking 2002/468/EG, die duidelijk op een onjuiste rechtsopvatting van de Com- missie gegrond is, in te trekken. Bovendien heeft Duits- land, nadat deze beschikking was gegeven, nieuwe gege- vens betreffende de voor het investeringsproject toege- kende steun voorgelegd. Op grond van deze gegevens en de bijgevoegde documenten heeft de Commissie geconcludeerd dat de steun aan KNT voor het bouw- en uitbreidingsproject onder bestaande regelingen valt en bijgevolg bestaande steun betreft,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

Artikel 1

Beschikking 2002/468/EG wordt ingetrokken.

Artikel 2

De volgende steunmaatregelen van Duitsland ten gunste van Klausner Nordic Timber GmbH & Co. KG betreffen de bestaande steunmaatregelen:

a) de investeringspremie van 2,5 miljoen DEM (1 278 229,70 EUR) voor de bouw van de zagerij in Wismar;

b) de lening tegen verlaagde rentevoet van 6 949 999,90 DEM (3 553 478,52 EUR) uit het KfW-milieuprogramma voor de uitbreiding van de zagerij in Wismar;

c) de investeringspremie van 7 775 095 DEM (3 975 342,95 EUR) voor de uitbreiding van de zagerij in Wismar;

d) de garantie voor 80 % voor een lening van 12 750 000 DEM (6 518 971,49 miljoen EUR) voor de uitbreiding van de zagerij in Wismar;

e) de investeringspremie van 3 385 492 DEM (1 730 974,57 EUR) voor de uitbreiding van de zagerij in Wismar.

Artikel 3

Deze beschikking is gericht tot de Bondsrepubliek Duitsland.

Gedaan te Brussel, 23 december 2002.

Voor de Commissie Mario MONTI Lid van de Commissie

(23) PB C 74 van 10.3.1998, blz. 9.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Voorts doet zij haar uiterste best om het effect van de huidige situatie op de vervoersector, waaronder exploitanten en passagiers, tot een minimum te beperken ( 14 ). De

(50) Daar de CV, en namens haar SGN, volgens de door de Nederlandse autoriteiten verstrekte informatie handelt zoals iedere andere marktdeelnemer ten aanzien van zijn klanten

Dankzij deze steun kon TMW van juli 1995 tot en met de inleiding van de Gesamtvollstreckungsverfah- ren eind september 1996 (meer dan 15 maanden) actief blijven, terwijl in

(81) Overeenkomstig artikel 3, leden 6 en 7, van de basisverordening werd onderzocht of er een oor- zakelijk verband bestond tussen de invoer met dumping van het betrokken product

In geval van kritieke tekorten aan essentiële toegelaten geneesmiddelen voor menselijk gebruik moet ook worden gekeken naar gelijkwaardige geneesmiddelen (met dezelfde werkzame

In hun schrijven benadrukken de Deense instanties echter dat de huidige vergunningsrege- ling het op de markt brengen en het gebruik van pro- ducten die creosoot bevatten in

9. De volgende wijzigingen van de tijdelijke kaderregeling inzake staatssteun ter ondersteuning van de economie vanwege de huidige COVID-19-uitbraak worden van kracht vanaf 3

De verschillende rijpingsperioden van vruchten met de BGA “Pesca di Delia” zijn het gevolg van het feit dat binnen het genoemde gebied de vroege cultivars (die niet veel warmte