• No results found

Publicatieblad van de Europese Unie L 296/1 VERORDENINGEN

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Publicatieblad van de Europese Unie L 296/1 VERORDENINGEN"

Copied!
17
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

I

(Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie verplicht is)

VERORDENINGEN

VERORDENING (EG) Nr. 1331/2007 VAN DE RAAD van 13 november 2007

tot instelling van een definitief antidumpingrecht op dicyaandiamide van oorsprong uit de Volksrepubliek China

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 384/96 van de Raad van 22 december 1995 betreffende beschermende maatregelen te- gen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap (1) („de basisverordening”), en met name op artikel 9,

Gezien het voorstel dat de Commissie na raadpleging van het Raadgevend Comité heeft ingediend,

Overwegende hetgeen volgt:

1. PROCEDURE 1.1. Inleiding van een procedure

(1) Op 3 juli 2006 heeft de Commissie een klacht uit hoofde van artikel 5 van de basisverordening ontvangen van de onderneming AlzChem GmbH („de klager”), die 100 % van de productie van 1-cyaanguanidine (dicyaandiamide) („DCD”) in de Gemeenschap vertegenwoordigt.

(2) Het bij de klacht gevoegde bewijsmateriaal inzake dum- ping van DCD uit de Volksrepubliek China („China”) en de aanmerkelijke schade als gevolg daarvan werd vol- doende geacht om tot inleiding van een procedure over te gaan.

(3) Op 17 augustus 2006 werd de procedure ingeleid met de publicatie van een bericht van inleiding in het Publicatie- blad van de Europese Unie (2).

1.2. Partijen bij de procedure en controles ter plaatse

(4) De Commissie heeft de klagende communautaire produ- cent, de haar bekende betrokken producenten/exporteurs, importeurs, gebruikers, leveranciers en verenigingen als- mede de vertegenwoordigers van het betrokken land van uitvoer officieel van de inleiding van de procedure in kennis gesteld. Belanghebbenden kregen de gelegenheid om binnen de in het bericht van inleiding genoemde termijn hun standpunt schriftelijk kenbaar te maken en te verzoeken te worden gehoord.

(5) Er zijn opmerkingen ontvangen van de klagende commu- nautaire producent, van producenten/exporteurs, van im- porteurs en van gebruikers. Alle belanghebbenden die daar met opgave van redenen om hadden verzocht, wer- den gehoord.

(6) Om de producenten/exporteurs in China in staat te stel- len desgewenst een verzoek in te dienen om als markt- gerichte onderneming of individueel te worden behan- deld, heeft de Commissie de haar bekende betrokken Chinese producenten/exporteurs de desbetreffende for- mulieren toegezonden. Drie producenten/exporteurs in China vroegen overeenkomstig artikel 2, lid 7, van de basisverordening om een behandeling als marktgerichte onderneming en, indien zij niet aan de daarvoor geldende voorwaarden voldeden, om een individuele behandeling.

(7) Gezien het schijnbaar grote aantal producenten/expor- teurs in China heeft de Commissie in het bericht van inleiding aangegeven dat bij dit onderzoek naar eventuele dumping overeenkomstig artikel 17 van de basisverorde- ning gebruik kan worden gemaakt van een steekproef.

(1) PB L 56 van 6.3.1996, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2117/2005 (PB L 340 van 23.12.2005,

blz. 17). (2) PB C 193 van 17.8.2006, blz. 3.

(2)

(8) Om de Commissie in staat te stellen te beslissen of een steekproef noodzakelijk was en, zo ja, deze ook samen te stellen, werd aan alle producenten/exporteurs in China gevraagd zich bij de Commissie te melden en haar over- eenkomstig het bericht van inleiding basisinformatie te verstrekken over hun activiteiten in verband met het betrokken product tijdens het onderzoektijdvak (1 juli 2005 t/m 30 juni 2006).

(9) Aangezien echter slechts drie producenten/exporteurs aan het onderzoek meewerkten, werd een steekproef niet nodig geacht.

(10) De Commissie heeft een vragenlijst gestuurd naar alle haar bekende betrokken partijen en aan alle andere on- dernemingen die zich binnen de in het bericht van inlei- ding genoemde termijn hadden gemeld. Er werden ant- woorden ontvangen van de drie medewerkende produ- centen/exporteurs in China, van de enige communautaire producent, van twee gebruikers en van vier importeurs.

(11) De Commissie heeft alle gegevens die voor de vaststelling van dumping, schade als gevolg hiervan en het belang van de Gemeenschap nodig werden geacht, ingewonnen en gecontroleerd. Bij de volgende ondernemingen werd ter plaatse een controle uitgevoerd:

a) communautaire producent:

— AlzChem GmbH, Duitsland;

b) producenten/exporteurs in China:

— Ningxia Darong Chemical & Metallurgy Co., Ltd, China,

— Ningxia Xingping Fine Chemical Co., Ltd, China,

— Ningxia Yinglite Chemicals Co., Ltd, China;

c) niet-verbonden importeurs:

— Lanxess GmbH, Duitsland,

— Helm AG, Duitsland;

d) communautaire gebruikers:

— Merck Santé, Frankrijk,

— Lanxess GmbH, Duitsland.

1.3. Onderzoektijdvak

(12) Het onderzoek naar de dumping en schade had betrek- king op de periode van 1 juli 2005 tot en met 30 juni 2006 („het onderzoektijdvak” of „OT”). Het onderzoek naar de ontwikkelingen die relevant zijn voor de schade- beoordeling had betrekking op de periode van 1 januari 2002 tot het eind van het onderzoektijdvak („de beoor- delingsperiode”).

2. BETROKKEN PRODUCT EN SOORTGELIJK PRODUCT 2.1. Betrokken product

(13) Het betrokken product is 1-cyaanguanidine (dicyaandia- mide) („DCD”), ingedeeld onder GN-code 2926 20 00.

Dit is een vaste stof in de vorm van een fijn wit kristallijn poeder, dat gewoonlijk reukloos is. Het wordt in ver- scheidene stappen geproduceerd op basis van ongebluste kalk en carbonblack.

(14) DCD wordt gewoonlijk als tussenproduct gebruikt voor de productie van uiteenlopende andere chemische tussen- producten, zoals farmaceutica, voor diverse industriële toepassingen, zoals water, pulp en papier, textiel en leder, en voor uiteenlopende epoxytoepassingen. Het is een bouwsteen van de stikstof-koolstof-stikstofketen (NCN- keten), met niche-eindproducten als guanidinenitraat en andere NCN-derivaten.

(15) Meer dan 90 % van de op de communautaire markt verkochte DCD is gewone DCD. De rest, zogeheten micro-DCD, heeft een kleinere deeltjesgrootte. De Chi- nese producenten/exporteurs hebben alleen gegevens over gewone DCD verstrekt.

2.2. Soortgelijk product

(16) Eén importeur merkte op dat de gewone DCD die door de bedrijfstak van de Gemeenschap wordt geproduceerd van betere kwaliteit is dan die van de Chinese producen- ten/exporteurs, aangezien het watergehalte van de Chi- nese DCD aanzienlijk hoger en veranderlijker is dan dat van de in de Gemeenschap geproduceerde DCD. De Chi- nese DCD zou ook een hoger gehalte aan verontreini- gingen bevatten.

(17) Uit het onderzoek bleek echter dat er mogelijk wel be- paalde kwaliteitsverschillen zijn, maar dat deze niet in cijfers kunnen worden uitgedrukt en dat zij bovendien niet van invloed zijn op de chemische, fysische en tech- nische basiskenmerken van de DCD die door de bedrijfs- tak van de Gemeenschap in de Gemeenschap wordt ver- kocht en de in de Gemeenschap uit China ingevoerde DCD, aangezien deze gelijk zijn en zij voor dezelfde toepassingen worden gebruikt.

(3)

(18) Daarom werd geconcludeerd dat al deze producten soort- gelijke producten zijn in de zin van artikel 1, lid 4, van de basisverordening.

3. DUMPING

3.1. Behandeling als marktgerichte onderneming („BMO”)

(19) Ingevolge artikel 2, lid 7, onder b), van de basisverorde- ning wordt bij antidumpingonderzoeken betreffende pro- ducten van oorsprong uit China de normale waarde voor producenten die aan de criteria van artikel 2, lid 7, onder c), van de basisverordening voldoen, vastgesteld overeen- komstig de leden 1 tot en met 6 van dat artikel.

(20) Om verwijzingen te vergemakkelijken, zijn deze criteria hieronder kort samengevat:

1. besluiten van bedrijven worden genomen als reactie op marktsignalen, zonder staatsinmenging van beteke- nis, en kosten geven marktvoorwaarden weer;

2. bedrijven beschikken over een duidelijke basisboek- houding die onder controle staat van een onafhanke- lijke instantie in overeenstemming met de hiervoor internationaal geldende normen en die alle terreinen bestrijkt;

3. er zijn geen verstoringen van betekenis die nog voort- vloeien uit het vroegere systeem zonder markt- economie;

4. de betrokken bedrijven zijn onderworpen aan faillisse- ments- en eigendomswetten die rechtszekerheid en stabiliteit verschaffen;

5. omrekening van munteenheden geschiedt tegen de marktkoers.

(21) Drie producenten/exporteurs in China verzochten over- eenkomstig artikel 2, lid 7, onder b), van de basisver- ordening om een BMO en vulden binnen de vastgestelde termijn het desbetreffende aanvraagformulier in. De Commissie heeft alle vereiste informatie die deze onder- nemingen in hun BMO-aanvraag hadden verstrekt, zo nodig ter plaatse gecontroleerd.

(22) Het onderzoek wees uit dat de BMO-aanvraag voor alle drie producenten/exporteurs moest worden afgewezen.

De bedrijven bleken niet aan de eerste drie van de vijf criteria in artikel 2, lid 7, onder c), van de basisverorde- ning te voldoen.

(23) Omdat de belangrijkste aandeelhouder in een geval een staatsonderneming was en in een tweede geval een lid van het Volkscongres, werd geconcludeerd dat de staat op de managementbesluiten van deze bedrijven, bijvoor- beeld betreffende winstverdeling, uitgifte van nieuwe aan- delen, kapitaalverhogingen en wijzigingen van de statu- ten, aanzienlijke invloed kon uitoefenen en dat dergelijke besluiten bijgevolg niet als reactie op marktsignalen wer- den genomen. Ook werden er grote verschillen in het elektriciteitsverbruik en de eenheidsprijs tussen de drie bedrijven aangetroffen, en kon geen van de drie bedrijven aantonen dat zijn elektriciteitskosten het gevolg waren van vraag en aanbod en dat zij hoofdzakelijk marktvoor- waarden weergaven.

(24) Voorts gaf de boekhouding van geen van de drie bedrij- ven de werkelijke financiële situatie weer. De boekhou- ding voldeed met name op vele punten niet aan de basis- beginselen van de internationale standaarden voor jaar- rekeningen (IAS) en omdat geen van deze punten in het verslag van de controleur werd vermeld, moet ervan worden uitgegaan dat deze bedrijven niet over een duide- lijke basisboekhouding volgens de IAS beschikken die overeenkomstig de IAS onder controle staat van een on- afhankelijke instantie.

(25) De drie bedrijven konden niet uitleggen op welke basis de waarde van de initiële activa was bepaald. Ten slotte konden twee van de bedrijven geen bewijzen overleggen van alle betalingen voor het landgebruiksrecht. Beide te- kortkomingen wijzen erop dat er verstoringen van bete- kenis zijn die nog voortvloeien uit het vroegere systeem zonder markteconomie.

(26) Het Raadgevend Comité is geraadpleegd en de direct be- trokken partijen zijn in de gelegenheid gesteld opmerkin- gen over bovenstaande bevindingen te maken. De be- drijfstak van de Gemeenschap en de drie producenten/

exporteurs zijn in kennis gesteld van de BMO-beoorde- ling en zijn in de gelegenheid gesteld hierover opmerkin- gen te maken. De producenten/exporteurs hebben een aantal opmerkingen over de bevindingen gemaakt, waarop de Commissie heeft geantwoord, zonder evenwel de algemene strekking van haar beoordeling te wijzigen.

De producenten/exporteurs voerden met name aan dat hun besluiten zonder staatsinmenging werden genomen.

Bovendien maakten zij bezwaar tegen de specifieke be- vindingen betreffende de kosten en de waardebepaling van de activa. Omdat deze argumenten echter niet met bewijsmateriaal werden onderbouwd, moesten zij worden afgewezen.

(27) Op grond van het bovenstaande werd geconcludeerd dat aan de producenten uit China geen BMO moest worden toegekend.

(4)

3.2. Individuele behandeling („IB”)

(28) In artikel 9, lid 5, van de basisverordening is bepaald dat, wanneer artikel 2, lid 7, onder a), van de basisverorde- ning van toepassing is, een individueel recht kan worden vermeld voor bedrijven die kunnen aantonen dat zij aan alle criteria in artikel 9, lid 5, van de basisverordening voor de toekenning van een individuele behandeling voldoen.

(29) De producenten uit China aan wie geen BMO kon wor- den toegekend, hadden voor het geval deze situatie zich zou voordoen ook om een IB verzocht. De staat werd echter geacht een zodanige invloed van betekenis uit te oefenen dat in twee gevallen geoordeeld werd dat de besluiten van de bedrijven niet vrij waren genomen en dat de staatsinmenging dusdanig kon zijn dat de kans op ontwijking van de maatregelen groot was. Voor het derde voormalige staatsbedrijf, dat in collectieve handen is, zijn er sterke aanwijzingen dat er nog altijd staatsinmenging van betekenis mogelijk is, waardoor de kans bestaat dat de maatregelen ontweken worden.

(30) Laatstgenoemde producent/exporteur voerde aan dat de mogelijke staatsinmenging onvoldoende reden zou zijn om een individuele behandeling af te wijzen, omdat die conclusie louter op vermoedens zou berusten.

(31) In artikel 9, lid 5, onder e), van de basisverordening is bepaald dat, wanneer artikel 2, lid 7, onder a), van toe- passing is, een individueel recht alleen kan worden ver- meld voor exporteurs die op grond van met bewijsma- teriaal gestaafde verzoeken kunnen aantonen dat de staatsinmenging niet dusdanig is dat maatregelen ontwe- ken kunnen worden indien voor individuele exporteurs een ander recht wordt vastgesteld. Het bedrijf in kwestie kon ten eerste de precieze rol en verantwoordelijkheden van zijn algemeen directeur niet verduidelijken, en bo- vendien niet aangeven of de huidige aandeelhouders fei- telijk hadden betaald voor hun aandelen in het voorma- lige staatsbedrijf. Op grond hiervan kan redelijkerwijs worden geconcludeerd dat niet uitgesloten kan worden dat er sprake is van staatsinmenging van betekenis. De kans op ontwijking werd dan ook te groot geacht en de desbetreffende argumenten van de producent/exporteur moesten worden afgewezen.

(32) Omdat werd vastgesteld dat de producenten uit China niet aan alle voorschriften voor de toekenning van een IB overeenkomstig artikel 9, lid 5, van de basisverorde- ning voldeden, moest de IB worden afgewezen en moest één recht voor het hele land worden ingesteld.

3.3. Normale waarde 3.3.1. Referentieland

(33) Overeenkomstig artikel 2, lid 7, onder a), van de basisverordening moet de normale waarde voor produ- centen/exporteurs aan wie geen BMO werd toegekend,

worden vastgesteld aan de hand van de prijs of de be- rekende waarde in een referentieland of aan de hand van de prijs bij uitvoer uit een dergelijk derde land naar andere landen, waaronder de Gemeenschap of, indien dit niet mogelijk is, op een andere redelijke grondslag zoals de werkelijk betaalde of te betalen prijs van het soortgelijke product in de Gemeenschap, indien nodig verhoogd met een redelijke winstmarge.

(34) Omdat het betrokken product uitsluitend in de Gemeen- schap en China wordt geproduceerd, heeft de Commissie in het bericht van inleiding aangegeven dat zij voorne- mens was de normale waarde overeenkomstig artikel 2, lid 7, onder a), van de basisverordening te baseren op de werkelijk betaalde of te betalen prijs van het soortgelijke product in de Gemeenschap.

(35) De drie producenten in China hebben hiertegen bezwaar gemaakt omdat er volgens hen in de Gemeenschap on- voldoende concurrentie was en het productieproces in de Gemeenschap niet vergelijkbaar zou zijn met dat in China. Zij stelden dat de normale waarde op de prijs van de uitvoer van de klager naar China of op de pro- ductiekosten voor DCD in China moest worden geba- seerd.

(36) Van de prijs van de uitvoer van de bedrijfstak van de Gemeenschap naar derde landen kon niet worden uitge- gaan, omdat niet uitgesloten kon worden dat ook dit een dumpingprijs was. De producenten/exporteurs in kwestie konden dus niet aantonen dat deze methode redelijker zou zijn dan de door de communautaire instellingen ge- bruikte methode. Met name kon niet worden aangetoond en werd er geen bewijsmateriaal ter beschikking gesteld waaruit bleek dat er op de communautaire markt onvol- doende concurrentie was en dat de gegevens over de bedrijfstak van de Gemeenschap bijgevolg onbetrouwbaar zijn. De verschillen tussen de productieprocessen werden van onvoldoende betekenis geacht.

(37) Bovendien werd aan geen van de drie bedrijven een BMO toegekend en werden de productiekosten van de Chinese producenten/exporteurs bijgevolg niet betrouwbaar geacht.

(38) Daarom werd geoordeeld dat de productiekosten van de bedrijfstak van de Gemeenschap voor het soortgelijke product, zo nodig verhoogd, met name vanwege verschil- len in de productieprocedés en in de toegang tot grond- stoffen, de meest redelijke grondslag voor de vaststelling van de normale waarde waren.

(39) De producenten/exporteurs voerden aan dat de vaststel- ling van de normale waarde op de beschikbare feiten werd gebaseerd, en dus op artikel 18 van de basisver- ordening. Daar zij echter volledige medewerking aan het onderzoek verleenden, achtten zij een dergelijke aanpak niet gerechtvaardigd.

(5)

(40) De bewering van deze producenten/exporteurs dat de normale waarde overeenkomstig artikel 18 van de basis- verordening werd vastgesteld, is onjuist. Zoals hierboven is aangegeven, werd de normale waarde namelijk vastge- steld overeenkomstig artikel 2, lid 7, onder a), van de basisverordening, waarin bepaald is dat een andere rede- lijke grondslag kan worden gebruikt als de normale waarde niet op de kosten en prijzen van een referentie- land of op de prijs bij uitvoer uit een dergelijk derde land naar andere landen kan worden gebaseerd. Dit argument werd daarom van de hand gewezen.

3.3.2. Vaststelling van de normale waarde

(41) Het soortgelijke product werd door de bedrijfstak van de Gemeenschap in representatieve hoeveelheden verkocht.

De binnenlandse verkoop van de bedrijfstak van de Ge- meenschap was echter verliesgevend. Daarom werd de normale waarde gebaseerd op de productiekosten van de bedrijfstak van de Gemeenschap, vermeerderd met een redelijk bedrag voor verkoopkosten, algemene kosten en administratiekosten („VAA-kosten”) en winst. De pro- ductiekosten van de bedrijfstak van de Gemeenschap werden gecorrigeerd voor de aanvullende vervoerskosten vanwege de afstand tussen de productie-eenheden, het ontbreken van rechtstreekse toegang tot grondstoffen (zij moesten van afgelegen productielocaties worden aan- gevoerd) en de verwijdering van het bijproduct (zwarte kalk). Ook werd er een geschatte winst bij opgeteld, die overeenkwam met de winst van de bedrijfstak van de Gemeenschap in 2001, en 4,3 % voor VAA-kosten op grond van de door de bedrijfstak van de Gemeenschap verstrekte informatie.

3.4. Uitvoerprijzen

(42) Aangezien de totale uitvoer van de producenten uit China naar de Gemeenschap rechtstreeks naar onafhanke- lijke afnemers in de Gemeenschap ging, werd de uitvoer- prijs overeenkomstig artikel 2, lid 8, van de basisverorde- ning vastgesteld aan de hand van de werkelijk betaalde of te betalen prijs.

3.5. Vergelijking

(43) De aldus vastgestelde gewogen gemiddelde normale waarde werd overeenkomstig artikel 2, lid 11, van de basisverordening vergeleken met de gewogen gemiddelde prijs van de uitvoer naar de Gemeenschap van de

medewerkende ondernemingen waaraan geen BMO werd toegekend.

3.6. Dumpingmarge

(44) Hierbij bleek dat de dumpingmarge voor het gehele land, in procenten van de cif-invoerprijs, grens Gemeenschap, vóór inklaring, 91,8 % bedraagt.

4. SCHADE 4.1. Opmerking vooraf

(45) Omdat de analyse slechts één bedrijf betreft, worden de meeste indicatoren met het oog op de vertrouwelijkheid in geïndexeerde vorm of als orde van grootte gepre- senteerd.

4.2. Communautaire productie

(46) De totale communautaire productie in het onderzoektijd- vak lag tussen 15 000 en 20 000 t.

4.3. Definitie van de bedrijfstak van de Gemeen- schap

(47) De productie van de communautaire producent AlzChem GmbH vertegenwoordigt 100 % van de DCD-productie in de Gemeenschap. Daarom wordt deze producent be- schouwd als de bedrijfstak van de Gemeenschap in de zin van artikel 4, lid 1, en artikel 5, lid 4, van de basis- verordening.

4.4. Verbruik in de Gemeenschap

(48) Het verbruik in de Gemeenschap werd vastgesteld op basis van de door de bedrijfstak van de Gemeenschap op de communautaire markt verkochte hoeveelheden en de invoer uit China en uit derde landen onder de desbetreffende GN-code volgens Eurostat. Zoals in onder- staande tabel is aangegeven, bleef het verbruik in de Ge- meenschap van het betrokken product in de beoorde- lingsperiode constant (+ 1 %). Hierbij moet worden opge- merkt dat de gegevens over 2002 ook de invoer omvat- ten voor de Noorse producent ODDA, die dat jaar zijn werkzaamheden heeft gestaakt.

(49) Volgens een importeur legden enkele grote afnemers in 2003 naar aanleiding van de sluiting van ODDA voorraden aan, wat de piek in het verbruik in dat jaar kan verklaren.

2002 2003 2004 2005 OT

Verbruik in de Gemeenschap (ton)

13 258 15 594 13 119 12 469 13 417

Index (2002 = 100) 100 118 99 94 101

(6)

4.5. Invoer in de Gemeenschap uit China 4.5.1. Omvang en marktaandeel van de invoer uit China

(50) De invoer uit China steeg volgens Eurostat van 2 476 t in 2002 naar 6 002 t in het onderzoektijd- vak. In dezelfde periode nam het marktaandeel toe van 15-25 % tot 40-50 %, aangezien de Chinese producenten het marktaandeel van de Noorse producent ODDA grotendeels overnamen. Met name in 2003 steeg de invoer aanzienlijk.

2002 2003 2004 2005 OT

Invoer (ton) 2 476 6 173 4 283 5 218 6 002

Index (2002 = 100) 100 249 173 211 241

Marktaandeel 15-25 % 35-45 % 30-40 % 35-45 % 40-50 %

4.5.2. Invoerprijzen en prijsonderbieding

(51) Volgens Eurostat daalden de invoerprijzen in de beoordelingsperiode met 11 %, van 1 149 EUR/t in 2002 tot 1 022 EUR/t in het onderzoektijdvak.

2002 2003 2004 2005 OT

Prijzen van de invoer uit China (EUR/t)

1 149 1 071 1 338 980 1 022

Index (2002 = 100) 100 93 116 85 89

(52) De prijsonderbieding werd vastgesteld door de verkoopprijzen op de communautaire markt van de bedrijfstak van de Gemeenschap tijdens het onderzoektijdvak te vergelijken met die van de Chinese producenten/exporteurs. Omdat de Chinese producenten geen zogeheten micro-DCD uitvoerden, bleef deze soort bij de berekening van de prijsonderbieding buiten beschouwing.

(53) De relevante verkoopprijzen van de bedrijfstak van de Gemeenschap waren de prijzen van de verkoop aan onafhankelijke afnemers, waar nodig gecorrigeerd naar het prijspeil af fabriek. Deze prijzen werden vergeleken met de verkoopprijzen van de producenten/exporteurs, zonder kortingen en indien nodig gecorrigeerd tot cif-prijzen, grens Gemeenschap, met aanpassing voor de inklarings- kosten en kosten na invoer. De eenheidsprijs in het vrije verkeer werd verkregen door bij de cif-prijs het conventionele recht voor derde landen van 6,5 % op te tellen.

(54) De gewogen gemiddelde prijsonderbiedingsmarge van de medewerkende Chinese producenten be- droeg gedurende het onderzoektijdvak, uitgedrukt in procenten van de gemiddelde verkoopprijs af fabriek van de bedrijfstak van de Gemeenschap, tussen 25 en 35 %.

4.6. Situatie van de bedrijfstak van de Gemeenschap

(55) Ingevolge artikel 3, lid 5, van de basisverordening omvatte het onderzoek naar de gevolgen van de invoer met dumping voor de bedrijfstak van de Gemeenschap een analyse van alle economische factoren die tussen 2002 en het eind van het onderzoektijdvak van invloed waren op de situatie van deze bedrijfstak.

(7)

(56) De hieronder beschreven schadefactoren betreffen uitsluitend de verkoop op de vrije markt, die 85 % van de DCD-productie van de bedrijfstak van de Gemeenschap vertegenwoordigt. Er zij op gewezen dat de overige 15 % van de DCD-productie intern wordt verwerkt. De bedrijfstak van de Gemeen- schap is een geïntegreerd producerend bedrijf, dat DCD voor verdere verwerking en als grondstof voor de productie van downstreamproducten gebruikt, waarbij geen handelsfacturen worden afge- geven. Het interne verbruik bleef in de beoordelingsperiode vrij constant en kan dus geen invloed hebben gehad op de situatie van de bedrijfstak van de Gemeenschap.

4.6.1. Productie, productiecapaciteit en bezettingsgraad

(57) De productiecapaciteit nam tussen 2002 en het eind van het onderzoektijdvak met 33 % toe. De capaciteitstoename vond plaats in 2003 en 2004, na de sluiting van de Noorse producent ODDA eind 2002. De aanvullende productiecapaciteit moet worden gezien in het licht van de stopzetting van de productie van ODDA, dat een aandeel van ongeveer 25 % op de communautaire markt had en ook naar andere markten uitvoerde. De toegenomen productiecapaciteit was het gevolg van investeringen en technische verbeteringen.

(58) Door de toegenomen capaciteit en verkoop nam het productievolume tussen 2002 en het eind van het onderzoektijdvak met 37 % toe. De grootste stijging vond tussen 2002 en 2003 plaats. In 2004 bereikte de productie een hoogtepunt, waarna zij in 2005 sterk afnam, gevolgd door een toename in het onderzoektijdvak.

(59) De bezettingsgraad steeg in de beoordelingsperiode met 3 procentpunten.

2002 2003 2004 2005 OT

Productie (index) 100 133 143 124 137

Productiecapaciteit (index) 100 120 133 133 133

Bezettingsgraad 84 % 93 % 91 % 78 % 87 %

4.6.2. Voorraden

(60) De voorraden groeiden tijdens de beoordelingsperiode aanzienlijk. Zoals hieronder nader wordt toe- gelicht, kwam dit doordat de groei van het verkoopvolume van de bedrijfstak van de Gemeenschap vanwege de invoer met dumping achterbleef bij de verwachtingen na de sluiting van ODDA.

2002 2003 2004 2005 OT

Voorraden (index) 100 151 187 91 178

4.6.3. Verkoopvolume, marktaandeel en gemiddelde eenheidsprijzen in de Gemeenschap

(61) Hoewel het verbruik in de Gemeenschap constant bleef, nam de DCD-verkoop van de bedrijfstak van de Gemeenschap aan onafhankelijke afnemers op de communautaire markt in de beoordelingsperiode met 6 % toe. De verkoop bereikte een hoogtepunt in 2003, waarna in 2004 en 2005 een geleidelijke daling plaatsvond, gevolgd door een lichte stijging in het onderzoektijdvak. De verkoopprijzen waren echter voortdurend aanzienlijk lager dan de productiekosten, afgezien van de verkoop van micro- DCD, die zeer winstgevend was en tussen 0 en 10 % van de totale verkoop op de communautaire markt vertegenwoordigde [met het oog op de vertrouwelijkheid wordt geen nauwkeurig percentage gegeven].

(8)

(62) Bovendien moet er nogmaals op worden gewezen dat de bedrijfstak van de Gemeenschap de door hem geproduceerde DCD ook gebruikt voor de productie van andere chemische downstreamproduc- ten, zoals NCN-derivaten. Dit interne gebruik vertegenwoordigt ongeveer 15 % van de DCD-productie van de bedrijfstak van de Gemeenschap.

(63) De verkoopvolumen en marktaandelen waren als volgt:

2002 2003 2004 2005 OT

Verkoopvolume in de Europese Gemeenschap (index)

100 123 118 104 106

Marktaandeel (%) 50-60 % 50-60 % 60-70 % 50-60 % 50-60 %

(64) Het marktaandeel van de bedrijfstak van de Gemeenschap steeg in de beoordelingsperiode met 3 procentpunten. Dit moet echter worden gezien in het licht van het gat in de markt dat eind 2002 ontstond door de sluiting van ODDA, dat tot op dat moment een marktaandeel van 25 % had.

(65) Ondanks de concurrentie van de Chinese DCD en de prijsschommelingen die tussen 2002 en het eind van het onderzoektijdvak plaatsvonden, slaagde de bedrijfstak van de Gemeenschap erin zijn gemiddelde verkoopprijs per eenheid voor niet-verbonden afnemers op de communautaire markt in de beoordelingsperiode met 2 % te doen toenemen. In deze prijs is echter ook de hogere prijs voor micro-DCD opgenomen, op welk terrein geen concurrentie met Chinese producenten/exporteurs plaatsvindt.

2002 2003 2004 2005 OT

Verkoopprijs in de Europese Gemeenschap (index)

100 109 105 108 102

4.6.4. Winstgevendheid en kasstroom

(66) In de beoordelingsperiode waren de activiteiten van de bedrijfstak van de Gemeenschap voortdurend verliesgevend. De grootste verliezen werden geleden in het onderzoektijdvak, toen de winstgevend- heid tussen– 20 en – 30 % bedroeg. Volgens de bedrijfstak van de Gemeenschap moet het referen- tiejaar 2002 als een uitzonderlijk jaar worden beschouwd vanwege de bijzondere marktsituatie na de sluiting van ODDA. In 2003 slaagde de bedrijfstak van de Gemeenschap erin zijn verliezen te beperken, hoewel de invoer uit China dat jaar een hoogtepunt bereikte.

2002 2003 2004 2005 OT

Winstgevendheid – 20 tot

– 30 % 0 tot– 10 % – 10 tot

– 20 % – 10 tot

– 20 % – 20 tot – 30 %

(67) De kasstroom was in de beoordelingsperiode voortdurend negatief, afgezien van 2003, toen ook de verliezen van de bedrijfstak van de Gemeenschap werden beperkt.

2002 2003 2004 2005 OT

Kasstroom (index) – 100 82 – 136 – 208 – 244

(9)

4.6.5. Investeringen, rendement van investeringen en vermogen om kapitaal aan te trekken

(68) De bedrijfstak van de Gemeenschap heeft met name in 2003 aanzienlijke investeringen gedaan. Zoals hierboven al is aangegeven, hielden deze investeringen voornamelijk verband met de vergroting van de productiecapaciteit.

2002 2003 2004 2005 OT

Investeringen (index) 100 171 69 44 54

(69) Het rendement van de investeringen als gevolg van de productie en de verkoop van het soortgelijke product was negatief en daalde in de beoordelingsperiode aanzienlijk, waarmee werd aangesloten bij de bovengenoemde negatieve tendens voor de winstgevendheid.

2002 2003 2004 2005 OT

Rendement van investeringen – 10 tot

– 20 % 0 tot– 10 % – 20 tot

– 30 % – 20 tot

– 30 % – 20 tot – 30 %

(70) Het vermogen van de bedrijfstak van de Gemeenschap om kapitaal aan te trekken werd tijdens de beoordelingsperiode nauwelijks aangetast, doordat DCD slechts een klein deel uitmaakte van de totale handelsactiviteiten van de bedrijfstak van de Gemeenschap.

4.6.6. Werkgelegenheid, productiviteit, groei en lonen

(71) De werkgelegenheid, de productiviteit en de arbeidskosten van de bedrijfstak van de Gemeenschap ontwikkelden zich als volgt:

2002 2003 2004 2005 OT

Aantal werknemers (index) 100 128 122 117 114

Productiviteit (ton/werknemer) (index)

100 104 118 106 121

Arbeidskosten per werknemer (index)

100 100 103 103 106

(72) Het aantal werknemers van de bedrijfstak van de Gemeenschap nam tussen 2002 en het eind van het onderzoektijdvak met 14 % toe. Tegelijkertijd groeide de productiviteit als gevolg van efficiencymaat- regelen en een toegenomen productie.

(73) Het gemiddelde loonniveau steeg in de beoordelingsperiode met 6 %.

4.6.7. Hoogte van de dumpingmarge en herstel van eerdere dumping

(74) Gezien de omvang van de invoer met dumping uit China en de prijzen waartegen het betrokken product werd verkocht, kunnen de gevolgen van de feitelijke dumpingmarge voor de bedrijfstak van de Gemeenschap niet als te verwaarlozen worden beschouwd.

(75) Er waren bovendien geen aanwijzingen dat de bedrijfstak van de Gemeenschap herstelde van de effecten van eerdere dumping.

(10)

4.7. Conclusie inzake de schade

(76) Afgezien van een piek in 2003 bleef het verbruik in de beoordelingsperiode constant. Tegelijkertijd nam de omvang van de invoer met dumping van het betrokken product sterk toe, evenals het marktaandeel ervan, dat steeg van tussen 15 en 25 % in 2002 tot tussen 40 en 50 % in het onderzoektijdvak. De gemiddelde prijzen van de invoer met dumping lagen in de hele beoordelings- periode aanzienlijk onder die van de bedrijfstak van de Gemeenschap. De gewogen gemiddelde prijzen van deze invoer onderboden die van de bedrijfstak van de Gemeenschap in het onderzoek- tijdvak met 25 tot 35 %.

(77) In dezelfde periode leed de bedrijfstak van de Gemeenschap grote verliezen. In het onderzoektijdvak werd een dieptepunt bereikt met een winstgevendheid van – 20 tot – 30 %. De daling van de winstgevendheid is ook terug te zien in indicatoren die hiermee verband houden, zoals het rende- ment van de investeringen en de kasstroom.

(78) Sommige schade-indicatoren, zoals het productievolume, de productiecapaciteit, de omvang van de verkoop, het marktaandeel en de verkoopprijzen op de communautaire markt, ontwikkelden zich tijdens de beoordelingsperiode in positieve zin. Bij deze beoordeling werd geen rekening gehouden met het interne gebruik, aangezien dat tijdens de hele beoordelingsperiode constant bleef en dus geen enkele invloed had op de schadeanalyse.

(79) De positieve ontwikkeling van sommige schade-indicatoren moet echter worden gezien in het licht van de sluiting van de Noorse producent ODDA eind 2002 en de daaropvolgende strijd tussen de bedrijfstak van de Gemeenschap en de Chinese producenten/exporteurs om de overname van het marktaandeel van ODDA. Het is opmerkelijk dat het gat op de markt dat door de sluiting van ODDA ontstond, in feite grotendeels door de Chinese invoer werd opgevuld. In eerste instantie slaagde de bedrijfstak van de Gemeenschap er in 2003 nog in ongeveer een derde van het marktaandeel van ODDA over te nemen, maar in het onderzoektijdvak liep dit sterk terug naar ongeveer een zevende.

Hoewel bepaalde indicatoren dus een licht stijgende lijn vertoonden, kan worden verwacht dat zij zonder de invoer met dumping uit China een veel gunstiger ontwikkeling zouden hebben doorge- maakt. In elk geval vertoonden de indicatoren betreffende de financiële prestaties van de bedrijfstak van de Gemeenschap (winst, rendement van investeringen, kasstroom) een zodanige negatieve ten- dens dat de eventuele positieve ontwikkelingen ruimschoots tenietgedaan worden. Zoals uit de financiële situatie van de bedrijfstak van de Gemeenschap blijkt, heeft deze bedrijfstak in het geheel niet kunnen profiteren van de beëindiging van de productie van ODDA en komt de levensvatbaarheid van de bedrijfstak zelf in gevaar als geen maatregelen worden genomen.

(80) Gezien het voorgaande wordt dan ook geconcludeerd dat de bedrijfstak van de Gemeenschap aan- merkelijke schade in de zin van artikel 3 van de basisverordening heeft geleden.

5. OORZAKELIJK VERBAND 5.1. Inleiding

(81) Overeenkomstig artikel 3, leden 6 en 7, van de basisverordening werd onderzocht of er een oor- zakelijk verband bestond tussen de invoer met dumping van het betrokken product van oorsprong uit China en de door de bedrijfstak van de Gemeenschap geleden schade. Andere bekende factoren dan de invoer met dumping waardoor de bedrijfstak van de Gemeenschap terzelfder tijd schade kon hebben geleden, werden eveneens onderzocht om ervoor te zorgen dat eventuele schade als gevolg van die andere factoren niet aan de invoer met dumping werd toegeschreven.

5.2. Gevolgen van de invoer met dumping

(82) Er wordt aan herinnerd dat de invoer van het betrokken product uit China betrekking heeft op gewone DCD, die ook door de bedrijfstak van de Gemeenschap het meest op de communautaire markt wordt verkocht. De verkoop door de bedrijfstak van de Gemeenschap van zogeheten micro- DCD, die door de Chinese producenten niet wordt uitgevoerd, moest van de berekening van de prijsonderbieding worden uitgesloten.

(83) De invoer uit China is in de beoordelingsperiode met 141 % gestegen. Het totale marktaandeel ervan nam bijgevolg toe van 15-25 % in 2002 tot 40-50 % in het onderzoektijdvak. Belangrijk is dat de invoer met dumping in 2003 met 6 173 t zijn hoogtepunt bereikte, voornamelijk als gevolg van de sluiting van de Noorse producent, vervolgens in 2004 daalde om in 2005 weer continu te gaan stijgen en in het onderzoektijdvak 6 002 t te halen.

(11)

Tabel 1 Invoer uit China

(84) De gemiddelde prijzen van de invoer met dumping waren aanzienlijk lager dan die van de bedrijfstak van de Gemeenschap en onderboden deze in het onderzoektijdvak met 25 tot 35 %. De Chinese uitvoerprijzen daalden in de beoordelingsperiode met 11 %, maar volgden geen duidelijke dalende trend. In 2003 verlaagden de Chinese producenten/exporteurs immers hun prijzen met 7 % in een poging om het marktaandeel van ODDA over te nemen. Toen zij dat marktaandeel grotendeels hadden veroverd, hebben ze hun prijzen in 2004 met 25 % verhoogd, vervolgens in 2005 met 27 % verlaagd en dan in het onderzoektijdvak weer met 4 % verhoogd.

(85) Terwijl de prijzen van de invoer met dumping in de beoordelingsperiode met 11 % daalden, slaagde de bedrijfstak van de Gemeenschap er toch in haar prijzen vrij stabiel te houden (een stijging van 2 %). Men mag echter niet vergeten dat er in deze prijzen ook micro-DCD zit, die geen concurrentie heeft uit China en veel duurder is. De gemiddelde jaarlijkse verkoopprijzen van de bedrijfstak van de Gemeenschap worden dus beïnvloed door de schommeling van het verkoopvolume en de prijzen van gewone, respectievelijk micro-DCD.

Tabel 2

Ontwikkeling van de eenheidsprijzen

(12)

(86) Gelet op de aanzienlijke onderbieding die voor gewone DCD is vastgesteld, namelijk 25 tot 35 % in het onderzoektijdvak, is het duidelijk dat de invoer met dumping een sterke neerwaartse druk heeft uitgeoefend op de verkoopprijzen van de bedrijfstak van de Gemeenschap voor gewone DCD, die het grootste deel van zijn verkoop vertegenwoordigt, en de bedrijfstak dus heeft belet zijn prijzen op een zodanig niveau vast te stellen dat zijn productiekosten daardoor werden gedekt. Dit heeft dan op zijn beurt een negatief effect gehad op de winstgevendheid van de bedrijfstak van de Gemeenschap, wat over de hele beoordelingsperiode een aanzienlijk deel van de zware verliezen heeft veroorzaakt.

(87) Aangezien de bedrijfstak van de Gemeenschap in 2002 al verlies maakte op de verkoop van DCD, werd onderzocht of die verliezen eerder van structurele aard waren dan dat ze enkel en alleen door de invoer met dumping waren veroorzaakt. Belangrijk is in dit verband dat de invoer met dumping in 2002 al sterk aanwezig was op de communautaire markt, met een marktaandeel van 15 tot 25 %.

Voorts heeft de bedrijfstak van de Gemeenschap het bewijs geleverd dat hij er dankzij een kosten- verlagingsprogramma in geslaagd is, ondanks de stijging van de grondstoffenprijzen, zijn kosten per eenheid in de beoordelingsperiode constant te houden. Wegens de prijsverlaging als gevolg van de Chinese invoer heeft dit echter niet het gewenste effect gehad om de verliezen te beperken, maar is enkel voorkomen dat ze nog groter werden.

(88) Dankzij de prijsverlaging en het feit dat ODDA eind 2002 de markt heeft verlaten, was de bedrijfstak van de Gemeenschap aan het herstellen voordat de Chinese invoer in 2003 zijn hoogtepunt bereikte.

Na dit hoogtepunt, dat China in staat heeft gesteld het marktaandeel van ODDA grotendeels over te nemen, liepen de verliezen van de bedrijfstak van de Gemeenschap op tot– 10 à – 20 % in 2004 en bleven ze in 2005 en in het onderzoektijdvak continu toenemen naarmate de invoer met dumping steeg en de gemiddelde invoerprijzen daalden.

Tabel 3

Winstgevendheid van de bedrijfstak van de Gemeenschap

(89) Het oorzakelijk verband tussen de invoer met dumping en de verslechtering van de economische situatie van de bedrijfstak van de Gemeenschap blijkt nog te worden versterkt door het feit dat de bedrijfstak winstgevend is voor het type (micro-DCD) dat niet uit China wordt ingevoerd, terwijl hij verlies lijdt voor gewone DCD, omdat hij de oneerlijke concurrentie van China het hoofd moet bieden.

(90) Gelet op het bovenstaande en met name op de ontwikkeling van het marktaandeel van de invoer met dumping, zoals hieronder wordt getoond, tegen prijzen die de prijzen van de bedrijfstak van de Gemeenschap aanzienlijk onderboden, wordt geconcludeerd dat de invoer met dumping een belang- rijke rol heeft gespeeld in de schade die de bedrijfstak van de Gemeenschap heeft geleden.

Tabel 4

Ontwikkeling van het marktaandeel

2002 2003 2004 2005 OT

Invoer met dumping uit China 15-25 % 35-45 % 30-40 % 35-45 % 40-50 % Bedrijfstak van de Gemeenschap 50-60 % 50-60 % 60-70 % 50-60 % 50-60 %

(13)

5.3. Gevolgen van andere factoren 5.3.1. Opmerking vooraf

(91) Aangezien het verbruik in de Gemeenschap in de beoor- delingsperiode stabiel is gebleven, er uit geen enkel ander derde land werd ingevoerd en de enige bekende produ- centen van DCD de bedrijfstak van de Gemeenschap en enkele Chinese producenten zijn, zijn er weinig andere bekende factoren die hadden kunnen bijdragen aan de schade die de bedrijfstak van de Gemeenschap heeft ge- leden.

5.3.2. Uitvoer door de bedrijfstak van de Gemeenschap (92) Er werd nagegaan of de uitvoer door de bedrijfstak van

de Gemeenschap naar landen die geen lid zijn van de Europese Unie, kan hebben bijgedragen aan de schade die de bedrijfstak in de beoordelingsperiode heeft geleden. De uitvoer naar niet-EU-lidstaten vertegenwoordigde in die periode immers 30 tot 50 % van de verkoop van het betrokken product door de bedrijfstak. Tussen 2002 en het eind van het onderzoektijdvak is de uitvoer met 58 % aanzienlijk gestegen, terwijl de gemiddelde eenheidsprijs met 2 % is gedaald. Dit bewijst dat er, ondanks de hevige concurrentie van de Chinese exporteurs ook op markten buiten de Gemeenschap, een sterke vraag bestaat naar DCD die door de bedrijfstak van de Gemeenschap is vervaardigd, zelfs tegen veel hogere prijzen dan die van de Chinese exporteurs, hoewel zoals hierboven uitgelegd de hogere gemiddelde prijzen kunnen worden verklaard door de hogere prijzen voor micro-DCD.

(93) Om ook op niet-EU-markten met de goedkopere gewone DCD uit China te kunnen concurreren, heeft de bedrijfs- tak van de Gemeenschap uitgevoerd tegen prijzen die duidelijk onder de productiekosten liggen en heeft hij daardoor zijn totale winstgevendheid ondermijnd. Deze uitvoer heeft de winstgevendheid op de communautaire markt echter niet direct beïnvloed.

5.3.3. Schade die de bedrijfstak van de Gemeenschap zichzelf zou hebben toegebracht

(94) Aangezien de bedrijfstak van de Gemeenschap op het betrokken product jarenlang verlies heeft geleden en niet- temin heeft besloten om in 2003 en 2004 in extra ca- paciteit te investeren, waardoor de productievolumen en de voorraden zijn toegenomen, werd onderzocht of i) de verliezen van structurele aard waren en ii) het besluit om in extra capaciteit te investeren, aan de schade voor de bedrijfstak had bijgedragen. Het laatste argument werd ook naar voren gebracht door één importeur, die be- weerde dat het besluit van de bedrijfstak om zijn produc- tiecapaciteit ondanks de reeds bestaande invoer uit China toch met een derde te verhogen, de druk op de markt nog aanzienlijk heeft doen toenemen.

(95) Wat de omvang van de verliezen betreft, blijkt uit door de bedrijfstak van de Gemeenschap verstrekte gegevens dat de bedrijfstak er met zijn kostenverlagingsprogramma in geslaagd is, ondanks de stijging van de grondstoffen- prijzen, de kosten per eenheid in de beoordelingsperiode constant te houden. De bedrijfstak van de Gemeenschap

ondervindt echter enkele kostennadelen, zoals drie ver- schillende productielocaties, geen nabijheid van kolenmij- nen en een duur productieproces, hoewel de kostenstruc- tuur van de bedrijfstak van de Gemeenschap onmogelijk met die van een andere DCD-producent kan worden vergeleken, aangezien geen enkele Chinese producent/ex- porteur een BMO heeft verkregen. Niettemin is het feit dat de bedrijfstak van de Gemeenschap in 2001 een kleine winst heeft geboekt en ook dat hij winst maakt met het producttype (micro-DCD) dat niet door de Chi- nese producenten wordt uitgevoerd, een duidelijk bewijs dat de bedrijfstak bij normale concurrentievoorwaarden in veel betere toestand zou verkeren en dat de verliezen niet volledig structureel zijn.

(96) Wat het besluit van de bedrijfstak van de Gemeenschap betreft om zijn productiecapaciteit op te voeren, moet erop worden gewezen dat dit besluit pas is genomen na de sluiting van ODDA, dat tot dusver een aanzienlijk marktaandeel had op de communautaire markt. Als er niet de Chinese invoer was geweest die via dumpingprij- zen het verloren marktaandeel van ODDA grotendeels heeft kunnen overnemen, had de bedrijfstak van de Ge- meenschap daar naar verwachting een veel groter deel van kunnen veroveren. Anderzijds kan een onderneming nooit verwachten dat een toename van het verbruik in zijn gebied volledig aan hem ten goede komt, en niet aan buitenlandse leveranciers.

(97) Uit het bovenstaande blijkt dat, hoewel de precaire finan- ciële en economische situatie van de bedrijfstak van de Gemeenschap niet aan de bedrijfstak zelf kan worden toegeschreven, het gebrek aan winstgevendheid van het betrokken product ook gedeeltelijk het gevolg is van de hoge productiekosten en de investeringsbesluiten.

5.4. Conclusie betreffende het oorzakelijk verband (98) Tot besluit wordt bevestigd dat de invoer met dumping

uit China, dat in de beoordelingsperiode zijn marktaan- deel aanzienlijk heeft vergroot tegen prijzen die lager waren dan die van de bedrijfstak van de Gemeenschap, aanzienlijk heeft bijgedragen tot de precaire financiële en economische situatie van de bedrijfstak van de Gemeen- schap. Op zichzelf beschouwd heeft dit aanmerkelijke schade aangericht. Het valt echter niet te ontkennen dat de zware verliezen in de beoordelingsperiode ook gedeel- telijk aan de kostenstructuur van de bedrijfstak van de Gemeenschap moeten worden toegeschreven.

(99) Het onderzoek heeft uitgewezen dat de andere bekende factoren zoals de kosten, de verhoging van de capaciteit en de omvang van de uitvoer van de bedrijfstak van de Gemeenschap weliswaar tot de schade hebben bijgedra- gen, maar dat het oorzakelijk verband tussen de door de bedrijfstak van de Gemeenschap geleden schade en de invoer met dumping uit China onverlet blijft.

(100) Daarom wordt geconcludeerd dat de invoer met dum- ping uit China de bedrijfstak van de Gemeenschap aan- merkelijke schade heeft toegebracht in de zin van arti- kel 3, lid 6, van de basisverordening.

(14)

6. BELANG VAN DE GEMEENSCHAP

(101) Overeenkomstig artikel 21 van de basisverordening is nagegaan of er dwingende redenen zijn om te conclude- ren dat het niet in het belang van de Gemeenschap is om in dit geval antidumpingmaatregelen te nemen. Het ver- wachte effect van de maatregelen op alle belanghebben- den en ook de gevolgen van het niet nemen van maat- regelen werden bestudeerd.

6.1. Belang van de bedrijfstak van de Gemeenschap (102) De schade die de bedrijfstak van de Gemeenschap heeft geleden, vloeide voort uit het feit dat hij moeilijk kon concurreren met de invoer met dumping, die in de be- oordelingsperiode scherp is gestegen en een sterke prijs- verlaging heeft veroorzaakt op de communautaire markt, zodat de bedrijfstak zijn prijzen niet op een kosten- dekkend niveau heeft kunnen vaststellen.

(103) Er wordt van uitgegaan dat door de instelling van maat- regelen de bedrijfstak van de Gemeenschap de prijs van DCD tot een zodanig niveau zal kunnen optrekken dat de zaak weer winstgevend wordt en de bedrijfstak zijn aanwezigheid op de communautaire markt kan hand- haven.

(104) Als er geen maatregelen worden genomen, zal de be- drijfstak van de Gemeenschap gedwongen worden zijn prijzen verder af te stemmen op de invoerprijzen met dumping om in de markt te kunnen blijven, wat tot nieuwe financiële verliezen zal leiden. Omdat de huidige situatie, die door een jarenlang gebrek aan winstgevend- heid wordt gekenmerkt, onhoudbaar is, kan het niet- instellen van maatregelen uiteindelijk tot gevolg hebben dat dit productengamma verdwijnt, met alle banenverlies van dien.

(105) Gelet op het bovenstaande wordt geconcludeerd dat het in het belang van de bedrijfstak van de Gemeenschap is om antidumpingmaatregelen in te stellen.

6.2. Concurrentie- en handelsverstorende gevolgen (106) De medewerkende producenten/exporteurs en ook som-

mige gebruikers en importeurs argumenteerden dat de instelling van antidumpingmaatregelen de Chinese invoer van de communautaire markt zal uitsluiten en, aangezien er uit geen enkel ander land wordt ingevoerd, de bedrijfs- tak van de Gemeenschap een monopoliepositie zal be- zorgen. De producenten/exporteurs en één importeur hebben ook nog gewezen op het risico van een kritieke situatie met betrekking tot het aanbod op de communau- taire markt, als er zodanige maatregelen worden geno- men dat de invoer uit China onmogelijk wordt gemaakt.

(107) Gezien de sterke marktpositie die de Chinese producen- ten/exporteurs hebben veroverd met dumpingpraktijken en prijzen waardoor die van de bedrijfstak van de Ge- meenschap aanzienlijk worden onderboden, zullen de hieronder beschreven maatregelen hen echter niet van de communautaire markt verdrijven, maar er alleen voor zorgen dat de bedrijfstak van de Gemeenschap en de Chinese producenten/exporteurs weer op voet van gelijkheid met elkaar kunnen concurreren. Bovendien zal de concurrentie tussen de Chinese exporteurs en de bedrijfstak van de Gemeenschap op de communautaire markt blijven bestaan, zodat een continue voorziening uit diverse bronnen wordt gewaarborgd.

(108) Als er geen antidumpingmaatregelen worden ingesteld, kan echter niet worden uitgesloten dat de bedrijfstak van de Gemeenschap deze specifieke productie zal moe- ten stopzetten, wat het tegenovergestelde scenario zou opleveren, namelijk het monopolie van de Chinese in- voer. Beide scenario’s van monopolievorming door een van beide leveringsbronnen moeten worden vermeden.

De medewerkende gebruikers hebben immers allebei de nadruk op gelegd op de behoefte aan twee leverings- bronnen.

(109) Vandaar dat de instelling van antidumpingmaatregelen op het hieronder beschreven niveau het behoud van twee leveringsbronnen op de communautaire markt zal waar- borgen.

6.3. Belang van de gebruikers

(110) Twee industriële gebruikers, de ene actief in de farmaceu- tische sector en de andere in de leerlooierij, hebben hun medewerking verleend aan het onderzoek. Beide gebrui- kers kopen het betrokken product rechtstreeks uit China en ook bij de bedrijfstak van de Gemeenschap in. Een derde gebruiker, producent van chemische stoffen voor de fabricage van speciaal papier, reageerde op de medede- ling van de definitieve bevindingen van het onderzoek en leverde commentaar op de verwachte gevolgen van de instelling van antidumpingrechten.

(111) De gebruiker in de farmaceutische sector, waar DCD een belangrijke grondstof is bij de vervaardiging van metfor- mine, een geneesmiddel voor de behandeling van suiker- ziekte, voerde aan dat elke prijsverhoging als gevolg van de instelling van antidumpingmaatregelen een negatief effect zal hebben op zijn concurrentievermogen ten op- zichte van producenten buiten de Gemeenschap, voorna- melijk in India. Omdat DCD een vrij groot deel van zijn kosten vertegenwoordigt, vermoedt deze gebruiker dat zelfs een kleine prijsverhoging van DCD de verkoopprij- zen van metformine zal beïnvloeden en bijgevolg een negatieve uitwerking zal hebben op zijn marktaandelen en zijn concurrentievermogen. De aan de Commissie ver- strekte informatie over de kosten en de winstgevendheid van bovengenoemde gebruiker wijst er echter op dat het antidumpingrecht op het voorgestelde niveau ten minste gedeeltelijk zal kunnen worden geabsorbeerd.

(15)

(112) In zijn commentaar op de mededeling van de definitieve bevindingen van het onderzoek argumenteerde bovenge- noemde gebruiker dat hij de verhoging van de grondstof- fenkosten als gevolg van de instelling van een antidum- pingrecht op het voorgestelde niveau niet zal kunnen absorberen. Hij beweerde dat hij verplicht is geweest zijn productiekosten voortdurend te drukken om zijn concurrentiepositie te handhaven en in de markt te kun- nen blijven. Daartoe heeft hij in het verleden al een her- structurering moeten doorvoeren. Bovendien heeft hij bij zijn grootste leverancier, de bedrijfstak van de Gemeen- schap, prijsverlagingen bedongen. Dezelfde gebruiker concludeert dat de instelling van een antidumpingrecht op het voorgestelde niveau een concreet risico inhoudt, namelijk dat hij zijn twee productielocaties in Frankrijk, beide gespecialiseerd in de vervaardiging van metformine, zal moeten sluiten. Daardoor zullen waarschijnlijk 270 mensen hun baan verliezen.

(113) Hoewel niet te betwisten valt dat de instelling van rech- ten voor bovengenoemde gebruiker negatieve gevolgen zal hebben, namelijk kleinere winstmarges bij zijn ver- koop op de communautaire markt, blijft de Commissie toch bij haar standpunt dat een groot deel van de door hem in de Gemeenschap vervaardigde metformine verder wordt uitgevoerd en dus van elk recht is vrijgesteld. De instelling van een recht zal dus slechts op een deel van zijn metformineactiviteit van toepassing zijn. Gezien de winstmarge die deze gebruiker in antwoord op de vra- genlijst heeft meegedeeld, is het duidelijk dat het recht ten minste gedeeltelijk zal kunnen worden geabsorbeerd en dat het geen aanzienlijke prijsverhoging van de op de communautaire markt verkochte metformine tot gevolg zal hebben. Vandaar dat elk risico van banenverlies ver- gezocht lijkt. Overigens zou de niet-instelling van rechten kunnen leiden tot een situatie waarin de hoofdleverancier van deze gebruiker zijn activiteiten moet staken, zodat deze gebruiker slechts één voorzieningsbron overhoudt.

(114) De gebruiker in de sector chemische stoffen voor papier- fabricage voerde ook aan dat een antidumpingrecht van de voorgestelde hoogte zijn mogelijkheden zal beperken om concurrerend te blijven op de communautaire markt, aangezien zijn concurrenten buiten de Gemeenschap toe- gang zullen blijven hebben tot DCD zonder antidum- pingrechten te moeten betalen. Omdat deze gebruiker de vragenlijst niet heeft beantwoord en zijn argument ook niet verder heeft onderbouwd, kan het effect van een recht op zijn bedrijfsactiviteit echter niet worden beoordeeld of gekwantificeerd.

(115) Er wordt evenwel op geattendeerd dat, zoals hierboven werd beschreven, beide medewerkende gebruikers veel belang hechten aan het behoud van twee voorzienings- bronnen. Vandaar dat de instelling van antidumping- maatregelen op het hieronder beschreven niveau het voortbestaan op lange termijn van alternatieve leverings- bronnen voor de eindgebruikerssectoren zal waarborgen.

Het niet-instellen van maatregelen zal daarentegen het risico inhouden dat één voorzieningsbron wordt geëli- mineerd.

6.4. Belang van niet-verbonden importeurs

(116) Vier importeurs, van wie één het betrokken product ook gebruikt, hebben aan het onderzoek meegewerkt. De grootste importeur, die circa 30 % van alle in het onder- zoektijdvak uit China ingevoerde DCD vertegenwoor- digde, wees erop dat de instelling van antidumpingrech- ten onvermijdelijk een negatief effect zal hebben op zijn activiteiten, met uiteindelijk zijn terugtrekking uit de DCD-handel als gevolg, omdat hij, doordat er in andere derde landen geen DCD wordt geproduceerd, geen alter- natieve voorzieningsbron heeft. Dit zou kunnen leiden tot organisatorische veranderingen binnen de onder- neming.

(117) Er kan niet worden uitgesloten dat de instelling van anti- dumpingmaatregelen voor sommige importeurs negatieve gevolgen zal hebben. Maar omdat antidumpingmaatrege- len alleen de mededinging op de communautaire markt zullen herstellen en de eindgebruikers bovendien hebben benadrukt dat zij twee leveringsbronnen nodig hebben, wordt ervan uitgegaan dat antidumpingmaatregelen op het hieronder voorgestelde niveau de importeurs niet zullen beletten het betrokken product in de Gemeen- schap te verkopen.

(118) Omdat de importeurs daarenboven talrijke verschillende eindgebruikerssectoren bevoorraden, waarin DCD een va- riabel aandeel in de kosten van het eindproduct heeft, zal elke prijsverhoging als gevolg van de instelling van anti- dumpingmaatregelen ten minste voor een deel aan de gebruikers kunnen worden doorberekend. In dit verband zij er ook op gewezen dat de importeurs volgens de beschikbare informatie niet de grootste eindgebruikers- sector — de farmaceutische sector — bevoorraden, waarin wegens de concurrentie met derde landen elke bijkomende kostenverhoging naar verluidt moeilijk aan de eindgebruikers zal kunnen worden doorberekend.

(119) Eén importeur die DCD levert aan de textiel-, de papier-, de waterbehandelings- en de meststoffenindustrie, argu- menteerde dat deze sectoren geen behoefte hebben aan de DCD van hogere kwaliteit die door de bedrijfstak van de Gemeenschap wordt geproduceerd. Voorts voerde hij aan dat bovengenoemde sectoren elke extra kosten- stijging moeilijk op hun eindafnemers zullen kunnen verhalen.

(120) Wat niet wordt betwist, is dat de door de bedrijfstak van de Gemeenschap geproduceerde DCD wellicht van ho- gere kwaliteit is dan de DCD die door de Chinese pro- ducenten/exporteurs wordt vervaardigd. Uit het onder- zoek is evenwel gebleken dat het betrokken product en het soortgelijke product eigenlijk hetzelfde zijn en dat zij dezelfde chemische, fysische en technische basiskenmer- ken bezitten en voor dezelfde doeleinden worden ge- bruikt. Het argument dat bovengenoemde sectoren een stijging van de grondstoffenprijzen niet aan hun afne- mers zullen kunnen doorberekenen, kan zonder de me- dewerking van deze eindgebruikers helaas niet worden beoordeeld en moet dus worden afgewezen.

(16)

(121) Het is ook opmerkelijk dat de winstmarges tussen de medewerkende importeurs verschillen. Volgens de door hen verstrekte gegevens zal elke prijsstijging als gevolg van de instelling van antidumpingrechten ten minste voor een deel kunnen worden geabsorbeerd.

(122) Daarom wordt ervan uitgegaan dat de instelling van anti- dumpingmaatregelen geen zware negatieve gevolgen zal hebben voor de importeurs.

6.5. Conclusie inzake het belang van de Gemeenschap

(123) Door de instelling van antidumpingmaatregelen zal de bedrijfstak van de Gemeenschap naar verwachting weer winst kunnen maken met de DCD-handel en zo in de markt kunnen blijven. Gezien de steeds slechter wor- dende financiële situatie van de bedrijfstak van de Ge- meenschap, waardoor de hele bedrijfsactiviteit onrendabel is geworden, bestaat er een groot risico dat, als de maat- regelen niet worden genomen, de bedrijfstak zal moeten overwegen zich uit de DCD-handel terug te trekken, met banenverlies als onvermijdelijk gevolg. Dit zou een mo- nopolie creëren voor de Chinese producenten/exporteurs, met nadelige gevolgen voor de eindgebruikers van DCD, die veel belang hechten aan het behoud van een voorzie- ningsbron in de Gemeenschap.

(124) Gelet op de aanzienlijke onderbieding die voor de invoer met dumping is vastgesteld, zou de instelling van anti- dumpingmaatregelen alleen weer gelijke concurrentie- voorwaarden tot stand brengen, waardoor de twee leve- ringsbronnen voor de gebruikers worden gehandhaafd.

(125) De conclusie luidt dan ook dat er in verband met het belang van de Gemeenschap geen dwingende redenen zijn om geen antidumpingmaatregelen in te stellen.

7. DEFINITIEVE ANTIDUMPINGMAATREGELEN 7.1. Schademarge

(126) Gelet op bovenstaande bevindingen en teneinde de spe- cifieke marktsituatie van DCD te weerspiegelen, wordt het passend geacht antidumpingmaatregelen te nemen.

(127) De maatregelen moeten worden ingesteld op een niveau dat voldoende is om een eerlijke concurrentie tussen de bedrijfstak van de Gemeenschap en de producenten/

exporteurs in China te herstellen.

(128) Opgemerkt werd dat gezien de omstandigheden in dit specifieke geval een speciale methode vereist is om de

schademarge vast te stellen. In dit verband moeten drie belangrijke aspecten in aanmerking worden genomen:

i) gezien de conclusie betreffende het oorzakelijk ver- band moeten de maatregelen geen compensatie in- houden voor factoren die geen verband hebben met de invoer met dumping. Het is echter niet mogelijk het aandeel van deze elementen nauwkeurig te bepalen;

ii) de dumpingmarge werd op een uitzonderlijke manier berekend: omdat de medewerkende producenten/

exporteurs in China geen BMO/IB kon worden toe- gestaan en er geen referentieland was, moest de nor- male waarde op basis van de productiekosten van de bedrijfstak van de Gemeenschap worden berekend;

iii) er zijn in de hele wereld maar twee leveranciers van DCD: de bedrijfstak van de Gemeenschap, die in Duitsland is gevestigd, en enkele producenten/expor- teurs in China. Dit vergt een voorzichtige aanpak om geen monopolie en/of kritische leveringssituatie op de communautaire markt te creëren.

(129) Voorts moet ook worden opgemerkt dat sinds 1 juli 2007 de btw-teruggave voor uitvoer van DCD van oor- sprong uit China van 13 tot 5 % is verlaagd. Dit zal hoogstwaarschijnlijk een stijging van de uitvoerprijzen van Chinese DCD tot gevolg hebben, aangezien de pro- ductiekosten van voor uitvoer bestemde DCD hoger zul- len liggen.

(130) In deze omstandigheden moest een beter bruikbare me- thode worden toegepast om de schademarge in verband met de invoer met dumping vast te stellen. Het werd passend geacht uit te gaan van de schade die rechtstreeks het gevolg was van de onderbieding door de Chinese producenten/exporteurs en de schademarge te baseren op een bedrag dat hoog genoeg is om de werkelijke prijsonderbieding stop te zetten en er een winstelement (tussen 0 en 5 %) aan toe te voegen dat overeenkomt met de winstmarge van de bedrijfstak van de Gemeenschap in 2001 voor het betrokken product. Deze aanpak zal de bedrijfstak van de Gemeenschap in staat stellen hogere prijzen te rekenen en daarmee zijn financiële en econo- mische situatie te verbeteren, voor zover die duidelijk onder de invoer met dumping te lijden had.

(131) Na de mededeling van de definitieve bevindingen van het onderzoek voerde de bedrijfstak van de Gemeenschap aan dat het voorgestelde recht ontoereikend was om zijn levensvatbaarheid te garanderen, aangezien hij hier- door zijn prijzen niet op een niveau zou kunnen brengen dat de productiekosten volledig dekt. In plaats hiervan stelde hij een methode voor waarmee een break- evenpoint voor de volledige DCD-productieketen zou worden bereikt. Deze methode moest echter worden af- gewezen omdat zij grotendeels op niet-gecontroleerde gegevens berustte en ook andere producten dan het be- trokken product omvatte.

(17)

(132) Daarom wordt het standpunt gehandhaafd dat het recht dat gebaseerd is op de onderbieding, vermeerderd met een winstmarge, de schade opheft die rechtstreeks door de invoer met dumping wordt veroorzaakt, hoewel hier- mee niet alle financiële en economische problemen van de bedrijfstak van de Gemeenschap worden opgelost. Als alle productiekosten zouden worden gedekt, zou er sprake zijn van overcompensatie, gezien de andere fac- toren dan de invoer met dumping die een rol spelen.

Ook moet er rekening mee worden gehouden dat de bedrijfstak van de Gemeenschap van een bijzondere po- sitie op de markt profiteert doordat hij in de nabijheid van zijn klanten verkeert.

(133) Op basis van het bovenstaande werd de noodzakelijke prijsstijging vastgesteld door uit te gaan van de gewogen gemiddelde invoerprijs, zoals vastgesteld voor de bereke- ning van de onderbieding, en daar een extra winst- element aan toe te voegen. Het aldus verkregen bedrag werd vervolgens uitgedrukt als percentage van de totale cif-waarde bij invoer.

(134) Gezien de hierboven beschreven bijzondere omstandig- heden zal de Commissie nauwgezet toezicht houden op de markt. Als de maatregel niet doeltreffend blijkt te zijn, dan wel leidt tot een tekort op de communautaire markt en/of een monopolie van een van de partijen, zal de Commissie onmiddellijk optreden door op grond van artikel 11, lid 3, van de basisverordening op eigen initia- tief een nieuw onderzoek te openen en/of door arti- kel 14, lid 4, van de basisverordening toe te passen.

7.2. Definitieve maatregelen

(135) Gelet op het voorgaande wordt geoordeeld dat er over- eenkomstig artikel 9 van de basisverordening definitieve antidumpingmaatregelen ten aanzien van de invoer van het betrokken product moeten worden ingesteld.

(136) Aangezien de schademarge kleiner is dan de vastgestelde dumpingmarge, moeten de definitieve maatregelen op de schademarge worden gebaseerd.

(137) Op basis van het voorgaande wordt het recht, in procen- ten van de cif-prijs grens Gemeenschap, vóór inklaring, vastgesteld op:

Land Onderneming Recht (%)

China Alle onder-

nemingen

49,1 %

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

1. Er wordt een definitief antidumpingrecht ingesteld op 1-cyaanguanidine (dicyaandiamide), ingedeeld onder GN-code 2926 20 00, van oorsprong uit de Volksrepubliek China.

2. Het definitieve antidumpingrecht dat van toepassing is op de nettoprijs, franco grens Gemeenschap, vóór inklaring, van het hierboven beschreven product bedraagt 49,1 %.

3. Tenzij anders vermeld zijn de bepalingen inzake douane- rechten van toepassing.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 13 november 2007.

Voor de Raad De voorzitter F. TEIXEIRA DOS SANTOS

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

De in de bijlage beschreven stof en voormengsels die deze stof bevatten die vóór 14 oktober 2017 zijn geproduceerd en geëtiketteerd overeenkomstig de

Kenmerken die moeten worden verzameld voor particulieren die in de laatste twaalf maanden voor privédoeleinden internet hebben gebruikt om informatie van websites

Onverminderd de toepassing van andere communautaire bepalingen betreffende de indeling, verpakking en etikettering van stoffen en mengsels mag het in de handel brengen en het

„6 bis. Indien de bevoegde autoriteit besluit krachtens lid 1, onder a), haar toestemming te verlenen, terwijl er geen informatie over de locatie van het

“a) De uitvoering van een reparatie moet gebeuren overeenkomstig bijlage I (deel-M), bijlage II (deel-145), bijlage V ter (deel-ML) of bijlage V quinquies (deel-CAO) van

(a) als een entiteit een groot aantal soortgelijke (maar niet identieke) tegen reële waarde gewaardeerde activa of verplichtingen (bijvoorbeeld obligaties) houdt en een op een

(170) De Commissie heeft vervolgens het schade opheffende prijsniveau bepaald door de gewogen gemiddelde invoerprijs van de in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs

c) volledige vrijstelling verlenen van de eisen om een opleiding te volgen alvorens het theorie-examen en de vaardigheidstest af te leggen, aan houders van een bewijs van