• No results found

Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE. van 16 december 1997

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE. van 16 december 1997"

Copied!
5
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE van 16 december 1997

betreffende steun van de deelstaat Thüringen ten behoeve van Thüringer Motorenwerke GmbH

(Kennisgeving geschied onder nummer C(1997) 4341)

(Slechts de tekst in de Duitse taal is authentiek) (Voor de EER relevante tekst)

(98/664/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN, Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, inzonderheid op artikel 93, lid 2, eerste alinea,

Gelet op de Overeenkomst betreffende de Europese Eco- nomische Ruimte, inzonderheid op artikel 62, lid 1, onder a),

Na de overige lidstaten en andere belanghebbenden te hebben aangemaand, overeenkomstig artikel 93, lid 2, van het EG-Verdrag, om hun opmerkingen kenbaar te maken,

Overwegende hetgeen volgt:

I

Duitsland stelde de Commissie bij een op 8 augustus 1996 gedateerd schrijven dat op 12 augustus 1996 is ontvangen, in kennis van overheidssteun ten behoeve van Thüringer Motorenwerke GmbH, (hierna „TMW”

genoemd). Het betrof reddingssteun in het raam van het op 20 december 1995 door de Commissie goedgekeurde

„Konsolidierungsfonds des Landes Thüringen” (1).

In het raam van dat fonds werd in 1995 en 1996 een aantal leningen verstrekt voor een totaal bedrag van 4,8 miljoen DEM, zonder dat de Commissie daarover een besluit had genomen. Derhalve werd deze zaak als niet- aangemelde steun onder nummer NN 99/96 ingeschre- ven.

TMW vervaardigt hoofdzakelijk automotoren.

Bij schrijven van 8 november 1996 deelden de Duitse autoriteiten mee dat op 30 september 1996 een Gesamt- vollstreckungsverfahren (faillissementsprocedure) was in- geleid, zulks met het oog op een overname of een liquidatie van de onderneming.

De Commissie stelde Duitsland bij schrijven van 23 ja- nuari 1997 ervan in kennis dat de procedure van arti- kel 93, lid 2, van het EG-Verdrag werd ingeleid ten aanzien van alle reddingssteun in de vorm van leningen (1) PB C 215 van 25.7.1996, blz. 6.

met rentesubsidie (voor een nominale waarde van 4,8 miljoen DEM), omdat er twijfel bestond:

— ten aanzien van de verenigbaarheid van de leningen met de gemeenschappelijke markt omdat de looptijd ervan meer dan zes maanden bedroeg;

— ten aanzien van de verenigbaarheid met de gemeen- schappelijke markt van de in 1996 toegekende lenin- gen, omdat het beginsel van de eenmaligheid van de steun niet in acht leek te zijn genomen, ten aanzien van de aard van de steun en ten aanzien van de vraag of het door de toekenning van de leningen verkregen uitstel van betaling daadwerkelijk werd gebruikt om een samenhangend herstructureringsplan dat de levensvatbaarheid van de onderneming op termijn moest garanderen, uit te werken;

— ten aanzien van de verwerking in de gepresenteerde bedrijfsplannen van alle bij de privatisering van IFA Motorenwerke Nordhausen GmbH door de THA (Treuhandanstalt) bij overeenkomst gedane toezeggin- gen.

In deze brief werd verder meegedeeld dat in de door Duitsland gepresenteerde bedrijfsvooruitzichten geenszins met het faillissement van TMW rekening werd gehou- den.

Bij een bekendmaking in het Publicatieblad van de Euro- pese Gemeenschappen (2) maande de Commissie de ove- rige lidstaten en andere belanghebbenden aan om haar binnen een termijn van één maand na de datum van de bekendmaking hun opmerkingen over de betrokken maatregelen kenbaar te maken.

II

Nadat de Duitse autoriteiten op 24 februari 1997 een verzoek hadden ingediend tot verlenging van de termijn die aanvankelijk voor het kenbaar maken van opmerkin- gen was vastgesteld, met één maand, waarop de Commis- sie is ingegaan, hebben zij bij schrijven van 1 april 1997 hun standpunt meegedeeld. Aangezien het volgens de Commissie slechts om onvolledige antwoorden ging, heeft zij op 7 mei en op 6 augustus 1997 bijkomende vragen gesteld. Duitsland heeft vervolgens bij brieven van 26 juni, 10 oktober en 6 november 1997 nadere inlichtin- gen verstrekt.

(2) PB C 104 van 3.4.1997, blz. 6.

(2)

a) Duitsland wijst erop dat de door de publiekrechtelijke Thüringer Aufbaubank, hierna „TAB” genoemd, ver- strekte leningen van respectievelijk, 2 miljoen DEM in juli 1995, 800 000 DEM in februari 1996 en 2 miljoen DEM in april 1996, alle drie ter goedkeuring aan de Commissie zijn voorgelegd en dat deze bij een negatieve beschikking zouden moeten worden terug- gevorderd.

b) Bovendien stelt Duitsland dat de eerste lening werd overeengekomen toen TMW nog deel uitmaakte van Antriebstechnik Weimar-Amberg GmbH, hierna

„AWA” genoemd. Na het faillissement van AWA, de mislukking van wat Duitsland de „eerste herstructure- ring” van TMW noemde, en het optreden van de vennootschap Rebag, die voornemens was 2 miljoen DEM nieuwe middelen in te brengen, is gebleken dat de eerste lening niet volstond om een nieuw herstruc- tureringsplan tot een goed einde te brengen. Een algemene bank was vervolgens bereid een lening van 6 miljoen DEM te verstrekken mits zij een garantie van de deelstaat Thüringen kreeg. Deze garantie werd echter niet verleend omdat, volgens de brief van de Duitse autoriteiten van 6 november 1997, de re- gionale autoriteiten twijfel koesterden omtrent de verwezenlijkingskansen van de sanering, wegens het feit dat de ondernemingsleiding niet rond was en wegens de balanssituatie, die een verslechtering te zien gaf. TAB had in de tussentijd die ertoe moest dienen om opnieuw de voorwaarden te creëren voor de instemming van de particuliere bank om een lening te verstrekken, de derde lening toegekend die de solvabi- liteit van TMW moest garanderen. Dit is door Duits- land het „tweede herstructureringsplan” genoemd, doch het bleek eveneens een mislukking. Na het faillissement van TMW heeft TAB terugbetaling van de leningen gevorderd en gerechtelijke stappen onder- nomen om de vorderingen van de bank te incasse- ren.

c) Duitsland blijft van mening dat de aan TMW toege- kende leningen „herstructurerings”-steun vormen.

d) De door Duitsland verstrekte gegevens bieden het volgende beeld:

(in miljoen DEM) 1993 1994 1995 30 juni 1996

Personeel 115 85 87 87

Omzetcijfer 11 15 6 7

Resultaten − 3,3 − 7,9 − 6,9 − 2,2

De situatie per 30 juni 1996 geeft een schuld van 16,1 miljoen DEM te zien. De productie is sedert september 1996 stopgezet.

e) Duitsland heeft de Commissie per brief van 10 okto- ber 1997 meegedeeld dat TMW als onderneming niet meer bestaat.

III

De Commissie ontving geen opmerkingen van derden.

IV

a) De deelstaat Thüringen heeft met inschakeling van TAB aan TMW drie opeenvolgende leningen toege- kend. Het lijkt vast te staan dat aan TMW, ter waarborging van haar solvabiliteit en haar krediet- waardigheid bij een algemene bank, gezien haar finan- ciële toestand, geen lening had moeten worden toege- kend. De leningsvoorwaarden, die TMW begunstigen, vervalsen de concurrentie of dreigen deze te vervalsen.

Bovendien wordt de markt voor automotoren, waarop TMW actief is, door een aanzienlijk intra- communautair handelsverkeer gekenmerkt. Het gaat derhalve om overheidssteun in de zin van artikel 92, lid 1, van het EG-Verdrag en van artikel 61, lid 1, van de EER-Overeenkomst.

b) Het op 20 december 1995 door de Commissie goed- gekeurde (3) Konsolidierungsfonds van de deelstaat Thüringen, op basis waarvan de leningen zijn ver- strekt, voorziet in reddings- en herstructureringssteun in de zin van de communautaire kaderregeling voor reddings- en herstructureringssteun (4), hierna „de kaderregeling” genoemd. In gevoelige sectoren, waar- toe ook de automobielindustrie behoort, is aanmel- ding per geval vereist. Bovendien werd de eerste lening ten bedrage van 2 miljoen DEM in juli 1995 toegekend, dus voordat de Commissie deze regeling goedkeurde. De Duitse autoriteiten hadden deze eer- ste lening dus bij de Commissie als steun ad hoc moeten aanmelden, hetgeen niet gebeurd is.

De Commissie heeft in haar schrijven van 6 februari 1996 erop gewezen dat Duitsland ermee had inge- stemd alle gevallen waarin eenzelfde onderneming herhaaldelijk reddings- of herstructureringssteun ont- vangt en het bedrag van de eerder verleende herstruc- tureringssteun meer dan 1 miljoen ECU (1,9 miljoen DEM) bedraagt, steeds afzonderlijk aan te melden.

Aangezien Duitsland alle betwiste steun als herstruc- tureringssteun beschouwt, had het de tweede en de derde lening derhalve afzonderlijk moeten aanmelden, hetgeen evenmin gebeurd is.

Op basis van het voorafgaande komt de Commissie tot de slotsom dat de drie leningen, overeenkomstig

(3) Zie voetnoot 1.

(4) PB C 368 van 23.12.1994, blz. 12.

(3)

artikel 93, lid 3, van het EG-Verdrag, hadden moeten worden aangemeld. Aangezien de Duitse autoriteiten bovendien het schorsende effect van dit artikel niet in acht hebben genomen doordat zij de drie leningen hebben toegekend nog voordat de Commissie een eindbeschikking heeft gegeven, is de steun die met elk van deze drie leningen samenhangt, formeel gezien onrechtmatig.

c) Het steunbestanddeel van de bewuste leningen is afhankelijk van de financiële toestand van een onder- neming. Is deze toestand niet al te somber, dan bestaat de steun in het verschil tussen de rente die de onderneming, gezien het eraan verbonden risico, bij een algemene bank zou moeten betalen, en de rente van het krediet dat van overheidswege wordt ver- strekt. Indien een onderneming zich al in een te slechte financiële situatie bevindt, zal geen enkele algemene bank haar een lening verstrekken. In een dergelijk geval dient de Commissie in de regel na te gaan of de volledige lening als steun dient te worden aangemerkt. Uitgaande van de door de Duitse autori- teiten verstrekte gegevens, bijvoorbeeld de balansgege- vens van TMW over 1995 en 1996 en de zeer ongunstige omzetontwikkeling, is de Commissie van oordeel dat TMW in 1995 en in 1996 in een zo ernstige financiële situatie verkeerde dat zonder ingrij- pen van de staat zelfs nog geen kleine lening zou zijn verstrekt. Bijgevolg is de Commissie de mening toege- daan dat het totale bedrag van de leningen, zijnde 4,8 miljoen DEM, als steun dient te worden aange- merkt.

d) Ingevolge artikel 92, lid 1, van het EG-Verdrag is steun die aan de daarin vermelde voorwaarden beant- woordt, principieel onverenigbaar met de gemeen- schappelijke markt. Toch behelst artikel 92, lid 2, van het EG-Verdrag een aantal afwijkingen. Gezien de aard en de doelstelling van de steun is artikel 92, lid 1, onder a) en b), op deze steun niet van toepas- sing. Duitsland heeft ook nooit betoogd, noch aange- toond dat de betrokken steun ter compensatie voor de economische nadelen van de deling van Duitsland was bestemd. Derhalve is evenmin voldaan aan arti- kel 92, lid 2, onder c).

In artikel 92, lid 3, worden de steunmaatregelen opgesomd die als verenigbaar met de gemeenschappe- lijke markt kunnen gelden. De verenigbaarheid met het EG-Verdrag moet ook in het kader van de hele Gemeenschap en niet binnen een zuiver nationale context worden beoordeeld. Om de goede werking van de gemeenschappelijke markt te waarborgen en met inachtneming van het beginsel van artikel 3, onder g), van het EG-Verdrag, moeten de in arti- kel 92, lid 3, opgesomde afwijkingen strikt worden uitgelegd. Wat die van artikel 92, lid 3, onder b), betreft, is de betrokken steun duidelijk niet bestemd voor een project van gemeenschappelijk belang, noch ter opheffing van een ernstige verstoring in de Duitse economie.

Om te kunnen nagaan of de voorgenomen steun verenigbaar is met de gemeenschappelijke markt op grond van één van de afwijkingen van artikel 92, lid 3, onder a) of c), van het EG-Verdrag onderzoekt de Commissie telkens of de voorgenomen steun een bijdrage tot de langetermijnontwikkeling van de betrokken regio levert, respectievelijk of de voor- schriften van de communautaire kaderregeling voor staatssteun aan de automobielindustrie (5) en van die voor reddings- of herstructureringssteun aan onderne- mingen in moeilijkheden in acht werden genomen.

V

Duitsland betoogt dat het in deze zaak om drie opeenvol- gende steunmaatregelen voor herstructurering gaat. Vol- gens de Commissie gaat deze stelling niet op.

a) Uit de door Duitsland overgelegde stukken blijkt dat de drie leningen ten doel hadden de solvabiliteit van TMW op korte termijn veilig te stellen door de terbeschikkingstelling van financiële middelen ter betaling van lonen en van opeisbare schulden. Boven- dien kunnen de leningen, zelfs indien hier de beperkte financiële middelen worden meegerekend die Rebag ter beschikking van TMW had gesteld, niet tegelijk dienen om de kortetermijnsolvabiliteit van de onder- neming veilig te stellen en de financiering van een hypothetisch herstructureringsplan mogelijk maken.

De inlichtingen die Duitsland na de inleiding van de procedure van artikel 93, lid 2, van het EG-Verdrag heeft verstrekt, ontkrachten deze stelling van de Com- missie niet. Bijgevolg vormen de drie leningen wegens de aard en de doelstelling ervan reddingssteun.

b) Zelfs indien de Commissie zou zijn uitgegaan van de door Duitsland, ten onrechte, gebezigde kwalificatie als herstructureringssteun, moet zij erop wijzen dat Duitsland haar met betrekking tot de toekenning van de eerste lening nooit een eventueel bestaand herstruc- tureringsplan in de zin van de kaderregeling heeft meegedeeld. Zonder een dergelijk plan verkeert de Commissie echter niet in een situatie waarin zij deze veronderstelde herstructureringssteunmaatregelen als verenigbaar met het Verdrag kan beschouwen.

c) De Duitse autoriteiten hebben niets aangedragen waarmee de twijfel kon worden weggenomen die de Commissie, wat de tweede en de derde lening betreft, bij de inleiding van de procedure had geuit met betrekking tot het bestaan van een samenhangend herstructureringsplan tot herstel van de langetermijn- rentabiliteit van TMW. Voorts is de Commissie van oordeel dat het voornemen om de activiteiten van de onderneming te heroriënteren, zoals slechts beknopt is

(5) PB C 284 van 28.10.1995, blz. 3.

(4)

beschreven in de aanmelding en nadien op ontoerei- kende wijze is aangevuld in de antwoorden op de bijkomende vragen die de Commissie in de loop van 1996 en na de inleiding van de procedure van arti- kel 93, lid 2, van het EG-Verdrag stelde, niet ertoe kan leiden dat de langetermijnrentabiliteit van de onderneming wordt hersteld. Het bankkrediet van 6 miljoen DEM waarvan in een aantal brieven van Duitsland gewag werd gemaakt, werd door de huis- bank uiteindelijk niet toegekend, omdat, volgens de brief van 6 november 1997, de garantie van de deelstaat niet haar beslag kreeg wegens twijfel over de mogelijkheden om het door de onderneming gepre- senteerde saneringsplan ten uitvoer te leggen. Bijge- volg zijn klaarblijkelijk zowel de deelstaatautoriteiten, die de verlening van een aanvullende garantie ten belope van 6 miljoen DEM hebben afgewezen, als de algemene bank, die geweigerd heeft de lening zonder garantie van een overheidsinstantie toe te kennen, van oordeel dat met de voormelde „herstructurering” de levensvatbaarheid van TMW voor de lange termijn niet kon worden hersteld. Uit het onderzoek van het verloop van de gebeurtenissen leidt de Commissie voorts af dat de derde lening is toegekend terwijl de Duitse autoriteiten reeds twijfel hadden over de kwa- liteit van het herstructureringsplan en over de rentabi- liteit van de onderneming.

Bijgevolg werd noch voor de tweede, noch voor de derde „herstructureringssteun” voldaan aan de essen- tiële voorwaarde van het bestaan en de tenuitvoerleg- ging van een plan om de rentabiliteit van de onderne- ming voor de lange termijn te herstellen. De Commis- sie komt derhalve tot de gevolgtrekking dat ook de laatste twee leningen onverenigbaar zijn met het Ver- drag.

d) Bovendien blijkt uit het tijdschema voor de over een periode van negen maanden gespreide toekenning van de leningen en de opsplitsing van het totale steunvo- lume in drie afzonderlijke overeenkomsten met ver- schillende bedragen (2 miljoen DEM, 800 000 DEM en 2 miljoen DEM) duidelijk dat het om drie opeen- volgende steunmaatregelen gaat die niet met een gespreide betaling mogen worden verward en die overigens in elk van de leningsovereenkomsten zijn voorzien.

Volgens de kaderregeling mag herstructureringssteun, evenals reddingssteun, normalerwijze slechts eenmaal worden toegekend. Herhaaldelijk verleende steun in steungebieden wordt bijgevolg niet soepeler beoor- deeld dan in andere gebieden.

e) Dit betekent dat, zelfs wanneer de door de Duitse autoriteiten ten onrechte gegeven kwalificatie van herstructureringssteun wordt gevolgd, de Commissie slechts tot de conclusie kan komen dat de drie steun- maatregelen niet met het Verdrag verenigbaar zijn.

f) Naar het oordeel van de Commissie behoeft geen bijzondere nadruk erop te worden gelegd dat het faillissement van TMW en haar verdwijning als onderneming hebben bevestigd dat de levensvatbaar-

heid voor de lange termijn onmogelijk door het herstructureringsplan dat de Duitse autoriteiten had- den meegedeeld, kon worden hersteld.

VI

De Commissie is na een grondig onderzoek van de stukken uit het door de Duitse autoriteiten overgezonden dossier van oordeel dat het daadwerkelijk om drie opeen- volgende reddingssteunmaatregelen gaat, zoals uit de aard en het doel van de betrokken leningen blijkt. Derhalve dient thans de verenigbaarheid ervan te worden nage- gaan.

a) De Commissie stelt vast dat de looptijd van de eerste lening (juli 1995-februari 1996, tijdstip waarop de tweede lening werd toegekend) iets meer dan zes maanden bedraagt. Deze terugbetaalbare lening vormt dus duidelijk kassteun. Zoals uit de leningsovereen- komst met TAB blijkt, is het bedrag ervan beperkt tot hetgeen noodzakelijk is voor de verdere exploitatie van de onderneming, met name voor de dekking van de socialezekerheidsbijdragen en de lopende uitgaven.

Bovendien is de steun gerechtvaardigd wegens het gevaar dat de onderneming op korte termijn haar betalingen staakt en haar werknemers bijgevolg werk- loos worden. Ten slotte houdt de betrokken reddings- steun, gezien het activiteitenniveau van de onderne- ming zoals dat bijvoorbeeld uit de omzet van 1995 en 1996 naar voren komt, niet het gevaar in dat deze door de omvang ervan het evenwicht in de industrie van de overige lidstaten verstoort.

De eerste reddingssteun in de vorm van de eerste lening voldoet bijgevolg aan de bepalingen van de kaderregeling. De Commissie is bijgevolg tot de slot- som gekomen dat deze steun weliswaar onrechtmatig, maar toch met het Verdrag verenigbaar is, omdat hij volgens artikel 92, lid 3, onder c), van het EG- Verdrag voor vrijstelling in aanmerking komt.

b) In de kaderregeling is bepaald dat reddingssteun prin- cipieel een eenmalig karakter dient te hebben. Het herhaaldelijk verlenen van reddingssteun (in het onderhavige geval de vernieuwingen van leningen), waarbij de bestaande situatie alleen wordt bestendigd en het onvermijdelijke wordt uitgesteld, terwijl de daarmee gepaard gaande industriële en sociale proble- men op andere, efficiëntere producenten of andere lidstaten worden afgewenteld, is uiteraard onaan- vaardbaar. Reddingssteun dient derhalve een eenma- lige, in de tijd beperkte ingreep te zijn gedurende welke de toekomst van de onderneming kan worden geëvalueerd.

Dankzij deze steun kon TMW van juli 1995 tot en met de inleiding van de Gesamtvollstreckungsverfah- ren eind september 1996 (meer dan 15 maanden) actief blijven, terwijl in de kaderregeling bepaald is dat steun slechts mag worden verleend voor de duur van doorgaans niet meer dan zes maanden. Bovendien is de Commissie van oordeel dat in de extra periode

(5)

waarin de onderneming dankzij de tweede en de derde lening overeind werd gehouden, geen echt her- structureringsplan werd opgesteld om de onderne- ming in staat te stellen weer voor de lange termijn rendabel te worden. Ten slotte hebben de Duitse autoriteiten bij de toekemning van de laatste twee leningen zich niet op externe en door de onderneming niet te voorziene factoren kunnen beroepen.

Concluderend mag worden gesteld dat de onrechtma- tig toegekende steun die op de tweede en de derde lening betrekking heeft, niet voor de afwijking van artikel 92, lid 3, onder a), van het EG-Verdrag in aanmerking kan komen, omdat de in deze bepaling bedoelde steun moet bijdragen tot de ontwikkeling van een regio op lange termijn, hetgeen hier niet het geval is, daar de betrokken steun enkel bestemd is voor het dekken van de exploitatiekosten en de verliezen van de onderneming, zonder enige structu- rele verbetering. De Commissie voegt hier nog aan toe dat de uitzonderingen om bepaalde vormen van bedrijfssteun in steungebieden toe te staan overeen- komstig artikel 92, lid 3, onder a), van het EG- Verdrag, in dit geval niet van toepassing kunnen zijn, met name omdat dit soort steun niet in strijd met de specifieke voorschriften inzake steun voor onderne- mingen in moeilijkheden mag worden toegekend en omdat deze moet bijdragen tot een duurzame en evenwichtige ontwikkeling van de economische activi- teit, waarvan hier duidelijk geen sprake is. Ten slotte kan de betrokken steun ook niet voor de afwijkings- bepaling van artikel 92, lid 3, onder c), van het EG-Verdrag in aanmerking komen, omdat hij niet aan de eisen van de kaderregeling voldoet.

VII

Volgens de kaderregeling houdt de Commissie rekening met de specifieke kenmerken van kleine en middelgrote ondernemingen. Voor TMW leidt dat tot geen enkele verandering in de beoordeling van de steunmaatregelen.

Aangezien de steunmaatregelen in de vorm van de tweede en de derde lening onrechtmatig en onverenigbaar met het Verdrag zijn, moeten deze door de Duitse autoriteiten worden teruggevorderd. De terugbetaling moet in over- eenstemming met de procedures en voorschriften naar Duits recht gebeuren, met inbegrip van de rente die verschuldigd is vanaf de datum waarop de onrechtmatige steun werd verleend tot die waarop deze daadwerkelijk is terugbetaald, berekend op basis van het referentiepercen- tage dat op dat tijdstip voor de berekening van het nettosubsidie-equivalent voor regionale steun in Duits- land werd gebruikt,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

Artikel 1

De steun ten behoeve van Thüringer Motorenwerke GmbH in de vorm van de eerste in juli 1995 toegekende lening van 2 miljoen DEM is weliswaar onrechtmatig, maar verenigbaar met de gemeenschappelijke markt, omdat deze op grond van artikel 92, lid 3, onder c), van het EG-Verdrag mag worden toegestaan.

Artikel 2

De steun ten behoeve van Thüringer Motorenwerke GmbH in de vorm van de tweede, in februari 1996 toegekende lening van 800 000 DEM en de derde, in april 1996 toegekende lening van 2 miljoen DEM mag niet op grond van artikel 92, lid 3, van het EG-Verdrag, worden toegestaan en is bijgevolg onverenigbaar met de gemeenschappelijke markt.

Artikel 3

Duitsland dient de in artikel 2 genoemde steun terug te vorderen. De terugbetaling dient volgens de procedures en voorschriften naar Duits recht te geschieden met inbegrip van de rente vanaf de datum waarop de onrecht- matige steun werd verleend tot die waarop deze daadwer- kelijk is terugebetaald, berekend op basis van het referen- tiepercentage dat op die datum voor de berekening van het nettosubsidie-equivalent voor regionale steun in Duitsland werd gebruikt.

Artikel 4

Duitsland stelt de Commissie binnen een termijn van twee maanden te rekenen vanaf de bekendmaking van deze beschikking in kennis van de maatregelen die Duits- land heeft genomen om aan deze beschikking te vol- doen.

Artikel 5

Deze beschikking is gericht tot de Bondsrepubliek Duits- land.

Gedaan te Brussel, 16 december 1997.

Voor de Commissie Karel VAN MIERT Lid van de Commissie

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

1. Gelet op hun wederzijdse belangen en economische doelstellingen op middellange en lange termijn verbinden de overeenkomstsluitende partijen zich ertoe een zo ruim mogelijke

De Raad heeft al reeksen indicatoren ontwikkeld met betrekking tot vrouwen in de politieke en economische besluitvorming, de combinatie van werk en gezinsleven, gelijke beloning

(34) Voor de overige 70 % van de invoer uit China waarvoor geen medewerking werd verleend, dienden de bevin- dingen gebaseerd te worden op de beschikbare gegevens overeenkomstig

Overwegende dat ervoor gezorgd moet worden dat de uitvoering van de in deze verordening vervatte maatrege- len er niet toe leidt dat, met name door begunstiging van bepaalde

Teneinde overloopeffecten op de elektriciteitsmarkt ten gevolge van staatssteun voor de kolenindustrie te voorkomen, is in de kolenverordening in artikel 4, onder e), een

In hun schrijven benadrukken de Deense instanties echter dat de huidige vergunningsrege- ling het op de markt brengen en het gebruik van pro- ducten die creosoot bevatten in

Besluit van de Raad betreffende de toekenning van dagvergoedingen en de vergoeding van reiskosten aan leden van het Raadgevend Comité van de Europese Gemeenschap voor Kolen en

Aan hand van deze gegevens en gelet op het feit dat sedert de erkenning door de richtlijn van het recht van gebruikers om vanaf 1 januari 1998 zelfafhandeling te verrichten, geen