• No results found

VRIENDt In

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "VRIENDt In"

Copied!
80
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Lope de Veg* Carpioos

G E D W O N G E N

V R I E N D t

In 1>Hyts Gerijm : door

I S A A K V O S .

t'A M S T I K . D A M ,

Gedruckt by

J A M B O U M A N ,

Boeckverkoope r op

't Water in de Lely onder de Doornen.

ANNO

1670.

(2)
(3)

Tot-eygtmitg MM fAchtbsn Vtmimg* Bttr

J A N V O S ,

KoopmM tri

A M S T E L D A M .

Mijn Heer en waarde tJeef:

N

Aa ' t zeggen vandenLacedernonifchenVorftCleómens * kan men de gemoeden der menfehen, mee r dooi oprechte trouw, en vriendelijk onthaal.als door gitten en gaven.aan zigh verbinden : 't wellik met de waarheyt gants geen on- geüjkheyt heeft;w«nt door uwe beusheyt en goedeinborft , metomalüjké vrimfchappen(onverdient)aan my betoont,ben ik met een natuurlijke beweegingh aangepor t en gedrongen o m , o f in mijne on- moogliikheydt iet s moogelijk t e vinde n waarmiinedankbaarheydtaari U E. te kennen geven. Maat (reets door mijne geringe en kleyn ingebeel- de vergelding tegens U E. gxoote gunft verachtert, gedagh t ik cyndclijk op dceze woorden van Qiuntus Curtins.'

Wie zig fchaamt in zijn ftlAt, Om anders groot geluk,

*Dtc doet zig xjtlvtn quant, En otrzAtkt meerder druk.

Hier door weder aangeprikkclt hebbe ik alle middelen gezocht, of ook yets by my konde vooit-gcbracht werden, om uw U E. te behagen. Veel dingen over hoop te haaien wieidt my door den Heete de la Noüc ontra- den me t d«ezc fpreuk;

Dit door Inbeeldingh by tig telvtrveel bejluyt Haakt vol onnutte zorgh en reght heel weynigh uyt.

Dewijl ik my vaft in deeze woorden bekommert vondt, is my de Geeft van den veiitorveri doch eeuwigh in hcugnis levenden Madritfche Apolt, en grooten Spjenfen Poet Lope de Vega Carpio opgewekt en herfchapen doot de n kunrt-lievendcn en yverigen Heer lacobus Baroces zweevende op Neder-duytze wiekcn,voot mijn e oogeq vertcheenen,en a l prikkelen- dezijn taalgenoot en ruft-benijdende vrient,gedwongen,deeze zijn e ge- dwongen Vriendtmy over re dragen , o m op onze Amrteldamze Schout burghin Neder-duytze Vaarzen te doen herleeven. De» ijl ik nu aght ee- ltige ftorf bekomen te hebben, om dien vriendelt jken bant, daar U E. my mee gedwongen,cn aa n UE. verbonden hebt vafty te knoopen en te vet-

B i binde n

(4)

binden, soo laat deezen Gedwongen Vriendt,nefrero het oprechte hut, van uwen ongeveynfden en geenzins ontvreemde Vriend, onder de Wie- ken uwer achtbaarheidt hunne toe-vlucht genieten. I n dien 'er iets in is dat uw gevalt, het zal ons genoegh zijn, én onze moeiten zullen in wel- Inften vcrand'ren. Gee n gefronft voorhoofr,noch dwar s getrokken Oog zal oyt den yver van dankbaatheydt in my uytbluucn, die door U E. Rij p verftandt, e n bezadight oordeel van dagh tot dagh meer en meer in op- rechte liefde bloeyen zal. we l aan ontfanght dan waarde Necff,bidik an- dermaal, deeze n Gedwongen Vriendt tot teeken van waareen oprechte Viiendt&hap van die, die U E. van harten wenft alles wat u hart tot tijdt- lijke en eeuwige wel-vaatt zelfs wenTchen zoudc,blijven altijdt U E, wil- lige en dienft-verplkhten

Vr'ttndt en 2(eeff

y

I $ A A K V O S .

Rotm-

(5)

Rotm-.vaarx.tn, opd$

G E D W O N G E N

V R I E N D T ,

I S A A K V O S . Van

H

Oe nu mijn Zang-goddin! hoe ftaat gy dut te klaagen i Wat fluit d e vuurfchaar Gods, dat u zoo treurig maakt ? Heeft u de haat-goddcs, o f A T R O P S ie t ontdraageni Wat i s 't dat uwe mondt een vloet van laftcr braakt i Hoe zit g y dus bekrabt, ho e zijt gy zoo bckreeten i Wat deer t mij n C L I O , ac h ! wat is u hier gebeurt i Dat g y du s fchreicnd' voor de deuren van 't vergcetcn, En voo r het Raadthuis va n de Opper-gooden treurt ? Is ' t o m dat A T R o p s u ontijdig heet ontdraage n

Dien V E C A di e M A D R I L , end'Avondt-Vorftzijnftoe l Vereerden door zijn Pen ; zo o hebt gy recht te klaagen:

My dunk t i k reets een deel van uwe droefheidt voel»

Maar zijt getrooft Goddin, de Moeder van 't vergeete n Zweeft eeuwi g me t zijn naam door alle ecuwen heen.

De traanen die uw oo g om V I O A heef t gekreetcn , Stemmen to t tongen, aa n zijn heilige trorteen.

De tijd t genaak t da t uit zijn aflè wordtherbooren Een Zon , di e i n de glans van d'cerftezkh verluft : En zoek t dat zelve fpoor, kloekmoedig na te ïpooren Tot ee r van V I O A , di e geen eeuw zijn glory bluft .

Zelfs de vcrgeetelheidt geeft aanzijn lippen over Den fchie r verwelkte naam van zijnen voedtfter-hecr.

Wat eeu w verpligt zich niet aan dees harbooren Roover , Of vlcg t gee n k'ranflen voor zijn welverdiende eer i Doorfnufrclende V o s , verduu r vry all e eeuwen En ho u de nijdt verplig t aan uw volmaakte reen', Kom dwin g haa r uwc lofvolmondig ui t te fchreeu wens Als u GEDWONGE N VRIENO T op' t hoog toneel komt treên.

JL. D. Fnytir.

A ; Sftf

(6)

Speelende Perzgonen*

T u R . B i M o Trins van Ong'ren.

L u z i K o A Prinees van Ong'ren.

R O Z I M O N D O Honing van Ong'ren- A s i O L t o Ongaarzé Graaf.

L i z A u R A Zufter van de Graaf.

E B A K D R A Staat-luffer van de Printes, A R N o L D o Vtldthier van Ongeren.

L E N A T o Kapiteyn van de Lijf-wagt.

O R T E N Z I O Eedelman van ae Print.

L E O N I Z I O ? ~.„-j

F U L G E N T I O S Ongsarte TieUuien.

C O T A L D O Ï i „ • ,

Ru PI N o J D « M « « i * f t w -

C L A R ! N > D i v 4 a A <;„„ƒ ,

P I N A B F L J • *

T H E O D O Z I O Koning}) van Bohemtn.

M A U R I T I O Bchttmzen Hartog.

G o F R E D' o Boheemzi Gra»f E R N E s T o Gouverneur.

C I P I E R .

P A o y van den Hartog..

H A N S M I C H E L . / l m, %oUattn.

Louwsms. i

i H E L B A R D I E R . - i H E L B A R D I E R . S C H I L T W A C H T . H E R A U T .

Gevolg van Stomme Eedelen, en Krijgs-Lujden.

t Speelt op d'Ongaarzcen Bohecmz e Grenzen.

(7)

Fo/.

7

Lof e de Vega Carpioos

G E D W O N G E N

V R I E N D T .

E E R S T E B E D R Y F .

Gr»afAfttlfo, tnit finabel, inKl/trinmetlenhcer,ind*

Nacht uyt.

Aftolfo. TB^^fiïk UFebus'tGodd'lijklicht,fijnglinfterend e

" ftraalen,

Alleen my te geval, wéé r in het Weft doet daalen

Veel eerder als riy plag, verrijf t mij n Morgen-zo n , In de^e duyft'rc nacht. Mij n lie f Lufinda, ko n Dit Lichaam , nu mijn ziel , die al tot u gevloode n Is, volgen; ik had nu decs valreep niet van nooden . Mijn zie l geniet veel vreugt, maar 't Lichaam niet dan pijn , Om da t het meé de vreugt niet mag deelachtig zijn , Die (laa g mijn ziel gevoelt. Komt trappe\fchoortdees leden , 't Is nu de rechte tijdt, en voert my, op dat heden

Mijn lij f en ziel geniet, de lang-gewenftc vreught . Of zoo ge zijt te zwak, da t gny niet dulden mcugh t De hette van mijn Min,e n vreeft gy u te zengen ? Zoo lal ik Rotz op Rotz en Berg op Bergen brengen ; En klare n moedigh op tot daar mijn zon nu fchijo t Met heerelijk e glans . Apollovr y verdwijnt, Wanneer g y ons foo fiet, e n wend uw Goude Wiagen , Want uw gefchildert vuur zou 't branden niet verdraage n Van my , 'k laat ftaan mijn lief; hoe Daffhc die verwon Uw eertijdt s we l doo r koelt > foudan een dubblc zon, Door kracht van eenigheyt, uw niet tot as verbranden ? Dcq naare n Hemel rookt, en 's aardtrijks aiid're landen,

A 4 Di e

(8)

.r G E D W O N G E N

Die riddere n van angft; he t fwart e volk verbleekt , En weeten niet wat zon, da t haar foo heftig fteekt:

Ja (èlf s den Oceaan, moe t wederom uyt-braake n Al wat hy heeft verfwelght, i n fijn onzaadb're kaaken;

E n toone n ydcr een zij n noyt befchoude fchat . Mijn dienaar wegh van daar; of voelt gy noch nie t »

rinsbel. Wat »

Aftolfo. Da t def e plaats al brandt ?

'K-larin. Zo u hy fich niet vergiffen i

Tin. A y heer! 'k bid raakt me niet.mijn bloedt begint te ziffen , Ik bidje laat me los: want raak ik in de brandt ,

'k Ben nu al ziedend' heet, foo fchrookje licht jou handt.

Xlarin. Ikfied e vonken, al die door het aardtrijkfplijten . Tinabel. I k doe mijn oogen toe, de rook-die moghtme bijten.

Aftel. Zwij g fchelm.daar i s mijn lief.zij t gy 't mijn tweede ziel?

O Heme l wat een vreught! mijn Af-godin' . ik kniel, Om dat »y uwe flaaf komt als Auroor befchijnen , Want door u helder üght, doet gy lijn nacht verdwijnen.

Jj*lin. Mij n heer,va n uw e komft was mijn geen weet gedaan : Dies komt hier geen Auroor, maa r hier Komt een Diaan, Die me t haa r bïeeke ftraal doorfnufrèl talie hoeken , Alleen om u haar lief, Endimion te foekéh.

Aftolfo. Me-vrou w doet haar te kort, wanneerfe ik h gelijk t By 't licht der eeuw'ge maagt: ho e lch»ori-fy ftaat en prijkt . Noch overtref t gy naar felfin haar fchoonfte volhcydt . Luzin. Di e iich te hoog verheft.dat oordee l ik voor dolheydt.

Aftolfo. Ho c lèyd t mijn lieffte daar.

Luzsnda. Da t gy zijt die ik ben >

En ik foo veel als g y, doo r liefdens wet.

Aftolfo. ' k Beken

Dat g y omonfeliefd'gaatcercnftaatverand'ren : Maar den k di t is een wet die zelfs ftrfjdt me t malkand'ren ; Dat zulk cen Koninks Kihdt, vol heerlijkheydt , een Graaf Haar liefd'op-ofPren komt : j a een geringe flaaf,

Niet waar t haar knecht te zijn .

LiivndA. D e liefde volgt geen wetten;

Dies

(9)

V R I E N D T , 9

Dies bi d ik wil t di e ree n doch aan d'cen zijde (ètten, Op dat mijn Minne-zugt, u niet ondankbaar fcheldt . Mijn heer, waa r dat tnen 't net van ware vriendtfchapftelt, Daar knoop t de handeling ons beyder-zijdes lichamen . De liefd' volendt het werk, en bint de zielen t'famen : En als die zijn vercent , dan is 't verlooren moeyt:

Want hoe men 't meer befnijdt, ho c dat'et meerde r groeyt . Werpt mijn uw lecder toe, mij n Heer i k lalfc vangen , Al fou Arachcne felf, fich in'e r web verhangen .

A/loIfo. Zi e daar mijn lief.lie daar. Hebt gy 't mijn fuyv're zon?

Luzin Ja . Aftol. Wel klim dan om hoog.hovaardige Phaétop , O rcukeloofc , zultg' haar hette wel verdragen ï

Ik bid, ay ! brandt me niet, befchut mijn Goude Waagen . Luzin. Mij n lie f waa r vreeftge voor I beu ik u zonne-Jchijn ;

Beveelt my dan de forg, ik lal u voerman zij n ; Mijn Phaè'to n e n fal u niet alleenig rijden :

Uw vreugt , dat is mij n vreugt , uw lijden is mijn lijden . Komt volgt uw lievend licht, en fla haar treeden gaa . Afiolfo. Oleyd-fta r van mijn ziel, ik volg u zoetjes naa .

'k En fa l niet lichtelijk uyt deefe Hemel vallen.

Mijn leeve n ftaaunu vaft. Binrun.

Ularin: Wa t mag die gek al kallen ?

Heur naam is hen ontfwiert, die fottebol, die maakt Een Hemel van dees Vrouw , h y iie dat niet en raakt Een onweer uyt de lugt, dat buyten al zijn hoppe , Een Donder, Hagel-buy, of Blixem, hem niet itroope Van fijn verweendc zon: hy ga ten Hemel, doch Ik vrees dat dees lijn fchat, iijn vreugt, lijn ziel hem noch In 't endt bedriegen fal , en wraak, en weér-wraak wekken;

Gemeenlijk lie t men oo k dat wijfs verwijfd e gekken , Haar dwaafe handeling feer fchimpig wordt beloont, En o p lijn Afteons me t Hoorenen gekroont .

Pinnktl: A l defe reen Klarin, die aclit ik waar voor boershey t : 'k Verwonder my op 't hoogft, datu, foo de jaloershey t Van gilVre* heeft verblindt. O Zot, ó breynloos hooft ,

O HarüeiWvat vol vindt, wantrouwige, hoe rooft

A f E a

(10)

f o G E D W O N G E N

En fteelt ghy onbefchaamt, a l d'eer der vroome Vrouwen * laloerfê, iic, ik kan u nier veel beter houwen ,

Als een bevreefde DierF , di e voor een lèhaduw wijkt . Xhtrin- ' t Is my al eeven eens, waar ghy myby gelijkt, (len ,

'kWou dat de Graaf maar «jaam.fo raoft ik eens gaan wande-

£n Hen of declè (aak, daar wy nfl t'zaam van handelen', Ook i n der daadt foo is. ' k Weet dat ghy het gebrek Van Fla via niet fiet; door dien ghy als een gek Verblindt in liefde, foekt haar Sufter te behaagen.

'k Sic aan de tanden wel, wat haayr de Wolven draagen.

linabcl. Wif t ik dat deefe Zot wat lang vertoeven zou , Klarin, 'k ging inet u heen om eens te fien: 'k vertrouw Dat ik de Bullebak van u jalourfe zinnen

Haaft op deé: 6 ghy Na r I ghy laff-hart in het Minnen, Klarin- Maa r Pinabel, gewis het.waar een ftout beftaon,

Dat wy vertrokken, doch laat ons maar hene gaan:

Want/als een Minnaar met fijn minlijke gedachten Vaft beug is, vergeet fich felven ; en de krachten Der tegenwoordighey t benemen hem 't verftaadt.

Eer dat mijn,Heerbedaart, zijn wy wéér by der handt.

7/«i.De plaats is eenzaam.'t prijke l groot,hier ftaat te fchromcD, Dit foo men hem verlaat, of hy niet ligt mogt kome n In eenig ongeval? gewis het waar my tect,

Soo hem fulks overquam.

Klarin. Hoo r Pinabel ik weet

Als dat'er weynig zijn die Vriendtfchap Tullen toonen, 't En zy met groot profijt ofwel te deegh te loonen:

Sult gh y d e vroomlte zijn >

Tmubtl. O neen ! in 't minfte deel.

Die Zotis, of jalours, die acht ik eeve veel.

Wel aan Klarin, laat ons van ftonden aan vertrekken, En zien of men 't gehcym uws quelling kan ontdekken. Bflau

Prins Turhtno met Leomfittn tuigend» met Nacht- munteb uyt.

Tnrbino.' Wel op! gedachten, komt, (al liet ik u alleen, By die mijn hart pcmindt) a y ! komt vliegt daadijk heen,

En

(11)

V R I I N D T , I I En boodtfchap t aa n mijn ziel, hoe dat ik nu de zeegen Bekoomen heo: E n fegt Lifaurafs geneegen

Tot weér-Iiefd' . A y ! gaat heen, en deelt haar dit ook meê Dat f y my niet veracht, gelijk fy eertijdts deé :

Maar mijn getrouw* Min , me t weêr-min komt beloonen:

Tot teeke n van Triomf,fal i k deef haayten kroone n Met blad're n van Laurier; om dac ik heb ontzielt Dat hef t verfteende hart , e n huere trots vernielt.

'k Be n van de doodt verwekt, 'k begin nu wéér te leeven 5 Want mijn Lifaura, heeft mij n 't leeven we£r gegeeven : O Heme l wat een vreught ! 6 langh gewenfte tijdt ! Ltoni. Mijn Heer.' t is wel gelukt : u Hoogheyt fchijnt verblijt . Turbino. I a Lconillo, indien ik quam te erven

Door luk, o f ongeluk, door leven,of door fterven , De Kroon van deefen dagh ; 'k verfeeker u, ikfo u Eer» fchoon, en waardigh hooft van een beleefde Vrouw , Vry mee r al s Koninklijk, me t dat Juweel vergieren;

'k Ging droevig na haar toe ; Nu 'k weeder kom, n u (wieren Mijn zinnen , ziel, en lijfin voll e blijdtfchap : en

By fö o ver dat de vreught, verlooren waar: 'k beken Men foght da n waar men foght, men foude nergens vinden Dan hier , geen grooter vreught voor die,die oyt beminden, Dan da t hy wordt gelieft, van die hem heeft gehaat ; En weeder-mi n geniet, i n plaats van trots en fraaac- Gelukkigh is die Man , die hch foo heeft gequeeten, Dat h y ujn zegen krijght uy t handen va n 't vergeeten . Tulgen. Sijn Hoogheyt die de praal des gantfen Aartboóm s is,

Zou di e van iemandc zijn vergeeten ? Neen ! gewis Mijn Hee r dat kan niet zijn, 't ftrijdt tegen s alle reeden.

Turbint. D e liefd", Fulgentio, beftaat uy t de Eedelhedcn , Of hoogen afkomft niet i maa r uyt gerfegentheydt , En buyte n di e is't niet. Nu'khebterneérgeley t De trotshcydt van mijn lief.n u eynden mija verdrieten.

Ltoni. ' k Wens dat gy defe vrcugt veel/aren meugh t genieten . Turbino. Ken t ghy die i k bemin ?

Limxi*. Ia , z'is de fchoeofte niet .

Turbw*.

(12)

i2

G E D W ON C S N

Turbine. Hoe ! is mijn lief niet fchoon, die deefê ziel gebiet, Ltonifi. Mij n Heer/o o ' t u gelieft,'t is tijde om te vertrekken ;

Dewijl d e donk'r e nacht het aardtrijk komt bedekken , Is 't niet gefondt t e (laan in dces befwalktclught.

Turb. ï k dan k u voor uforgh. Voo r my.'k ben niet bedught : 'k Wens u goe nacht.en hoo p dit weder te belooncn.

Tulgtnti. W y zijn u Dienaars Heer,e n o m dat te betoonen , Zoo is het al voor u, ons leeven, goedt, en bloedt . Turbino. Indie n dat d'oorfpronk van mijn liefde, wa s gevoed t

In het Barbaars gewed, o f Godts onkunb'rc landen : Ik reght' een Altaar op, Godin, om offerhande n Op t'offeren voor uw beeldt $ en bad uw fchoonhcyt aan ; 'k Sou voor uw God'lijkheyt felfs als uw Pricfter liaan.

Ghy zijt, o-fuyvre Vrouw! mijn aamrotht, zie l en leven, Schoon ,dat Turbino Aurf, hy fou verrfjfctt eeven Gelijk de Fenix doet, di e fonder weér-gaa leeft;

Zoo is de liefde mee , die in dees Boefem fweeft.

De M m wordt uyt-gebeeld t hee l fwak en teer van leeden , Dit keur t mijn oordeel vals. D e Min mol) van beneden, Tot aan de navel toe een Atlas zijn: e n voor t

De ref t een Polifeem. Da n waaret als 't behoort >

Door dien men vccltijdts fiet dat elk, van die gcfinthcydt, Een Atlas is in kracht', een Polipheem in blindtheydt, Maar fagh t wa t wil dit zijn ?

uiftolfo. Klarinlèg h ik kom voort,

En hou de Ladder vaft , i k heb gerucht gehóort : Lutinda i s bevreeft da t men ons fal betrapen . Waar zijt ghv Pinabcl > ' k geloofde Schelme n flapen.

Turbino. Slaa p ik, of is "t een droom, 'k verwonder dat ik hoor , Hierin mij n Zuftcrs Ho f een man: Welaan ,,'k vermoor En doodt dien boofwicht, (die my mijn eer derft krenken } Op ftaande voet: maar facht Turbin , wil u bedenken , Zie eerft o f ghy hem kent, e n wreekt u dan hier naar.

Als ' t u belief t de Leer is vaft.

Aftolfo. Me t groot gevaar

Verkoopt d e Min fijn luft .

Turbino.

(13)

V R I B N D T. 1 3

Turbine. Za l ik hem voort doorfteeken ? jiftolfo. Klari n kom krijg de Leer, en volg. Binnen.

Turbine. H y is geweeken,

O eereloofè n Fiel! ghy fult my niet ontvlién , 'k Sweer by dit Ecdel bloedt! heb ik ook welgenen ? Zou ' t wel een Schaduw zijn ? ik laat de Leer nier blijven, En volg'c m op het fpoor. i k fal dien fchelm ontlijven Indien hy 't niet ontvlucht, dat ik mijn Eer bewaar:

Op da t me n my niet fcheld voor Sufters koppelaar:

Doch ' t is eenklcync fchand dat i k die hield de voeten Dieghy de handen geeft, wanneer hy u komt groeten. Bm.

Tinabel en Klarin verbaaft uyt.

Tinabel. Klarin ik ben benauwt, wy komen veel te (pal , O mijn ! ik ben fbo bang, i k vrees voor ongenal :

Klarin-, Wy hebbe n nu geen noot, ikfic de Leer noch hangen, De Graa f die is'er noch.

Tinabel. ' k Begin wéér moedt t'ontfangen , Mijn bloed t ontfonkm c heel.

Klarin- N u fchep ik we^c wat aam,

'kWaar fchie r mijn leven quijt.

Tinabel O Leer! hoe aangenaam

Ben jy by Pinabel, kom Iaat ik je eens kuflèn, Jy bent mijn Heylighdom; maar holla ondertuflehen

Mijn dunkt den dagh die rijft ï

Klarin. Da t 's meer als al te waar,

De Lugh t die fchift en fcheyt, hier Pinabel, (ie daar, Daar rijf t d e Morge-zon.

Tinabel. Maa r fou'et (èeker dagen ? Klarin. D e Lecuwerk feyt'et je, wa t hoefje't mij n te vraagen.

Tinabel. 'k Hoor de Patrijfën noch, e n dan is 't immers nacht.' 'k Loof dat ons heerfchap flaapt,om dat hy foo langh wacht;

Wel kon dien Eezels-kop de Leer niet eerft o^haalcn Eer dat'c t yemandt (iet : Wa t ftaaje daar te draaien, Kom hcllepm e Klarin, treek luftigh, (bo, wat foo ;

Ik hoor al Volk ia 't Hof, kot n haaftje wat.

TwbiM*.

(14)

14 G B D W O N C Ï N

Titrbino. 0 ! 6 !

Wat voo r een wond're vondt, is dit va n dolle liefde ï Ik ke n dien fchellem, n n den Heme l die beliefde Dat i k hem aantrofF, en hy wierdt my nau gewaar, O f vie l me vreeflijk aan , i k liet mij n Mante l daar, En ben hem foo ontvlucht,op dat hy my niet kende , Daar gin s verloo r ik hem.

KUrin. O jammer! óelende !

Sie ginder komt de Print.

Tinabcl. ' t Is hie r geen tijdt te (taan. tin*

Turbiao. Sua , Schelme n , fègh ik, hoe! wil men ons verrain i Daar viel iets, 'k moet eens fien wat datfe daar vergaaten , Het i s de (ëlffde Leer, die ik hier heb gelaat en.

'k Loof, dat'et Braaven zijn, en Dienaars va n de GraafF;

AftolfF'k he b u gekeut, maakt ghy ondankb're flaaff Mijn on-ee r openbaar} Vervloekte fnoode Trappen , Waar 9 p datd'on-eerfoodorftfonde r fchaamtcftap'pen , Tot i n den Hemel van mijn eer [ 6 ftegcl-reep!

Waar door dien eeren-dieff, me t een vervloekte greep Den toore n van mijn loff, e n Adel quam beroovea , O trappen ! die mijn eer, e n aenfien komt verdooven:

Want door u rees mijn (chandt, door u verfonk mijn eer : De (êhclmery klom op , d e hooghmoedt daald e neer Langs uwe treden. Ho e dorft ghy mijn eer foo krenken ? Wecli, Galg Moordreflè wech: Aftolffdie mac h vry denke n Dat ( by aldien) ik niét fijn Sufter had beunt,

Dat h y niet leven fou; Lifauraa s liefde bint

Mijn wraa k aan haare Min , e n dwinght dat ik moet weefe n Een vriendtvandieikhaat . Oo k ftaat mijn hie r te vreefen Soo 'k hem in 't openbaar doorfteek ,als dat men dan Sal fcggen, da t de Prins gelijk ee n wreedt Tyran, De Graaf heeft omgebrocht : ofFlaat ik hem vcrworgen In ' t heymeiijk, wat ift lfooftaatme wcé r te forgen, Dat def c ruwe daat ( hoe-wel rechtvaardigh) ftrijdt Met d e goedtaardigheyt mijn s Vadersj maar 6 fpijt ! Het ga a dan hoe het gaa, i k (al fijn leven korten;

Lifaiira 1

(15)

V R I B K D T . 1$

Lifaura! fa l ik dan uw naafte bloedt foo ftorten»

O nee n ! dat kan niet zijn, ik ftcl'ct uyt mijn fin, Ik laat'et fchoone Vrouw om u, en onfè Min.

Hola, mijn dienaars ( fa ) gaat wilt mijn nacht-rok halen.

Kotaldo en Rufino uyt.

Kotaldo. Hoelfondcr Mante l Heer.

Turbine. H y felle duur betalen,

Die foo komt als ik kom, Kotaldo, dien verftrekt Den Hemel voor een rok.

KotaUo. Sij n hoogheydt boer t of gekt, Hoe ! armoed e dwinglit u niet.

Turbina. O ja ! i k ben verfteeken,

En arm van eer en faam, tot dat ik my lal wreeken.

Gaat brengt de Leeder wech.

Kotaldo. Al s 't u belieft mijn Heer.

Kotaldo Kinnen, en weiruyt met een Nacht-rok.

Tufbino. 't Is nu foo wel, laat (taan, ik fet my hiet wat neer, En ftel 't wraakgierig hart, dat wraak roept.wat geruftcr;

Rufin wie fleurt me daar ?

Tkstfino. ' t Is de Princcs , uw fufter.

Luzinda met een Hoedt en rtyt-mantel, met Euandra en Ortenzio uyt.

^•uzinda. Hee r Broeder wat is dit i di t ben ik ongewoon : Van waar komt ghy dus vroeg i

Turbine. Lufinda , of ghy fchoos

Geniet u foete flaap , en dat ghy met de Morgen, Gelijk de Zon verrijft i fo o ga ik met veel forgen Doch dikmaal ronde doen, in 't naarde van de nacht.

Hoe ! wilt ghy op de reys, dat ghy dus onverwacht Met Hoed t en Mantel komt ?

IJKind*. NcenHeer.'khebvoorgenome a

Gints in een Thuyn te gaan, in 't fchaduw van de Boomen.

Tnrbmo. Soo racen ik ook te doen.

luxindt. 'kLoo f dat u bet" liift

Tc

(16)

16 G E D W O N G E N Te flapcn.

Turbine. Neen , de flaap die ben ik quijt: de ruft Is mijn ontrooft door fpook: mijn werkend e gedachtes Zijn vo l fwaarmoedigheydt j wan t doen ik flus de Wachten Rontom het Hof belocht, lag ik een vreemt gevecht Van welluft tegens trouw j een faak die foo onrecht En onbefcheyden i e als eenigh menich oyt hoorde, O f d'aardt oyt heeft geteelt: verradery e boorde Door ftoutheydt en bedrogh, een gat in d'heylige muur Van de Getrouwigheydt, en is die lelvc uur

Beftormde het Kaftcel, en Stade, waar in dat woonde De Majefteyt van d'eer, die fy door trotsheydt hoonde , En plant c haar banier tot boven op de Veft

Van reen, en reed'lijkheyt, en klimmend' in het left Op een vervloekte Leer, bra k fy de fchot-deur oopen Van d'cerbaarheydt; ja, fy ontfag'er niet te loopen In 't bolwerk (elf van d'eer; noch door de diepe gracht Van Menfchelijk c fchaamt; maar kreeg heel onverwacht Door haar vervloekte Leer, de trouwigheydt gevangen , Die zy door ftout beftaan , en ontrouw neeft doen hangen'.

De febaamte wierdt onthooft, zelfs in'er Kaamer, ja, Des Konings Eedelheydt, ontzag h zy niet: zoo dra En was nu d'eer, de trouw.niet tot ontzet gekomen , Off't Duyvelf e verraadt heef t ftraks de vlucht eenomen, En klom de Leedcr aff; maar eyndelijk zoo viel

Zy in de handen van een verfpier; zy behiel

Het eerloo s leven noch ; door dien hy haaf niet kende j En om de naam Van geen Tyran te voeren, véod $ H y zij n wraakgierige arm, e n gafFer voll e toom.

Jjizinfa- Ho e ! is dit een gezicht Hiet lijkt wel eer een fkootn , Die U door "tzwaare bloedt, in 't flaapen is verfchecpöf:

Is dit de ronde doen i mijn Broeder, ay ! ga hecttwM En trek u kleereriaan, eer dat »y meerder Droomt.

Tur. De flaap bevanght mijn geeft; nu gy van 't Lceger koomt, Ga ik'er eerft na toe, e n hier meê goede morgen.

Lutind*. Wa t dunkt u van fijn reen.'

tttanir*.

(17)

V R I E N © T . 1 7

Eirmutra- I k bcninduy/cntforgen;

Mijn har t i t heel ontftelt; Mevrou w ik ben bedeelt.

iMKin. Een.die n 'c gewiflen plaagt,is voor een fchaau bevreeft.

Wat dunkt Ortcafi o ?

Ortenfio. I k fou (chier mee wel vreefen , Als dat uw liefd' aan hem , geopenbaart moet weefen . Ik fpe l uw quaadt geluk. Gewi s ghy lij t verraan:

O Lee r ! ó Muur ! 6 eer ! ghv ftaat me gantfeb niet aan . Euand. 't Waar beft, 6 raads-man ! dat g'u quaade raad bedekt».

Ortenfio. Euandra, weet ghy niet,dat d'ouderdom vaak ft rekte, Een morgc-wekke r voor de jeugt, en jonkhcydt.

tuandr». Maa r

Uw raa d verkeert in vrees.

Orttnfio. Hoe ! word t ghy niet gewaar, Als dat een jonge (preeuw, veel eerder fal verfchrikken Door 't luyden van de klok, als d'oude: nu,mijn mikken Strekt tot waarfchuwing, niet tot vrees, Princes hier meé Waarfchouw i k u noch eens, fic voor u,wijl alreê- Uw mi n n u kunbaar is, dat gy doch foekt te bergen Ons leven , en uw eer.

L*wda. Ortenfio , uw verge n

Acht ik voo^redelijk; e n ik bedank u feer.

Ortenfio. Princes, u minfte flaaf; maar dat men aan mij n Heer De Graaf, in al'er yl een Boo fendt, en Iaat weete Dat h y wat voo r fich liet, e n fich geenfins vermeete Noch in een dagh drie vier, t e komen in'et Hof;

Sijn vryen is ontdekt, de Prins die weet'r of ,

Geen ding en deed' my in mijn achterdocht meer ftijven, Als 't woordt van d e Verfpiér.

lufmd*. I k fal'em daat'lijk fchrij ven.

Ga haal me Pen en Ink. Binnen.

Afidfo vervolght Khtrmem Tinabek met een bleott Degen, merdt van Liftur» &eftut.

•Aftolfo. I k lègh u Uat me gaan,

En laa t mijn arrem los.

B Lif/mr»,

(18)

i8 G E D W O N G E N

LifMWM. Zagh t Broeder laat u raio.

XUrin. Me<-vrouw,' k bidt houdt hem vaft-

Lifmra. Ay ! wilt uw gramfchap brcekeng Afiolfo. Laa t los, ikfaldeguyt s van ftonden aan doorfteeken.

Tinabel. Geu l mijn Heer , gena , ay ! fet u gramfchap neer.

Afiolfo. Verraders , Schellemen,verlaat ghy (bo uw Heer } Ghy (uit van deefcn dagh noch door mijn handen derven.

Li/aura- Ka n ik va n u, voor hen, dan geen geni verwerven ) Wat hebbenfc miOaan i i s hunne fout foo groot } Hebt ghy krakkeel gehadt, da t fy u in de noot Verlieten i n 't gevecht}

Afiolfo. I k (al u openbaaren,

't Geen i k door vrees verfweegh, ho e dat ik ben gevaaren, Kort, na mijn Vaders dood, hoe 1 (chcllemen blijft gy noch i Vertrekt uyt mijn gelicht, rampzalige bedrogh.

I/<w.Hy blixemt vuur en vlam,wie droes en fou niet (chromen.

Binnen.

Afiolfo. Kor t na mijn Vaders dood,ben ik tot Praag gekomen, In he t BoheemMie Hof, daa r ik foo yeder weet,

Vertien van eer en (taat, en heerelijk gekleet

M y ophie l vol van moedt; wan t zijnde vry wat jonger Als nu, kreegh ik de naam van d'opgeblafen Onger, Om dat ik over-al in fteek-fpel, of gevecht,

Noyt wou ie minde zijn, 'k hiel (taande ( doch met recht) Dat me n geen (choonder Vrouw ter Werclt oy t fou vinden , Als d'Ongcrfe Princes, d'uy t-muntende Luzinde:

Dit hiel ik lange tijde met Speer, en Deegen ftant.

'k En gaf noyt oen'ge Prijs aan Juffers van dat Landt:

Dit (peet 't Bohcemfc bloedt, en haaretrotfen Aadel.

Men pooghd e my met macht te werpen uyt de Zadel:

Doch arbéydt te vergeefs, i k vreefde (loot noch dagh, Maar overwo n he n al. N u op een (èek're dagh,

Wicrd' ik ten dans genoodt van twee voornaamc Heeren, Daarmen in plaats van eer, my (chand'lijk ging onteeren ? Want een Aureho, een neefdes Koninks, quam

Gelijk ecu woedend Bcedj ca tiende fel en gram

(19)

V R I B N D T . J 9 Een rijdt langh op my aan, i s daar na uyt-geborftcn, Met deefc reen, en fprak: ghy die de Beemfë Vorftcn , Ja, al den Adel door üw trotfheydt fchimpt en hoont, En hunne weldain , met ondankbaarheén beloont ; Dat ghy geen Ridder zijt: maar een verwijfde toffer Dat blijkt; midts ghy verfmaat ons Adelijk gejuffèr , AU ofrer geen foo fenoon, Schelm, als Lufinda zijn , Die ghy u prijfèn fchenkt; ik fwol van gramfchap, mij n Ontltclt gemoed liet hem toen niet een woort meer (preken, Maar he b dien Lafteraar van Honden aan doorftecken , En noch twee drie gequetft: i k fprong voort op raijn Paart;

Ter naauwer noot ontvlucht, ben ik met fnelle vaart Uyt het Boheemfê Rijk, i n Ongeren gekomen , Luiinda, de Princes, langh te voor vernomen, Door 't vliegende gerucht, hoc ik haar eer op hiel : Met groote dankbaarheydt, qua m dees verheven Ziel , Aan m y, haar mirifte flaafhaar weldaat wcér betoonen, En heeft mijn trouwe Min met weêr-min gaan beloonen.

't Is waar, ik ftijgh te hoogh, en Min heel onbedacht , Een di e meer is als ik. N u in verleden nach t

Verfèlfchapt me t mijn knechts, heb ik my ondcrwonden Te klimmen in'er Hoff, waa r door ik ben gelchonden:

Want hoorende gerucht, rie p ik van boven af, Mijn Dienaar s houd t de leer; waa r op dat hem begaf Een Man , my onbekendt, en heeft de leer gehouwen ; Doch als ik quam by huys, kree g ik een quaat vertrouwen:

'k Wouw fien wisdattet was, maa r hy , die 'k noch niet ken Liet my fijn Mantel, en ontvluchten ' t: hier door ben Ik wis verraan; mijn fnood en valfche dienaars beydc Zijn trouweloos, en fchelms van my , hun Heer gefcheyde ; Mijn Mi n die is ontdekt; behalve n dit gevaar

Komt noch een fwaarder ramp, en al te leyde maar;

Als da t den Beemfè Vorft lijn Lege r t'faam doet rukken Op d'Ongarilche grens , o m het verongelukken Te wreeken Van fijn Neeff, foo eyft hy een'ge Steen, Die hy fijn Erriff noemt ? en is niet eer te vreén,

B i Voo r

(20)

2 0 G f i © W O N G E N

Voor da t men die up he m tot foen weerom {al geven Dees onverwachte eyfc h die doet heel Óng'ren beven . Wat ftaatme nu te doen ? Lifaura, geeftme raadt : Mijn Mi n die is ontdekt, ' k heb reeden dat ik haat Mijn fchelmf e dienaars, di e foo eerloos my begaaven.

Li f aura. ' k Speur aan-uw reen Aftolf, da t d'onlukjcigc flaaven, En dienaars van de Min , meeft zijn van eender aardt.

Gy zijt geen Mannen, neen, een fchaauw maakt u vervaart:

Een waan is mans genocch, o m vreefende gedachten Te werken in u breyn : h y die u heeft ftaan wachten Dat is u vriendt geweeft ; door dien hy in de noot U w willig h heeft gedient ; gewis ghy vaart al doodt

Soo hy uw vyandt was.

Afiolfo. Waa r fou men fulcke vrinden, Segh eens Lifaura, hie r in deefe Wereldt vinden i O neen ! fe zijnder. niet} want doe Sopiro fturf,

Doe fturf de vriendtfehap ook, en trouheyt die verdurf.

lifaura. Wi e of'twefe n mach ? ay! dat ghy hem doch kende.

Aftolf». Da t was niet mogelijk, dun Ëedelman die wende En lie p voor t van my af.

Lifaura. So o wa d 't een Ëedelman ) Afiolfo. O ja, een tref'lijk Heer, daar fag ik'em voor an.

ülarm. Mij n Heer, Orteniio die fou u gaare fpreken.

Afiolfo. Ga , breng'em hie r by my, wat lal hem nu ontbreken ? Ik vree s voor fwarigheyt.

Ortenfio- N a groetenis e n plicht, Sprak ik u graag een woordt drie vier, van groot gewicht.

Afiolfo. Lifaur a blijft vr y ftaan.

Qrtenfo. I k kus u waarde hande,

Blijft ftaan, i k bid blijft ftaan, ghy doet my groote fchande . Me-vrouw,foogy vertrekt : doorleeft deef Brief mijn Hee r Terwijl i k hier wat praat.

Lizaura. Ortenfi o fit neer.

Ortenfio. Me-vrou w i k ben niet moe.

Liztura. Ho e gaat'et al ten Hove !

Ortenfio. Gelijk'e t plach, nu onder dan weer bovc ,

Soo,

(21)

V n i

E N

»

T , 2 1 Soo o p e n of .

liXAttr*. E n ghy, hoc vaart ghy al ?

Orttnfio. Gefondt .

Om u te dienen.

Jfiolfo. Ach ! nu fakt mijn hoop tergronde.

UiAU. Wa t feytmen al ten Hoof'wat hebtgy nieus vernomen.

Orttnfio. Da t ghy defchoonfte zijt, die'er is,of oyt falkomen , En hoe 'k uw meer belic, hoe ghy my moyer fchijnt . liywr*. Gh y maakt my heelbefcnaamt Ortenlio , ghy pijnt

En parft door u gefprek een bloos op defe kaken ; Daar zijnder meer als ik ; dies wilt die reden (taken.

Orten. Da t 's waar, daar zijnder meer.die 'k u wel wijfe kon;

Wat is 't, fe zijn by u , als Starren by de Son, Lifaurat Ho e vaart Florelladoch»

Orttnfio. Wa t fou die norfle droes-kop.

Lifaura. E n n u Lifandera.

Orttnfio. Da t is een bleeke moes-kop ; Sc fpookt terwijlf e leeft.

Ufaura. Wa t maakt Fabricia.

Orttnfio. Di e fiet als Paters Kat, ó ! 't was haar eer te na, Dat ymand t met'er fprak.

Ufsura. Ho e mach'et doch al weefë

Met Flavina .

Orttnfio, Di e 's van de geele ziekt gencefe . Lifaurn. Ho e vaar t Oftavia,.

Orttnfio. f<D laas! die arme Vrouw , Die wordt lbo knobb'lig, ènfoo quaftig.datfe nou Staag met handtfehoene gaat, om datfe an'er handen Soo veellijkdoorcns heeft, da t rekéntfè voor fchanden.

Lifimra. N u gh y 'tgejufferrjhebtfooaardighafgemaalt ,

•Verfoek i k dat ghy ook vin 't'Kfens-volk wat verhaalt.

Orttnfio. Van die, daar kan ik u al vry wat veel verhaalen , Se koopen (lijf, en ftark, aangaande het betaalen . Dat komt wat flapjes byi ik ken'er.'t zijn mijn Breurs,

Se hebben 't al aan 't lijf, maa r wey nigh in de Beurs.

Jfiolfo. OGodt.

B ) Orttnfio.

(22)

92 G « D W O N G E N

Oritnfo. W a t fchrijftfe Heer? hebt gy'er brieffgelefen » Jftelfo. E n wel te deeg verdaan: 'k moet daat'lijk by'er wefen.

Kom wijftm e waarleis. Onenfi o hoort ghy niet ? Ortenfio. s'Is in'er nieuwe tuyn, gins by de water-vliet.

•Aftolfi. Welaan ik ga u voor, kom volgmc.

Ortenfio. 'tSalgefchicden .

IMMUTM. Ortenfio , i k heb verfcheyden Ecdel-ueden , Op een Banket genoodt, i k bid vergaft men meé, Op morgen, fo o 't u luft.

Ortenfio. U w Dienaar die is ree, (d'len * Ii*.Wat doet mijn Heer de Prins.gaat hy wel (nachts uyt wan- Orten. Daa r weet ik weynig of,doch nu wy daar van hand'len,

Soo gaat hy/oome dunkt, des morgens eerft na Bedt.

Lizaur*. H y heeft op ymandt dan gewis fijn liefd' gefet.

Ortenfio, Dat's waar.

LizAttrs. Wi e of hy mint.

Ortenfio. Di e foete Venus janker,

Bemindt een fchoone Vrouw, die niet een haartje blanker Ofmoycris, a h ghy•

JJKAura. Ortenfio , is 't waar i

Ortenfio. 'k Ben fijn geheyme raat, en meefter Koppelaar:

Me-vrouw i k weet'erof .

Lifsura. Wi e is 't.

Ortenfio. Wi e fou het wefen,

Als u genaade fclfs, ghy zijt fijn uytgeleefen.

'LizjuiTM. Ja , fèydt men dat ten Hoof; foo hebbenfc gemift.

Ortenfio. De Starren leggen 't meé, ' k ben een Aftrologift:

Altoos ee n (luk daar van. Me-Vrou w nu ondertuflen Wenfch ik u lijdtlaamheyt, tot dat ghy foo veel kullen

Van die u mint geniet, a l s Starren aan d« Lucht. Binnen.

LïzMUra. Ortenfi o vaar wel. Waa r voor ben ik beducht;

't Schaat u in 't minfte niet. o Eedelc gedachten . Al is u liefd' ontdekt, wi e {al u doch verachten;

Nu da t Turbino is gebieder van u Ziel;

i k min, en wordt bemind:, mijn fteege trofheydt viel, Op 't onverfienft ter neer, mijn wreedtheyt is verwonnen.

kDec

(23)

V R I B N D T . 2 3 'k Dc e als ten wijfe maaghti want eer ik heb begonnen Te lieven, fag h ik eerft o f hy nay had belindt

Met ee n oprecht gemoedt, ' t welk ik oprecht bevindt : O we l geboore n Prins , ghy mint my als u leven, Soo langh ik aaflem fchep, (a l ik u niet begeren. Bmma.

T>t Koningh Roemende , met leonato, en ui 't Ho f ge fin uyt.

Rozimtnio. So o i s de n Oorlogh nu dan t'ecnemaal gedempt ? Lionsto. O ja, genaad'ge Heer, Arnoldo heeft beftemp t

Als Veldc-Hee r uyt uw naa m , to t yders groot genoegen Een vaft en bond'ge Vree i en heeft i n fulker voegen . Gelijk u Majeftey t fal lien, i n defc Brie f

'tVerdragh beveftight .

RtAmondo. Wel , de vreed' is my ook lief , En ' t geen den Hartog fchrijft.hoe hy lich droeg in't fluyten Is heel wel na mijn fin: d e Veldt-Heer gaat niet buyten 't Beftek , ' t geen ons den Raadt heeft raatfaam voorgeftelt , Ses Steden faimen m y, fo q 't eerfte pun t vermeit ,

Die h y my afnam, wéé r beftelle n i n mijn hand«n . Hy wi l dat men die geen, die tegens Ong'ren fpanden , Wéér in genade neemt, verfock t vootts tot befiuyr, En Knoo p van vaftc vree, mijn dochter to t lij n bruyt, L#«a.Hy cylt rechtvaardig Heer . U dochter fclujn t gelèhapen,

Te wefen voor dien Vorft, en Heldt, die in de Wapen, En i n rechtvaardigheydt n u fpnder weerg a leeft.

RoamonJa. Lenato, 'k vind geraan dat men Luiinda geeft Aan he m ten huwelijk: Voort*heeft h y o»k eefchreven , Dat men hem in lijn handt, denjGraafAftoltlfa l geven . 'tSchijnt da t hy om fijn Neef noch dapper is geftoort . Lfvnato. ' t Is reen, Aftolfdie Leef t hemfchandelijk vermoort . Rozimé ' t Dunkt my een wreedediat.Segtghy datikfalgeve n

De Graaf in 's Koninghs handt; fo o is ny om het leven : Doch, om de ruft van 't Rijk, foo fal he t noodigh zijn , Dat me n he m overgeef. De n Koningh is nu mij n Verbondc vriendt, en foon: Aftolf m y vreemt . G a hecne

B 4 Ver ,

(24)

2+ G E D W O N G EK Verfekert hem tcrftondt. Lenato , fe e met eene Aan Prins Turbino, da t hy datt'lij k hier verfchijnt.

De vree verheft haar hooft, en d'onvree die verdwijnt.

Maar {acht, blijft hier by my, ik zie mijn Soon daar komen.

Turbino. Lang leef fijn Majefteyt: God: ftark u vooreenome n En lang gewende vree: Ho e luyt 't verdrag mijn Heer ! Gedijt'et ons to t eer, offchandt ?

'Bjiximindo. Me n fa l ons wéé r

Doen hebben, fchrijft Arnold, al d'afgenorae Steden . Turbine. Wa t is den Bheem fijn eyfeh.

Rozimondo. H y eyft mijn Soon met reden Datmen hem geven fal mijn Dochter tot lijn vrouw.

Turbino. U w dochte r eyf t hy die.

Rozimondo. Turbino , wel hoe nou ,

Waarom verwonder t g'uw ?

Turbino. ' t Is wonde r we l geraden , En 't is ook billik, ja 't j 6 Hemel wat een quade, En hel s vergüte raadt is dit.

Rotdmondo. Zij t ghyontzint ?

Turbino. My dunkt het geen hy (bekt, dat het een ander vindt;

Den Bheem die komt te laat, fy heeft al een beminde.

Rozimondo. Watfegtgy ?

Turbino. Da t ik u verdrag niet goedt kan vinde, Voor u, of voor het Rijk .

Rozimenio. Ho e Soon; 't en is geen'bloedt, Die by het Hechte volk, of Boeren is gevoedt;

't Is Theodolius, dien Eed'len Bheemkn Koningh.

Turbino. Hy zy dan wie by zy, dit ftrekt u geen verlchooning ; Had-hy mijn Sufter, enuwfCindt, verfocht «i vree, En niet door bloedt en ftaal, ' k fegh dat hy onrecht le c Door folk een wéygeringh. O Godt! wat vreemde dingen , Nu ftneekt hy s'u met af, maa r foekts u af te dwingen.

Rtzimendo. Hoe menig Koningh heeft de vreede wel gemaakt Opdiergelijkewijs.

Turbtut. ' t Is waar ik ben geraakt

ftf ' t binnenft' van mijn hart! rampzaal'ge , moet ik weefen Een

(25)

V « I * « O T . 2 f Een yriendt mijns vyandts, ach ! ken licfd' my foo beleefcn Dat ik als fpooreloos, ftry tegens recht en reen j

Is hy hier mcêvcrnoeght Hee r Vader.

Rovmtndt. Neen , o neen !

H y cyf t de n Graave ook.

Turbino. Wa t Graaf fou men'em geven.

Rotimondo. Aftolfo .

Turbino. Wa c ik hoor! ftaat hy na 's Graven leven.

Rozimon. Hy cyft hem tot een focn.voor li j n vermoorde Neef.

turbino. Dunk t het n Koninklijk: da t men foo overgee f Een Vorft'lijk onderdaan, den Bheem die krenkt.u.vetten, En dwingh t uals eenttaaf.

Rofimondo. Wa t reen om te beletten, En heeft den Grave, dan Aurelio niet vermoordt ? Turbine, 'k Seg neen,dien Jaftcraar doorftak hy als 'c behoort,

Kechtfchapcn voo r d e vuyft.

Rotimondo. ' D e Graaf hoeft nie t te vreefen:

Men fock t fijn leven niet.

Turbino. Wa t dan, ofhoefal' t weefen . Rttimon. H y ibektd'waarbey t van de Man-flagh te verdaan., Tmrbinoi I s daar meer recht als hier, Heer Vader, laat u rain ,

Hoe foudt ghy fuiken Man van V ordelijke'Ouders Doorluchtigh, die u Kijk eer fchoorden met hun febouders, Hem geven: neen, 6 neen.

Redmond». Ho e is den Graaf foo vroom:

En eerlij k als gy (cght .

Turbino. Ja , foo, dat ik niet (chroom Sijn Sufter voor mijn Vrouw te nemen.

Rotimondo. Voo r uw Vrouwe !

Turbino. Wel waarom niet, meent gy dat ik my beter hotiwe ? Sijn dienden maken hem, i n alles my gelijk.

Rotimondo. G y fpreekt met ongedult .

Turbsno. ' k Spreek recht; en geenfins wijk Ik va n d e waarheydt af.

Rotimondo: Spreek t ghy voor een Verrader, Tm. Door haat en valfch gerucht bedrieghtmea u Heer Vader.

B j Lotanto.

(26)

t(5 G E D W O V C E N

!•*»«. Nochtans Co heeft de Graaf, hem fchandelijk vermoort.

Z M & M . Spreek van de Graaf met eer,en veedcrrroept u voort, Ofkfcgh.

"Leotut». Gh y zijt mijn,hooft, en 't ftaat u vry te fpreeken.

Turbtna.Af breekt mijn hooft niet meer,ofik (al 't uwe breken.

RaximmJo. Wec h fot, wat (al dit zijn ? hoe fielt ghy u dus aan.

Turbine, 't En waar fijn Majefteyt, he t fou hier anders gaan Met he m dien loogenaar.

Leonato. Me n {al 't my noyt bewijfen.

Turbino. Ho e boofwichtfpreektgy noch .

Httimómio. Doe t gy mijrKoorne rijfen.

Vermect'le, wech van hier ghy onberaden Soon.

lurbtno. Ikgaa , maa r nimmermeer en fal de Bheemfè Kroon Vergieren Ongrens krooft 5 h y lal Luzind niet trouwe'.

Wat aan belanght de Graaf, 'k fal'em verburgen houwe, Soo yemandt wecte wil, waar dat ik'em verlteck, Die i s fo o koen en volgh. titmn.

ÜHJmoiuio. Di t fchijnt een vreemde treeki Zal ik 't voor veiendtfehap, of voor raaferny aannemen.

Leonato- Voo r medelijden Heer.

•Rotimond»- H y gaa t fich heel veryrecmen Van my fijn Vader, en bejegentme met (bijt,

Doch ik en acht'em niet: g a heen het is hoogh tijdt,

£n hoo r wat antwoordt dat mijn Dochter u fal gecven >

Syis nu in haar Tuyn, Ga, eer de Prins het levea Van Graa f Aftolfo berght.

Leonato- I k vrees het is te laat!

t^otimornio. G a heen, feg h de Princes dat zy haar Vaders raat Niét en verfmade, maar dat zy haar tegen morgen

Gereet maakt tot de reys : e n ghy om niet tc-forgen, Soo neemt mijn Lijfwacht mee.

Jjowtto. Mij n Heer ik volg ulaft. Bin.

Luzinda > en Euandra uyt.

Luzind*- Met hoe vee l forrige n zijn mijn gedachten vaft Verwerd' in een .

luwdr*-

(27)

V * I S N D T » IJ

tiumèf*. Me-vrou w «Ut op de Graaf niet fchelden.

l/Hinde. Verrade n licfd' (al ook ftraks den Verrader melden.

Hy ley t en flaapt in vrcughr, maa r ik waak in verdriet.

Z I M M M . G y doet lijn eer te kort, Me-vrouw befehuldigt niet Den Graaf , voor dat ghy 't weet.

Ortttui». Aftolf o i s gekomen .

iMzmds. Ac h dat'em niemandt zie.

Orttnti». ' k Heb nie t een roenfeh vernomen Die he m «er/pieden zou.

hutjnd». G a haalt'cm.

Aftolfo. Mij n Godin!

Indien ik niet en wil t Me-vrouwe, dat ghy in

Deesichoone Boogaartwaar.de Bloemen fouden 't klappen, Vermidtt gy als de Lent, door uwe foete Aappen,

Maakt, dat al het geblocmt met «en verwonderingh buyght Voor u ó fchoonc Bloem.

EftNufa. Da t ghy noch flaapt, betuyght Ghy me t uw ree n , ghy beek u in als dac uw oogenr Vry mee r fien als'er'is.

Aftolfo. Gee n flaap heeft my bedroogen, Een Minnaa r voelt geen flaap: dat i k niet eerder quara Mc-vrouw, vergeeft 'tmy, ik bid u weeft niet gram.

'kWierd' door'et volk belet,dat hier rontom ging wandelen.

i**> Hee r Graaf'k geloof u wel: ' k heb yet met u te handelen In ftillighcydt alleen .

•dftolfo. Rey k my u handt.

Imirtda. We l aan.

(G**n aan tm zy tnjprtktn tMtjet.) Euandra. Wat nieuws Örteozio, heb t ghy Feliciaari

Mijn Vrye r niet gefien ?

OrtitijSo, I k heb'et u voor deefèn, Wel hondert maal gezeydt, gee n Koppelaar te weefen.

IndmU. Maa r (aghliy ubymy ?

•Aftoifi. I k bid ayluyfter voort.

Sfretktn wtèr&et.

Efurndr* Daar is geen bectcr ampt Ortcnzio, da t u hoort, I a

(28)

2 8 G l D W O K C Ï H . In dee s u Ouderdom.

Qrtmfio. Welhoe.fchijntgh y tcraafcni Segh, koe veel zijader vel van al decs jonge baafen i Se zijn dan, diefe zijn, die friflèr op'er leen,

En rechter gaan als ik? Eiundera, ik meen

Dat ghy, en and'rc meer, om my u vaak gaat quellen.

Immer*. Gh y lijkt NarcüTui vel, vie fou zijn fin niet ftellen OplulkeeryRoelant. Sict .

lufind*. Gingh y tot aan u deur}

Afiolfo. I k meend'ct vas mijn knecht. Sfrtktnw*trf«*t.

Ortenfit. E n houdt gy mydan v'eur

Een ouden kouden bloedt, om deele grijfe haaren ? Soo langh men is gefondt, tel t men geen tijdt van Jaarcn •, Soo de n Salmander leeft gelijk men feydt in 't vuur, Hier leeft'e r een in 't yt.

Afiolfo. E n van die felfde uur Dat hy 't ontliep, bleef ik vol onruft.

Tinabel verb**fi Hjt.

Waar's den Grave?

Afiolfo- O oorfaak van mijn ramp,vat feght ghy fnoode flave.

Ytnabtl Lenat o heeft dees tuyn, rontom befec met wacht.

limnda. OGodt ! wa t vil dit zijn.

Afiolfo. He t is op my gedacht.

Luiinda. I s onfe Min ontdekt; ay! wilt il doch verfchuylen!

Afiolfo. Princes'tisnutelaat , van t d'alderdiepftè kuylen Sijn mijn niet diep genoegh; en zijt ghy niet mijn Vrouv i 'k Acht boey, noch banden niet, ja" dat den Koningh wou

Om uwent vil mijn Hooft, ik fpu'chem wiliigh geven t Me-vrouw'k verlaat u niet.

Ortenfio. I k twijffel aan raiju leeven ; Euandra vat raat, vaar kruyp ik in een hoekt

Zuandra. Hoe ! u kloekmoedigheyt, lak t die nu in o broek ? iMzin. Mij n Heer lbo 't u gelieft, fchuylt onder dele Boomen ;,

Want van uv-aeegen, kan u doch geen voordcel koomen : Lenato is te ftark, ik bid u, volgh mijn raadt:

Afttlfb.

(29)

V R I B N D T . 2 9

Jfiolfe. I k ga, en volgh uw zin, hoe-vel 't my qualijk ftaat.

Gaat ondir 't Gthoomt.

Lutjnda. Uy t uwe tegen-weer, kon meerder onheylfpruyten . Leonato nut de Lijf-wacht uyt.

Leen. Komt gy lié n met my in, maar blijft gy {ame n buyten, Sic toe, e n paft wel op.

IMZJMU. Lenato , wat (al 't zijn, Wie foektrgh y me t uw volk, ofkomtg e hier om mijn, Wat doet ghy me t de wacht ?

Leonato. ' k Heb laft van uw Heer Vader.

LutiruU. OGodt !

Leonato. I k bid verfchrikt u niet Mc-vrouw, ik nader U w , o m als Koningin te wenfehen veel geluk,

In u verheeve (laat.

LutjfuU. O al te leyde druk,

Sal my mijn Vader met lijn vyandc dan vermaalen, Die hem fijn Steden neemt, enbrandtfeha t i n fijn paaien.

Leonato. N u wordt hy 's Konings Vriendt en Soon.

LuziiuU. E n my mijn (mart.

Leonato. ' t Verdragh is foo beftemt, mit s dat Aftolfo, wart Aan hem geleevert, voor de doodt van lijnen Neeve.

Luzitid*. Wa t (êydt lijn Majefteyt.

Leonato. Da t men de Graaf (al geve:

Indien men hem nu krijght, fijn leeven loopt gevaar.

Luanda. Lenat o gaat vry heen, ik dank u voor de maar.

Leonato. Prince s foo 't u gelieft, 'k (al u gefellchap houwe.

Luanda. I k bid u gaat, a y gaat I 'k heb yets te doen.

Leonato. Me-vrouwe ,

Uw alderminfte (laaf, kuf t uw fnee-witte handt . Lu^intia. Voo r uwe mocyte neemt van my dees diamant:

Sie voor uw wat ghy doet, ê n wilt de Graaf niet krenken, De Prins die is lijn vriendt.

Leonato. Me-vrou w ik fal 't gedenken, Sooveer'tmymoog'lijkis : i k kus uw voeten. EMKM» .

LutituU.

(30)

jo G Ë D W I N G B N

Ornnxi». I*'tKrijgs-vc4kalewech ? eyfcghEuandra .

Xuamh*. Ia a 't.

OFVMKM. Oc h hoe ben ik ontftclt.

LuzituU. Mij n Heer Ce zijn geweken.

Aftolfo. Wa t had den Kapiteyn , me t uwmijnziehefprektn . Luztn. Al s dat den Koning my heeft met den Bheem vermaalt.

Aftolfo. Word t dan mijn trouwe Min, Luzinda, foo betaalt » LHXPUU. Ac h Grave ! boven dat fpo eyft hy ook av leeven.

En wil dat men aari hem, uw (al gebonde geven.

Aftolfo. Di e eyfch en is niet zwaar, i k ben uree geboeyt, Wanneer gy't ja-woort geeft,fo laat den Bheem geen raocyt Om my meer dóen , ik ui felf op uw Bruyloft weefên.

H y dootme, wil hy dan, 'k fal voor geen derven vrcefèn : Want waar uw trouw-dagh is, daar ui mijn fterf-dagh zijn.

Luzinda, ' k leef niet meer, mijn leeven is maar fchijn.

Neen Tcodozio, ' k fal my uw overgeven ;

Noy t krijght gby decs Pnnces, indien ghy m y laat leeven.

En nu haar Vader, u lijn handt, en hulpe leent, N u zijn de mijne vaft , foo haaft ghy zijt vereent , En ik mijn leven quijt, fa l ikfe aan u fchenken.

L«*. Mij n lieflhcrfchcpt u moed.fo kan ons niemant krenken, 'k Vergeet u nimmer niet, dat fweer ik u mijn Heer:

'k Ben niet'veranderlijk, den Bheem fal nimmermeer Vooght fijn, van mijn gemoedt; ik ben voor u gebooren, Kaak ik u quijt mijn ziel, fo o gaat dit lijf verlooren.

Al dwinght den Koninck my, foo weet ik noch wel raat M y te verloflèn, va n die geen 'k eeuwigh haat.

Dies bid ik uw mijn lief, ay ! wilt uw leeve bergen >

Want al te reukeloos dat is den Hemel tergen.

Aftolfo. Si e eens wie dat daar komt.

rimtbel. He t is de wacht van 't Hóf.

Aftolfo» Ho e fijnft daar al weer i

L»ftwl*' Mij n Heer verbergh u of

Ghy raak t uw leeve quijt.

Aftolfo. Sul t ghy my ook vergete ?

LHZUUU. Nu,nochineeuwigheydt .

Afttlfi,

(31)

V R I E M D T . 3 1

Jflolfê Ho e zijt gy foo bekrecte i

Ay ! droogh uw oogen lief, en bier mee goede nacht.

Lutin. Vaa r wel Aftolf,vaar wel,gy blijft in mijn gedacht. Bk.

Di faninjh thiodozi», mtt Mntritio, Gojreio,

*a MI 't HofotKin.

Theodotic. So o heef t haard e Princesalopdereysbegceven?

M/mr! T a Heer wy hebben poft van haar komft. Daa r neeven Wordt ook vermeit als dat haar hoogheyt neklijk is, Het welk haar komft belet .

thtodoifo. Gh y Hecren houdt uw fris, In kleedingh en in pracht, om foo mijn Bruydt te leyden Met heerhjkheyt na 't Hof. W y zijn van Praag gefchcydea Op de aldernaaftc Grens , die d'Onger, en de Bheem Doen fcheyden van malkaar, o p dat u Koningh neem Sijn Koninghlijke Bruydt, en voer haar door de Landen, Van het Boheemfc Rijk » die fy door huwlijks banden Sal als een Koningin beheerfchen , e n gebiên.

Wat antwoortga f fy doen ghy haar mijn briefliet fien i Gcfredo. D e droefheyt bond haar tong,haar Goddelijke oogen,

Sloeg fy voor t vanmyaf .

1htoiax.it>. Hoe groo t is u vermoogen . O eerlijk e fchaamt. Waa r is Turbino heen.

Gcfrtdo. De Prin s is niet heel wet met dit verbont te vreén.

Hy is ia 't Bos gevlucht, o m 't woeden van den Koningh t'ÓntvIuchten voor een wijl, die geenlins fijn verlihooning:

Of onlchul t hooren wil.

Thtodozio. Di t heeft een vreemde fin ! Weêrftaat hy' t huwelijk. Wa t raakt hem onfe Min , Waar hy haar broeder niet'k fou't Voor jaloursheyt houwen- Gofr. D e vrientfebap groote Vorft, alleen na mijn vertrouwen,

I« d'oorfaak dac Turbien draagt fuik een fugt tot hem.

Thcodorio. Lief t hy Aftolfo foo.

Goftêdo. J a foo, da t vafter klem

Van yriendtfehap men noyt fagh: e n nu ghy eyft het leven, Sijns alderwaarftc vriende, ka n hy fich niet begeven

Tot

(32)

J 2 G E D W O N G E N

Tot toeftandt van verbondt; dies waar de befte raadt, Menfchold den Grave quijt t fo o feu met meerder ftaet Door 't by-zijn van de Prins u Feeft-dagh grooter fchijnen, De druk van de Princes fou haaft in vreugbt verdwijnen.

Tbeodolio. Uw raadt die acht ik niet Gofredo, my is meer Gelegen aan de wraak, als aan 't verbondt. Mij n eer Kuylik om 't huwelijk niet. De n Grave die fal fterven, Of ik fat Kroon , en Rijk, ja lijf en leven derven.

Aurelios bloedt roept wraak. Die fchand fterfi nimmermeer Ten zy dat ik die doodt door wraak.

M*urttu>. Gcnaad'geHee r

'k Beken het is wel waar $ maar fulke Wetten ftrijden Met debarmhertigheytccnsKonings .

Aftolfo \>*lf rtMfinde uyt.

Aftolfo. Wech ! ter zijden.

Scg op, e n is hier niet den Vorft Theodozio i Theodotjo. We l hoe ! wat wil dit zijn }

Gofrtio. Mij n Heer het fchijnt een Bo6 Die uw e Majefteyt in haaftigheydt komt groeten.

Ga Boode, ga knielt neer, en kus des Konings voeten.

Aftolfo. Wa t voeten; wec h van hier. Verrade r kentge my.

Theodozio. G y dollen die my fleurt, vertrekt terftondt ter 2y , Gy komt, als nar en gek, voor uyt, van mijn beminde.

Aftolfo. Dat' s recht. I k ben de nar en gek vaouLuzinde;

En heb die langh geweeft.

Thtodovo. Kom t haare Majefteyt;

Aftolfo. Ja , tegen wil en dank.

Thtodozje. Ho e wat is dat gefeydt ? Spreekt op ghy koele nar.

Aftolfo- S y heeft een koelt van binne;

Maar ik ,'ik brand, ik brand, ik brand van heete Minne : Ik brand met fuik een brand, en overwreede pijn:

Soo dat mijn brand veel <juaar,als d'Helfche brand moet lijn.

Msuritio. I k meen hy komt te poft , en dat hy onderweege n Vry wa t gedronken heeft. Me n laat hem eerft te deegen

Sijn

(33)

V R I K H » T » J J

Sijn ur n hcr&heppen .

Aftelf o Nee n ghy mift; wan t dra tn i jn pi ja Beftaacnyt drinke n niet -, de alderloetfte Wij n

Is bitte r i n mijn mondt, ' k Heb waater va n mijn Koningh Als Lazarus gé-eyft; maa r ach ! tot een belooningh , Kreeg i k vervloekt Fcnijn.

Mnurttio. H y fpreck t uyt de Schriftuur.

Jftolfü. D e fchrift heef t rh y vermoordt; want in die felfde uur Dat die gefchreven wierdt , i s uw geluk befchreven , En m y mij n wil'ge doodt. I k fterrif doo r uw leven.

Ghy die my niet en kent, fcheld t my voor moordenaar : Die he b ik noy t geweeft. ' k Beken het is wel waar Dat ik dien fchelmfè borft heb van uw neef doorfteeken : Ik dee 't hem voor de vuyft : is dit oneerlijk wreeken ? En ben ik 't niet ontvlucht ? en weet ik niet de laagh Die men my heeft geleyt • en kon ik niet dees plaagh Ontkomen foo ik wou l'doch nu heb ikvernomen Dat ghy Luzinda trouwt, ben ik van felfs gekomen . Hier i s Aftólfbnu . Jlieri s d'ellend'ge Graaf . Hoe nu \ verfclmk t ghy uw voor d'onverwachte gaaf , Die ik uw offer ? kom; doch bindt my als geen moorder , Maar als een weerloos Kindt . i k fwecr u dat ik voorder Geen tcgen-ftan t (a l doen. ' k Had anders u ontzielt, En me t dit gladde ftaal uw t'ccnemaal vernielt.

Daar is mijn Deégen . Daar.Hoe ! durft'em niemant nemen?

Theodozio. Is mijn gedul t lbo groot, da t ik 't onnodigh temen Van dcf e dollen menfeh foo langh verdragen mac h ? Boeyfhem.

•Aftolfo. I k g a van felfs. Waa r toe foo veilgewach ? 'k Verfchijn voor u allen , verfelt met mijn gedachten.

Sie daar, vat aan dit fwaart > wan t foo langh het de krachten Van mijnen arm gevoelt, en laat het noyt lijn Hee r Ontzielen fonde r wraak . Daa r lcyt den deegen neer >

Want uw gelicht, Ty ran , kan 't flik'rcn nie t vetfdraagen . Wel aan, ko m bindt my vaft, en endight eens mi jn klaage n Door nw begonnen vreught .

C Thtodoxjt-

(34)

34' G E D W O N G E N

Tkctdoxió- Heef t u w de liefd' ontzioc, 'k Sal maaken dat ghy noyt uw zinnen weder vindt:

In myen (uit ghy noyt voor u erbarmingh vinden. (de n Jft. Noc h ubirmhirtighcyt,noch dwang mijns Konings,bin-

0£dwingen m y hier toe, i k ftap felfs in mijn doodt.

Indien ik niet en wou, wraakgierige, hoe groot Uw lift en machten zijn, ghy nad my noyt gekregen.

Hoefou een als ik ben, u tot meely bewecgen Die me t fich felleve geen meedelijden hcert.

Geef my het geen ik foek, ' k heb langb genocgh gelceft, Th*odo. Waa r om niet in u Landt, u felfs een doodt verkooren.

Afiolfo. Nee n Theodofio, daa r ik foo wel gebooren Van £ei'le aficomft ben, daa r heb ik my verlchooht : Maar hier, alwaa r de Min het Icftc deel vertoont

Vao dit mijn Treur-fpel, op 't Tooneel van ftraf, en wraakc, Van onrecht huwelijk, fal ik mijn ziel uytbraake,

In ' t left van d'uy tkomft, nu wel aan, waar wacht ghy na } MéMtritu. Hee r Koningh lijt ghy dit ?

Thtoioxio. G a heen Gofredo, ga

Verfèekert hem terftondt; e n wilt hem wel beyaaren.

Gtfrtdtu Mij n Heer het fal gefchicn. Binnen.

Theodolio. I k kan my nau bedaaren

Mauritio va n vreught , nuikmij n Vyandtlie Gelevert i n mijn handt > nochtans de woorden , die Aftolfofprak van liefd, doen my yets quaadts vermoede Van d e Princes en hem.

Mturitio. Mij n Heer, duyt het ten goede.

De Man-flagh wroeght hem noch.

Theodózio. O nee n Mauritio »

Daar fchuylt yets anders by : Wa t dollen menfeh fou lbo ( Gelijk al s deefè doet) he m in de handt begeven Van die hem dood'lijk haat! h y wordt door Min gedreven Die hem fijn linnen rooft.

Mauritio. O neen]! mijn Heer, *k vertrouw Luzinda fulks nie t toe, da t fy Aftolfo fou

(Schoon hy haar liefd toe droeg,) haar weder liefd' betoonen 't Ver-

(35)

V R I E N D T . J f 't Verfcheel is al te groot.

Tbcodozio. Mauritio , 'k fal u loonen Soo ghy door veynfen, kunt den Graaf foo ondergaa n Dat h y u geeft d e grondt lijns dolheydt te verftaan . Veyns u lijn Vriendt te zijn: me t een gemaakt meêdoogen , Hebt gh y heel lichtelik lijn bart aan u getoogen .

Ga heene n Hartogh , g a en doe dat ik gebiê.

Mmritio. Mij n Hee r i k volgh uw laft .

Leonato, Lttzind», Euandra , Orttnfio, meteen floet vim ZetUl-lteden.

Ltonato. Me-vrou w na da t ik (ie

Soo doe t d e liefd ' e n luft haar Hoogheydt niet fecrfpoede ; Onluft beheerf t uhart , e n na dat ik bevroede

Soo raaktme n i n geen Maandt by lijne Majefteyt.

httjnd/i. D e heugnis va n 't voorleén, mijn reden toom nuleyt,' En dwingh t my na haar zin om achterwaarts t e deyfen.

ïjtonato. Me n vordert gantfe h geen wegh.

Lu^ini». Ach ! mij n gedachten reyfen

In eenen oogenblik , wel duyfen t Mijlen veer.

Leonato. 't Verdriet den Aadel al, en 't fal allenks hun meer Verdriften > foo men niet de reys in 't werk gaat (lellen.

Een yde r heeft ik h , o m uw Hoogheydt t e verfellcn , Op 't heerlt jkft' uyt gemaakt: doo r dien men tijdingh heeft , Als da t lij n Majeftey t lich met al't Hof begeef t

Op d'aldernaaft e gren s ; o m u aldaar t'ontrangen . 't Is ongeloofrèlijk, Me-vrouw, hoe groot 't verlangen Van a l den Aade l is.

\MxJmda. Noch grooter is mijn fmart , Die n u mijn ziel gevoelt in' t binnenft' van mijn hart , O droefheydt , di e mijn vreught komt met u nevel dekken , Duurt u de reys te langh, gh y kunt met haar vertrekken, 't Vermaak da t ik in u , o f haat gefclfchap vindt, Dat acht ik by mijn ramp , en fmart, niet meer als windt:

Wanneer i k ben gehuwt, ful t ghy my doch begeven : Maar ac h mijn rouw die blijft to t aan het endt mijns leven.

G i Mis -

(36)

3# G t n v ó N O t N

Mis-gun niet, da t ik nu mijn fterf-dagh wat verlangd ( Daar is noch tijdes genoegh om my te doón. Ho c bangk Werdt my , helaas! gaat wecb, laat my een weynigb raftitn.

O droefheyd t fonder endt, verdelgbfter van mijn lufteo.

Euandra waa r 's de Graaf dat hy my niet terloft ? Sal hy niet komen, fpreek ?

Zunndra. Me-vroo w indien hy koft,

'k Geloof h y fo u he t doen.

Lizinda. Wa t (al dan uy t my worde ? Ortenxio. Een Bhèemfc Koningin.

Luztnda. Da t ghy my niet en porde

Ortenzio, 't waar beft. Ka n ik dit niet ontvliên»

O Goè n ! wa t lat ik doen J

Ortenfio. Aftolf o nie t rrieér tien.

Luzinda. Onee n ! d é liefde heeft rriybeet're raadt gegeven.

Ortenfio. Wat raadt?

Luzinda. Al s dit ik felfs vérkorten moet mijn leven.

Orten- Kleynhartigheyt betaamt geenfins een groot! gemoedt.

Lm*. Hoemeenigh Eede l Maaght.heeft willighlijk haar bloedt ( Ortcnzi o ) geftore, foo d'oude boeken fchrijven.

Ortenth. Da t waren Heydenen, na wiens God'lods bedrijven, Men nie t te werk moet gaan, fy deden 't om de fchandt, En de r Tvrannen dwangh t'ontvlieden.

Lmtitri». Sul k een handt

Berooft mijn eer nu meé, en word ik niet gedwongen ? En heeftrh e de n Tyran hier meê niet toe gedrongéa J O Heme l ! laat ik uw bewegen rilet mijn klacht.

'Eumtdra. Me-vrouw , ay zijt geruft.

Ltonijïo,Turbine, fulgentio, K.otnU», Rt$no,vtrm«ttt met ïifitoUé m Geweer uyt.

Leomjio. I k lie haar ginder.

Turbine. tocht.

Zijn u Piftoolen klaar.

Tulgentii. ' t Is alles na behopreh.

Tttrbim. Luziud a dié raak t vryj o f tlee ven riskt vèddferèn.

Uenifa

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Tijdens deze lessenreeks komen de kinderen op een speelse manier in contact met verschillende disciplines van atletiek (horden, hoogspringen, speerwerpen, verspringen …).. Er

met 11 stemmen voor van SP, GroenLinks, BurgerBelangen en ChristenUnie en 26 stemmen tegen, wordt het amendement

De wijnen van Carminucci worden gemaakt van de typische druivensoorten van het zuiden van de regio: Sangiovese en Montepulciano voor de rode wijnen en Trebbiano, Passerina en

De meeste wijnen worden gemaakt van de lokale druivenrassen, Vernaccia en Sangiovese, maar er zijn ook andere variëteiten aangeplant.. De kers op de taart is de Antajr, die

De 1ste branding heeft 54- M 3 roode cement opgeleverd; hiervan is een 4l.-^^4« deel gebruikt voor het vormen van bovengenoemde buizen; de rest ligt in de loods by de Tjimerak.

set externe antennes vanaf de centrale rechtstreeks op Inclusief voedingen en alle beno- WIFI tot 300 meter !.. het GSM netwerk

Heer Vader zyt gewis, de Graaf waar lang gedoot Door 't stout bestaan zyns liefds, indien ik in de noot Zelf niet gevallen waar; gy gunt Astolf myn zuster, Gunt my Lizaura ook, zo

Voor de toeschouwer en voor ons rijst nu de vraag, waarom de schrijver dan de scène waarin Roemer zijn knecht naar Margriet zond, niet aan het begin van het tweede bedrijf