• No results found

Jfiolfo. OGodt

In document VRIENDt In (pagina 21-54)

92 G « D W O N G E N

Oritnfo. W a t fchrijftfe Heer? hebt gy'er brieffgelefen »

Jftelfo. E n wel te deeg verdaan: 'k moet daat'lijk by'er wefen.

Kom wijftm e waarleis. Onenfi o hoort ghy niet ?

Ortenfio. s'Is in'er nieuwe tuyn, gins by de water-vliet. •Aftolfi. Welaan ik ga u voor, kom volgmc.

Ortenfio. 'tSalgefchicden .

IMMUTM. Ortenfio , i k heb verfcheyden Ecdel-ueden ,

Op een Banket genoodt, i k bid vergaft men meé, Op morgen, fo o 't u luft.

Ortenfio. U w Dienaar die is ree, (d'len * Ii*.Wat doet mijn Heer de Prins.gaat hy wel (nachts uyt

wan-Orten. Daa r weet ik weynig of,doch nu wy daar van hand'len,

Soo gaat hy/oome dunkt, des morgens eerft na Bedt.

Lizaur*. H y heeft op ymandt dan gewis fijn liefd' gefet. Ortenfio, Dat's waar.

LizAttrs. Wi e of hy mint.

Ortenfio. Di e foete Venus janker, Bemindt een fchoone Vrouw, die niet een haartje blanker Ofmoycris, a h ghy•

JJKAura. Ortenfio , is 't waar i

Ortenfio. 'k Ben fijn geheyme raat, en meefter Koppelaar:

Me-vrouw i k weet'erof .

Lifsura. Wi e is 't.

Ortenfio. Wi e fou het wefen, Als u genaade fclfs, ghy zijt fijn uytgeleefen.

'LizjuiTM. Ja , fèydt men dat ten Hoof; foo hebbenfc gemift. Ortenfio. De Starren leggen 't meé, ' k ben een Aftrologift:

Altoos ee n (luk daar van. Me-Vrou w nu ondertuflen Wenfch ik u lijdtlaamheyt, tot dat ghy foo veel kullen

Van die u mint geniet, a l s Starren aan d« Lucht. Binnen.

LïzMUra. Ortenfi o vaar wel. Waa r voor ben ik beducht;

't Schaat u in 't minfte niet. o Eedelc gedachten . Al is u liefd' ontdekt, wi e {al u doch verachten; Nu da t Turbino is gebieder van u Ziel;

i k min, en wordt bemind:, mijn fteege trofheydt viel, Op 't onverfienft ter neer, mijn wreedtheyt is verwonnen.

V R I B N D T . 2 3 'k Dc e als ten wijfe maaghti want eer ik heb begonnen Te lieven, fag h ik eerft o f hy nay had belindt

Met ee n oprecht gemoedt, ' t welk ik oprecht bevindt : O we l geboore n Prins , ghy mint my als u leven, Soo langh ik aaflem fchep, (a l ik u niet begeren. Bmma.

T>t Koningh Roemende , met leonato, en ui 't Ho f ge fin uyt.

Rozimtnio. So o i s de n Oorlogh nu dan t'ecnemaal gedempt ? Lionsto. O ja, genaad'ge Heer, Arnoldo heeft beftemp t

Als Veldc-Hee r uyt uw naa m , to t yders groot genoegen Een vaft en bond'ge Vree i en heeft i n fulker voegen . Gelijk u Majeftey t fal lien, i n defc Brie f

'tVerdragh beveftight .

RtAmondo. Wel , de vreed' is my ook lief , En ' t geen den Hartog fchrijft.hoe hy lich droeg in't fluyten Is heel wel na mijn fin: d e Veldt-Heer gaat niet buyten 't Beftek , ' t geen ons den Raadt heeft raatfaam voorgeftelt , Ses Steden faimen m y, fo q 't eerfte pun t vermeit ,

Die h y my afnam, wéé r beftelle n i n mijn hand«n . Hy wi l dat men die geen, die tegens Ong'ren fpanden , Wéér in genade neemt, verfock t vootts tot befiuyr, En Knoo p van vaftc vree, mijn dochter to t lij n bruyt, L#«a.Hy cylt rechtvaardig Heer . U dochter fclujn t gelèhapen,

Te wefen voor dien Vorft, en Heldt, die in de Wapen, En i n rechtvaardigheydt n u fpnder weerg a leeft.

RoamonJa. Lenato, 'k vind geraan dat men Luiinda geeft

Aan he m ten huwelijk: Voort*heeft h y o»k eefchreven , Dat men hem in lijn handt, denjGraafAftoltlfa l geven . 'tSchijnt da t hy om fijn Neef noch dapper is geftoort .

Lfvnato. ' t Is reen, Aftolfdie Leef t hemfchandelijk vermoort . Rozimé ' t Dunkt my een wreedediat.Segtghy datikfalgeve n

De Graaf in 's Koninghs handt; fo o is ny om het leven : Doch, om de ruft van 't Rijk, foo fal he t noodigh zijn , Dat me n he m overgeef. De n Koningh is nu mij n Verbondc vriendt, en foon: Aftolf m y vreemt . G a hecne

2+ G E D W O N G EK

Verfekert hem tcrftondt. Lenato , fe e met eene Aan Prins Turbino, da t hy datt'lij k hier verfchijnt. De vree verheft haar hooft, en d'onvree die verdwijnt.

Maar {acht, blijft hier by my, ik zie mijn Soon daar komen.

Turbino. Lang leef fijn Majefteyt: God: ftark u vooreenome n

En lang gewende vree: Ho e luyt 't verdrag mijn Heer ! Gedijt'et ons to t eer, offchandt ?

'Bjiximindo. Me n fa l ons wéé r Doen hebben, fchrijft Arnold, al d'afgenorae Steden .

Turbine. Wa t is den Bheem fijn eyfeh.

Rozimondo. H y eyft mijn Soon met reden Datmen hem geven fal mijn Dochter tot lijn vrouw.

Turbino. U w dochte r eyf t hy die.

Rozimondo. Turbino , wel hoe nou , Waarom verwonder t g'uw ?

Turbino. ' t Is wonde r we l geraden , En 't is ook billik, ja 't j 6 Hemel wat een quade, En hel s vergüte raadt is dit.

Rotdmondo. Zij t ghyontzint ?

Turbino. My dunkt het geen hy (bekt, dat het een ander vindt;

Den Bheem die komt te laat, fy heeft al een beminde.

Rozimondo. Watfegtgy ?

Turbino. Da t ik u verdrag niet goedt kan vinde, Voor u, of voor het Rijk .

Rozimenio. Ho e Soon; 't en is geen'bloedt, Die by het Hechte volk, of Boeren is gevoedt;

't Is Theodolius, dien Eed'len Bheemkn Koningh.

Turbino. Hy zy dan wie by zy, dit ftrekt u geen verlchooning ;

Had-hy mijn Sufter, enuwfCindt, verfocht «i vree, En niet door bloedt en ftaal, ' k fegh dat hy onrecht le c Door folk een wéygeringh. O Godt! wat vreemde dingen , Nu ftneekt hy s'u met af, maa r foekts u af te dwingen.

Rtzimendo. Hoe menig Koningh heeft de vreede wel gemaakt

Opdiergelijkewijs.

Turbtut. ' t Is waar ik ben geraakt

ftf ' t binnenft' van mijn hart! rampzaal'ge , moet ik weefen Een

V « I * « O T . 2 f Een yriendt mijns vyandts, ach ! ken licfd' my foo beleefcn Dat ik als fpooreloos, ftry tegens recht en reen j

Is hy hier mcêvcrnoeght Hee r Vader.

Rovmtndt. Neen , o neen ! H y cyf t de n Graave ook.

Turbino. Wa t Graaf fou men'em geven.

Rotimondo. Aftolfo .

Turbino. Wa c ik hoor! ftaat hy na 's Graven leven.

Rozimon. Hy cyft hem tot een focn.voor li j n vermoorde Neef. turbino. Dunk t het n Koninklijk: da t men foo overgee f

Een Vorft'lijk onderdaan, den Bheem die krenkt.u.vetten, En dwingh t uals eenttaaf.

Rofimondo. Wa t reen om te beletten, En heeft den Grave, dan Aurelio niet vermoordt ?

Turbine, 'k Seg neen,dien Jaftcraar doorftak hy als 'c behoort,

Kechtfchapcn voo r d e vuyft.

Rotimondo. ' D e Graaf hoeft nie t te vreefen: Men fock t fijn leven niet.

Turbino. Wa t dan, ofhoefal' t weefen .

Rttimon. H y ibektd'waarbey t van de Man-flagh te verdaan., Tmrbinoi I s daar meer recht als hier, Heer Vader, laat u rain ,

Hoe foudt ghy fuiken Man van V ordelijke'Ouders Doorluchtigh, die u Kijk eer fchoorden met hun febouders, Hem geven: neen, 6 neen.

Redmond». Ho e is den Graaf foo vroom: En eerlij k als gy (cght .

Turbino. Ja , foo, dat ik niet (chroom Sijn Sufter voor mijn Vrouw te nemen.

Rotimondo. Voo r uw Vrouwe !

Turbino. Wel waarom niet, meent gy dat ik my beter hotiwe ?

Sijn dienden maken hem, i n alles my gelijk.

Rotimondo. G y fpreekt met ongedult .

Turbsno. ' k Spreek recht; en geenfins wijk Ik va n d e waarheydt af.

Rotimondo: Spreek t ghy voor een Verrader,

Tm. Door haat en valfch gerucht bedrieghtmea u Heer Vader.

t(5 G E D W O V C E N

!•*»«. Nochtans Co heeft de Graaf, hem fchandelijk vermoort. Z M & M . Spreek van de Graaf met eer,en veedcrrroept u voort,

Ofkfcgh.

"Leotut». Gh y zijt mijn,hooft, en 't ftaat u vry te fpreeken.

Turbtna.Af breekt mijn hooft niet meer,ofik (al 't uwe breken. RaximmJo. Wec h fot, wat (al dit zijn ? hoe fielt ghy u dus aan. Turbine, 't En waar fijn Majefteyt, he t fou hier anders gaan

Met he m dien loogenaar.

Leonato. Me n {al 't my noyt bewijfen.

Turbino. Ho e boofwichtfpreektgy noch .

Httimómio. Doe t gy mijrKoorne rijfen. Vermect'le, wech van hier ghy onberaden Soon.

lurbtno. Ikgaa , maa r nimmermeer en fal de Bheemfè Kroon

Vergieren Ongrens krooft 5 h y lal Luzind niet trouwe'. Wat aan belanght de Graaf, 'k fal'em verburgen houwe, Soo yemandt wecte wil, waar dat ik'em verlteck, Die i s fo o koen en volgh. titmn.

ÜHJmoiuio. Di t fchijnt een vreemde treeki Zal ik 't voor veiendtfehap, of voor raaferny aannemen.

Leonato- Voo r medelijden Heer.

•Rotimond»- H y gaa t fich heel veryrecmen Van my fijn Vader, en bejegentme met (bijt,

Doch ik en acht'em niet: g a heen het is hoogh tijdt, £n hoo r wat antwoordt dat mijn Dochter u fal gecven > Syis nu in haar Tuyn, Ga, eer de Prins het levea Van Graa f Aftolfo berght.

Leonato- I k vrees het is te laat!

t^otimornio. G a heen, feg h de Princes dat zy haar Vaders raat

Niét en verfmade, maar dat zy haar tegen morgen Gereet maakt tot de reys : e n ghy om niet tc-forgen, Soo neemt mijn Lijfwacht mee.

Jjowtto. Mij n Heer ik volg ulaft. Bin.

Luzinda > en Euandra uyt.

Luzind*- Met hoe vee l forrige n zijn mijn gedachten vaft

Verwerd' in een .

luwdr*-V * I S N D T » IJ

tiumèf*. Me-vrou w «Ut op de Graaf niet fchelden.

l/Hinde. Verrade n licfd' (al ook ftraks den Verrader melden.

Hy ley t en flaapt in vrcughr, maa r ik waak in verdriet. Z I M M M . G y doet lijn eer te kort, Me-vrouw befehuldigt niet

Den Graaf , voor dat ghy 't weet.

Ortttui». Aftolf o i s gekomen .

iMzmds. Ac h dat'em niemandt zie.

Orttnti». ' k Heb nie t een roenfeh vernomen Die he m «er/pieden zou.

hutjnd». G a haalt'cm.

Aftolfo. Mij n Godin!

Indien ik niet en wil t Me-vrouwe, dat ghy in

Deesichoone Boogaartwaar.de Bloemen fouden 't klappen, Vermidtt gy als de Lent, door uwe foete Aappen,

Maakt, dat al het geblocmt met «en verwonderingh buyght Voor u ó fchoonc Bloem.

EftNufa. Da t ghy noch flaapt, betuyght Ghy me t uw ree n , ghy beek u in als dac uw oogenr Vry mee r fien als'er'is.

Aftolfo. Gee n flaap heeft my bedroogen, Een Minnaa r voelt geen flaap: dat i k niet eerder quara Mc-vrouw, vergeeft 'tmy, ik bid u weeft niet gram. 'kWierd' door'et volk belet,dat hier rontom ging wandelen. i**> Hee r Graaf'k geloof u wel: ' k heb yet met u te handelen

In ftillighcydt alleen .

•dftolfo. Rey k my u handt.

Imirtda. We l aan.

(G**n aan tm zy tnjprtktn tMtjet.) Euandra. Wat nieuws Örteozio, heb t ghy Feliciaari

Mijn Vrye r niet gefien ?

OrtitijSo, I k heb'et u voor deefèn, Wel hondert maal gezeydt, gee n Koppelaar te weefen. IndmU. Maa r (aghliy ubymy ?

•Aftoifi. I k bid ayluyfter voort. Sfretktn wtèr&et. Efurndr* Daar is geen bectcr ampt Ortcnzio, da t u hoort,

2 8 G l D W O K C Ï H . In dee s u Ouderdom.

Qrtmfio. Welhoe.fchijntgh y tcraafcni Segh, koe veel zijader vel van al decs jonge baafen i Se zijn dan, diefe zijn, die friflèr op'er leen,

En rechter gaan als ik? Eiundera, ik meen

Dat ghy, en and'rc meer, om my u vaak gaat quellen.

Immer*. Gh y lijkt NarcüTui vel, vie fou zijn fin niet ftellen

OplulkeeryRoelant. Sict .

lufind*. Gingh y tot aan u deur}

Afiolfo. I k meend'ct vas mijn knecht. Sfrtktnw*trf«*t. Ortenfit. E n houdt gy mydan v'eur

Een ouden kouden bloedt, om deele grijfe haaren ? Soo langh men is gefondt, tel t men geen tijdt van Jaarcn •, Soo de n Salmander leeft gelijk men feydt in 't vuur, Hier leeft'e r een in 't yt.

Afiolfo. E n van die felfde uur Dat hy 't ontliep, bleef ik vol onruft.

Tinabel verb**fi Hjt.

Waar's den Grave?

Afiolfo- O oorfaak van mijn ramp,vat feght ghy fnoode flave. Ytnabtl Lenat o heeft dees tuyn, rontom befec met wacht. limnda. OGodt ! wa t vil dit zijn.

Afiolfo. He t is op my gedacht.

Luiinda. I s onfe Min ontdekt; ay! wilt il doch verfchuylen! Afiolfo. Princes'tisnutelaat , van t d'alderdiepftè kuylen

Sijn mijn niet diep genoegh; en zijt ghy niet mijn Vrouv i 'k Acht boey, noch banden niet, ja" dat den Koningh wou

Om uwent vil mijn Hooft, ik fpu'chem wiliigh geven t Me-vrouw'k verlaat u niet.

Ortenfio. I k twijffel aan raiju leeven ; Euandra vat raat, vaar kruyp ik in een hoekt

Zuandra. Hoe ! u kloekmoedigheyt, lak t die nu in o broek ? iMzin. Mij n Heer lbo 't u gelieft, fchuylt onder dele Boomen ;,

Want van uv-aeegen, kan u doch geen voordcel koomen : Lenato is te ftark, ik bid u, volgh mijn raadt:

V R I B N D T . 2 9

Jfiolfe. I k ga, en volgh uw zin, hoe-vel 't my qualijk ftaat. Gaat ondir 't Gthoomt. Lutjnda. Uy t uwe tegen-weer, kon meerder onheylfpruyten .

Leonato nut de Lijf-wacht uyt.

Leen. Komt gy lié n met my in, maar blijft gy {ame n buyten,

Sic toe, e n paft wel op.

IMZJMU. Lenato , wat (al 't zijn, Wie foektrgh y me t uw volk, ofkomtg e hier om mijn, Wat doet ghy me t de wacht ?

Leonato. ' k Heb laft van uw Heer Vader.

LutiruU. OGodt !

Leonato. I k bid verfchrikt u niet Mc-vrouw, ik nader U w , o m als Koningin te wenfehen veel geluk,

In u verheeve (laat.

LutjfuU. O al te leyde druk,

Sal my mijn Vader met lijn vyandc dan vermaalen, Die hem fijn Steden neemt, enbrandtfeha t i n fijn paaien.

Leonato. N u wordt hy 's Konings Vriendt en Soon. LuziiuU. E n my mijn (mart.

Leonato. ' t Verdragh is foo beftemt, mit s dat Aftolfo, wart

Aan hem geleevert, voor de doodt van lijnen Neeve.

Luzitid*. Wa t (êydt lijn Majefteyt.

Leonato. Da t men de Graaf (al geve: Indien men hem nu krijght, fijn leeven loopt gevaar.

Luanda. Lenat o gaat vry heen, ik dank u voor de maar. Leonato. Prince s foo 't u gelieft, 'k (al u gefellchap houwe. Luanda. I k bid u gaat, a y gaat I 'k heb yets te doen.

Leonato. Me-vrouwe ,

Uw alderminfte (laaf, kuf t uw fnee-witte handt .

Lu^intia. Voo r uwe mocyte neemt van my dees diamant:

Sie voor uw wat ghy doet, ê n wilt de Graaf niet krenken, De Prins die is lijn vriendt.

Leonato. Me-vrou w ik fal 't gedenken, Sooveer'tmymoog'lijkis : i k kus uw voeten. EMKM» .

jo G Ë D W I N G B N

Ornnxi». I*'tKrijgs-vc4kalewech ? eyfcghEuandra .

Xuamh*. Ia a 't.

OFVMKM. Oc h hoe ben ik ontftclt.

LuzituU. Mij n Heer Ce zijn geweken.

Aftolfo. Wa t had den Kapiteyn , me t uwmijnziehefprektn . Luztn. Al s dat den Koning my heeft met den Bheem vermaalt. Aftolfo. Word t dan mijn trouwe Min, Luzinda, foo betaalt » LHXPUU. Ac h Grave ! boven dat fpo eyft hy ook av leeven.

En wil dat men aari hem, uw (al gebonde geven.

Aftolfo. Di e eyfch en is niet zwaar, i k ben uree geboeyt,

Wanneer gy't ja-woort geeft,fo laat den Bheem geen raocyt Om my meer dóen , ik ui felf op uw Bruyloft weefên. H y dootme, wil hy dan, 'k fal voor geen derven vrcefèn : Want waar uw trouw-dagh is, daar ui mijn fterf-dagh zijn. Luzinda, ' k leef niet meer, mijn leeven is maar fchijn. Neen Tcodozio, ' k fal my uw overgeven ;

Noy t krijght gby decs Pnnces, indien ghy m y laat leeven. En nu haar Vader, u lijn handt, en hulpe leent,

N u zijn de mijne vaft , foo haaft ghy zijt vereent , En ik mijn leven quijt, fa l ikfe aan u fchenken.

L«*. Mij n lieflhcrfchcpt u moed.fo kan ons niemant krenken, 'k Vergeet u nimmer niet, dat fweer ik u mijn Heer: 'k Ben niet'veranderlijk, den Bheem fal nimmermeer Vooght fijn, van mijn gemoedt; ik ben voor u gebooren, Kaak ik u quijt mijn ziel, fo o gaat dit lijf verlooren. Al dwinght den Koninck my, foo weet ik noch wel raat M y te verloflèn, va n die geen 'k eeuwigh haat. Dies bid ik uw mijn lief, ay ! wilt uw leeve bergen > Want al te reukeloos dat is den Hemel tergen.

Aftolfo. Si e eens wie dat daar komt.

rimtbel. He t is de wacht van 't Hóf.

Aftolfo» Ho e fijnft daar al weer i

L»ftwl*' Mij n Heer verbergh u of Ghy raak t uw leeve quijt.

Aftolfo. Sul t ghy my ook vergete ? LHZUUU. Nu,nochineeuwigheydt .

V R I E M D T . 3 1

Jflolfê Ho e zijt gy foo bekrecte i Ay ! droogh uw oogen lief, en bier mee goede nacht.

Lutin. Vaa r wel Aftolf,vaar wel,gy blijft in mijn gedacht. Bk. Di faninjh thiodozi», mtt Mntritio, Gojreio,

*a MI 't HofotKin.

Theodotic. So o heef t haard e Princesalopdereysbegceven? M/mr! T a Heer wy hebben poft van haar komft. Daa r neeven

Wordt ook vermeit als dat haar hoogheyt neklijk is, Het welk haar komft belet .

thtodoifo. Gh y Hecren houdt uw fris, In kleedingh en in pracht, om foo mijn Bruydt te leyden Met heerhjkheyt na 't Hof. W y zijn van Praag gefchcydea Op de aldernaaftc Grens , die d'Onger, en de Bheem Doen fcheyden van malkaar, o p dat u Koningh neem Sijn Koninghlijke Bruydt, en voer haar door de Landen, Van het Boheemfc Rijk » die fy door huwlijks banden Sal als een Koningin beheerfchen , e n gebiên.

Wat antwoortga f fy doen ghy haar mijn briefliet fien i

Gcfredo. D e droefheyt bond haar tong,haar Goddelijke oogen,

Sloeg fy voor t vanmyaf .

1htoiax.it>. Hoe groo t is u vermoogen . O eerlijk e fchaamt. Waa r is Turbino heen.

Gcfrtdo. De Prin s is niet heel wet met dit verbont te vreén. Hy is ia 't Bos gevlucht, o m 't woeden van den Koningh t'ÓntvIuchten voor een wijl, die geenlins fijn verlihooning:

Of onlchul t hooren wil.

Thtodozio. Di t heeft een vreemde fin ! Weêrftaat hy' t huwelijk. Wa t raakt hem onfe Min , Waar hy haar broeder niet'k fou't Voor jaloursheyt houwen-Gofr. D e vrientfebap groote Vorft, alleen na mijn vertrouwen,

I« d'oorfaak dac Turbien draagt fuik een fugt tot hem. Thcodorio. Lief t hy Aftolfo foo.

Goftêdo. J a foo, da t vafter klem Van yriendtfehap men noyt fagh: e n nu ghy eyft het leven, Sijns alderwaarftc vriende, ka n hy fich niet begeven

J 2 G E D W O N G E N

Tot toeftandt van verbondt; dies waar de befte raadt, Menfchold den Grave quijt t fo o feu met meerder ftaet Door 't by-zijn van de Prins u Feeft-dagh grooter fchijnen, De druk van de Princes fou haaft in vreugbt verdwijnen.

Tbeodolio. Uw raadt die acht ik niet Gofredo, my is meer

Gelegen aan de wraak, als aan 't verbondt. Mij n eer Kuylik om 't huwelijk niet. De n Grave die fal fterven, Of ik fat Kroon , en Rijk, ja lijf en leven derven.

Aurelios bloedt roept wraak. Die fchand fterfi nimmermeer Ten zy dat ik die doodt door wraak.

M*urttu>. Gcnaad'geHee r 'k Beken het is wel waar $ maar fulke Wetten ftrijden Met debarmhertigheytccnsKonings .

Aftolfo \>*lf rtMfinde uyt.

Aftolfo. Wech ! ter zijden. Scg op, e n is hier niet den Vorft Theodozio i

Theodotjo. We l hoe ! wat wil dit zijn }

Gofrtio. Mij n Heer het fchijnt een Bo6 Die uw e Majefteyt in haaftigheydt komt groeten.

Ga Boode, ga knielt neer, en kus des Konings voeten.

Aftolfo. Wa t voeten; wec h van hier. Verrade r kentge my. Theodozio. G y dollen die my fleurt, vertrekt terftondt ter 2y ,

Gy komt, als nar en gek, voor uyt, van mijn beminde.

Aftolfo. Dat' s recht. I k ben de nar en gek vaouLuzinde;

En heb die langh geweeft.

Thtodovo. Kom t haare Majefteyt;

Aftolfo. Ja , tegen wil en dank.

Thtodozje. Ho e wat is dat gefeydt ? Spreekt op ghy koele nar.

Aftolfo- S y heeft een koelt van binne; Maar ik ,'ik brand, ik brand, ik brand van heete Minne : Ik brand met fuik een brand, en overwreede pijn:

Soo dat mijn brand veel <juaar,als d'Helfche brand moet lijn.

Msuritio. I k meen hy komt te poft , en dat hy onderweege n

Vry wa t gedronken heeft. Me n laat hem eerft te deegen

V R I K H » T » J J

Sijn ur n hcr&heppen .

Aftelf o Nee n ghy mift; wan t dra tn i jn pi ja Beftaacnyt drinke n niet -, de alderloetfte Wij n

Is bitte r i n mijn mondt, ' k Heb waater va n mijn Koningh Als Lazarus gé-eyft; maa r ach ! tot een belooningh , Kreeg i k vervloekt Fcnijn.

Mnurttio. H y fpreck t uyt de Schriftuur.

Jftolfü. D e fchrift heef t rh y vermoordt; want in die felfde uur

Dat die gefchreven wierdt , i s uw geluk befchreven , En m y mij n wil'ge doodt. I k fterrif doo r uw leven. Ghy die my niet en kent, fcheld t my voor moordenaar : Die he b ik noy t geweeft. ' k Beken het is wel waar Dat ik dien fchelmfè borft heb van uw neef doorfteeken : Ik dee 't hem voor de vuyft : is dit oneerlijk wreeken ? En ben ik 't niet ontvlucht ? en weet ik niet de laagh

In document VRIENDt In (pagina 21-54)