Pretverlof
Het pretverlof valt als primaire arbeidsvoorwaarde niet onder
het instemmingsrecht.
(Rechtbank Haarlem
22
december
1998,
JAR
1999/57,
ani-kel26 WOR)
D
e Eenheid Zaandam vande Belastingdienst iseenaparte ondememing in de zinvande WaR en heeft duseenei-genor. Sinds jaaren daggeldt binnen deze Eenheid een regeling voor'pretverlof.Iaarlijks kande medewerker kiezen voor eenextra vrije dagvoor elke (opeenwerkdag vallen-de) verjaardag en voor eenlokale festiviteit naar keuze, zoals der-dePinksterdag, Lappendag, Alkmaars Ontzet, ijsvrij etc. HetHoofd van de Belastingdienst Zaandam was voomemens om deze rege-ling af te schaffen. De or kon zich hiernietin vinden. HoeweI het Hoofd vanmening was dat de regeling nietvalt onderhet instem-mingsrecht, wilde hij onnodige escalatie voorkomen ennamhijhet besluit niet eenzijdig. Met de or werd afgesproken dat de Bedrijfscommissie voorde Overheid voor Rijk en Politie om be-middeling en advies zouworden gevraagd.Nadat eenminnelijke schikking nietmogelijk was gebleken, advi-seerde deze Bedrijfscommissie datdeorgeen instemmingsrecht toe-komt met betrekking tot het verjaardagsverlof, maardat het deel vande regeling met betrekking tot lokale festiviteiten gelijk moet worden gesteld meteenvakantieregeling als bedoeld in artikel 27 lid 1 onder (tegenwoordig) b waR. De kantonrechter deeIde de-ze mening echter niet. Hij oordeelde dat het bierging omde vast-stelling van het aantal vakantiedagen en nietom de voorwaarden waaronder endetijdstippen waarop hetpretverlof mag worden ge-noten.
In hoger beroep deeIde de Rechtbank het oordeeI van de kanton-rechter. ArtikeI 27WaR geeft eenuitputtende opsomming vanin-stemmingsplichtige ondememersbesluiten. Ditisgedaan omtevoor-komen dat tussen ondememer, ondememingsraad en vakbonden geschillen ontstaan over debevoegdheden van deor.Een ruime uit-leg van de elementen vandieopsomming verdraagt zich daarvol-gens de Rechtbank nietmee. Detaakverdeling diedewetgever voor ogen heeft gestaan, is dat de vakbonden primair onderhandelen overde arbeidsvoorwaarden en voor de verdere invulling onder-nemer en or verantwoordelijk zijn.
Artikel 27 maakt instemmingsplichtig: regelingen die betrekking hebben op de wijze waarop dein hetcao-overleg overeengekomen arbeidsduur wordt geconcretiseerd in werktijden en/ofop de ma-te vanvrijheid diewerknemers wordt gegund bij hetopnemen van het in hetzelfde overleg overeengekomen verlof.
De vraag of buitengewoon overleg kanworden verleend en zo ja, in welke gevallen, behoort tot de regeling vande primaire arbeids-voorwaarden en is als zodanig (potentieel) voorwerp vanonder-handelingen tussen ondememer en vakverenigingen. Ais de on-dememer dooreenregeling alsdievoor hetpretverlof, de gevallen omschrijft waarin hij buitengewoon verlof toekent en wei zodanig dat iedere werknemer in feite aanspraak krijgt op een vaste hoe-veeIheid buitengewoon verlof, kandat verlof het karakter verkrij-gen van verkapte uitbreiding van hetaantal vakantiedaverkrij-gen. Daarmee
GUUS HEERMA VANvoss
wordt een dergelijke regeling echter geen werktijd- of vakantiere-geling indezinvan dewet. Deze eenzijdige toekenning van eenpri-maire arbeidsvoorwaarde heeft geen betrekking op de concrete in-vulling vande werktijden en evenmin op de vrijheid vanwerkne-mel'S bij het opnemen vanverlof. Niets staatin de weg dat de vak-bonden deze kwestie op de agenda van hetcao-overleg plaatsen.
Commentaar
Indeze uitspraak geeft deRechtbank mijns inziens een onjuiste uit-leg aan artikel27 WOR. Het uitgangspunt van dedoor de wetge-ver primair beoogde taakwetge-verdeling tussen orenvakbond isopzich-zeifweijuist: het cao-overleg regelt vooral de primaire arbeids-voorwaarden, metdeorworden deinterne besluiten binnen deon-derneming besproken. Ditneemt echter niet weg dat in deopsom-mingvan artikel27 WOR van oudsher geen strikt onderscheid wordt aangehouden tussen primaire en andere arbeidsvoorwaar-den, gesteld aldat zo'n onderscheid volledig zou zijn temaken. In mijn opvatting valt iedere vakantieregeling onder het instem-mingsrecht, ookals deze betrekking heeft opvakantiedagen die niet in hetcao-overieg zijn vastgesteld. Niet voor niets is in artikel 27 WOR bepaald dat hetinstemmingsrecht niet geldt voor zover een kwestie reeds inhoudelijk in decao isgeregeld. Was ersprake van een scherpe afbakening van verantwoordelijkheden tussen vak-bonden enondernemingsraden, dan was die bepaling overbodigge-weest. Het isookmogelijk dat een vakbond ineen cao een bepaalde kwestie totindetail regelt en voor deorniets overlaat. En zoishet ookmogelijk dat een vakbond verdere regeling van een onderwerp (bijvoorbeeld hetbuitengewoon verlof) overlaat aan deor. Derecht-bank gaat ook wei bijzonder ver, door alles wat een ondernemer onverplicht regelt, buiten het overleg met deorte willen houden, aileen omdat de vakbond een dergelijke kwestie eventueel op de agenda van het cao-overleg zou kunnen zetten, ookals deze dat niet doet of daar geen succes meeheeft. Wat wordt gepresenteerd alseen bescherming van het cao-overleg, is dus in feite een be-scherming van de vrijheid van de werkgever om buiten de onder-nemingsraad om te kunnen beslissen over zaken waarover geen cao-afspraken bestaan. Te hopen valt dat de Hoge Raad zich nog eens over deze principiiHe vraag zaluitlaten.
Tegelijkertijd toont deze uitspraak ookdat wanneer ondernemer en orvan mening verschillen over devraag ofeen zaak niet onder het instemmingsrecht valt, heteen goede gedachte isdat zijdekwestie gezamenlijk voorleggen aan de bedrijfscommissie. Weliswaar acht ik deuiteindelijke uitspraak van de rechtbank in ditgeval minder bevredigend dan het wijze oordeel van de Bedrijfscommissie voor deoverheid, maar ditneemt niet weg dathetnuttig iseen dergelijk verschil voor teleggen aan een onafhankelijke derde.
Deze rubriek behandelt de belangrijkste juris-prudentie op or-gebied. De rubriek wordt beur-telings geschreven doormrdrs Cees van Leeuwen, advocaat en specialist medezeggenschap bij Derks. Star Busmann. Hanotiau te Utrecht en prof. mr Guus Heerma van Voss, hoogleraar so-ciaal recht aan de Rijksuniversiteit Leiden.