Vraag nr. 50 van 11 januari 1999
van de heer LEO CANNAERTS
Doctoraatsbeurzen IWT – Voorwaarden
Via het Vlaams Instituut voor de Bevordering van het Wetenschappelijk Technologisch Onderzoek in de Industrie (IWT) kunnen doctoraatsbeurzen worden toegekend aan studenten die aan een van onze universiteiten afstuderen. Er blijkt nogal wat verwarring te heersen rond een van de voorwaar-den die worvoorwaar-den gesteld in verband met de behaal-de graad tijbehaal-dens behaal-de licentiaatsstudies.
Volgens sommigen heeft de behaalde graad (vol-doening, onderscheiding, ...) geen enkele invloed op de beoordeling. Anderen zeggen dan weer dat betrokkene moet afstuderen met minstens de graad van onderscheiding.
Kan de minister-president hierover duidelijkheid verschaffen ?
Ingeval de graad wel een onderdeel van de beoor-deling vormt, zijn er nog vragen hieromtrent. De ene universiteit kent bij het einde van de studies een graad toe op basis van de voorbije vier acade-miejaren, dus een gemiddelde. De andere universi-teit kent het licentiaatsdiploma toe met een graad die alleen slaat op het laatste jaar.
Graag vernam ik hoe het IWT hiertegenover staat en of er eventueel geen uniformiteit tussen de uni-versiteiten moet worden nagestreefd ?
Antwoord
Vooreerst dient duidelijk te worden gesteld dat in het kader van de evaluatie van beursaanvragen de graadvermelding geenszins als een beoordelingscri-terium, maar als een ontvankelijkheidsvoorwaarde wordt gehanteerd.
Graadvermelding als ontvankelijkheidsvoorwaarde In het reglement voor de aanvraag en toekenning van specialisatiebeurzen (bijlage 1) wordt onder "3. Kandidaatsvoorwaarden" het volgende hier-over vermeld :
"Graadvereiste ... De kandidaat moet het hierbo-ven vermelde basisdiploma van de 2de cyclus heb-ben behaald met tenminste de vermelding "onder-scheiding", of met een gelijkwaardige vermelding." Indien het tweede cyclusdiploma dus met ten min-ste "onderscheiding" werd behaald (deze
vermel-ding dient expliciet op het diploma voor te komen), wordt het dossier op dit punt als ontvan-kelijk verklaard.
Tijdens de beoordeling van de kandidaat en zijn project wordt de deskundigen er evenwel op gewe-zen dat geen rekening wordt gehouden met de be-haalde graden bij de toekenning van de kandidaat-score, teneinde de impact van mogelijke differen-tiaties tussen universiteiten en zelfs faculteiten op dit punt zoveel mogelijk uit te sluiten.
Berekeningswijzen van graadvermeldingen en bijbe-horende problemen
Reeds tijdens de ontvankelijkheidsprocedure van september 1996 werd het IWT geconfronteerd met gevallen waarbij de kandidaat louter door een ver-schillende berekeningswijze van de graadvermel-ding voor het einddiploma, geen "onderscheigraadvermel-ding" behaalde en derhalve niet in aanmerking kwam voor een beursaanvraag.
Dit probleem doet zich vrijwel uitsluitend voor aan de Universiteit Gent (UG), waar zelfs per faculteit een verschillende berekeningswijze wordt toege-past. Zo is het dus mogelijk dat een UG-student een "onderscheiding" behaalt in het laatste jaar van de opleiding, maar na berekening (waarbij de resultaten van de vorige jaren ook in rekening wor-den gebracht) toch een "voldoening" op het diplo-ma wordt vermeld. Omgekeerd komt het minder, maar toch ook voor dat bepaalde studenten in het laatste opleidingsjaar minder goed presteren (met een "voldoening" als gevolg) als de jaren daarvoor, maar via de berekening toch een "onderscheiding" krijgen.
Naar aanleiding hiervan – overigens werden ook tijdens 1997 en 1998 UG-beursaanvragen onont-vankelijk verklaard voor deze reden – zond het IWT op 3 januari 1997 (zie bijlage 2) een schrijven aan de heer J. Van de Perre van de Vlaamse Inter-universitaire Raad (VLIR), met het verzoek een onderzoek in te stellen met als doel de bereke-ningswijze over alle faculteiten en universiteiten heen te uniformiseren. Op 21 maart 1997 ontving het IWT een reactie (zie bijlage 3) van de toenma-lige voorzitter van de VLIR, professor J. Willems, waarin werd gesteld dat een dergelijke uniformise-ring als niet haalbaar noch wenselijk werd be-schouwd. De VLIR verklaarde verder dat het aan het IWT toekwam om de graadvermelding op de diploma's te interpreteren.