Vraag nr. 3
van 26 september 1996 van mevrouw NELLY MAES
Sociale woningen – Regionale spreiding
Volgens het onderzoek "Wonen in V l a a n d e r e n " , dat in opdracht van het departement van de minis-ter werd gevoerd, blijkt de regionale spreiding van het aanbod van sociale huurwoningen nauwelijks enig verband te tonen met de geschatte sociale behoeften.
Welke maatregelen heeft de minister genomen of uitgewerkt om tot een spreiding van sociale wonin-gen te komen die beter aansluit bij de behoeften? Ik denk daarbij vooral aan die arrondissementen waar de verhouding aanbod-behoefte erg ongun-stig is (Oostende, L e u v e n ,H a l l e, Vi l v o o r d e, Ve u r n e, A n t w e r p e n , Brugge en Aalst) en waar ook de haal-baarheid van het verwerven van een woning bene-den het Vlaams gemiddelde ligt.
Antwoord
Tot en met 1996 maakte de Vlaamse Huisvestings-maatschappij gebruik van verdeelsleutels, g e b a-seerd op het woningbehoeftenonderzoek van 1989 (uitgevoerd door de administratie Huisvesting). Met ingang van 1997 heeft de VHM voor haar pro-grammatie 1997-1998 nieuwe verdeelsleutels ont-w i k k e l d . Deze zijn gebaseerd op de volgende crite-ria :
– het woningkwaliteitsonderzoek 1994-1995 (uit-gevoerd door de cellen Huisvesting van de pro-vinciale afdelingen van administratie Ruimtelij-ke Ordening, Huisvesting en Monumenten en Landschappen (Arohm)) ;
– de wachtlijsten van de bouwmaatschappijen (gegevens medio 1996) ;
– de verwachte bevolkingsgroei (prognoses van het Nationaal Instituut voor de Statistiek (NIS)) ;
– het netto belastbaar inkomen zoals ter beschik-king gesteld door het NIS (laatst beschikbare gegevens 1994).
Ik heb mij akkoord verklaard met het gebruik van deze criteria voor de programmatie 1997-1998, doch heb aan de VHM een verfijning gevraagd met het oog op de programmatie 1998-1999 omdat er intussen betere criteria voorhanden zijn. Ik heb in een schrijven van 22 november 1996 te kennen gegeven geen problemen te hebben met de criteria
kwaliteitsonderzoek en wachtlijsten, doch wens de twee overige aangepast te zien.
Er wordt gebruik gemaakt van het belastbaar n e t t o - i n k o m e n , terwijl er, met het onderzoek naar de doelgroepen van het huisvestingsbeleid (uitge-voerd door het Centrum voor Sociaal Beleid (CSB) van Ufsia in opdracht van mijn voorganger), beter materiaal voorhanden is. Het onderzoek van het CSB-Ufsia verbindt namelijk de gezins-, d e inkomens- en regionale woonkenmerken met elkaar en komt derhalve tot een inschatting van de behoeften die voor gans Vlaanderen op basis van dezelfde criteria en berekeningswijzen is gebeurd. Het belastbaar netto-inkomen heeft geen verband met de woonbehoeften.
Een tweede criterium dat mijn bezwaren oproept, betreft de bevolkingsgroei. In het kader van het Ruimtelijke Structuurplan V l a a n d e r e n , een door de Vlaamse regering goedgekeurd document, i s een woningbehoeftenraming gemaakt. Die is niet gebruikt en de VHM is intussen in bovengenoemde brief verzocht om de resultaten ervan alsnog te v e r w e r k e n , in afwachting van een geactualiseerde en meer verfijnde woningbehoeftenstudie die intussen door de Vlaamse regering is besteld.
