• No results found

Uitwerkingen Basischemie hoofdstuk 9 Opgave 9.1 Berekening directe titratie gegevens HCl V

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Uitwerkingen Basischemie hoofdstuk 9 Opgave 9.1 Berekening directe titratie gegevens HCl V"

Copied!
7
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

1 uitwerkingen hoofdstuk 9 Basischemie 2017©Vervoort Boeken mL

45 , 23 85 , 12 30 , 36 )

NaOH

( VeindVbegin

V

mmol 2,427 mL

23,45 mmolmL

,1035 0 )

NaOH

( cV

n

molL 0,1214 mmol mL

0,1214 mL

20,00 mmol 2,427 ))

HCl

(

c

mmol 2,427 45

, 23 1035

, 0 ) NaOH (

mL ) 85 , 12 ,30 6 3 mL ( ,1035mmol

0 )

NaOH (

mL mL n mmol

V c n

Uitwerkingen Basischemie hoofdstuk 9

Opgave 9.1 Berekening directe titratie gegevens

HCl Vzuur 20,00 mL

NaOH Vbegin 12,85 mL

Veind 36,30 mL

c 0,1035 mol/L

a. NaOH (s) → Na+ (aq) + OH- (aq)

b. c(OH) = 0,1035 mol/L =0,1035 mmol/mL c.

d.

e. n(NaOH) : n(HCl) = 1 : 1

f. Er is dus ook 2,427 mmol HCl omgezet g. HCl (g) + H2O(l) → H3O+ (aq) + Cl- (aq) h.

i De uiteindelijke oplossing bevat Na+ en Cl- -ionen.

Opgave 9.2 Zwavelzuurbepaling

Omdat 1 molecuul zwavelzuur 2 H3O+- ionen kan vormen bij oplossing in water, zal het aantal mmol H2SO4 de helft zijn van het aantal mmol HCl.

Opgave 9.3 Azijnzuurbepaling

a. HAc (aq) + H2O (l)  H3O+ (aq) + Ac- (aq) De gegevens:

HAc m 2,6485 g

V 100 mL

NaOH Vbegin 12,85 mL

Veind 36,30 mL

c 0,1035 mol/L

b.

c. n(NaOH) : n(HAc) = 1 : 1 d. Er is dus 2,427 mmol H3O+ omgezet e. Er was 2,427 mmol HAc aanwezig

f. M(HAc) = 60,052 g/mol= 60,052 mg/mmol

(2)

2 uitwerkingen hoofdstuk 9 Basischemie 2017©Vervoort Boeken

% 503 , 5

% 5 100

, 2648

75 ,

HAc 145 m

mg ntage mg

massaperce

% 501 , 5 5

, 2648

052 , 60 1035

, 0 45 , 23

) (

) (

mg m

mmol mg mmolmL

mL HAc

ntage massaperce

m

M NaOH c NaOH HAc V

ntage massaperce

% 5 100

, 2648

) 052 , 60 1035 , 0 45 , 23

( m

HAc mg ntage

massaperce

c V 0,10molL 0,060L 0,0060mol 6,0mmolH3O n

mmolmL mL 2,0

30 mmol ] 60

OH

[

V n

g. m(HAc) = 2,427 mmol × 60,052 mg/mmol =145,75 mg

h. Laat zien dat de volgende formule dezelfde uitkomst geeft, m wordt hierbij in mg ingevuld.

i. Kun je in de formule jouw eigen berekeningen terugvinden?

aantal mmol HAc = aantal mmol NaOH →n = (23,45×0,1035) mmol m = n·M = (23,45 × 0,1035) × 60,052 mg

Opgave 9.4 pH bij een titratie

In de molecuultekening zijn de aanwezige watermoleculen weggelaten.

a. pH = 1,00 →[H3O+] = 10-pH = 10-1,00 = 0,10 mol/L b.

Na toevoegen van 30 mL base is een pH bereikt van 7,0. Zie Fout! Verwijzingsbron niet gevonden.

c. Bij het equivalentiepunt zijn geen H+ (of H3O+) –ionen meer in de oplossing.

(opm: de concentratie [H3O+] bij pH = 7 is te verwaarlozen!) d. Bij het omslagpunt zitte er Cl- en Na+-ionen in de oplossing.

e. H3O+ + OH- →2 H2O

Er is 60 mmol OH- toegevoegd.

f.

Als nog twee keer 5 mL base wordt toegevoegd, ziet de grafiek er zo uit, Fout!

Verwijzingsbron niet gevonden..

g. De oplossing is basisch, want er zijn OHionen aanwezig.

Als vanaf het begin van de titratie steeds 5 mL base wordt toegevoegd, verandert de pH niet zoveel, maar de zesde 5 mL geeft een grote verandering van pH en de volgende ook.

h. Tussen pH = 1 en pH = 2 is 25 mL × 2 mmol/mL = 50 mmol OH- toegevoegd Tussen pH = 2 en pH = 7 is 5 mL × 2 mmol/L =10 mmol toegevoegd

Een 5× zo grote verandering van de pH met 5× zo weinig base.

(3)

3 uitwerkingen hoofdstuk 9 Basischemie 2017©Vervoort Boeken mmol

000 , 3 ) CO (Na

mmol 000 , 3 000 , 6 5 , 0 ) (CO

mmol 6,000 mmol mL

0,2000 mL

30,00 )

O H (

3 2

2 3 3

n n n

L 12,72g mL

12,72mg mL

25,00 mg 317,964

mg 317,964 mmol

105,988mg mmol

3,000

c

M n m

Opgave 9.5 Concentratie soda bepalen

a. Na2SO4 (s) → 2 Na+ + CO32- b. CO32-

(aq)+ 2 H3O+ (aq)→ CO2 (g) + 3 H2O (l) c.

d.

Opgave 9.6 Molecuulmassa bepalen door titreren

Opgave 9.7 Citroenzuurgehalte bepalen door titreren titrant bekende c

mmol 10,272 mmolmL

0,214 mL

48,00 )

OH

(

n

onbekende c

mol 3g , 29 ) zuur ( : afgerond

mol 29,299g mmol

29,299mg mmol

10,272 mg 1020

mg 1020 02

, 1 ) zuur (

mmol 272 , 10 ) zuur ( mmol 272 , 10 ) O H ( 3

M n M m

g m

n n

titrant bekende c

mmol 9384 , mL 0 0,102mmol

mL 9,20 ) OH

(

n

onbekende c

L 6,01g c(zuur) mL

6,0095mg mL

10,0 mg 60,095 )

(

mg 60,095 mmol

192,12mg mmol

3128 , 0 )

(

mmol 192,12mg

mol 2,12g 19 ) zuur (

mmol 3128 , 3 0 9384 , ur) 0 (citroenzu mmol

9384 , 0 ) O H ( 3

zuur c

M n zuur m M

n n

(4)

4 uitwerkingen hoofdstuk 9 Basischemie 2017©Vervoort Boeken mol

011939 , 0 mol 381,37g

g 4,5530 )

borax (

maatkolf in

M n m

mmol 194 , 1 ) (

mol 0011939 ,

0 0 , 250

00 , 011939 25 , 0 )

(

erlenmeyer in

borax n

V borax V n

maatkolf pipet

mmolmL 0,10136 mL

23,56 mmol 2,388 ]

[H3O

) (

5

) (

10

2

begin eind

begin eind

V V M c m

V V M c m

mmolmL 0,10102 mL

23,64 mmol 2,388 ]

[H3O

Opgave 9.8 Stellen van 0,1 M zoutzuur met borax a.

b. M (borax)= 381,37 g/mol c.

d.

e. B4O72–

(aq) + 7 H2O (l) → 4 H3BO3 (aq) + 2 OH (aq) Er is 2× 1,194 = 2,388 mmol OH- omgezet.

f. molverhouding Na2B4O7 ∙10H2O : H3O+ = 1 : 2 g. Er is 2,388 mmol H3O+ getitreerd.

h. meting 1: V(HCl) = 27,26 – 3,70 = 23,56 mL

meting 2: V(HCl) = 32,09 – 8,45 = 23,64 mL [H3O+]gem = 0,1012 mol/L

i. c : concentratie HCl in standaardoplossing in mol/L m : massa borax in g

M : molmassa borax in g/mol (Veind – Vbegin) : volume titrant(HCl) 10 : verhouding V(maatkolf)/V(pipet) meting 1 meting 2

borax m 4,5530 g

HCl Vbegin 3,70 mL 8,45 mL

Veind 27,26 mL 32,09 mL

(5)

5 uitwerkingen hoofdstuk 9 Basischemie 2017©Vervoort Boeken mmol

5,803 mmol

129,07mg mg 749,0 )

(

M ihydraat m oxaalzuurd

n

molL 0,09971 mmolmL

0,09971 ,15)mL

8 1 (47,25

mmol 2,9015 )

) (

(

eind

begin V

V NaOH n c

) (

2

) (

4

2

eind begin

eind begin

V V

M c m

V V

M c m

45075 , 1 803 , 0 5 , 100

00 , 803 25 ,

5   

maatkolf pipet

V n V

molL 0,1112 mmolmL

0,1112 9,40)mL

(38,50

mmol 3,2366 )

) (

(

eind

begin V

V NaOH n c

j. Bij een duplo wordt alles 2 × uitgevoerd, ook het afwegen. Bij een valse duplo wordt de

tweede 25 mL uit dezelfde maatkolf gepipetteerd.

Opgave 9.9 Stellen van 0,1 M natronloog met oxaalzuur a.

meting 1 meting 2 oxaalzuur m 0,7490 g 0,8355 g natronloog Vbegin 18,15 mL 9,40 mL Veind 47,25 mL 38,50 mL

b. M(oxaalzuurdihydraat) = 129,07 g/mol = 129,07 mg/mmol c.

d. in erlenmeyer: mmol

e. omgezet : 2 × 1,45075 = 2,9015 mmol H3O+ f. molverhouding H2C2O4 .

2H2O : OH = 1 : 2 g. Er is 2,9015 mmol NaOH getitreerd.

h. meting 1 meting 2

0,1055molL

2

1112 , 0 09971 ,

0

c

i. c : concentratie NaOH in standaardoplossing in mol/L m : massa oxaalzuurdihydraat in g

M : molmassa oxaalzuurdihydraat in g/mol (Vbegin – Veind) : volume titrant(NaOH) 4 : verhouding V(maatkolf)/V(pipet)

(6)

6 uitwerkingen hoofdstuk 9 Basischemie 2017©Vervoort Boeken mmol

1,2955 mL

12,28 mmolmL

55 10 , 0 )

(OH cV

n

mmol n 1,2955 12,955

00 , 25

0 ,

250

mol 07g , 6 mmol 5 067mg

, 6 mmol 5 43,5223

mg 2440,2 )

oxide

(

n M m

Opgave 9.10 Welk metaaloxide?

a.

b.

c. Er heeft 1,2955 mmol H3O+ gereageerd bij de titratie

d. Er zat in de maatkolf van 250 mL

e. Er is ncV 2,000mmolmL50,00mL100,0mmoltoegevoerd aan het monster.

Er heeft 100,0 - 12,955 = 87,0446 mmol H3O+ gereageerd met het monster.

f. O2-+ 2 H3O- → 3 H2O

g. Er heeft ½ × 87,0446 = 43,5223 mmol oxide gereageerd.

h. M (oxide) = 56,07 u

i. M(metaal) = 56,07– 16,00 = 40,07 u

j. Het is waarschijnlijk Calcium : M = 40,08 u

moxide 2,4402 g

verbruik NaOH 12,28 mL

c(NaOH) 0,1055 mol/L

(7)

7 uitwerkingen hoofdstuk 9 Basischemie 2017©Vervoort Boeken molL

0,1006 mmolmL

1006 , 00 0

, 25

1050 , 0 95 , ) 23 NaOH (

) NaOH ( 00 , 25 1050

, 0 95 , 23 ) NaOH ( ) HCl (

c

mL c mL mmol

c V c

V

NaOH mmol 5,0300 mmolmL

1006 , 0 mL

50,00

V c n

HCl mmol 5263 , mL 2 1050mmol

, 0 mL ,06 4

2

V c n

m%

24 , 9

% 7 100 , 488

164 ,

45

m%

18 , 7

% 7 100 , 488

070 ,

35

Opgave 9.11 Ammonium in kunstmest a.

b. NH4+

(aq) + OH (aq) → NH3 (g) + H2O (l) reactie in erlenmeyer OH- + H3O+ → 2 H2O reactie bij terugtitratie en blanco titratie c. blanco titratie:

d. Als er nog NH3-gas in de erlenmeyer zit dan reageert dit met de H3O+-ionen van de terugtitratie.

e. toegevoegd aan kunstmest

f. getitreerd

g. Er heeft 2,5263 mmol NaOH gereageerd bij de terugtitratie

h. Er heeft 5,030 – 2,5262 = 2,5038 mmol NaOH gereageerd met ammoniumionen k. Er heeft dus ook 2,5038 mmol NH4+

-ionen gereageerd met NaOH

l. Er zat dus 2,5038 mmol × 18,038 mg/mmol = 45,164 mg ammonium in het monster m. massapercentage ammonium =

n. In de maatkolf zit 2,5038 mmol N

o. m(stikstof) = 2,5038 mmol × 14,0067 mg/mmol = 35,070 mg p. massapercentage N =

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Opm: gegevens zijn gegeven met 1 significant cijfer, dus je kunt de molmassa ook nemen als 40 g.. Er blijft een zure

verzadigde vetten hebben een negatief effect Opgave 10.17 Naamgeving van de alkenen a?. But-1-een (tellen vanaf het

Het koolstofatoom heeft zelf 4 elektronen in de buitenste schil ( valentie-elektronen) en heeft met 4 waterstofatomen 8 elektronen gemeenschappelijk.. Daardoor is de schil

Als het molecuul lineair zou zijn, zou het molecuul apolair zijn omdat de twee polaire bindingen elkaar opheffen.. Het vrije elektronenpaar bij het stikstofatoom zorgt

Het dan toegevoegde aantal mL natronloog is in Vanaf het begin van de titratie tot vlak voor het equivalentiepunt stijgt de pH van de oplossing slechts stijging is bij de titratie

d Als de frequentie van de brug drie keer zo klein gemaakt moet worden, moet de trillingstijd drie keer zo groot worden.. 9.6

Als beide signalen door hetzelfde kanaal lopen, beïnvloeden ze elkaar waardoor er storing optreedt. 1p inzicht dat telefoonverkeer twee

De golflengte bereken je met de formule voor de voorwaarde voor een staande golf met twee vaste uiteinden. De waarde van n volgt uit