• No results found

Het Kompas. Ruimtelijke onderbouwing. Gemeente Hardinxveld-Giessendam

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Het Kompas. Ruimtelijke onderbouwing. Gemeente Hardinxveld-Giessendam"

Copied!
39
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Ruimtelijke onderbouwing

Het Kompas

Gemeente Hardinxveld-Giessendam

Datum: 10 oktober 2014 Projectnummer: 90278.01

ID: NL.IMRO.0523.OV2014HETKOMPAS-DO01

(2)
(3)

INHOUD

1 Inleiding 3

1.1 Aanleiding 3

1.2 Ligging en begrenzing projectgebied 3

1.3 Vigerend bestemmingsplan 4

1.4 Leeswijzer 4

2 Bestaande situatie 6

2.1 Inleiding 6

2.2 Ruimtelijke en functionele structuur 6

3 Beleidskader 10

3.1 Rijksbeleid 10

3.2 Provinciaal beleid 10

3.3 Regionaal beleid 12

3.4 Gemeentelijk beleid 14

3.5 Conclusie 17

4 Projectbeschrijving 18

4.1 Algemeen 18

4.2 Verkeer en parkeren 22

5 Onderzoek/verantwoording 23

5.1 Inleiding 23

5.2 Bodem 23

5.3 Geluid weg-, spoor- en industrielawaai 24

5.4 Luchtkwaliteit 26

5.5 Cultuurhistorie en archeologie 27

5.6 Flora en fauna 30

5.7 Water 31

5.8 Bedrijven en milieuzonering 33

5.9 Externe veiligheid 34

6 Economische uitvoerbaarheid 37

Bijlagen

– Bijlage 1: Actueel bodemonderzoek

– Bijlage 2: Actueel akoestisch onderzoeksrapport – Bijlage 3: Actuele beoordeling luchtkwaliteit – Bijlage 4: Quick scan Flora en fauna

– Bijlage 5: Actueel externe veiligheidsonderzoek

(4)
(5)

SAB 3

1 Inleiding

1.1 Aanleiding

De particuliere initiatiefnemer De Jong B.V. Beheer en Exploitatiemaatschappij was voornemens om op een locatie aan de Peulenstraat-zuid in Giessendam/Neder-

Hardinxveld de woningbouwontwikkeling ‘Peulenrijs’ te realiseren. Omdat deze ontwikke- ling niet paste binnen het vigerende bestemmingsplan, is om deze reden het bestem- mingsplan ‘Peulenrijs’ vastgesteld door de gemeenteraad van de gemeente Hardinxveld- Giessendam. Dit bestemmingsplan is later opgenomen in het bestemmingsplan ‘Wiel- wijk’.Inmiddels echter, is gebleken dat de beoogde woningen moeilijk verkoopbaar zijn.

Om die reden is het verkavelingsplan aangepast waarbij beoogde tweekappers en een vrijstaande woning plaatsmaken voor rijwoningen. Verder wordt een voormalig make- laarskantoor verbouwd tot woning en wordt de bestaande woning Peulenstraat-zuid 45 gehandhaafd. Dit aangepaste plan past niet in het bestemmingsplan ‘Wielwijk’. Om deze reden is een nieuwe ruimtelijke procedure noodzakelijk. Met toepassing van artikel 2.1 eerste lid onder c, in samenhang met artikel 2.12 eerste lid onder a sub 3, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) kan hiervoor een omgevingsvergunning worden verleend. Hiervoor is het opstellen van een ruimtelijke onderbouwing noodzake- lijk. Voorliggende ruimtelijke onderbouwing voorziet hierin.

1.2 Ligging en begrenzing projectgebied

Het projectgebied is gelegen aan zuidelijke zijde van Hardinxveld-Giessendam. De loca- tie bevindt zich in de kern Giessendam, aan de Peulenstraat-zuid. Het betreft een histo- risch lint. Verder noordwestelijk bevindt zich het centrum van Giessendam/Neder-

Hardinxveld. Ten zuiden van de locatie is de rijksweg A15 gelegen. Het de bedoeling dat op de locatie van het plan ‘Peulenrijs’ een kleinschalige woningbouwontwikkeling te laten plaatsvinden. Dit wordt nader toegelicht in hoofdstuk 2.

Figuur 1: Luchtfoto projectgebied

(6)

SAB 4

1.3 Vigerend bestemmingsplan

Inhoud project

Het projectgebied is gelegen binnen het bestemmingsplan ‘Wielwijk’. Dit bestemmings- plan is onherroepelijk geworden d.d. 07-07-2011. In dit actualiserende bestemmingsplan is het bestemmingsplan dat destijds is opgesteld om de woningontwikkeling ‘Peulenrijs’

mogelijk te maken integraal overgenomen.

In dit bestemmingsplan is het projectgebied bestemd als ‘Wonen’, ‘Verkeer -

Verblijfsgebied’ en ‘Tuin’. Tevens is een tweetal archeologische dubbelbestemmingen van toepassing. Ten slotte is een aanduiding ‘bijzonder gebied van welstand’ van toe- passing op de zone direct langs de Peulenstraat-zuid.

Figuur 2: Uitsnede uit bestemmingsplan ‘Wielwijk’ (bron: www.ruimtelijkeplannen.nl) met globale aanduiding onderhavig besluitgebied

Toetsing

Het nu voorliggende project is niet geheel passend binnen dit vigerende bestemmings- plan. De beoogde rijwoningen zijn niet passend binnen de bestaande bouwvlakken.

Hiernaast zijn ter plaatse uitsluitend twee aaneengebouwde woningen toegestaan. Ver- der is de verbouw van het makelaarskantoor tot woning en het handhaven van de be- staande woning niet mogelijk.

Met toepassing van een omgevingsvergunning kan het voorliggende project alsnog doorgang vinden. In dit kader is de onderhavige ruimtelijke onderbouwing opgesteld.

1.4 Leeswijzer

Deze ruimtelijke onderbouwing is opgebouwd uit de volgende hoofdstukken. Na dit inlei- dende hoofdstuk wordt in hoofdstuk 2 de bestaande situatie in het besluitgebied be- schreven. Hoofdstuk 3 gaat in op het vigerende relevante beleid. In hoofdstuk 4 wordt het voorliggende project beschreven. In hoofdstuk 5 wordt ingegaan op de haalbaarheid van het project. Hier komen aspecten als beleid, milieu, waaronder geluid, bodem, lucht- kwaliteit, externe veiligheid, bedrijven en milieuzonering, water, flora en fauna, archeolo-

(7)

SAB 5

gie en verkeer en parkeren aan de orde. In hoofdstuk 6 wordt ingegaan op de economi- sche uitvoerbaarheid.

(8)

SAB 6

2 Bestaande situatie

2.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt het projectgebied beschreven. Dit hoofdstuk gaat zowel in op de huidige ruimtelijke structuur, de stedenbouwkundige uitgangspunten en randvoorwaar- den voor de locatie als op de toekomstige situatie van het projectgebied.

Figuur 3: Straatnamenkaart met aanduiding locatie

2.2 Ruimtelijke en functionele structuur

Wordingsgeschiedenis

De gemeente Hardinxveld-Giessendam is een gemeente in de provincie Zuid-Holland.

De gemeente ligt ten zuidoosten van Rotterdam en ten westen van Gorinchem. De ge- meente bestaat uit de dorpskernen Boven-Hardinxveld en Giessendam/Neder-

Hardinxveld. In totaal telt de gemeente circa 18.000 inwoners. De gemeente Hardinx- veld-Giessendam maakt deel uit van de Alblasserwaard, een gebied met een hoge land- schappelijke waarde.

De historische kernen Hardinxveld en Giessendam behoren tot de oudste ontginnings- centra van de Alblasserwaard. Hardinxveld en Giessendam maken deel uit van een langs de rivier gelegen verstedelijkingsband die loopt vanaf Gorinchem tot aan Rotter- dam. De ontwikkeling van deze ‘bandstad’ kan gerelateerd worden aan de aanleg van de infrastructuur aan het eind van de 19e en in de loop van de 20e eeuw. De belangrijke economische aders zijn de spoorlijn, de auto(snel)wegen en de Merwede. De kernen hebben zich vanaf hun ontstaan in de 13e eeuw tot de 20e eeuw nauwelijks ontwikkeld.

In de 20e eeuw zijn beide kernen hierna snel gegroeid.

De historische ontwikkeling is nog steeds goed waarneembaar en dit bepaalt in grote mate het karakter van de gemeente. Het ontginningslint Binnendams en de dijklinten Bui- tendams, Peulenstraat-zuid(-Zuid) en Rivierdijk zijn als uitgestrekte ensembles duidelijk herkenbaar en vormen een typerend verschil met de andere woongebieden.

(9)

SAB 7

Figuur 4: Historische kaart Hardinxveld en Giessendam met aanduiding ligging projectgebied

Door de historische groei kennen de linten, zoals de Peulenstraat-zuid, een sterke func- tiemenging. Dit levert een divers en levendig beeld op. Sommige bedrijven zijn echter zodanig gegroeid dat ze hinder ondervinden van of hinder veroorzaken voor de omge- ving. De specifieke situatie van de linten, met name de dijklinten, heeft voor veel wonin- gen een specifieke typologie opgeleverd.

De Peulenstraat-zuid staat op de kaart op figuur 5 (bron: Structuurvisie) aangeduid als één van de oude bebouwingslinten van voor 1850.

Giessendam/Neder-Hardinxveld

De huidige kern Giessendam/Neder-Hardinxveld kan worden omschreven als een dub- beldorp gelegen aan de zuidrand van de Alblasserwaard. Mede door de realisatie van diverse woonwijken zijn beide historische kernen Giessendam en Neder Hardinxveld aan elkaar gegroeid en worden ze tegenwoordig beschouwd als één kern. Onderhavig pro- jectgebied is gelegen aan de zuidzijde van Giessendam/Neder-Hardinxveld en wordt aangeduid als woningbouwproject Het Kompas.

Figuur 5: Kaartbeeld ruimtelijke hoofdstructuur (bron: structuurvisie) met aanduiding locatie

projectgebied

(10)

SAB 8

Figuur 6: Kadastrale kaart met globale aanduiding projectgebied

Onderhavig projectgebied

Onderhavig besluitgebied is gelegen binnen de bebouwde kom van Giessendam/Neder- Hardinxveld. Het besluitgebied is grotendeels gelegen binnen de lintbebouwingsstructuur langs de zuidelijke zijde van de Peulenstraat-zuid.

Tot het besluitgebied behoren ten eerste de panden Peulenstraat-zuid 45 (woning initia- tiefnemer) en 53 (voormalig makelaarskantoor). Hiernaast behoort een deel van het ach- terliggende terrein tot het projectgebied. Hier is de voormalige bebouwing op dit terrein is inmiddels, vooruitlopend op de nieuwe bestemmingen, grotendeels gesloopt.

Aan de oostzijde en westzijde grenst het besluitgebied aan bestaande bebouwing. Aan de zuidelijke zijde grenst het besluitgebied aan een onbebouwd bebost perceel dat in ei- gendom is van de gemeente. Hier weer ten zuiden van bevindt zich de rijksweg A15.

Aan de noordelijke zijde grenst het besluitgebied aan de Peulenstraat-zuid.

(11)

SAB 9

Het besluitgebied betreft de kadastrale percelen gemeente Hardinxveld-Giessendam, sectie D, nummers 3035, 3049 (deel), 3051 (deels), 3081, 3367, 3396, 3397, 3398en 3399. Op nevenstaande pagina is een kadastrale kaart toegevoegd (figuur 6).

Foto 1: Foto van een deel van het projectgebied. Links is de woning Peulenstraat-zuid 45 te zien, rechts het voormalige makelaarskantoor Peulenstraat-zuid 53, hierachter is te zien hoe de voormalige loods inmiddels gesloopt is.

(12)

SAB 10

3 Beleidskader

3.1 Rijksbeleid

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) en Besluit algemene regels ruim- telijke ordening (Barro)

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) bepaalt welke kaderstellende uit- spraken van het kabinet bedoeld zijn om beperkingen te stellen aan de ruimtelijke be- sluitvormingsmogelijkheden op lokaal niveau. Het Besluit algemene regels ruimtelijke or- dening (Barro) bevestigt in juridische zin die kaderstellende uitspraken. Het gaat on-der meer om nationale belangen als Rijksvaarwegen, Defensie, Ecologische hoofd-structuur, Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde, Hoofdwegen en hoofd-spoorwegen, Elektriciteitsvoorziening, Buisleidingen van nationaal belang voor vervoer van gevaarlijke stoffen en Primaire waterkeringen.

Slechts daar waar een directe doorwerking niet mogelijk is, bij de Ecologische Hoofd- structuur (de artikelen worden later aan het Barro toegevoegd) en bij de Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde is gekozen voor indirecte doorwerking via provin-ciaal medebewind. Ten aanzien van de begrenzing van de EHS is bepaald dat niet het rijk, maar de provincies die grenzen (nader) bepalen.

Door de nationale belangen vooraf in bestemmingsplannen te borgen, wordt met het Barro bijgedragen aan versnelling van de besluitvorming bij ruimtelijke ontwikkelingen en vermindering van de bestuurlijke drukte.

Toetsing rijksbeleid

Voorgenomen project raakt geen van de nationale belangen en is niet in strijd met het rijksbeleid.

3.2 Provinciaal beleid

Algemeen

Provinciale Staten stelden 2 juli 2010 de Provinciale Structuurvisie, de Verordening Ruimte en de Uitvoeringsagenda vast. De nieuwe integrale Structuurvisie voor de ruimte- lijke ordening komt in de plaats van de vier streekplannen en de Nota Regels voor Ruim- te.

Provinciale structuurvisie; Visie op Zuid-Holland, ontwikkelen met schaarse ruimte

Op basis van de Wro moeten gemeenten, provincies en rijk hun beleid neerleggen in één of meer structuurvisies. Het provinciebestuur van Zuid-Holland heeft ervoor gekozen één integrale ruimtelijke structuurvisie voor Zuid-Holland te ontwikkelen. Het uitgangspunt is

“lokaal wat kan, provinciaal wat moet”. In de provinciale structuurvisie geeft de provincie aan wat zij als provinciaal belang beschouwt en hoe zij daarop wil gaan sturen. Provinci- ale Staten stelden op vrijdag 2 juli 2010 de provinciale Structuurvisie, de Verordening

(13)

SAB 11

Ruimte (de realisatie van de structuurvisie, zie ook hierna) en de Uitvoeringsagenda de- finitief vast.

Vanaf dat moment gelden de Streekplannen, inclusief eventuele partiële herzieningen, en de Nota Regels voor Ruimte (zie ook hierna) niet langer als vigerend beleids- en toet- singskader.

Deze structuurvisie bevat het ruimtelijk beleid tot 2020 met een doorkijk naar 2040. Het accent ligt op sturing vooraf en sturing op kwaliteit.

Het beleid gaat in op verschillende provinciale belangen. Van belang voor het project is de bundeling van verstedelijking, infrastructuur, voorzieningen en economische activitei- ten gericht op concentratie en functieafstemming (knopen- en locatiebeleid). Verder dient kansrijke en innovatieve binnenstedelijke verdichting plaats te vinden, vooral rond open- baar vervoerknooppunten. Ook is de opvang van de bevolkingsgroei in het Groene Hart en de Delta in regionale, goed ontsloten kernen en daartoe aangewezen relatief verste- delijkte zones belangrijk.

Provinciale Verordening Ruimte; ontwikkelen met schaarse ruimte

Om het provinciale ruimtelijke belang, zoals beschreven in de provinciale structuurvisie, te kunnen uitvoeren is, onder meer, de provinciale verordening opgesteld. In de provinci- ale verordening zijn de zaken die generiek van aard zijn (relevant voor alle gemeenten of een bepaalde groep gemeenten) en in eerste instantie vooral een werend of beperkend karakter hebben vastgelegd. De provincie acht de borging hiervan van groot belang.

Tevens zijn de nationale belangen zoals vastgelegd in de AMvB Ruimte ook in de pro- vinciale verordening opgenomen ten behoeve van een doorwerking in de gemeentelijke bestemmingsplannen.

Tot slot zijn in de verordening regels gesteld over de inhoud van bestemmingsplannen en de inhoud van de toelichting van bestemmingsplannen. De verordening heeft slechts betrekking op een beperkt aantal onderwerpen, niet direct betrekking hebbend op dit pro- ject. Bij het opstellen van bestemmingsplannen dient rekening te worden gehouden met ander provinciaal beleid. Bovendien moet worden voldaan aan de overige wet- en regel- geving.

De provincie kiest ervoor om verstedelijking zoveel mogelijk in bestaand bebouwd ge- bied te concentreren. Hiermee wordt de kwaliteit van het bebouwde gebied behouden en versterkt. Op de kaart zijn het stedelijk netwerk en alle daarbuiten gelegen kernen in Zuid-Holland omgeven door bebouwingscontouren. Deze geven de grens van de be- bouwingsmogelijkheden voor wonen en werken weer. De bebouwingscontouren zijn strak getrokken om het bestaand stedelijk gebied en de kernen, rekening houdend met plannen waar de provincie al mee heeft ingestemd. Giessendam/Neder-Hardinxveld en hiermee dus ook het projectgebied is aangemerkt als onderdeel van het genoemde Ste- delijke netwerk.

Visie Ruimte en Mobiliteit

De PSV en het PVVP worden vervangen door de Visie Ruimte en Mobiliteit (VRM). Deze visie bestaat uit de Visie, de Verordening Ruimte en de Programma’s Ruimte, Mobiliteit en andere programma's. Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland hebben de Ontwerpvi- sie Ruimte en Mobiliteit (VRM) vastgesteld. De vaststelling van de VRM door PS staat gepland op 9 juli 2014. Met de vaststelling van de VRM zullen de Verordening Ruimte en het Programma Mobiliteit integraal worden herzien en vastgesteld.

(14)

SAB 12

In de nieuwe visie Ruimte en Mobiliteit zijn de bebouwingscontouren losgelaten. De lad- der duurzame verstedelijking is als instrument opgenomen in de visie. Deze moet wor- den gebruikt bij nieuwe stedelijke ontwikkelingen.

Toetsing provinciaal beleid

Onderhavig project past binnen het beleids- en toetsingskader zoals hierboven beschre- ven. Bij onderhavig project is sprake van intensivering van het bestaand bebouwd gebied binnen de contour. De ontwikkeling past gelet op het voorgaande in het provinciaal be- leid, zoals neergelegd in de structuurvisie en de provinciale verordening.

De nieuwe visie Ruimte en Mobiliteit is nog niet definitief vastgesteld. Echter, binnen de- ze visie is onderhavig project in algemene zin ook passend. Het is niet zinvol om voor dit project de Ladder Duurzame Verstedelijking te doorlopen, aangezien onderhavig pro- jectgebied al is bestemd als woongebied. Onderhavig project ziet alleen toe op een an- dere indeling met andere woningtypes. Hiernaast is het projectgebied gelegen binnen bestaand stedelijk gebied (een voormalige bedrijfslocatie).

3.3 Regionaal beleid

Regionale Structuurvisie Alblasserwaard en Vijfheerenlanden

Algemeen

De Regionale Structuurvisie bouwt voort op de Kwaliteitszonering Groene Hart en maakt gebruik van de lagen- en knooppuntbenadering. De centrale visie luidt als volgt: “de vorming van een vitale regio, gericht op het duurzaam vernieuwen van zowel het lande- lijk als het stedelijk gebied, tezamen met het versterken van het overwegend open, rusti- ge en authentieke karakter van de regio, waardoor bewoners, bezoekers en bedrijven zich thuis blijven voelen en zich verder kunnen ontplooíen”. Als strategische ruimtelijke opgave wordt daaraan onder meer verbonden het stimuleren van de stedelijke vernieu- wing en het geleiden van de stedelijke dynamiek.

Uitgegaan wordt van het handhaven van de huidige streekplancontouren. De eventuele resterende uitbreidingsruimte binnen die contour mag onder bepaalde voorwaarden wor- den benut.

Wonen

De afgelopen tien jaar is de regio in staat geweest ongeveer 90% van de natuurlijke aanwas te huisvesten, maar de laatste vijf jaar kon door teruglopende woningbouw slechts tweederde van de natuurlijke aanwas in de regio worden opgevangen. Hoewel het opvangen van de natuurlijke aanwas geen doel op zichzelf is, wordt gesteld dat de toekomstige bebouwingsruimte in redelijke verhouding moet staan tot de regionale wo- ningvraag. Vertrekpunt daarbij is de ruimtelijke capaciteit binnen de huidige provinciale bebouwingscontour. Op basis van een recente woningbehoefteprognose wordt gecon- cludeerd dat de regio vooralsnog tot 2015 in theorie ongeveer 90% van het natuurlijke aanwasprogramma kan realiseren. Of dit werkelijk lukt, hangt sterk af van het kunnen benutten van de voorgenomen inbreidings- en herstructureringslocaties. Hier wordt dan ook zwaar op ingesteld.

(15)

SAB 13

De beleidslijnen voor wonen zijn voor het overige als volgt geformuleerd:

 zorg voor voldoende huisvesting van aan de regio gebonden inwoners, met een wo- ningbouwprogramma waarmee in ieder geval 90% van de natuurlijke aanwas kan worden gehuisvest;

 extra aandacht geven aan geschikte huisvesting van speciale doelgroepen als oude- ren en startende huishoudens;

 naast een forse regionale opgave voor herstructurering zal tijdig de capaciteit binnen de bebouwingscontouren worden benut.

Hardinxveld-Giessendam

Met betrekking tot Hardinxveld-Giessendam wordt aangegeven dat herstructurering en vernieuwing van het bestaand stedelijk gebied een belangrijke opgave is. Onder meer wordt genoemd de herstructurering en woningbouw op bedrijventerrein Peulen-Oost.

Onderhavige projectlocatie is in de directe nabijheid gelegen.

Regionale woonvisie Alblasserwaard Vijfheerenlanden, 31 oktober 2013

Algemeen

Aanleiding voor deze regionale woonvisie is onder meer dat de bestaande regionale woonvisie “Authentiek en vernieuwend” verouderd is. Deze visie is opgesteld ruim voor de grote veranderingen op de woningmarkt en gaat vrijwel uitsluitend over nieuwbouw, terwijl ook de bestaande woonomgeving om aandacht vraagt. Hiernaast vraagt de pro- vincie om een regionale woonvisie waarin regionale afstemming van nieuwbouwplannen is geregeld. Alleen na regionale afstemming zal de provincie medewerking geven aan planologische procedures.

Deze nieuwe visie speelt nadrukkelijk in op de dynamiek van de woningmarkt, en op flexibel en in onderlinge afstemming programmeren van nieuwbouw. Doel van de regio- nale woonvisie is om de woonkwaliteit van de regio te vergroten, door kansen te pakken voor woningbouw en uitdagingen te signaleren.

Nieuwbouw

De groei van inwoners en huishoudens vlakt af door vergrijzing, ontgroening en door mi- gratie van met name jongeren naar grote steden buiten de regio. In de regionale visie wordt uitgegaan van een netto groei van 3.500 huishoudens in de periode 2011-2020, uitgaande van herstel op de woningmarkt in dit decennium. Dat is iets meer dan de 2.900 in het vorige decennium, toen er veel uitstroom was, maar in lijn met de realisatie in de jaren 2010-2012. Met oog op de onzekere markt wordt rekening gehouden met ho- gere of lagere aantallen, waarbij 4.500 als ambitie is gekozen: in dat scenario kent de regio geen netto uitstroom van inwoners meer. In dit kader moeten flexibele plannen gemaakt worden die tussentijds veranderd, vertraagd of versneld kunnen worden.

De regiogemeenten stemmen de nieuwbouwplannen met elkaar af. Er is geen getalsma- tige verdeling vooraf, maar gemeenten moeten onderbouwen waarom een project toege- voegde waarde heeft. Doel hierbij is om vraaggericht te bouwen op plekken met de beste kansen en die plannen te stimuleren. Wanneer een project een bovenlokale functie heeft en mogelijk concurrentie met andere plannen aangaat, wordt regionaal afstemming in de uitwerking of fasering gezocht. Plannen die potentieel concurreren, worden besproken in een regionale werkgroep.

(16)

SAB 14

Omdat nieuwbouw maar een beperkte voorraadverandering teweeg brengt, is de kwali- teit van de bestaande voorraad in toenemende mate bepalend voor de totale woonkwali- teit van de regio. Een aantrekkelijke bestaande woningvoorraad en woonomgeving is een voorwaarde voor doorstroming op de woningmarkt en daarmee ook voor succesvol ontwikkelen van nieuwbouw. In de regionale woonvisie is hiervoor aandacht. Langs drie thema’s wordt gericht op behoud en verbetering van kwaliteit:

1. Kwaliteit en uitstraling van de bestaande omgeving: meestal lokaal maatwerk.

2. Woonlasten en energie: vasthouden ambities corporaties, campagne onder particu- lieren.

3. Comfort in relatie tot vergrijzing: comfortcampagne.

Regionale afstemming

In de regionale visie is vastgelegd dat plannen met meer dan 50 woningen of plannen boven een groei van 0,7% per jaar op kernniveau moeten worden voorgelegd aan de re- gio.

Toetsing regionaal beleid

Onderhavig project is niet strijdig met de regionale structuurvisie. Onderhavig project past binnen het beleid inzake het aspect wonen, aangezien hierbij sprake is van een in- breidingsproject binnen de bestaande contouren en de woningen deels geschikt zijn voor startende huishoudens.

Ook is het project niet strijdig met de nieuwe regionale woonvisie. Onderhavig project past namelijk bij de bestaande vraag en kan ter plekke voor een kwaliteitsverbetering zorgen. Onderhavig project ziet immers toe op het mogelijk maken van een woning- bouwplan dat markttechnisch haalbaar is. Hiermee krijgt de bestaande voormalige be- drijfslocatie (momenteel een braakliggend terrein) een meer passende invulling.

Aangezien het bij onderhavig project verder gaat om een netto toevoeging van 13 wo- ningen met minder dan 0,7% groei, is regionale afstemming voor specifiek dit project niet nodig. Wel zal dit project ter kennisgeving aan de regio worden toegestuurd.

3.4 Gemeentelijk beleid

Structuurvisie Gemeente Hardinxveld-Giessendam, mei 2005, Kuiper Compagnons

Algemeen

De structuurvisie geeft de hoofdlijnen van en doet richtinggevende uitspraken inzake het ruimtelijk beleid en de ruimtelijke gevolgen van het beleid op de onderscheiden beleids- velden.

Doelstelling

Dit structuurplan is om verschillende redenen opgesteld. Ten eerste moet de structuurvi- sie een inbreng leveren voor de Integrale herziening van het streekplan; de planhorizon van de structuurvisie is -overeenkomstig de planhorizon voor het op te stellen streekplan – in beginsel bepaald op 2015. Voorts geeft de structuurvisie een (ruimtelijke) doorkijk naar een langere termijn (2020). Ten tweede vormt de structuurvisie de gemeentelijke inbreng bij regionaal ruimtelijke visies.

(17)

SAB 15

Het streven naar kwaliteit is de rode draad in de aanpak en inhoud van deze visie. De in- zet is een integrale visie te geven op de toekomstige ruimtelijke structuur van Giessen- dam/Neder-Hardinxveld.

Analyse

In de ruimtelijke analyse is een sterkte-zwakte analyse opgenomen. De aanwezigheid van intensiverings- en herstructureringsmogelijkheden in en rond het centrum wordt ge- zien als een sterkte. Het gaat hier om plekken waar kwaliteitsverbeteringen mogelijk zijn, waarbij een hogere intensiteit een gevolg daarvan is. Als een zwakte wordt gezien dat op verschillende plekken (met name aan de oude linten zoals de Peulenstraat-zuid en Peu- lenstraat-zuid) hinderlijke bedrijvigheid ligt in de directe woonomgeving. Deze bedrijven hebben een negatieve invloed op het woonklimaat en zijn veelal gevestigd op locaties met op zich (zeer) gunstig voorwaarden voor het wonen; anderzijds hebben deze bedrij- ven zelf geen mogelijkheden meer uit te breiden en ondervinden vaak ook andere be- perkingen in hun bedrijfsvoering op hun huidige locaties.

Ambities

Een belangrijke opgave is de herstructurering en vernieuwing van het bestaande stede- lijk gebied. Het saneren van hinderlijke bedrijvigheid in de woonomgeving, de verbetering van de beeldkwaliteit, de typologische vernieuwing van woningen en het oplossen van problemen in het stedelijk watersysteem geven hiertoe aanleiding. Door uitbreiding te combineren met herstructurering is in de structuurvisie getracht tegemoet te komen aan de wens zowel “kwaliteit van leven” als “ruimtelijke kwaliteit” te realiseren.

De herstructurering van het bestaande stedelijke gebied kan de kwaliteitsverbetering van het aan te pakken gebied als achtergrond hebben, maar ook de wens ruimtevragen bin- nenstedelijk op te lossen. Onder meer de oude linten komen in aanmerking voor her- structurering. Ter plaatse van deze oude linten dienen de grote, hinderlijke bedrijven te worden uitgeplaatst ten behoeve van vervangende woningbouw. Zodoende kan ook een betere relatie met de Giessen worden bewerkstelligd.

Figuur 7: Visiekaart uit structuurvisie met globale aanduiding projectgebied

(18)

SAB 16 Woningbouwbeleid

Om woningen binnen de bestaande voorraad vrij te krijgen wordt doorstroming bevor- derd door strategische nieuwbouw. Een deel van het bouwprogramma wordt ingezet in de bestaande voorraad ten behoeve van verdichting, vervanging, herstructurering, aan- passing, verbouw en renovatie. Hierdoor wordt een ruimtelijke context geschapen voor woonmilieus waarin een variëteit van leeftijds- en bevolkingsgroepen zich thuis kan voe- len. Deze kwalitatieve versterking van de woonmilieus draagt bij aan een evenwichtige leeftijdsopbouw, sociale infrastructuur en vitaliteit.

Nota Wonen 2012-2022 gemeente Hardinxveld-Giessendam

De Nota Wonen 2012-2022, vastgesteld door de gemeenteraad op 23 februari 2012, be- vat het gemeentelijke beleid op het gebied van het wonen. Alhoewel de looptijd van de vorige nota (Nota Wonen 2010-2015) nog niet is verstreken, heeft de gemeente behoefte aan een actualisatie van die beleidsnota, aangezien er zich belangrijke wijzigingen op de woningmarkt voorgedaan hebben. Het betreft onder meer de huidige economische crisis, die heeft geleid tot dalende woningprijzen, de lagere woningverkopen en een verdubbe- ling van het aantal te koop staande woningen. Hiernaast groeit het besef dat de groei van het aantal inwoners afvlakt en overgaat in een daling.

Deze nieuwe Nota Wonen: is bedoeld om een zo actueel mogelijk woonbeleid te formu- leren. Het geeft inzicht in ontwikkelingen en trends op de lokale woningmarkt en formu- leert ambities voor het woonbeleid voor de periode 2012-2022. De nota bevat een (flexi- bel) bouwprogramma en bevat een uitvoeringsparagraaf, waarin de doelen SMART worden geformuleerd. In de nota wordt integraal aandacht besteed aan wonen, welzijn en zorg. De Nota Wonen geldt ten slotte als een toetsingskader voor projecten.

De volgende beleidsdoelen zijn geformuleerd in de Nota Wonen:

1. Voorzien in de behoefte van de lokale bevolking: een zodanige variatie aan wonin- gen dat alle huishoudens van Hardinxveld-Giessendam goed kunnen wonen.

2. Adequaat huisvesten van de bijzondere doelgroepen, zoals huishoudens met een laag inkomen, mensen met een beperking en statushouders.

3. Bereiken van een evenwichtiger samenstelling van de bevolking. Het faciliteren van jongeren en jonge huishoudens die in de gemeente willen blijven wonen.

4. Versterken van de duurzaamheid en leefbaarheid.

Toetsing gemeentelijk beleid

Het onderhavig project past in het gemeentelijke beleid. Ten eerste kan worden ge- noemd dat in het gemeentelijke beleid de nadruk ligt op herstructureren en intensiveren.

Onderhavig project kan worden gezien als een herstructurerings- en intensiveringspro- ject. Ten tweede richt het gemeentelijke beleid zich op het saneren van hinderlijke be- drijvigheid aan de oude linten. Het onderhavige project kan hieraan een bijdrage leveren, aangezien met onderhavig project een woningbouwplan wordt mogelijk gemaakt dat markttechnisch uitvoerbaar is en hiermee een voormalige bedrijfslocatie (momenteel braakliggend) een passende nieuwe invulling kan krijgen. Ten slotte kan gesteld worden dat het project past bij de Nota Wonen aangezien het project, het functioneel programma in ogenschouw nemend, kan zorgen voor de gewenste variatie aan woningen. Ook kun- nen met onderhavig project woningen worden gerealiseerd die geschikt zijn voor de bij- zondere doelgroep van lage inkomen-huishoudens. De rijwoningen in dit project worden hoofdzakelijk aangeboden in een VON-prijs van lager dan € 200.000,00; slechts 2 van de 8 woningen hebben een VON-prijs van net meer dan € 200.000,00.

(19)

SAB 17

3.5 Conclusie

Het project is passend in het bovenlokale beleid aangezien het kan worden gezien als een herstructurerings- en intensiveringsproject binnen de rode contour. Ook past het pro- ject binnen het Regionaal Perspectief Wonen.

Het project is eveneens passend in het gemeentelijke beleid aangezien ook in het ge- meentelijke beleid de nadruk ligt op herstructureren en intensiveren. Het beleid richt zich ook op het saneren van hinderlijke bedrijvigheid aan de oude linten, onderhavig project kan hieraan een bijdrage leveren. Ten slotte kan gesteld worden dat het project past bij de Nota Wonen aangezien het project, het functioneel programma in ogenschouw ne- mend, kan zorgen voor de gewenste variatie aan woningen. Ook kunnen met onderhavig project woningen worden gerealiseerd die geschikt zijn voor de bijzondere doelgroep van lage inkomen-huishoudens.

(20)

SAB 18

4 Projectbeschrijving

4.1 Algemeen

Het voornemen bestond aan de Peulenstraat-zuid in de kern Giessendam/Neder- Hardinxveld het woningbouwproject ‘Peulenrijs’ te realiseren. Ten behoeve hiervan is een specifiek bestemmingsplan opgesteld dat tot doel had deze ontwikkeling mogelijk te maken. Inmiddels is echter gebleken dat deze woningbouwontwikkeling niet haalbaar was. Om die reden is ervoor gekozen de verkaveling aan te passen. Om deze kleine aanpassing van de woningtypologieën mogelijk te maken, is een ruimtelijke procedure in de vorm van een omgevingsvergunning met afwijking van het bestemmingsplan noodza- kelijk. In dit kader is de onderhavige ruimtelijke onderbouwing opgesteld.

Hieronder wordt allereerst ingegaan op het oorspronkelijke woningbouwplan. Vervolgens wordt ingegaan op het aangepaste woningbouwplan.

4.1.1 Oorspronkelijk woningbouwplan

Het oorspronkelijke woningbouwplan, toen ‘Peulenrijs’ geheten, betrof de realisatie van in totaal 16 wooneenheden, met het volgende programma:

 6 appartementen met lift;

 4 ‘klaver’-woningen;

 3 geschakelde woningen;

 2 twee onder een kap woningen met garage (dus in één blokje);

 1 vrijstaande woning.

Figuur 8: Tekening oorspronkelijke woningbouwplan en contour plangebied B.P. Peulenrijs (paars)

(21)

SAB 19

De realisatie van de 6 appartementen was reeds binnen de toen geldende juridisch- planologische situatie mogelijk. Om die reden had het bestemmingsplan ‘Peulenrijs‘ al- leen betrekking op het deel van het project dat binnen de geldende juridisch-

planologische situatie nog niet mogelijk was.

4.1.2 Aangepast woningbouwplan

Algemeen

In het aangepaste woningbouwplan, dat inmiddels de naam ‘Het Kompas’ heeft gekre- gen, zijn de volgende planonderdelen geschrapt:

 de appartementen direct aan de Peulenstraat-zuid;

 de klaverwoningen direct aan de Peulenstraat-zuid;

 de twee-onder-een-kap woningen in het binnengebied;

 de vrijstaande woning in het binnengebied.

In de plaats van de geschrapte onderdelen wordt in het aangepaste woningbouwplan het volgende programma beoogd:

 de realisatie van 8 aaneengebouwde woningen in het binnengebied;

 het behoud van de bestaande woning Peulenstraat-zuid 45 (woning initiatiefnemer);

 het behoud van het bestaande gebouw Peulenstraat-zuid 53 (vm. makelaarskantoor) en omvorming tot woning.

De drie beoogde geschakelde woningen in het binnengebied zijn (als enige) gehand- haafd ten opzichte van het oorspronkelijke woningbouwplan.

In onderstaande afbeelding is het aangepaste woningbouwplan weergegeven.

Figuur 9: Globale tekening met ligging planonderdelen

(22)

SAB 20

De onderhavige ruimtelijke onderbouwing betreft uitsluitend de onderdelen van het plan die gewijzigd zijn. Dit betekent dat uitsluitend de rijwoningen in het binnengebied, de (bestaande) woning Peulenstraat-zuid 45 (woning initiatiefnemer) en het tot woning om te vormen pand Peulenstraat-zuid 53 (voormalig makelaarskantoor) deel uitmaken van het besluitgebied waar de omgevingsvergunning voor van toepassing zal zijn.

 De woning Peulenstraat-zuid 45 is opgenomen in het besluitgebied om hier deze be- staande vrijstaande woning jurudisch-planologisch vast te leggen. De klaverwoningen (aaneengebouwde woningen) inclusief de ontsluiting langs de achterzijde, zoals die in het vigerende bestemmingsplan mogelijk zijn, komen hiermee te vervallen.

 Het voormalige makelaarskantoor Peulenstraat-zuid 53 is opgenomen in het besluit- gebied om hier deze woning mogelijk te maken, aangezien in het vigerende bestem- mingsplan alleen gestapelde woningen toegestaan zijn.

Het voorgaande betekent dat de drie in het woningbouwplan gehandhaafde geschakelde woningen geen deel uitmaken van het besluitgebied waar deze ruimtelijke onderbouwing betrekking op heeft. Hiervoor is immers geen noodzaak, aangezien deze reeds binnen het vigerende plan mogelijk zijn.

Ruimtelijke inpassing

De ruimtelijke impact van het project blijft beperkt aangezien de bestaande bebouwing direct aan de Peulenstraat-zuid in hoofdzaak gehandhaafd blijft. Het pand Peulenstraat- zuid 53 (voormalig makelaarskantoor) verandert wel, aangezien dit gebouw wordt voor- zien van een kap en een nieuwe invulling als woning krijgt. De architectonische vormge- ving van dit gebouw is hieronder in beeld gebracht.

Gevelbeelden pand Peulenstraat-zuid 53 gezien vanaf Peulenstraat-zuid

De woning Peulenstraat-zuid 45 bestaat reeds en blijft ongewijzigd.

Achter de bestaande bebouwing aan de Peulenstraat-zuid wordt aan een binnenterrein en aan een nieuw woonstraatje een programma gerealiseerd van in totaal 11 woningen (8 rijwoningen en 3 geschakelde woningen). Gesteld kan worden dat deze wijze van ver- kavelen passend is in de omgeving. In de omgeving en ook op diverse andere plaatsen aan de Peulenstraat-zuid bevindt zich direct aan de hoger gelegen straat bebouwing, met hierachter op de lager gelegen later toegevoegde nieuwbouw, die wordt ontsloten via doorlopende straatjes die aansluiten op de hoofdstraat. Met onderhavig project wordt op deze wijze voortgebouwd.

(23)

SAB 21

Wat betreft de architectonische vormgeving kan worden gesteld dat deze wordt aange- sloten op de omgeving. De geschakelde woningen worden uitgevoerd in 2 bouwlagen.

De aaneengesloten woningen worden uitgevoerd in twee lagen met kap.

Hieronder zijn indicatieve gevelbeelden van de beoogde woningen opgenomen. Deze geven een eerste indruk van de architectonische vormgeving en uitstraling van de wo- ningen. De uiteindelijke uitvoering van de woningen kan echter nog afwijken van deze indicatieve gevelbeelden.

Voorgevel achtergevel

Linkerzijgevel rechterzijgevel

Figuur 11a: gevelbeelden nieuwbouw aaneengebouwde woningen

Figuur 11b: Artist impression van de voorzijde van de woningen

(24)

SAB 22

4.2 Verkeer en parkeren

Ontsluiting

De ontsluiting vindt plaats naar de Peulenstraat-zuid middels één aantakking.

Parkeren

Wat betreft het parkeren dient te worden voldaan aan de parkeernormen zoals opgeno- men in het Gemeentelijk verkeer en vervoersplan (GVVP) 2012-2022.

In het GVVP is opgenomen dat de nieuwe parkeerkencijfers conform de geactualiseerde ASVV (Uitgave ‘Aanbevelingen voor verkeersvoorzieningen binnen de bebouwde kom' van CROW) als uitgangspunt worden genomen. Dit betekent dat inmiddels de kencijfers uit de CROW-publicatie 317 uit oktober 2012 van toepassing zijn. Hierin zijn de volgende parkeernormen opgenomen (uitgaande van niet/weinig stedelijk gebied en de ligging in de rest van de bebouwde kom):

 Vrijstaande woningen (koop): minimaal 1,9 pp/won, maximaal 2,7 pp/won;

 Tussen/hoekwoningen (koop): minimaal 1,6 pp/won, maximaal 2,4 pp/won.

De gemeente Hardinxveld-Giessendam hanteert bij ruimtelijke projecten in principe de bovengrens. Echter: het voorliggende project betreft een initiatief dat reeds in 2009 in gang is gezet. Enkele jaren geleden waren de parkeernormen over het algemeen lager.

Om deze reden heeft de gemeente Hardinxveld-Giessendam in begin 2013 ingestemd met een verkavelingsplan waarin is uitgegaan van de parkeernorm van 2 parkeerplaat- sen per woning. Met het programma van in totaal 13 woningen binnen het gehele project

‘Het Kompas’, leidt dit tot een parkeernorm van 26 parkeerplaatsen. Dit aantal parkeer- plaatsen wordt, zo blijkt uit de hiervoor opgenomen verkavelingstekening, binnen het projectgebied gerealiseerd. Hiermee wordt voldaan aan de parkeernorm.

Verkeerskundige gevolgen

Bij het woningbouwproject ‘Het Kompas’ krijgt de betreffende locatie een nieuwe invul- ling. In de voormalige situatie was op de totale locatie reeds bebouwing aanwezig, in de vorm van een makelaarskantoor, bedrijfsbebouwing en een woning. In de toekomstige situatie maken deze plaats voor in totaal 13 woningen. Verwacht kan worden dat de hoeveelheid verkeersbewegingen in de nieuwe situatie eerder kleiner wordt dan groter.

Hiernaast is het zware verkeer dat de voormalige bedrijfsbebouwing aantrok geheel ver- dwenen. Om die reden kan gesteld worden dat de verkeerssituatie in de nieuwe situatie zal verbeteren.

Het geprojecteerde woningbouwproject ‘Het Kompas’ als geheel genereert een beperkte hoeveelheid verkeer. Uitgaande van 6 verkeersbewegingen per dag per woning gaat het om nog geen 80 voertuigbewegingen per etmaal. Hiermee zal sprake zijn van een nau- welijks meetbare toename van de verkeersdruk op de Peulenstraat-zuid. Conclusie is dan ook dat het project verkeerskundig goed is in te passen.

(25)

SAB 23

5 Onderzoek/verantwoording

5.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de planologische uitvoerbaarheid van het project. De volgende aspecten komen hierbij aan bod:

 bodem;

 geluid (wegverkeerslawaai);

 luchtkwaliteit;

 flora en fauna;

 archeologie;

 waterhuishouding;

 bedrijven en milieuzonering;

 externe veiligheid.

5.2 Bodem

Inleiding

Bij elk ruimtelijk project moet zijn aangetoond dat de bodem en het grondwater in het projectgebied geschikt zijn voor het beoogde gebruik.

Daarom is een aantal jaren geleden reeds een verkennend milieukundig bodemonder- zoek uitgevoerd in het kader van het toenmalige woningbouwplan ‘Peulenrijs’. Aangezien het uitgevoerde bodemonderzoek inmiddels enigszins is gedateerd, is een actualiserend bodemonderzoek uitgevoerd op de planlocatie.

Actualiserend bodemonderzoek 2014

Dit onderzoek1 is opgesteld naar aanleiding van de beoordeling door de Omgevings- dienst Zuid-Holland Zuid van het bodemonderzoek uit 2006. Dit onderzoek werd te oud geacht en bovendien voldeed dit niet geheel aan de vigerende richtlijnen.

Dit onderzoek heeft enerzijds tot doel het actualiseren van de eerder vastgelegde gege- vens. Daarnaast is de mogelijke aanwezigheid van asbest in de puinhoudende bodemla- gen onderzocht.

Uit het onderzoek blijkt dat de puinhoudende bodemlagen matig tot sterk verontreinigd zijn met lood, zink en koper. Deze verhoogde gehalten worden niet in de diepere bodem aangetroffen. Het grondwater is licht verontreinigd. De bevindingen vanuit de eerdere onderzoeken zijn hiermee bevestigd. Hiernaast zijn verhoogde asbestgehalten aange- toond alsmede een matig verhoogd gehalte aan minerale olie.

Op basis hiervan bovenstaande constateringen worden de volgende aanbevelingen ge- daan:

 Ter plaatse van proefsleuf 2 (een spot) dient indien ter plaatse grondverzet plaats- vindt, de vrijkomende grond worden afgevoerd naar een erkende verwerker.

1 Jinius B.V., briefrapport actualiserend bodemrapport, 11 september 2014.

(26)

SAB 24

 Aanbevolen wordt de puinhoudende bodemlagen zo goed als mogelijk te verwijderen en af te voeren naar een erkend verwerker. Voor het overige kunnen deze puinhou- dende bodemlagen gesaneerd worden door middel van isolatie (opbrengen grond dan wel aanbrengen van verhardingen). Voorafgaand aan deze sanering dient een BUS-melding te worden verricht.

Algemene conclusie

Er zijn diverse bodemonderzoeken uitgevoerd. De conclusie op basis van het actualise- rende bodemonderzoek is dat er enkele verontreinigingen zijn. Dit leidt onder meer tot een saneringsplicht. Aan deze verplichtingen zal worden gedaan. Het aspect ‘bodem' leidt niet tot belemmeringen voor de realisatie van onderhavig project.

5.3 Geluid weg-, spoor- en industrielawaai

Inleiding

De Wet geluidhinder regelt de mate waarin het geluid veroorzaakt door het wegverkeer het woonmilieu mag belasten. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen “geluidsgevoe- lige objecten” en “niet geluidsgevoelige objecten”. Indien geluidsgevoelige functies wor- den toegestaan, stelt de Wet geluidhinder de verplichting een akoestisch onderzoek te verrichten naar de geluidsbelasting ten gevolge van wegen.

Bij onderhavig project worden geluidsgevoelige bestemmingen mogelijk gemaakt (wo- ningen). Om die reden is reeds in het kader van het plan ‘Peulenrijs’ een akoestisch on- derzoek naar het weg- en spoorweglawaai uitgevoerd. Aangezien de plannen inhoudelijk zijn gewijzigd is er recent een nieuw geluidsonderzoek uitgevoerd. Hieronder wordt hier- op ingegaan.

Wat betreft het aspect industrielawaai wordt verwezen naar paragraaf 5.8 ‘Bedrijven en milieuzonering’.

Geluidsonderzoek

Inleiding

Woningen zijn geluidsgevoelige bestemmingen waarvoor akoestisch onderzoek moet worden verricht. De geluidsbelasting van woningen is getoetst aan de normen uit de Wet geluidhinder (Wgh).

Er is een actueel geluidsonderzoek2 uitgevoerd aangezien de bouwplannen enigszins zijn gewijzigd en ook de meet- en rekenvoorschriften aangepast zijn. Het onderzoek spitst zich toe op de realisatie van de 8 rijwoningen en de woning in het makelaarskan- toor op het adres Peulenstraat-Zuid 53. De woning op het adres Peulenstraat-Zuid 45 is reeds bestaand. Om deze reden is deze niet meegenomen in het akoestische onder- zoek.

2 Akoestisch onderzoek Het Kompas, Gemeente Hardinxveld-Giessendam, SAB, Datum:

25 augustus 2014, Projectnummer: 90278.01.

(27)

SAB 25 Toetsing aan de Wet geluidhinder

 Snelweg A15: U Uit dit onderzoek blijkt dat bij alle 9 nieuwe woningen de voorkeurs- grenswaarde van 48 dB wordt overschreden. De hoogste geluidsbelasting ten gevol- ge van de snelweg A15 bedraagt 53 dB, inclusief aftrek ex artikel 110g Wgh.

De hoogste toelaatbare geluidsbelasting voor nieuw te bouwen woningen ten gevolge van een snelweg bedragen 53 dB (artikel 83 lid 1 van de Wgh). De optredende ge- luidsbelastingen zijn hiermee gelijk of lager dan de hoogste toelaatbare geluidsbelas- ting.

 Wieling: Uit het onderzoek blijkt dat bij geen van de negen woningen de voorkeurs- grenswaarde van 48 dB wordt overschreden. De hoogste geluidsbelasting ten gevol- ge van de Wieling bedraagt 40 dB, inclusief aftrek ex artikel 110g Wgh.

 Peulenstraat-Zuid: Uit dit onderzoek blijkt dat bij één van de negen woningen (Peu- lenstraat Zuid 53) de voorkeursgrenswaarde van 48 dB wordt overschreden. De hoogste geluidsbelasting ten gevolge van de Peulenstraat-Zuid bedraagt 51 dB, in- clusief aftrek ex artikel 110g Wgh.

Omdat het Peulenstraat-Zuid een 30 km-regime heeft, is deze weg niet onderzoeks- plichtig voor de Wgh en daardoor zijn er ook geen normen opgenomen voor 30 km- wegen in de Wgh. Ter vergelijk is de hoogste toelaatbare geluidsbelasting uit de Wgh voor een vergelijkbare 50 km-weg gebruikt voor de toetsing in het kader van een goede ruimtelijke ordening.

De hoogste toelaatbare geluidsbelasting voor nieuw te bouwen woningen langs een bestaande weg in stedelijk gebied bedraagt 63 dB (artikel 83 lid 2 van de Wgh). De optredende geluidsbelastingen zijn hiermee lager dan de hoogste toelaatbare ge- luidsbelasting.

Verlening van hogere waarden

Voor de nieuwe 9 woningen kan door de gemeente een hogere waarde worden ver- leend. De situatie past in het gemeentelijk beleid. De verlening van de hogere waarde vindt plaats in een aparte hogere waarde-procedure gelijktijdig met de ruimtelijke proce- dure.

Toetsing aan het Bouwbesluit 2012

Op grond van het Bouwbesluit 2012 dient een akoestische binnenwaarde van 33 dB bij woningen ten gevolge van wegverkeerslawaai gegarandeerd te worden. Uit het onder- zoek blijkt dat de cumulatieve geluidsbelastingen 57 tot 59 dB is. Dit betekent dat een gevelwering van 24 tot 26 dB nodig is. Een dergelijke gevelwering is goed mogelijk. Dit dient echter nog wel in een aanvullend bouwakoestisch onderzoek worden doorgere- kend.

Waarborgen van het wooncomfort

Voor zowel de acht nieuwe rijwoningen als de woning op het adres Peulenstraat 53 moet een goed woon en leefklimaat worden gegarandeerd. In het rapport wordt hierop inhou- delijk ingegaan. Er wordt aangetoond dat vanuit een akoestisch oogpunt kan worden ge- steld dat er sprake is van een goede ruimtelijke ordening.

Conclusie

Uit het uitgevoerde onderzoek blijkt dat het aspect ‘akoestiek weg-, spoor en industrie- verkeer’ niet leidt tot belemmeringen voor onderhavig project. Wel dient een hogere grenswaarden procedure te worden gevolgd, die gelijk oploopt met de procedure van de omgevingsvergunning.

(28)

SAB 26

5.4 Luchtkwaliteit

Algemeen

Op 15 november 2007 is de ‘Wet luchtkwaliteit’ in werking getreden. Hiermee wordt de wijziging van de Wet milieubeheer op het gebied van luchtkwaliteitseisen (hoofdstuk 5 ti- tel 2) bedoeld. Deze wet vervangt het Besluit luchtkwaliteit uit 2005 en is een implemen- tatie van de Europese kaderrichtlijn luchtkwaliteit en de vier dochterrichtlijnen waarin on- der andere grenswaarden voor de luchtkwaliteit ter bescherming van mens en milieu zijn vastgesteld.

De nieuwe wet- en regelgeving onderscheidt projecten die ‘in betekenende mate’ (IBM) en ‘niet in betekenende mate’ (NIBM) leiden tot een verslechtering van de luchtkwaliteit.

Projecten die ‘niet in betekenende mate’ leiden tot een verslechtering van de luchtkwali- teit hoeven volgens de Wet luchtkwaliteit niet langer afzonderlijk te worden getoetst op de grenswaarde. De grens van ‘niet in betekenende mate’ ligt volgens de gelijknamige AMvB bij 3% van de grenswaarde van een stof. Voor fijn stof en stikstofdioxide betekent dit een maximale toename van 1,2 µg/m3. Hiervan is volgens de ministeriële regeling sprake bij de realisatie van woningbouwprojecten tot 1.500 woningen of 10 hectare bruto vloeroppervlak kantoren.

Daarnaast worden bestemmingen benoemd die extra gevoelig zijn voor luchtvervuiling.

Bij alle projecten moet ten slotte sprake zijn van een goede ruimtelijke ordening. Uit dit oogpunt moet afgewogen worden of het aanvaardbaar is om een bepaald project op een bepaalde plaats te realiseren. Hierbij speelt de blootstelling aan luchtverontreiniging een rol, ook als het project zelf niet of nauwelijks bijdraagt aan de luchtverontreiniging.

Toetsing project

Er is een actueel luchtkwaliteitonderzoek uitgevoerd3 waarin het project is getoetst aan de wet- en regelgeving inzake de luchtkwaliteit. Hierbij is het nieuwbouwplan van de 8 nieuwe rijwoningen en de toekomstige omvorming van het voormalige makelaarskantoor aan de Peulenstraat-Zuid 53 naar woning getoetst in samenhang met de realisatie van de 3 geschakelde woningen (dus in totaal 12 woningen). De onderzoeksopzet is tweele- dig, namelijk:

1 Toets NIBM;

2 Toets grenswaarden in het kader van goede ruimtelijke ordening.

NIBM-toets

Aangezien het woningbouwplan Kompas (realisatie van 12 woningen) niet de NIBM- grens van 1.500 woningen overschrijdt, zal het gehele woningbouwplan Kompas ‘niet in betekenende mate’ (NIBM) bijdragen aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Een toetsing aan de grenswaarden is op basis van de Wm niet noodzakelijk, aan gezien het project NIBM is. In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt inzichtelijk ge- maakt of er sprake van een dreigende grenswaarde overschrijding.

Goede ruimtelijke ordening

Uit de berekeningen blijkt dat de concentraties luchtverontreinigende stoffen ver onder de grenswaarden in de drie jaren (2012, 2015 en 2020) liggen. De blootstelling aan luchtverontreiniging is hierdoor beperkt en leidt niet tot onaanvaardbare gezondheidsrisi- co’s. Tevens geven de uitkomsten uit de monitoringstool aan dat de concentraties van de

3 Luchtkwaliteit Woningbouwplan Kompas, Gemeente Hardinxveld-Giessendam, SAB, 9 april 2014, kenmerk 90278.01.

(29)

SAB 27

luchtvervuilende stoffen in de peiljaren 2015 en 2020 in het projectgebied verder afne- men. De blootstelling aan luchtverontreiniging is hierdoor beperkt en leidt niet tot onaan- vaardbare gezondheidsrisico’s.

Algemene conclusie

Op basis van het voorgaande kan geconcludeerd worden dat zowel vanuit de Wet mili- eubeheer als vanuit een goede ruimtelijke ordening de luchtkwaliteit geen belemmering vormt voor het onderhavige initiatief.

5.5 Cultuurhistorie en archeologie

Cultuurhistorie en monumenten

De provincie Zuid-Holland heeft kaarten vervaardigd waarin de Cultuurhistorische Hoofdstructuur (CHS) van Zuid-Holland is vastgelegd. Dit project is opgezet om het be- leid en alle verantwoordelijkheden die de provincie heeft op het gebied van cultureel erf- goed - archeologie, nederzettingsgeschiedenis en landschapsbehoud - te onderbouwen en te integreren. Zo kan de waardering, de toetsing en de actieve bescherming van his- torische kwaliteiten worden verbeterd. De kaarten vestigen de aandacht op onder meer de landschapsvorming in het poldersysteem.

Uit de kaart blijkt dat op of in de nabijheid van het projectgebied zich geen bijzondere cultuurhistorische waarden of monumenten bevinden. Het aspect ‘cultuurhistorie’ leidt voor onderhavig bestemmingplan niet tot belemmeringen.

Archeologie

Indicatieve kaart archeologische waarden

Bij ingrepen waarbij de ondergrond wordt geroerd, moet worden aangetoond dat de eventueel aanwezige archeologische waarden niet worden aangetast. Archeologisch on- derzoek zal moeten worden uitgevoerd indien sprake is van een hoge of middelhoge trefkans of indien het projectgebied niet is gekarteerd.

Uit raadpleging van de indicatieve archeologische waardenkaart blijkt dat ter plaatse van het projectgebied een lage trefkans geldt. Dit blijkt ook uit de cultuurhistorische kaart van de provincie Zuid-Holland (http://www.zuid-holland.nl/chs), die hierna is afgedrukt:

(30)

SAB 28

Figuur 11: Uitsnede indicatieve archeologische waardenkaart (bron: CHS Zuid-Holland)

Regionale verwachtings- en beleidsadvieskaart en beleidsnota

Voor de regio Alblasserwaard/Vijfheerenlanden is een archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart vastgesteld4. In het rapport worden op basis van een archeologische inventarisatie beleidsadviezen gedaan over de omgang met archeologische waarden.

Het archeologische beleid is hierna uitgewerkt in een archeologische beleidsnota5. Hierin is omschreven wat het archeologische beleid van de gemeente is.

Figuur 12: Archeologische beleidsadvieskaart

4 Archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart, regio Alblasserwaard/Vijfheerenland, BAAC-rapport V-08.1085, november 2009, definitief .

5 Beleidsnota archeologie van de samenwerkende gemeenten van de Alblasserwaard- Vijfheerenlanden, Hardinxveld-Giessendam, 17 augustus 2010.

projectlocatie

(31)

SAB 29

Hierboven is een archeologische beleidsadvieskaart opgenomen. Hieruit blijkt dat het projectgebied in twee gebieden valt: het gebied het dichtst aan de Peulenstraat-zuid in de aanduiding ‘middelmatige verwachting voor late middeleeuwen en nieuwe tijd’ en de zuidelijke strook in een zone ‘middelmatige verwachting’. Hiervoor geldt de volgende ar- cheologische beleid:

 middelmatige verwachting voor late middeleeuwen en nieuwe tijd: archeologisch on- derzoek nodig bij ingrepen groter dan 100 m2 en dieper dan 30 cm-mv;

 middelmatige verwachting: archeologisch onderzoek nodig bij ingrepen groter dan 100 m2 en dieper dan 30 cm-mv.

De archeologische verwachtingswaarden zijn in het vigerende bestemmingsplan ‘Wiel- wijk’ opgenomen middels een aantal dubbelbestemmingen. In onderhavig projectgebied zijn de dubbelbestemmingen ‘Waarde-archeologie 2’ en ‘Waarde-archeologie 8’ gelegen.

Er is besloten, in afwijking op het algemene gemeentelijke archeologische beleid, geen archeologisch onderzoek uit te voeren voor onderhavig project. Hiervoor kunnen de vol- gende argumenten gegeven:

 Zowel de indicatieve archeologische waardenkaart (bron: www.kich.nl) als de cultuur- historische kaart van de provincie Zuid-Holland geeft aan dat ter plaatse een lage ar- cheologische verwachtingswaarde van toepassing is. Op basis hiervan kan worden verondersteld dat er geen archeologische waarden aanwezig zijn en is geen archeo- logisch onderzoek noodzakelijk;

 De regionale archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart geeft aan dat ter plaatse geen lage maar een middelmatige verwachtingswaarde (uit middeleeuwen en nieuwe tijd) van toepassing zou zijn. Aangezien de overige hiervoor genoemde infor- matiebronnen een lage indicatieve archeologische verwachtingswaarde aangeven, is het verdedigbaar om bij dit project af te wijken van de adviezen die in dit rapport zijn opgenomen.

Figuur 13: Tekening bestaande bebouwingsstructuur en globale projectie beoogde bebouwing

Aaneengebouwde woningen

Geschakelde woningen Bestaande gebouwen

blijven gehandhaafd

(32)

SAB 30

 Onderhavig project wordt gerealiseerd op een voormalige bedrijfslocatie die reeds deels bebouwd is. Bovenstaande tekening brengt dit globaal in beeld. Zoals hieruit blijkt, zijn de aaneengebouwde woningen gelegen op de locatie van de huidige loods.

In de bestaande / voormalige situatie was de gehele locatie voor ca. 925 m2 bebouwd c.q. verhard. Op de locatie bevond zich een grote loods (inmiddels gesloopt) en een schuur (die er momenteel nog steeds staat). Slechts op een oppervlak van ca. 35 m2 is nooit verharding aanwezig geweest.

Gezien voorstaande kan verwacht worden dat de bodem door de vroegere bouw- werkzaamheden reeds geroerd is. Om die reden hoeven hier zeker geen archeolo- gische waarden meer te worden verwacht.

 Wat betreft de bebouwing direct aan de Peulenstraat-zuid kan worden gesteld dat in eerste instantie hier de plannen uitgingen naar nieuwbouw. Inmiddels is ervoor geko- zen hier de bestaande bebouwing te handhaven. Omdat hiermee dus geen verstoring meer van de bodem plaatsvindt, hoeven geen verstoringen van mogelijke archeolo- gische waarden te worden verwacht.

 Zoals uit de regionale archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart blijkt, wor- den de archeologische waarden vooral verwacht direct aan de oude ontginningsas- sen c.q. bewoningslinten. Onderhavig bestemmingsplan betreft alleen de zone gele- gen achter de voormalige lintbebouwing langs de Peulenstraat-zuid. Hier is de archeologische verwachting veel lager. Om die reden is het verdedigbaar dat voor dit project geen archeologisch onderzoek uitgevoerd wordt.

 Onderhavig bestemmingsplan betreft de realisatie van een klein aantal woningen en is hiermee klein van omvang. De kleinschaligheid van het project is eveneens aanlei- ding voor het niet uitvoeren van archeologisch onderzoek. In het concept van de regi- onale archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart wordt gesteld dat archeo- logisch onderzoek wordt vereist voor bouwprojecten groter dan 100 m². Gesteld kan worden dat onderhavig project slechts in beperkte mate groter is dan deze maat. De afwijking op het waarschijnlijke toekomstige beleid is dus beperkt en goed te beargu- menteren.

Conclusie

Het aspect ‘archeologie’ heeft in deze ruimtelijke onderbouwing voldoende aandacht ge- kregen. Een nader onderzoek wordt niet nodig geacht.

5.6 Flora en fauna

Inleiding

Bij elke ruimtelijke ontwikkeling moet worden nagegaan of er sprake kan zijn van invloe- den op natuurwaarden en beschermde soorten. Bij ruimtelijke plannen moet, in het kader van de Natuurbeschermingswet en de Flora- en faunawet worden aangetoond dat van een negatief effect geen sprake is, dan wel dat daarvoor ontheffing is verkregen. Om die reden is ten behoeve van het gehele woningbouwproject ‘Peulenrijs’, waar onderhavig projectgebied deel van uit maakt, een quick scan flora en fauna uitgevoerd.

(33)

SAB 31 Onderzoek

Er is een actueel onderzoek uitgevoerd in het kader van onderhavig project6 in de vorm van een quick scan flora en fauna. Deze is gebaseerd op een biotoopinschatting door een ecoloog van SAB door middel van een eenmalig veldbezoek op 4 maart 2014.

De conclusie van het onderzoek is als volgt:

 Gebiedsbescherming: Gebiedsbescherming in het kader van de Natuurbescher- mingswet 1998 en de Ecologische Hoofdstructuur is gezien de relatief kleine ingreep, de tussenliggende bebouwing en afstand niet van toepassing. De plannen leiden niet tot aantasting van instandhoudingsdoelstellingen van Natura 2000-gebieden of kern- kwaliteiten van de EHS.

 Soortenbescherming: Uit de quick scan is naar voren gekomen dat het onwaarschijn- lijk is dat met de plannen sprake is van aantasting van vaste rust- en verblijfplaatsen of belangrijk leefgebied van strikt beschermde of bedreigde soorten. Nader onder- zoek of een ontheffing in het kader van de Flora- en faunawet is voor de plannen niet noodzakelijk.

Hiernaast stelt het onderzoek dat de zorgplicht altijd van toepassing is.

Conclusie

Op basis van het onderzoek kan worden geconcludeerd dat het aspect ‘flora en fauna’

geen belemmering vormt voor onderhavig project.

5.7 Water

5.7.1 Relevant Beleid

Beleidsnota water 2005, provincie Zuid-Holland

De provincie Zuid-Holland heeft zijn waterbeleid in 2005 vormgegeven in de Beleidsnota Water. In deze Beleidsnota Water verwoordt de provincie haar ambities voor het water- beleid. Het is een positioneringsnota waarin de provincie aangeeft hoe zij haar kaderstel- lende en toezichthoudende taken de komende jaren wil invullen.

Verder wordt aangegeven wat dat betekent voor haar rol ten opzichte van de Zuid- Hollandse waterschappen, gemeenten en het rijk.

De provincie wil regenwater zoveel mogelijk laten afkoppelen van verhard oppervlakte- water. De voordelen hiervan zijn het minder in werking treden van riooloverstorten, het minder verdrogen van stedelijk gebied en een verhoging van het rendement van wa- terzuiveringsinstallaties. In het stedelijk gebied moeten dus meer infiltratievoorzieningen worden gerealiseerd. Afkoppelen van verhard oppervlak mag echter niet leiden tot een verslechtering van de waterkwaliteit van grond- en oppervlaktewateren niet tot water- overlast.

6 Briefrapport Quick scan flora en fauna Hardinxveld-Giessendam, Peulenrijs, SAB, kenmerk DETE/ZON/90278.01, 5 maart 2014.

(34)

SAB 32 Waterschap Rivierenland

Het beleid van het waterschap Rivierenland is erop gericht schoon hemelwater niet af te voeren naar de riolering. In het kader van duurzaam waterbeheer is het gewenst om bij alle nieuwbouw maximale afkoppeling van het hemelwater toe te passen. Hierbij hanteert het waterschap de drietrapsstrategie ‘vasthouden, bergen en afvoeren’. Het schone hemelwater dient geïnfiltreerd te worden in de bodem of anders via een bodempassage afgevoerd te worden naar het oppervlaktewater.

Om ook in de toekomst veilig te kunnen leven in het rivierengebied heeft Waterschap Ri- vierenland voor de periode 2010-2015 een nieuw waterbeheerplan opgesteld. Het plan beschrijft een toekomstvisie voor waterbeheer in het rivierengebied en bepaalt de be- leidskaders voor plannen en projecten van het waterschap.

5.7.2 Waterparagraaf

Watertoets

Bij het opstellen van ruimtelijke plannen verdient ook het aspect water serieuze aan- dacht, het liefst in een zo vroeg mogelijk stadium. De watertoets is een verplichting die geldt bij alle ruimtelijke plannen. Deze moet ervoor zorgen dat bij ruimtelijke plannen re- kening wordt gehouden met ruimte voor water en watervoorzieningen. Het resultaat is een plan dat waterbestendig is. De watertoets is in feite geen toets maar een proces, waarbij de waterbeheerder samenwerkt met de overheid die verantwoordelijk is voor een ruimtelijk plan.

Bij de watertoets dient aandacht te worden besteed aan vier thema's:

1. Waterneutraal inrichten 2. Schoon inrichten 3. Veilig inrichten

4. Bijzondere wateren en voorzieningen

Onderhavig project

Bij onderhavig project is met name het thema waterneutraal inrichten van belang. Dit thema betreft de noodzaak om waterberging te realiseren bij plannen waar nieuw ver- hard oppervlak wordt gerealiseerd. De aanleg van nieuw verhard oppervlak leidt immers tot versnelde afvoer van hemelwater naar de watergangen. met de aanleg van nieuwe waterberging wordt het verlies van waterberging gecompenseerd.

Waterschap Rivierenland heeft als beleid dat voor kleine plannen (aangezien deze een minimaal effect hebben op waterhuishouding) geen compenserende waterberging wordt vereist. Dit beleid is verwerkt in onderstaande tabel.

Uit bovenstaande tabel blijkt dat (uitgaande van stedelijk gebied) in het geval er geen 500 m² aan extra verharding wordt gerealiseerd, er geen compensatie hoeft plaats te vinden. Als de bestaande (vroegere) en toekomstige situatie van het nieuwbouwproject

‘Het Kompas’ als geheel (waarvan onderhavig besluitgebied een onderdeel vormt( wor- den vergeleken, dan ontstaat het volgende beeld:

(35)

SAB 33

 Bestaande/vroegere situatie: Onderhavig projectgebied was in de vroegere situatie reeds voor een belangrijk deel bebouwd c.q. verhard (bedrijfsgebouwen alsmede erf- verharding). Voorheen bevonden zich op het perceel een bedrijfsloods en een schuur. In totaal bevond zich ca. 925 m2 verharding/bebouwing op het perceel, op ca.

35 m2 was geen verharding aanwezig. In totaal was in de vroegere situatie 95% van het perceel dus bebouwd/verhard. De bedrijfsloods is inmiddels gesloopt, maar de vloer van deze loods is nog aanwezig. De schuur (die afmetingen heeft van 5 bij 14 m) is nog steeds aanwezig.

 Nieuwe situatie: In de nieuwe situatie zal er ca. 700 m2 verhard/bebouwd worden.

Hiermee blijft ca. 260 m2 vrij van verharding (tuinen, groen).

Wat betreft de bebouwing direct aan de Peulenstraat-Zuid kan worden gesteld dat hier de bestaande bebouwing gehandhaafd blijft. Hier is geen sprake van een toena- me of afname van het bebouwd/verhard oppervlak.

Er kan worden geconcludeerd dat er sprake is van een aanzienlijk afname van de be- bouwing/verharding in het projectgebied (was 925 m2, en wordt 700 m2). in ieder geval ruim minder dan 500 m². Er hoeft dus geen compensatie voor waterberging plaats te vinden.

Wat betreft het vuilwater (DWA) zal bij onderhavig project worden aangesloten op de gemeentelijke riolering. Het hemelwater zal gescheiden worden opgevangen. Samen met het water uit de drainage zal dit water worden afgevoerd op de dichtstbijzijnde wa- tergang.

Watertoets-proces

Over onderhavig project is reeds in de planfase contact geweest met het Waterschap.

Volgens het Waterschap past het voorgestelde bouwplan binnen haar beleid. Wel raadt zij aan om de riolering van schoon en vuil water tot aan de erfgrens gescheiden te hou- den, de afvoer van balkons e.d. aan te sluiten op het vuil waterriool en geen uitlogende materialen te gebruiken zoals koper, lood en zink als deze in contact komen met het he- melwater. Hiermee zal bij de uitwerking van de plannen rekening worden gehouden.

Hiernaast heeft het waterschap een vooroverlegreactie gegeven op het voorontwerpbe- stemmingsplan van het toenmalige bestemmingsplan ‘Peulenrijs’. Het waterschap heeft een positief advies uitgebracht, met dien verstande dat een aantal opmerkingen moesten worden verwerkt. Aangezien project niet wezenlijk is veranderd, kan worden aangeno- men dat het waterschap instemt met de voorliggende plannen.

Conclusie

Concluderend kan hiermee worden gesteld dat het watertoets-proces is doorlopen dat het waterschap instemt met de voorliggende plannen.

5.8 Bedrijven en milieuzonering

Bij het realiseren van nieuwe functies dient gekeken te worden naar de omgeving waarin de nieuwe bestemmingen gerealiseerd worden. Hierbij spelen twee vragen een rol:

1 past de nieuwe functie in de omgeving? (externe werking) 2 laat de omgeving de nieuwe functie toe? (interne werking)

(36)

SAB 34 ad 1

Hierbij gaat het om de vraag of de realisatie van de plannen leidt tot hinder of belemme- ringen voor de omgeving. Hiervan is bij onderhavig project geen sprake aangezien het project alleen woningbouw betreft. Een woonfunctie is niet-hindergevend voor de omge- ving.

ad 2

Hierbij gaat het om de vraag of de nieuwe functies binnen het projectgebied hinder on- dervinden van bestaande functies in de omgeving. Gesteld kan worden dat de woningen binnen onderhavig projectgebied worden omringd door andere bestaande of nieuwe wo- ningen. Aan de Peulenstraat-zuid zijn wel diverse bedrijven gelegen, maar in alle geval- len zijn er in de huidige situatie al woningen op een kleine afstand gelegen dan de be- oogde nieuwe woningen in onderhavig bestemmingsplan. Er hoeven daarom geen belemmeringen te worden verwacht.

De meest nabijgelegen woningen zijn nog wel nader getoetst. Hierbij is gebruik gemaakt van de indicatieve minimale afstandseisen uit de VNG-publicatie ‘Bedrijven en milieuzo- nering’ uit 2009. Deze minimale afstandseisen zijn getoetst aan de bestaande afstand.

De resultaten zijn opgenomen in de onderstaande tabel.

Naam bedrijf Adres Type Categorie Minimale

afstand

Feitelijke afstand W. Timmer Peulenstraat-zuid

25

Supermarktbedrijf 4638, 4639, Grth in overige voe- dings- en genotmiddelen, milieuca- tegorie 2

30 m 35 m

Hardenbol&Partners Peulenstraat-zuid 85

Kantoor 9609B, persoonlijke dienstverlening n.e.g., milieucategorie 1

10 m 35 m

BRV Assurantiën Peulenstraat-zuid 95

Kantoor 9609B, persoonlijke dienstverlening n.e.g., milieucategorie 1

10 m 45 m

Uit de toetsing blijkt dat het projectgebied niet is gelegen binnen de indicatieve hinderzo- ne van omringende bedrijven.

Conclusie

Het aspect ‘bedrijven en milieuzonering’ zorgt voor onderhavig project niet voor belem- meringen.

5.9 Externe veiligheid

Inleiding

Ten aanzien van het aspect ‘externe veiligheid’ is een groot aantal onderzoeken uitge- voerd. Bij die onderzoeken is gebleken, zoals ook uit onderstaande risicokaart blijkt, dat bij het projectgebied geen andere risicobronnen zijn dan de A15.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Dit perfect onderhouden royale herenhuis –een gemeentelijk monument- ademt de sfeer van weleer door de diverse authentieke details zoals de gevel, oude gewelven en spanten, maar is

Voor de publiekrechtelijke verbonden partijen is vastgelegd dat de begroting en afhankelijk van de mate van sturing op de verbonden partij ook de jaarrekening voorafgaand aan

Om deze redenen is het plange- bied niet geschikt als leefgebied voor ringslangen en kan aanwezigheid van deze soort binnen het plangebied met voldoende zekerheid worden

Maar helaas, maar helaas, zijn die and’re meisjes dwaas.. Want zij hebben, moet je weten, olie voor het

Er wordt niet specifiek ingegaan op het plangebied in deze nota, maar gezien de ligging binnen het bestaande bebouwde gebied en het feit dat zorgwoningen worden gerealiseerd, is

Wacht niet te lang met inschrijven, zodat u zeker weet dat uw zonnepanelen snel geïnstalleerd kunnen worden.. Er is bovendien beperkte capaciteit beschikbaar van

Vele kaarten werden er dit jaar weer gemaakt door mevrouw van Veen en mevrouw V/d Bout. Deze kaarten zijn verkocht op de kerstmarkt in De

• Behoud van maat en weidsheid van de poldereenheden. Eventuele nieuwe bebouwing en bouwwerken worden geplaatst binnen het bestaande dijklint en niet in de