• No results found

Ruimtelijke onderbouwing 17 woningen Bolsward -De Greiden

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Ruimtelijke onderbouwing 17 woningen Bolsward -De Greiden"

Copied!
64
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Ruimtelijke onderbouwing 17 woningen Bolsward -De Greiden

(2)
(3)

Ruimtelijke onderbouwing 17 woningen Bolsward -De Greiden

Inhoud

Ruimtelijke onderbouwing + bijlagen

28 november 2014

Projectnummer 027.45.06.01.00

(4)
(5)

I n h o u d s o p g a v e

1 I n l e i d i n g 5

2 P l a n b e s c h r i j v i n g 7

3 B e l e i d s k a d e r 9

3.1 Provinciaal beleid 9

3.2 Gemeentelijk beleid 11

4 R a n d v o o r w a a r d e n 13

4.1 Geluidhinder 13

4.2 Luchtkwaliteit 16

4.3 Hinder van en voor bedrijvigheid 17

4.4 Externe veiligheid 18

4.5 Ecologie 20

4.6 Bodem 23

4.7 Water 24

4.8 Archeologie 25

4.9 Cultuurhistorie 29

4.10 Kabels en leidingen 30

5 J u r i d i s c h e t o e l i c h t i n g 31

5.1 Vormgeving 31

5.2 Procedure 31

6 U i t v o e r b a a r h e i d 33

6.1 Economische uitvoerbaarheid 33

6.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid 33

B i j l a g e n

(6)
(7)

1

1 I n l e i d i n g

Het doel van de voorliggende ruimtelijke onderbouwing betreft het planolo- gisch mogelijk maken van de bouw van 17 woningen, op een locatie aan De Greiden te Bolsward waar voorheen een school heeft gestaan. Dit gebouw is inmiddels gesloopt en de locatie is daarmee vrijgekomen voor een nieuwe functie.

Het vigerende bestemmingsplan voor deze locatie is het bestemmingsplan Bolsward Kom, dat door de Raad van de voormalige gemeente Bolsward is vastgesteld op 16 september 2008. De plannen, zoals die nu voorliggen, passen echter niet binnen de planologische kaders van dit bestemmingsplan. Daarom zal door middel van een omgevingsvergunning worden afgeweken van dit bestemmingsplan. Het voorliggende rapport betreft de voor de omgevingsver- gunning benodigde ruimtelijke onderbouwing.

Het plangebied ligt tussen de straten De Dammen, De Greiden, De Brekken en De Bunders. De ligging van het plangebied is weergegeven in figuur 1.

F i g u u r 1 . L i g g i n g p l a n g e b i e d ( b r o n : B i n g M a p s , 2 0 1 4 )

Na deze inleiding komt in hoofdstuk 2 de planbeschrijving aan bod. Hoofdstuk 3 schetst het relevante beleidskader op verschillende overheidsniveaus. In hoofdstuk 4 is ingegaan op de voor het plangebied van belang zijnde milieu- eisen en -beperkingen. De juridische toelichting is in hoofdstuk 5 gegeven. De uitvoerbaarheid van het planvoornemen is tot slot in hoofdstuk 6 in beeld ge- bracht. Het gaat hierbij om de economische uitvoerbaarheid als wel de maat- schappelijke toetsing van het plan.

LEESWIJZER

(8)
(9)

2

2 P l a n b e s c h r i j v i n g

H u i d i g e s i t u a t i e

Het plangebied bestaat uit een perceel dat ligt op de hoek van De Bunders en De Dammen. De noordzijde ligt aan de doodlopende straat De Greiden en aan de oostzijde van het plangebied ligt een langzaamverkeersverbinding. Het terrein tussen deze wegen is een braakliggend terrein. Voorheen heeft hier een school gestaan, maar deze is inmiddels gesloopt. Ook bevindt zich er een bosje op het terrein.

N i e u w e s i t u a t i e

In figuur 2 is de inrichtingsschets van de nieuwe situatie in het plangebied weergegeven. Het plan voorziet in de realisatie van 17 nieuwe woningen in drie blokken rijenwoningen. Twee blokken met elk zes rijenwoningen zijn oost-westgericht en georiënteerd op respectievelijk De Bunders en De Greiden.

Daarnaast is er ook een blok dat noord-zuidgericht is, met daarin nog vijf woningen. De woningen zijn beoogd voor starters op de woningmarkt.

F i g u u r 2 . I n r i c h t i n g s s c h e t s

(10)

De woningen worden gerealiseerd in één bouwlaag met daarop een mansarde- kap. De goothoogte bedraagt 2,9 meter en de nokhoogte bedraagt 7,8 meter.

In figuur 3 is een impressie van de woningen afgebeeld.

F i g u u r 3 . I m p r e s s i e v a n d e n i e u w e w o o n b l o k k e n , z i c h t p u n t v a n a f D e B u n d e r s

Het plan voorziet tevens in parkeergelegenheid. Voor de woningen aan De Dammen wordt een deel van de parkeerplaatsen op het eigen erf gerealiseerd en daarnaast nog zes parkeerplaatsen aan de kopse kant, aan De Greiden. Voor het overige worden aan de oostkant van het plangebied nieuwe parkeerplaat- sen aangelegd. Op dit moment bevinden zich vijf parkeerplaatsen langs De Bunders. Dit zullen er zeven worden in de nieuwe situatie.

Op basis van de CROW-publicatie 317 “Kencijfers parkeren en verkeersgenera- tie” geldt voor een tussen- of hoekwoning (koop) een parkeerkencijfer van 1,5 tot 2,3 parkeerplaatsen per woning (rest bebouwde kom in matig stedelijk gebied). Voor 17 woningen zouden er dus 25,5 tot 39,1 parkeerplaatsen be- schikbaar moeten zijn. In totaal zullen er 36 parkeerplaatsen aanwezig zijn in de nieuwe situatie. Hiermee wordt voldaan aan de parkeernorm op basis van de kencijfers van het CROW.

(11)

3

3 B e l e i d s k a d e r

3 . 1

P r o v i n c i a a l b e l e i d

S t r e e k p l a n F r y s l â n : O m d e k w a l i t e i t f a n d e r o m t e ( 2 0 0 7 ) Op 3 december 2006 is het “Streekplan Fryslân 2007: Om de kwaliteit fan de romte” vastgesteld door Provinciale Staten. Het streekplan geeft de visie van Provinciale Staten op het ruimtelijk beleid van de provincie weer. Het streek- plan vormt de basis van het provinciale beleid.

Centraal in het streekplan staat het begrip “ruimtelijke kwaliteit”. Hiermee bedoelt de provincie dat in ruimtelijke plannen, in ontwerpen en in de uitvoe- ring, expliciet gebruikswaarde, belevingswaarde en toekomstwaarde worden toegevoegd aan de omgeving. Deze drie waarden waarborgen op de langere termijn een doelmatig gebruik en herkenbaarheid van de ruimte. Het betekent ook een ruimtelijke inrichting die bijdraagt aan duurzame ontwikkeling. Bij een duurzame ontwikkeling wordt voorzien in de behoeften van de huidige generatie, zonder daarbij de behoeften van toekomstige generaties in gevaar te brengen.

De provincie wil deze doelstellingen koppelen aan een krachtige sociaaleco- nomische ontwikkeling in een leefbare omgeving, waarbij tegelijkertijd wordt ingezet op de instandhouding en verder ontwikkelen van aanwezige bodem-, water-, landschappelijke, natuurlijke en cultuurhistorische kwaliteiten.

Bolsward heeft in het streekplan de status van regionaal centrum. Voor deze regionale centra zet de provincie Fryslân in op bundeling en concentratie van wonen en werken en een robuust draagvlak voor voorzieningen door:

- een goede ruimtelijke positionering en situering van regionaal georiën- teerde voorzieningen. Behoud en versterking van een attractief en be- reikbaar kernwinkelgebied is belangrijk;

- behoud en verdere ontwikkeling van aantrekkelijke woonmilieus voor opvang van de woningbehoefte in de regio. Uitgegaan wordt van een meer dan evenredige woningtoename in de regionale centra;

- het op kwaliteit houden van bestaande bedrijventerreinen en het op voorraad aanleggen van nieuwe, goed bereikbare bedrijventerreinen, zodat een wervend vestigingsmilieu voor (boven)lokale en regionale be- drijven aanwezig is.

(12)

V e r o r d e n i n g R o m t e F r y s l â n

Op 15 juni 2011 is door Provinciale Staten de Verordening Romte Fryslân vast- gesteld. Hierin is van veel onderwerpen uit het Streekplan de doorwerking geregeld. Het betreft de volgende thema’s:

- Bundeling algemeen;

- Zorgvuldig ruimtegebruik;

- Ruimtelijke kwaliteit inclusief landschap, cultuurhistorie en archeologie;

- Wonen;

- Werken en mobiliteit;

- Recreatie en toerisme;

- Landbouw;

- Natuur;

- Kustverdediging en windturbines.

Een groot deel van deze thema’s is voor het voorliggende plan niet direct rele- vant. Wat wel van belang zijn de thema’s zorgvuldig ruimtegebruik en wonen.

Nieuwbouw van woningen dient plaats te vinden binnen het bestaand stedelijk gebied. Uit het kaartje in figuur 4 blijkt dat het plangebied deel uitmaakt van het bestaand stedelijk gebied (rood). De ontwikkeling van de woningen is daarom niet strijdig met de provinciale verordening.

F i g u u r 4 . K a a r t b e s t a a n d s t e d e l i j k g e b i e d ( b r o n : p r o v i n c i e F r y s l â n , 2 0 1 4 )

(13)

3 . 2

G e m e e n t e l i j k b e l e i d

V i g e r e n d b e s t e m m i n g s p l a n

Het vigerende plan voor de locatie is bestemmingsplan Bolsward Kom. Hierin is de locatie bestemd voor ‘Maatschappelijk - 1’. Deze bestemming is bedoeld voor kinderopvang, educatieve, informatieve, medische, sociaal-medische en levensbeschouwelijke voorzieningen. Woningen zijn alleen toegestaan in de vorm van dienstwoningen. De nieuwe woningen passen qua functie daarom planologisch gezien niet op de beoogde locatie.

Zowel qua functie als qua maatvoering past de nieuwbouw van 17 woningen niet binnen de geldende planologische kaders van het bestemmingsplan. Om de ontwikkeling desondanks toch mogelijk te maken, is voorliggende ruimtelijke onderbouwing opgesteld.

F i g u u r 5 . F r a g m e n t b e s t e m m i n g s p l a n B o l s w a r d K o m

O n t w i k k e l v i s i e g e m e e n t e S ú d w e s t - F r y s l â n ( 2 0 1 2 )

De “Ontwikkelvisie gemeente Súdwest-Fryslân 2011-2021” is op 22 maart 2012 vastgesteld. In deze visie staan de gemeentelijke ambities betreffende sociale, ruimtelijke en economische ontwikkelingen beschreven. De visie vormt een belangrijke basis voor nieuw beleid en ruimtelijke plannen. De visie maakt duidelijk hoe de gemeente zich naar de toekomst toe wil positioneren, wat de belangrijkste speerpunten zijn en op welke aandachtsgebieden wordt ingezet.

De ontwikkelvisie beslaat een periode van tien jaar.

In de gemeente worden vijf landelijke clusters en één stedelijk cluster rondom Bolsward en Sneek onderscheiden, waarbinnen ook de beoogde inbreiding van het voorliggende plan past. De ontwikkelvisie rust op zes pijlers waar een visie op is geformuleerd en waar een koers per landelijk of stedelijk cluster voor is uitgezet.

(14)

De pijlers betreffen:

1. Verscheidenheid in kernen;

2. Weidsheid van het landschap;

3. Economische verscheidenheid;

4. Grote sociale verbondenheid;

5. Grote rijkdom aan cultuur en erfgoed;

6. Sterke aantrekkingskracht voor toeristen.

De ontwikkeling van de woningen op deze locatie is niet in strijd met de ontwikkelingsvisie van de gemeente en past binnen het stedelijke cluster Sneek-Bolsward.

(15)

4

4 R a n d v o o r w a a r d e n

4 . 1

G e l u i d h i n d e r

W e t - e n r e g e l g e v i n g

In 1979 is de Wet geluidhinder (Wgh) in werking getreden. De Wgh is er op gericht om de geluidhinder vanwege onder andere wegverkeerslawaai, spoor- weglawaai en industrielawaai te voorkomen en te beperken. De Wgh bepaalt dat de ‘geluidbelasting’ op gevels van woningen en andere geluidgevoelige objecten niet hoger mag zijn dan een in de wet bepaalde norm.

Spoorweglawaai en industrielawaai (vanwege een gezoneerd bedrijventerrein) is niet aan de orde in en nabij het plangebied. In de hiernavolgende paragraaf is daarom enkel op wegverkeerslawaai ingegaan.

W e g v e r k e e r s l a w a a i

In artikel 74 van de Wgh is aangegeven wanneer een weg zoneplichtig is. In de Wgh is bepaald dat elke weg in principe een geluidzone heeft, behoudens we- gen die gelegen zijn binnen een als woonerf aangeduid gebied en wegen met een snelheidsregime van 30 km/uur. De breedte van een geluidzone is afhan- kelijk van het aantal rijstroken en de ligging van de weg binnen of buiten ste- delijk gebied. In tabel 1 is hiervan een overzicht gegeven. Het gebied binnen de bebouwde kom wordt als stedelijk gebied beschouwd.

Tabel 1. Overzicht breedte geluidzones per type weg Aantal rijstroken Wegligging binnen

stedelijk gebied

Wegligging buiten stedelijk gebied

1 of 2 200 m 250 m

3 of 4 350 m 400 m

5 of meer n.v.t. 600 m

(Bron: Wgh)

Wanneer binnen een geluidzone nieuwe geluidgevoelige objecten, zoals wonin- gen, worden gerealiseerd of wanneer reconstructie van weginfrastructuur plaatsvindt met effecten op geluidgevoelige bebouwing, moet door middel van akoestisch onderzoek worden vastgesteld of aan de grenswaarden uit de Wgh wordt voldaan.

Behoudens situaties waarbij door Gedeputeerde Staten of Burgemeester en Wethouders een hogere waarde is vastgesteld, geldt voor geluidgevoelige be- bouwing binnen een wettelijke geluidzone als hoogst toelaatbare geluidbelas- ting van de gevel 48 dB. Dit is de voorkeursgrenswaarde. Binnen stedelijk ge-

(16)

bied kan een hogere waarde tot 63 dB worden verleend voor wegen die een wettelijke geluidzone hebben.

O n d e r z o e k

Het planvoornemen ziet toe op de bouw van 17 nieuwe woningen op de voor- malige schoollocatie aan De Greiden in Bolsward. Met het planvoornemen vin- den geen wijzigingen in de bestaande verkeersinfrastructuur plaats. De wegen in de omgeving van het plangebied kennen allemaal een maximum snelheidsre- gime van 30 km/uur. Deze woonstraten hebben allemaal geen wettelijke ge- luidzone waarvoor op grond van de Wgh akoestisch onderzoek moet worden verricht. Er zijn in het plangebied ook geen geluidzones van toepassing vanwe- ge verderop gelegen wegen met een hoger snelheidsregime. In het kader van de Wgh bestaat er daarom geen noodzaak tot het uitvoeren van een akoestisch onderzoek. Wel kan het uit oogpunt van een goede ruimtelijke ordening wen- selijk zijn om de toekomstige akoestische situatie in beeld te brengen. Dit is voor het voorliggende planvoornemen middels het uitvoeren van geluidbereke- ningen voor de aan het plangebied grenzende wegen De Bunders en de Eek- werdlaan gedaan. Van deze wegen hebben actuele verkeerstelgegevens1 voor de geluidberekeningen ter beschikking gestaan. Verkeerstelgegevens van de Bunders zijn gehanteerd betreffende het weggedeelte tussen De Dammen en Eekwerdlaan en voor de Eekwerdlaan betreffende het weggedeelte tussen It Rak en Ugolaan.

F i g u u r 6 . P l a n g e b i e d e n a f s t a n d e n t o t o m l i g g e n d e b i j d e g e l u i d b e - r e k e n i n g e n b e t r o k k e n w e g e n

Voor de geluidberekening voor het maatgevende jaar 2024 zijn de in tabel 2 weergegeven invoergegevens gehanteerd. Hierbij is rekening gehouden met een beperkte autonome groei van het wegverkeer. De meest nabij gelegen te realiseren gevels van woningen zijn gesitueerd op een afstand van minimaal

1 “SWF239 Eekwerdlaan Bolsward 2012, Meting 13 september 2012 tm 20 september 2012”

en “SWF241 De Bunders Bolsward 2012, Meting 13 september 2012 tm 20 september 2012”

van TCW Verkeersonderzoek en advies uit Bolsward.

30 m

7,5 m

(17)

7,5 m van de wegas van De Bunders en 30 m van de wegas van de Eek- werdlaan. Deze afstanden zijn als uitgangspunt voor de geluidberekeningen gehanteerd bij een waarneemhoogte van 1,5 m en 4,5 m (zijnde de waar- neempunten).

De geluidberekeningen hebben plaatsgevonden door middel van een Standaard Rekenmethode 1 (SRM 1) berekening (middels bijlage III Reken- en meetvoor- schrift 2012). Met deze methode kunnen op eenvoudige wijze geluidcontouren worden berekend waarbij wordt aangenomen dat ter plaatse van het onder- zoeksgebied in beginsel geen aspecten van belang zijn die een belangrijke en afwijkende invloed op de geluidbelasting zouden kunnen hebben, zoals een bochtig wegverloop, hellingen, verschillen in wegdek, afschermingen en reflec- terende bebouwingen.

Tabel 2. Gehanteerde verkeersgegevens

De Bunders Eekwerdlaan

Jaarlijkse toename van het verkeer 1,0 1,0 [%]

Verkeersintensiteit 2012* 1.469 2.427 [mvt/etm]

Totale groei van het verkeer 2012-2024 12,68 12,68 [%]

Toekomstige verkeersintensiteit 2024* 1.655 2.735 [mvt/etm]

Uurintensiteit (dag / avond / nacht**) 6,53/ 3,95 / 0,75 6,6 / 3,73 / 0,75 [%]

Voertuigverdeling dag (LV / MV / ZV) 92,58 / 4,89 / 2,53 88,91 / 6,68 / 4,41 [%]

Voertuigverdeling avond (LV / MV / ZV) 96,83 / 1,59 / 1,59 92,19 / 4,53 / 3,27 [%]

Voertuigverdeling nacht (LV / MV / ZV) 96,88 / 2,08 / 1,04 90,51 / 6,96 / 2,53 [%]

Verkeerssnelheid (LV / MV / ZV) 30 / 30 / 30 30 / 30 / 30 [km/uur]

Wegverharding Elementenverharding,

klinkerverband

Dicht Asfalt Beton (DAB)

Rijstrookbreedte 3,0 3,0 [m]

Hoogte van de weg 0 0 [m]

Afstand kruising Eekwerderlaan - De Bunders

40 12 [m]

Bodemfactor*** 0 0

Waarneemhoogten 1,5 en 4,5 1,5 en 4,5 [m]

* weekdaggemiddelde.

** dag: 07:00-19:00 uur, avond: 19:00-23:00 uur, nacht: 23:00-07:00 uur.

*** het deel van de grond tussen waarneempunt en de weg dat als geluidabsorberend kan worden aan- gemerkt (0=automatisch).

De uitgevoerde geluidberekeningen zijn als bijlage 2 opgenomen. De uitkom- sten van de geluidberekeningen is inclusief aftrek conform art. 110g Wgh van 5 dB. Uit de geluidberekeningen blijkt dat de voorkeursgrenswaarde van 48 dB op de gevel van de nieuw te bouwen woningen aan De Bunders op een waar- neemhoogte van zowel 1,5 m als wel 4,5 m wordt overschreden. De te ver- wachten geluidwaarde ter plaatse is 53 dB. Voor de meest nabij de Eek- werdlaan te situeren gevels zijn de te verwachten geluidwaarden 45 dB en 46 dB voor een waarneemhoogte van 1,5 m respectievelijk 4,5 m.

De voorkeursgrenswaarde op de gevels van de te realiseren woningen langs De Bunders wordt overschreden. Omdat op De Bunders sprake is van een snel- heidsregime van 30 km/uur, en er derhalve geen wettelijke geluidzone geldt, is het niet mogelijk om hogere waarde te verlenen voor een overschrijding van

(18)

de voorkeursgrenswaarde vanwege deze weg. Wel bestaan er uiteraard moge- lijkheden bij de gemeente om de te verwachten geluidwaarde door het treffen van maatregelen omlaag te brengen. Dit zou bijvoorbeeld kunnen door een meer geluidreducerend wegdektype toe te passen. In vergelijking met de thans aanwezige klinkerverharding kunnen hier wat betreft het reduceren van weg- verkeerslawaai goede resultaten mee worden gehaald. Met toepassing van een SMA-verharding (steenmastiekasfalt) kan de geluidbelasting bijvoorbeeld al met 3 dB worden bijgesteld naar een te verwachten geluidbelasting op de gevels van 50 dB.

Om in een goede verblijfsituatie in de woningen te voorzien, is het daarnaast op grond van het Bouwbesluit verplicht om een binnenwaarde van 33 dB te garanderen. Met de gevelwering van de nieuwbouw dient daarom rekening te worden gehouden dat deze maximale toegestane binnenwaarde wordt gehaald.

Dit is bij normale bouwtechnieken en gezien de heersende en te verwachten geluidsituatie in het plangebied goed uitvoerbaar. De te verwachten geluid- waarde van 53 dB vanwege De Bunders is dan ook niet van dien aard dat inpan- dig, maar ook uitpandig, geen sprake zou zijn van een goede woon- en leefom- geving voor toekomstige bewoners.

C o n c l u s i e

De uitvoerbaarheid van het planvoornemen wordt niet door geluidhinder uit oogpunt van wegverkeerslawaai belemmerd.

4 . 2

L u c h t k w a l i t e i t

Nederland heeft de Europese regels ten aanzien van luchtkwaliteit geïmple- menteerd in de Wet milieubeheer. De in deze wet gehanteerde normen gelden overal, met uitzondering van een arbeidsplaats (hierop is de Arbeidsomstan- dighedenwet van toepassing).

Op 15 november 2007 is het onderdeel luchtkwaliteit van de Wet milieubeheer in werking getreden. Kern van de wet is het Nationaal Samenwerkings- programma Luchtkwaliteit (NSL). Hierin staat wanneer en hoe overschrijdingen van de luchtkwaliteit moeten worden aangepakt. Het programma houdt reke- ning met nieuwe ontwikkelingen zoals bouwprojecten of de aanleg van infra- structuur. Projecten die passen in dit programma, hoeven niet meer te worden getoetst aan de normen (grenswaarden) voor luchtkwaliteit. De ministerraad heeft op voorstel van de Minister van VROM ingestemd met het NSL. Het NSL is op 1 augustus 2009 in werking getreden.

Ook projecten die “niet in betekenende mate” (nibm) van invloed zijn op de luchtkwaliteit hoeven niet meer te worden getoetst aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit. De criteria om te kunnen beoordelen of er voor een project sprake is van nibm, zijn vastgelegd in de AMvB-nibm. In de AMvB-nibm is vast-

KADER

(19)

gelegd dat na vaststelling van het NSL of een regionaal programma een grens van 3% verslechtering van de luchtkwaliteit (een toename van maximaal 1,2 µg/m3 NO2 of PM10) als “niet in betekenende mate” wordt beschouwd.

Het nieuwe plan biedt de mogelijkheid om 17 nieuwe woningen te realiseren.

Op basis van de CROW-publicatie 317 “Kencijfers parkeren en verkeersgenera- tie” (oktober 2012) mag worden uitgegaan van een ritproductie van maximaal 7,5 ritten per woning (matig stedelijk gebied, rest bebouwde kom, tus- sen/hoekwoning, koop). Dit betekent bij een toename van 17 woningen dat er op de omliggende wegen een maximale toename van 127,5 motorvoertuigen per etmaal zal plaatsvinden als gevolg van het voorliggend plan.

Voor kleinere ruimtelijke en verkeersplannen die effect kunnen hebben op de luchtkwaliteit heeft het voormalige ministerie van VROM in samenwerking met InfoMil de “nibm-tool” (geactualiseerde versie mei 2013) ontwikkeld. Daarmee kan op een eenvoudige en snelle manier worden bepaald of een plan niet in betekenende mate bijdraagt aan luchtverontreiniging. Met behulp van deze rekentool is de toename van de stoffen NO2 en PM10 bepaald.

F i g u u r 7 . W o r s t c a s e - b e r e k e n i n g v o o r d e b i j d r a g e v a n h e t e x t r a v e r k e e r a l s g e v o l g v a n e e n p l a n o p d e l u c h t k w a l i t e i t

Uit de berekeningen met de nibm-tool blijkt dat het plan de grens van 3% (een toename van 1,2 µg/m3 NO2 of PM10) niet overschrijdt. Het project moet der- halve worden beschouwd als een nibm-project. Nader onderzoek naar de luchtkwaliteit kan derhalve achterwege blijven en het plan voldoet hiermee aan het gestelde in de Wet milieubeheer.

4 . 3

H i n d e r v a n e n v o o r b e d r i j v i g h e i d

Bedrijven (of andere milieubelastende bedrijvigheid) in de directe omgeving van woningen (of (andere) milieugevoelige gebieden) kunnen daar (milieu)hin-

ONDERZOEK

NIBM-TOOL

CONCLUSIE

(20)

der vanwege geur, stof, geluid, gevaar en dergelijke veroorzaken. Ten behoe- ve van een goede ruimtelijke ordening, zoals dat uitgangspunt is van de Wet ruimtelijke ordening (Wro), is het waarborgen van voldoende afstand tussen bedrijven en woningen noodzakelijk.

Op basis van de geactualiseerde publicatie “Bedrijven en milieuzonering” (2009) van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) wordt de richtafstanden- lijst voor milieubelastende activiteiten gehanteerd. Per bedrijfstype zijn voor elk van de aspecten geur, stof, geluid en gevaar de minimale afstanden aange- geven die in de meeste gevallen kunnen worden aangehouden tussen een bedrijf en woningen om hinder en schade aan mensen binnen aanvaardbare normen te houden. De grootste afstand is bepalend. De genoemde maten zijn richtingge- vend, maar met een goede motivering kan en mag hiervan worden afgeweken.

Er dient te worden aangetoond dat het plan buiten de invloedssfeer van bedrijvigheid in de nabije omgeving valt. Tevens dient te worden aangetoond dat het plan geen belemmering vormt voor de nabijgelegen functies.

Het plan voorziet in het realiseren van woningen. Nieuwe bedrijfsfuncties of andere voorzieningen die hinder voor de omgeving zouden kunnen veroorzaken worden door het voorliggende plan niet mogelijk gemaakt.

De omgeving van het plangebied is grotendeels een woongebied. De enige daarvan afwijkende functie in de directe omgeving van de beoogde nieuwe woonlocatie is het notariskantoor aan de Eekwerdlaan 2. Aangezien voor een kantoor op basis van bedrijven en milieuzonering een afstand van 10 meter geldt en er geen woningen binnen deze afstand tot het kantoor gerealiseerd zullen worden, leidt de realisatie van de nieuwe woningen niet tot beperkin- gen voor het kantoor.

Naar aanleiding van bovenstaande zijn er geen belemmeringen in het kader van hinder van en voor bedrijvigheid te verwachten. Onderhavig plan is uit- voerbaar voor wat betreft het aspect bedrijvenhinder.

4 . 4

E x t e r n e v e i l i g h e i d

Externe veiligheid gaat om het beperken van de kans op het effect van een ernstig ongeval voor de omgeving door:

- het gebruik, de opslag en productie van gevaarlijke stoffen (inrichtin- gen);

- het transport van gevaarlijke stoffen (wegen, buisleidingen, waterwegen en spoorwegen);

- het gebruik van luchthavens.

Het externe veiligheidsbeleid richt zich op het beperken van de risico’s voor de burger door bovengenoemde activiteiten. Het externe veiligheidsbeleid is ver-

CONCLUSIE

KADER

(21)

ankerd in diverse wet- en regelgeving. Voor een ruimtelijke ontwikkeling zijn de volgende besluiten relevant waaraan getoetst dient te worden:

1. Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi);

2. Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (cRNVGS);

3. Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb).

Risicobronnen kunnen worden opgesplitst in:

- inrichtingen waar risicovolle activiteiten plaatsvinden;

- transportroutes van gevaarlijke stoffen;

- buisleidingen.

De provincie Fryslân heeft een risicokaart vervaardigd, waarop de risicobron- nen in de provincie inzichtelijk zijn gemaakt. Op de risicokaart staan gegevens die met risico te maken hebben, zoals risicoveroorzakende bedrijven die ge- vaarlijke stoffen gebruiken of produceren of opslaan en ook het vervoer/

transport van grote hoeveelheden gevaarlijke stoffen. Gevaarlijke stoffen zijn in dit geval stoffen die een schadelijke invloed hebben op de gezondheid en het milieu.

F i g u u r 8 . R i s i c o k a a r t , d e t a i l p l a n g e b i e d ( b r o n : P r o v i n s j e F r y s l â n , 2 0 1 4 )

In figuur 8 is een uitsnede van de risicokaart ter plaatse van het plangebied opgenomen. Zoals uit de risicokaart valt af te leiden, zijn er in het plangebied en in de directe nabijheid ervan geen risicobronnen of kwetsbare objecten aangegeven.

ONDERZOEK

(22)

De dichtstbij gelegen risicobron is het gasdruk meet- en regelstation aan de Dokter Beekhuissingel 10. Gezien de afstand tot het plangebied, die circa 380 meter bedraagt, is dit station niet van invloed op het plangebied.

Ook bevinden zich geen transportroutes voor gevaarlijke stoffen in de nabij- heid van het plangebied.

Het plangebied is niet gelegen in de directe nabijheid van een inrichting die valt onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) en/of een (spoor-/water)weg waarover vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvindt. Hier- voor is dan ook geen onderzoek benodigd. Het plan kan vanuit het oogpunt van externe veiligheid uitvoerbaar worden geacht.

4 . 5

E c o l o g i e

Om de uitvoerbaarheid van onderhavig plan te toetsen, is een ecologische inventarisatie van de natuurwaarden uitgevoerd. Tevens is gekeken naar de effecten op beschermde gebieden in de omgeving. Het doel hiervan is om na te gaan of een vooronderzoek in het kader van de Flora- en faunawet (Ffw), een voortoets in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998 (Nbw 1998) of een analyse in het kader van het provinciaal ruimtelijk natuurbeleid noodzakelijk is.

Het plangebied is ten behoeve van de ecologische inventarisatie op 25 april 2014 bezocht door een ecoloog van BügelHajema Adviseurs.

F i g u u r 9 . P l a n g e b i e d v a n u i t h e t w e s t e n ( 2 5 a p r i l 2 0 1 4 )

Het plangebied heeft betrekking op een voormalige schoollocatie, waarvan de bebouwing enige jaren terug is gesloopt. Langs de randen van het plangebied, met name aan de oostzijde, is een strook met opgaande beplanting aanwezig.

Hierin staan soorten zoals gewone vlier, iep, kardinaalsmuts, paardenkastanje, wilde liguster, witte abeel (enkele zeer forse exemplaren) en zachte berk.

Binnenin het plangebied is een ruige grasvegetatie met soorten als grote brandnetel, kruipende boterbloem, ridderzuring en speerdistel aanwezig.

CONCLUSIE

KADER

TERREINOMSTANDIGHEDEN

(23)

F i g u u r 1 0 . P l a n g e b i e d v a n u i t h e t z u i d e n ( 2 5 a p r i l 2 0 1 4 )

S o o r t b e s c h e r m i n g

Achter de Ffw staat het idee van de zorgplicht voor in het wild levende be- schermde dieren en planten en hun leefomgeving. Beschermde soorten worden opgesomd in de “lijsten beschermde inheemse planten- en diersoorten”. De Algemene Maatregel van Bestuur ex artikel 75 van de Flora- en faunawet van 23 februari 2005, kent een driedeling voor het beschermingsniveau van plan- ten- en diersoorten, hierna te noemen: licht beschermd, middelzwaar be- schermd en streng beschermd. De inheemse vogelsoorten hebben een eigen afwijkend beschermingsregime; ze vallen zowel onder het middelzware als strenge beschermingsregime.

Uit het raadplegen van de Nationale Database Flora en Fauna2 via Quickscan- hulp.nl3 (© NDFF - quickscanhulp.nl 27-04-2014 11:51:59) blijkt dat in de om- geving van het plangebied de laatste vijf jaar verschillende beschermde soor- ten zijn waargenomen. De verkregen soortenlijst past ook bij een gebied dat betrekking heeft op bebouwd gebied en gelegen is in het Friese kleigebied. Het betreffen vogel- en enkele vleermuis- en plantensoorten. De geregistreerde plantensoorten zijn bekende tuinplanten.

Op basis van het veldbezoek blijkt dat het plangebied een beperkte natuur- waarde kent. Het plangebied wordt gebruikt om honden uit te laten en door de omliggende straten en de relatief smalle stroken met opgaand groen is er veel potentiële verstoring door de aanwezigheid en/of beweging van mensen. In de bomen zijn geen voor vleermuizen geschikt spleten en/of holten aanwezig.

2 Nationale Databank Flora en Fauna (NDFF). De NDFF is de meeste complete natuurdatabank van Nederland. De NDFF geeft informatie over waarnemingen van beschermde en zeldzame planten en dieren en bevat uitsluitend gevalideerde gegevens: de Gegevensautoriteit Natuur heeft vastgesteld dat ze kloppen. Informatie is te vinden op www.natuurloket.nl.

3 Quickscanhulp.nl is een online applicatie waarmee een afgeleide van data uit de NDFF wordt weergegeven. Het is daarmee een hulpmiddel voor ervaren ecologen om te bepalen of een beschermde soort wel of niet in het projectgebied kan voorkomen. Quickscanhulp.nl geeft aan op welke afstand waarnemingen van beschermde soorten in relatie tot het projectgebied zijn aangetroffen. Voor Quickscanhulp.nl worden alleen gevalideerde waar- nemingen gebruikt, de Gegevensautoriteit Natuur staat hiervoor in.

FLORA- EN FAUNAWET

INVENTARISATIE

(24)

In de struiken en bomen nestelen gedurende het broedseizoen wel enkele vo- gels. Waargenomen vogelsoorten zijn houtduif, merel, vink en zwarte kraai.

Alle inheemse vogelsoorten zijn streng beschermd. Ook vormt het project naar verwachting een klein deel van het foerageergebied van de vleermuissoorten gewone dwergvleermuis, laatvlieger en ruige dwergvleermuis. Alle vleermuis- soorten zijn streng beschermd. Verder wordt binnen het plangebied de aanwe- zigheid van enkele algemeen voorkomende soorten zoals bosmuis, huisspits- muis en gewone pad verwacht. Het gaat hierbij om licht beschermde soorten.

Als gevolg van de werkzaamheden, die worden uitgevoerd ten behoeve van de realisatie van beoogde ruimtelijke ontwikkeling, kunnen verblijfplaatsen van enkele licht beschermde diersoorten worden verstoord en vernietigd (artikel 11 van de Ffw). Ook kunnen bij de werkzaamheden enkele exemplaren worden gedood (artikel 9 van de Ffw). Het hierbij om algemeen voorkomende soorten die onder het lichte beschermingsniveau vallen. Deze soorten worden niet in hun voortbestaan bedreigd en vallen in de vrijstellingsregeling bij ruimtelijke ontwikkelingen. Voor deze soorten hoeft dan ook geen ontheffing te worden aangevraagd. Wel geldt voor deze soorten de algemene zorgplicht van de Ffw.

Door uitvoering van het plan zal het foerageergebied van vleermuizen ter plaatse veranderen, maar niet geheel verloren gaan. Vleermuizen foerageren tot op verschillende kilometers vanuit hun verblijfplaatsen. Voor binnen be- bouwde gebieden foeragerende soorten is in de omgeving veel potentieel foe- rageergebied aanwezig. Negatieve effecten op in de omgeving verblijvende vleermuizen worden dan ook niet verwacht.

Indien werkzaamheden tijdens het broedseizoen worden uitgevoerd kunnen in gebruik zijnde nesten van vogels worden verstoord en vernietigd. Het is verbo- den nesten van vogels (indien nog in functie) te verstoren of te vernietigen (artikel 11 en 12 van de Ffw). Met betrekking tot de planning en uitvoering van de werkzaamheden dient daarom rekening te worden gehouden met het broed- seizoen. De Ffw kent geen standaardperiode voor het broedseizoen. Het is van belang of een broedgeval aanwezig is, ongeacht de periode. Voor de meeste vogels geldt dat het broedseizoen ongeveer van 15 maart tot 15 juli duurt.

G e b i e d s b e s c h e r m i n g

In de Nbw 1998 is de bescherming van specifieke (natuur)gebieden geregeld. In de Nbw 1998 zijn ook de bepalingen vanuit de Europese Vogelrichtlijn en Habi- tatrichtlijn verwerkt. Onder de Nbw 1998 worden drie typen gebieden aange- wezen en beschermd: Natura 2000-gebieden, Beschermde Natuurmonumenten en Wetlands. Verder is deze wet de basis voor het Natuurbeleidsplan waarin het concept van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) is opgenomen.

De EHS is een samenhangend netwerk van bestaande en nog te ontwikkelen belangrijke natuurgebieden in Nederland, dat voldoende robuust is voor een duurzame verbetering van de omstandigheden voor de wilde flora en fauna en voor natuurlijke leefgemeenschappen. De EHS is als beleidsdoel opgenomen in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte. De begrenzing en ruimtelijke be-

TOETSING

NATUURBESCHERMINGS- WET 1998

ECOLOGISCHE HOOFDSTRUCTUUR

(25)

scherming van de provinciale EHS is voor Friesland uitgewerkt in het Streek- plan Fryslân 2007 en de Verordening Romte Fryslân.

Vanuit het provinciaal ruimtelijk natuurbeleid wordt buiten de EHS-gebieden bij ruimtelijke plannen specifiek ingezet op de bescherming van bestaande natuurgebieden en natuurwaarden in agrarisch gebied.

Het plangebied ligt niet in en grenst niet aan een beschermd gebied in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998. Het meest nabijgelegen bescherm- de gebied betreft het Natura 2000-gebied Oudegaasterbrekken, Fluessen en omgeving (december 2010 definitief aangewezen), dat gelegen is op ongeveer 6,5 kilometer afstand, ten zuiden van het plangebied. Voor het gebied is nog geen definitief beheerplan vastgesteld.

Het plangebied ligt verder niet op of nabij gronden die in het kader van het provinciaal ruimtelijk natuurbeleid zijn aangewezen als EHS of Natuur buiten de EHS. Het plangebied en omgeving heeft daarnaast geen betrekking op agra- risch gebied.

Gezien de terreinomstandigheden en ligging van het plangebied en de aard van de ontwikkeling worden met betrekking tot het voorgenomen plan op voorhand geen negatieve effecten op beschermde natuurgebieden verwacht.

C o n c l u s i e

Op basis van de ecologische inventarisatie is een voldoende beeld ontstaan. Uit de ecologische inventarisatie is naar voren gekomen dat een vooronderzoek in het kader van de Ffw, een Voortoets in het kader van de Nbw 1998 of een ana- lyse in het kader van het provinciaal ruimtelijk natuurbeleid niet noodzakelijk is. Met inachtneming van het broedseizoen van vogels is een ontheffing van de Ffw niet nodig. Voor het plan is verder geen vergunning op grond van de Nbw 1998, dan wel een ontheffing van de Verordening Romte Fryslân voor het as- pect natuur nodig.

Het plan is wat betreft de natuurwet en -regelgeving uitvoerbaar.

4 . 6

B o d e m

In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is bepaald dat in de toelichting op een bestemmingsplan inzicht moet worden verkregen over de uitvoerbaarheid van het plan. Dit betekent dat er onder andere inzicht moet worden verkregen in de noodzakelijke financiële investering van een (mogelijk noodzakelijke) bodemsanering. Een onderzoek naar de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem is een onderdeel van de onderzoeksverplichting van het college van burgemeester en wethouders en de gemeenteraad bij de voorbereiding van een bestemmingsplan.

NATUUR BUITEN DE EHS

INVENTARISATIE

TOETSING

(26)

Met het oog op een goede ruimtelijke ordening moet voorkomen worden dat gronden waarvan bekend is dat de milieuhygiënische kwaliteit onvoldoende is, worden bestemd met een bestemming die daarvoor gevoelig is.

Om na te gaan of er sprake is van bodemverontreiniging of verdenkingen daar- van, is het Bodemloket van de provincie Fryslân geraadpleegd. In het verleden heeft op de locatie een bodemonderzoek plaatsgevonden. Hieruit zijn ter plaatse van het plangebied geen verdenkingen voor bodemverontreiniging naar voren gekomen. Voorafgaand aan de omgevingsvergunning voor het bouwen dient aangetoond te worden dat de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem toereikend is voor de functie wonen.

F i g u u r 1 1 . K a a r t B o d e m l o k e t , d e t a i l p l a n g e b i e d ( b r o n : P r o v i n s j e F r y s l â n , 2 0 1 4 )

Ten aanzien van het aspect bodem mag onderhavig plan planologisch gezien uitvoerbaar worden geacht.

4 . 7

W a t e r

Op grond van artikel 3.1.1 Bro is de watertoets verplicht voor ruimtelijke plan- nen. In een hierover op te nemen paragraaf dient te worden aangegeven op welke wijze rekening is gehouden met de gevolgen van het plan voor de waterhuishoudkundige situatie. In die paragraaf dient uiteengezet te worden of en in welke mate het plan in kwestie gevolgen heeft voor de waterhuishou- ding, dat wil zeggen het grondwater en het oppervlaktewater. Het is de schrif- telijke weerslag van de zogenaamde watertoets: “het hele proces van vroeg-

CONCLUSIE

KADER

(27)

tijdig informeren, adviseren (door de waterbeheerder), afwegen en beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten”.

Het planvoornemen is door de gemeente voorgelegd aan Wetterskip Fryslân.

Het plan leidt tot een toename van verharding van circa 470 m². Wetterskip Fryslân heeft als uitgangspunt dat 10% van de toename verharding gecompen- seerd dient te worden met een ondergrens van 200 m². Die ondergrens wordt hier overschreden, dus is er noodzaak voor compensatie. De benodigde com- pensatie dient 47 m² te bedragen. De gemeente Súdwest-Fryslân heeft op dit punt overleg gevoerd met Wetterskip Fryslân. Overeengekomen is dat de com- pensatie ook elders mag plaatsvinden. Het is daarmee niet nodig om in het plangebied zelf nog water te realiseren ter compensatie. Met de initiatiefne- mer is een overeenkomst gesloten ten aanzien van de kosten op dit punt.

Daarnaast is door het Wetterskip ingebracht dat de drooglegging een aan- dachtspunt in verband met een waterpeil van -0,52 m NAP en een gemiddelde maaiveldhoogte van +0,30 - +0,40 m NAP. Bij de uitvoering van het plan zal hieraan aandacht worden besteed.

Vanuit het oogpunt van de waterhuishouding mag het plan uitvoerbaar worden geacht.

4 . 8

A r c h e o l o g i e

Begin 1992 ondertekende Nederland het Verdrag van Valletta/Malta. Daarmee heeft de zorg voor het archeologische erfgoed een prominentere plaats gekre- gen in het proces van de ruimtelijke planvorming. Uitgangspunten van het verdrag zijn het vroegtijdig betrekken van archeologische belangen in de plan- vorming, het behoud van archeologische waarden in situ (ter plaatse) en de introductie van het zogenaamde “veroorzakerprincipe”. Dit principe houdt in dat degene die de ingreep pleegt financieel verantwoordelijk is voor behouds- maatregelen of een behoorlijk onderzoek van eventueel aanwezige archeolo- gische waarden. Ondertussen is dit vertaald in de Wet op de archeologische monumentenzorg (Wamz) die op 1 september 2007 van kracht is geworden.

Met name de Monumentenwet is door de Wamz aangepast en gaat concreet in op de bescherming van archeologische waarden in planologische procedures.

De provincie Fryslân heeft de Friese Monumentenkaart Extra (FAMKE) opge- steld. Dit is een kaart waarop voor het hele grondgebied van de provincie de archeologische verwachting met bijbehorend advies is weergegeven.

WATERTOETS

CONCLUSIE

(28)

F i g u u r 1 2 . A r c h e o l o g i s c h a d v i e s i n p l a n g e - b i e d v o o r d e p e r i o d e s t e e n t i j d - b r o n s t i j d ( b r o n : P r o v i n s j e F r y s l â n , 2 0 1 4 )

Voorwaarden uit de periode steentijd-bronstijd is het plangebied gecategori- seerd als “karterend onderzoek 3”. De provincie beveelt voor dergelijke gebie- den aan om bij ingrepen van meer dan 5.000 m² een karterend (boor)onder- zoek uit te laten voeren.

In figuur 13 is het advies van de FAMKE-kaart van de provinciale archeologische dienst opgenomen voor wat betreft de periode ijzertijd-middeleeuwen. Het gehele plangebied is gecategoriseerd als “karterend onderzoek 1”. Voor dit type gebieden beveelt de provincie aan om bij ingrepen van meer dan 500 m² een karterend (boor)onderzoek uit te laten voeren.

F i g u u r 1 3 . A r c h e o l o g i s c h a d v i e s i n p l a n g e - b i e d v o o r d e p e r i o d e i j z e r t i j d - m i d d e l - e e u w e n ( b r o n : P r o v i n s j e F r y s l â n , 2 0 1 4 ) STEENTIJD-BRONSTIJD

IJZERTIJD-MIDDELEEUWEN

(29)

A r c h e o l o g i s c h o n d e r z o e k

Aangezien voor de bouw van de woningen een grotere oppervlakte dan 500 m² zal worden geroerd, dient er een archeologisch onderzoek verricht te worden.

Dit onderzoek is uitgevoerd door archeologisch adviesbureau De Steekproef. De uitkomsten van dit onderzoek zijn opgenomen in het rapport “Bolsward, De Greiden, Gem. Súdwest-Fryslân (Frl.), een inventariserend archeologisch veld- onderzoek” (De Steekproef, Steekproefrapport 2014-04/13Z, april 2014). Het rapport is opgenomen in bijlage 1 bij deze toelichting.

Uit de resultaten van het booronderzoek blijkt dat in het plangebied geen dekzand aanwezig is binnen twee meter beneden het maaiveld. Dit is ruim beneden de geplande verstoringsdiepte van de te bouwen woningen die niet zullen worden onderkelderd. Op het centrale deel van het plangebied is de bodemopbouw verloren gegaan door de bouw en sloop van het gebouw dat hier tot voor kort stond. Hierdoor is de bodem tot ruim een meter diepte verstoord.

F i g u u r 1 4 . G e p l a a t s t e b o r i n g e n

( b r o n : a r c h e o l o g i s c h o n d e r z o e k s r a p p o r t v a n D e S t e e k p r o e f )

Op het zuidoostelijke deel van het plangebied zijn (sloop)resten aangetroffen van de waarschijnlijk uit de negentiende eeuw daterende boerderij die hier tot in de tweede helft van de twintigste eeuw heeft gestaan. Het betreft een klei- pakket met daarin brokken kalkmortel en brokken van Friese geeltjes. Tevens lijken op één punt funderingsresten te zijn aangetroffen. Gezien de waar- schijnlijk relatief geringe ouderdom van deze boerderij is het archeologische belang van de aangetroffen resten waarschijnlijk maar beperkt. Vooralsnog zijn de aangetroffen resten onvoldoende om een vindplaatsbeoordeling uit te kunnen voeren conform de waarderingstabel uit de KNA 3.3 (VS06). Hiervoor

SAMENVATTING EN ADVISERING

(30)

zou een proefsleuvenonderzoek nodig zijn. Het is echter aan de bevoegde overheid, in dit geval de gemeente Súdwest-Fryslân om te beoordelen of zij de aangetroffen resten belangwekkend genoeg vindt om een dergelijk onderzoek uit te laten voeren. De gemeente Súdwest-Fryslân heeft dit nader beoordeeld.

F i g u u r 1 5 . L o c a t i e h i s t o r i s c h e b o e r d e r i j p l a a t s o p C u l t u u r h i s t o r i - s c h e K a a r t ( b r o n : p r o v i n s j e F r y s l â n , 2 0 1 4 )

Uit de beoordeling van gemeentewege op het gegeven selectieadvies in het archeologisch onderzoek blijkt het volgende.

De gemeente acht het niet noodzakelijk om een proefsleuvenonderzoek uit te voeren. De locatie van de historische boerderijplaats, zoals aangegeven op de CHK (Cultuurhistorische Kaart, zie figuur 15) en de kadastrale kaart uit 1832, bevindt zich buiten het plangebied ter hoogte van De Tuinen. In het plange- bied bevindt zich in deze periode geen bebouwing. De in het onderzoek van De Steekproef genoemde boerderijplaats, waarschijnlijk een subrecente (vermoe- delijk 19e eeuwse) stelp op grond van de vorm op de kadastrale kaart uit 1832, wordt in ieder geval tot in de jaren ‘60 van de vorige eeuw op topografische kaarten aangegeven en is verdwenen voor de aanleg van de wijk. De vondstlo- catie binnen het plangebied omvat dus niet de in situ gelegen fundamenten van deze boerderijplaats. Op de kaart van Schotanus uit 1718 wordt geen be- bouwing noch de nabij gelegen historische boerderijplaats aangegeven. Dat zich hier steenbouw heeft bevonden van voor 1718 is niet waarschijnlijk, aan- gezien er destijds nog geen sprake was van ontsluiting middels (water)wegen.

Vooralsnog is het vermoeden dan ook dat het hier sloopresten betreft (waar- schijnlijk van de subrecente boerderijplaats) of de fundamenten van een geïso-

REACTIE GEMEENTE OP SELECTIEADVIES

(31)

leerd bijgebouw. Het archeologisch belang van deze resten wordt niet hoog geacht.

Het bevoegd gezag, zijnde de gemeente, heeft gelet op voorgaande besloten om het selectieadvies, betreffende archeologisch vervolgonderzoek in de vorm van proefsleuven, niet over te nemen. Van gemeentewege wordt vanuit arche- ologisch oogpunt ingestemd met de voorgenomen werkzaamheden. Het plan- voornemen wordt wat betreft archeologie uitvoerbaar geacht.

Om het zekere voor het onzekere te nemen, wordt aan de te verlenen omge- vingsvergunning wel de voorwaarde verbonden dat een amateurarcheoloog in de gelegenheid wordt gesteld waarnemingen te verrichten en dat hiervan be- knopt schriftelijk verslag wordt gedaan aan het bevoegd gezag. Mocht tijdens de ontgraving ondanks de lage verwachting toch op belangwekkende sporen en/of vondsten worden gestuit, bijvoorbeeld uit een vroegere periode dan verwacht, dan behoudt het bevoegd gezag zich het recht voor om alsnog nader onderzoek in te laten stellen. Contactgegevens van bekwame ama- teurarcheologen dienen te worden opgevraagd bij de gemeentelijke beleids- medewerker archeologie, Yvonne Boonstra (y.boonstra@sudwest-fryslan.nl).

De archeologische meldingsplicht van toevalsvondsten blijft van kracht (art. 53 Monumentenwet), dit ongeacht de grootte van de ingreep. Concreet houdt dit in dat wanneer bij graafwerkzaamheden vondsten worden aangetroffen waar- van de vinder redelijkerwijs moet kunnen weten dat het archeologie betreft, dit gemeld moet worden bij het bevoegd gezag, zijnde de gemeente Súdwest- Fryslân.

4 . 9

C u l t u u r h i s t o r i e

De Modernisering Monumentenwet (MoMo) heeft op 1 januari 2012 tot een wijziging geleid van art. 3.6.1, lid 1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro).

Ieder ruimtelijk plan dient dan tevens een analyse van cultuurhistorische waarden van het plangebied te bevatten. In de toelichting dient een beschrij- ving opgenomen te worden van de wijze waarop met de in het gebied aanwe- zige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten rekening is gehouden. Hierbij dient tevens de historische (ste- de)bouwkunde en historische geografie te worden meegenomen in de belan- genafweging. Aangegeven dient te worden welke conclusies aan de geanaly- seerde waarden worden verbonden en op welke wijze deze worden geborgd in het plan.

De provincie heeft een Cultuurhistorische Kaart opgesteld, waarop voor het hele grondgebied van Fryslân de cultuurhistorische waarden zijn weergegeven.

Ter plaatse van het plangebied (zie figuur 15) staan hier geen specifieke waar- den aangegeven. De woningen komen te liggen te midden van een woonwijk,

CONCLUSIE

NOTA BENE

(32)

waar geen belangrijke cultuurhistorische kenmerken zijn. Ook komen er in het plangebied geen monumenten voor. Het plan zal niet leiden tot de aantasting van cultuurhistorische waarden.

Van gemeentewege wordt vanuit cultuurhistorisch oogpunt ingestemd met de voorgenomen werkzaamheden. Vanuit oogpunt van bescherming van cultuur- historische waarden wordt het plan uitvoerbaar geacht.

4 . 1 0

K a b e l s e n l e i d i n g e n

In het plangebied zijn, voor zover bekend, geen kabels en/of leidingen gelegen die een planologische bescherming vereisen.

CONCLUSIE

(33)

5

5 J u r i d i s c h e

t o e l i c h t i n g

5 . 1

V o r m g e v i n g

Zoals in de inleiding is aangegeven, is er voor gekozen om het onderhavige project mogelijk te maken door middel van een omgevingsvergunning voor het afwijken van een bestemmingsplan (hierna omgevingsvergunning) als bedoeld in artikel 2.12, lid a, onder 3 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).

De omgevingsvergunning bestaat in ieder geval uit een goede ruimtelijke on- derbouwing (artikel 2.12, lid a, onder 3 Wabo) en uit een verbeelding die het mogelijk maakt om in een digitale omgeving de plannen weer te geven en de locatie (geometrische plaatsbepaling) vast te leggen.

5 . 2

P r o c e d u r e

In artikel 3.10 Wabo is bepaald dat voor de in deze ruimtelijke onderbouwing bedoelde omgevingsvergunning de uitgebreide voorbereidingsprocedure als beschreven in artikel 3.10 Wabo van toepassing is.

Na aankondiging in de Staatscourant en in één of meer plaatselijke dag-, nieuws- of huis-aan-huisbladen, wordt de ontwerp-omgevingsvergunning gedu- rende zes weken ter inzage gelegd. Gedurende deze periode kan een ieder zienswijzen omtrent het ontwerp naar voren brengen. Deze procedure is vast- gelegd in de Algemene wet bestuursrecht, afdeling 3.4. Tevens draagt het bevoegd gezag zorg voor het verkrijgen van de verklaring van geen bedenking van de gemeenteraad door het toezenden van alle benodigde stukken (artikel 3.11 Wabo).

De beslistermijn op de ontwerp-omgevingsvergunning van zes maanden begint te lopen op de dag na de dag van ontvangst van de aanvraag (artikel 3.12, lid 7 Wabo).De beslistermijn van zes maanden mag eenmaal verlengd worden, met ten hoogste zes weken (artikel 3.12, lid 8 Wabo). Na de vaststelling van de omgevingsvergunning maakt het bevoegd gezag het vaststellingsbesluit be- kend. De mededeling van het definitieve besluit wordt tevens langs elektroni- sche weg gedaan en beschikbaar gesteld (artikel 6.14 Bor jo. Regeling stan- daarden ruimtelijke ordening 2012).

(34)

Op de ontwerp-omgevingsvergunning moet tevens het overleg als bedoeld in artikel 3.1.1 Wet ruimtelijke ordening worden gevoerd (artikel 6.18 Bor). In- dien door Gedeputeerde Staten of de inspecteur een zienswijze is ingediend en deze zienswijze niet volledig is overgenomen, wordt het vaststellingsbesluit na zes weken na de vaststelling van de omgevingsvergunning bekendgemaakt.

Uiterlijk zes weken na bekendmaking van het vaststellingsbesluit kan er beroep worden ingesteld bij de sector bestuursrecht van de rechtbank en eventueel hoger beroep bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State.

(35)

6

6 U i t v o e r b a a r h e i d

6 . 1

E c o n o m i s c h e u i t v o e r b a a r h e i d

De voorliggende ruimtelijke onderbouwing is opgesteld naar aanleiding van het voornemen van VDM Woningen om 17 nieuwe woningen te realiseren op een vrijgekomen locatie in Bolsward. De kosten voor de bouw van de woningen zijn voor de initiatiefnemer. De kosten voor de noodzakelijke onderzoeken voor de voorliggende ruimtelijke onderbouwing worden via leges aan de gemeente eveneens door de initiatiefnemer betaald. De kosten voor de gemeente betref- fen de gebruikelijke kosten voor de planbegeleiding.

Door het afwijken van het voor de betreffende gronden geldende bestem- mingsplan is er de kans dat door eigenaren van gronden in de directe omgeving van het plangebied bij de gemeente op grond van artikel 6.1 van de Wro een verzoek tot tegemoetkoming in de planschade wordt ingediend. De mogelijke kosten die samenhangen met deze tegemoetkoming in de planschade zullen door de initiatiefnemer worden gedragen.

Op basis van deze overweging moet het voorliggende plan economisch uitvoer- baar worden geacht. De exploitatiekosten zijn derhalve anderszins verzekerd.

Een exploitatieplan op grond van de Grondexploitatiewet is dan ook niet nood- zakelijk. Dit betekent dat de uitvoerbaarheid van het voorliggende plan niet door onvoldoende economische uitvoerbaarheid wordt belemmerd.

6 . 2

M a a t s c h a p p e l i j k e u i t v o e r b a a r h e i d

Deze ruimtelijke onderbouwing heeft met het ontwerp van de omgevingsver- gunning ter visie gelegen. De gemeente heeft hiermee een ieder in de gele- genheid gesteld om kennis te kunnen nemen van, alsmede te reageren op, de inhoud van het planvoornemen.

Door de initiatiefnemer is tevens een informatiebijeenkomst voor de wijk ge- organiseerd. Deze bijeenkomst is door belangstellenden goed bezocht en er werden verschillende positieve reacties op het planvoornemen ontvangen.

Binnen de termijn van tervisielegging blijken uiteindelijk geen zienswijzen op het planvoornemen te zijn ingediend.

(36)
(37)

B i j l a g e n

(38)
(39)

B i j l a g e 1 :

A r c h e o l o g i s c h o n d e r z o e k

(40)
(41)

Bolsward, De Greiden Gem. Súdwest-Fryslân (Frl.) Een Inventariserend Archeologisch

Veldonderzoek

Steekproefrapport 2014-04/13Z

(42)

Bolsward, De Greiden Gem. Súdwest-Fryslân (Frl.)

Een Inventariserend Archeologisch Veldonderzoek

Een onderzoek in opdracht van BügelHajema Adviseurs bv Steekproefrapport 2014-04/13Z ISSN 1871-269X

auteur: drs. R. Exaltus, senior archeoloog autorisatie: dr. J. Jelsma, senior archeoloog

De Steekproef werkt volgens de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie 3.3

Foto’s en tekeningen zijn gemaakt door De Steekproef bv, tenzij anders vermeld.

© De Steekproef bv, Zuidhorn, april 2014

Niets uit deze uitgave mag worden vermenigvuldigd en/of openbaar gemaakt zonder bronvermelding.

De Steekproef bv aanvaardt geen aansprakelijkheid voor eventuele schade voortvloeiend uit de toepassing van de adviezen of het gebruik van de resultaten van dit onderzoek.

De Steekproef bv

Archeologisch Onderzoeks- en Adviesbureau Hogeweg 3

9801 TG Zuidhorn

telefoon 050 - 5779784

fax 050 - 5779786

internet www.desteekproef.nl

e-mail info@desteekproef.nl

kvk 02067214

(43)

Inhoud

Samenvatting

1. Inleiding 1

1.1 Aanleiding en doel 1

1.2 Locatie en administratieve gegevens 2

2. Bureauonderzoek 3

2.1 Bronnen 3

2.2 Resultaten bureauonderzoek 4

2.3 Gespecificeerd archeologisch verwachtingsmodel 7

3. Veldonderzoek 8

3.1 Aanpak 8

3.2 Bodem, reliëf en archeologie 9

4. Conclusies en advies 11

Appendix I: Archeologische periodes

Appendix II: Bekende archeologische waarden

Appendix III: Boorbeschrijvingen

(44)

Samenvatting

In opdracht van BügelHajema adviseurs bv is door De Steekproef bv een plangebied onderzocht aan De Greiden te Bolsward. De aanleiding voor het onderzoek is de voorgenomen bouw van drie woonblokken met een totaal van zeventien woonhuizen.

Hieraan voorafgaande is de bestaande bebouwing gesloopt. De voor de

bouwwerkzaamheden benodigde graafactiviteiten kunnen tot aantasting van eventueel aanwezige archeologische waarden leiden. Het onderzoek was gericht op de

vaststelling of dergelijke waarden in het plangebied aanwezig kunnen zijn.

In het gespecificeerd archeologisch verwachtingsmodel is uitgegaan van een lage tot middelhoge kans op resten uit de steentijd in de top van een eventueel in de ondergrond aanwezige dekzandbodem. Verder geldt een middelhoge kans op resten uit de ijzertijd tot en met de late middeleeuwen in direct onder het maaiveld gelegen klei-pakketten. In verband met de ligging op historische kaarten van een negentiende eeuwse boerderij in de zuidoosthoek van het plangebied geldt een hoge verwachting voor resten uit de nieuwe tijd.

Uit de resultaten van het booronderzoek blijkt dat in het plangebied geen dekzand aanwezig is binnen twee meter beneden het maaiveld. Dit is ruim beneden de geplande verstoringsdiepte van de te bouwen woningen die niet zullen worden

onderkelderd. De bodem in het plangebied bestaat uit zwak zandige, zwak humeuze klei die op een diepte van ruim een meter beneden het maaiveld overgaat in matig slappe grijze klei met vanaf anderhalve meter diepte, zandlaagjes. Deze

bodemopbouw is ook aangetroffen op het westelijke deel van het plangebied. In het centrale deel van het plangebied is deze bodemopbouw verloren gegaan door de bouw en sloop van het gebouw dat hier tot voor kort stond. Hierdoor is de bodem tot ruim een meter diepte verstoord. Op het zuidoostelijke deel van het plangebied zijn (sloop)resten aangetroffen van de waarschijnlijk uit de negentiende eeuw daterende boerderij die hier tot in de tweede helft van de twintigste eeuw heeft gestaan. Het betreft een kleipakket met daarin brokken kalkmortel en brokken van Friese geeltjes (bakstenen). Tevens lijken op één punt funderingsresten te zijn aangetroffen. Gezien de waarschijnlijk relatief geringe ouderdom van deze boerderij is het archeologische belang van de aangetroffen resten waarschijnlijk maar beperkt.

Vooralsnog zijn de aangetroffen resten onvoldoende om een vindplaats- beoordeling uit te kunnen voeren conform de waarderingstabel uit de KNA 3.3 (VS06). Hiervoor zou een proefsleuvenonderzoek nodig zijn. Het is echter aan de bevoegde overheid, in dit geval de gemeente Súdwest-Fryslân om te beoordelen of zij de aangetroffen resten belangwekkend genoeg vindt om een dergelijk onderzoek uit te laten voeren. Indien de gemeente hiertoe besluit, dient voorafgaande aan een

dergelijk onderzoek een Programma van Eisen (PvE) te worden opgesteld.

(45)

Figuur 1. Bolsward, De Greiden. Het plangebied ligt binnen de rode cirkel (Naar: Kadata).

(46)

1. Inleiding

1.1 Aanleiding en doel

In opdracht van BügelHajema Adviseurs bv, vertegenwoordigd door mevrouw

M. Teensma, is door De Steekproef bv een plangebied onderzocht aan De Greiden te Bolsward. De aanleiding voor het onderzoek is de voorgenomen bouw van drie woonblokken met een totaal van zeventien woonhuizen. Hieraan voorafgaande is de bestaande bebouwing gesloopt. De voor de bouwwerkzaamheden benodigde graafactiviteiten kunnen tot aantasting van eventueel aanwezige archeologische waarden leiden. Het onderzoek was gericht op de vaststelling of dergelijke waarden in het plangebied aanwezig kunnen zijn.

Het onderzoek bestaat uit een bureauonderzoek en een veldonderzoek door middel van boringen. Het doel van het bureauonderzoek is het opstellen van een

archeologisch verwachtingsmodel van het gebied aan de hand van beschikbare fysisch-geografische, archeologische en historisch-geografische informatie. Tijdens het veldonderzoek is dit verwachtingsmodel getoetst.

Het doel van het veldonderzoek is het vaststellen van de mate van gaafheid van het bodemprofiel en de aanwezigheid hierin van archeologische waarden. Hierbij wordt gekeken naar de bodemopbouw en de mate waarin deze intact is en naar het voorkomen van archeologische indicatoren, zoals bewerkt en verbrand vuursteen, aardewerk, bouwmateriaal, bot en houtskool.

Figuur 2. Bolsward, De Greiden. Het zuidoostelijke deel van het plangebied ter plaatse van boring 7.

1

(47)

1.2 Locatie en administratieve gegevens

Het plangebied is ongeveer 0,4 hectare groot en bestaat uit braakliggend terrein waarop inmiddels de sloop van de voormalige bebouwing heeft plaatsgevonden.

De hoogte van het maaiveld bedraagt ongeveer 0 meter ten opzichte van NAP.

Tabel 1. Bolsward, De Greiden. Administratieve gegevens van het onderzoeksgebied.

Provincie Fryslân

Gemeente Súdwest-Fryslân

Plaats Bolsward

Toponiem De Greiden

Coördinaten hoekpunten 164,561/564,705; 164,624/564,676; 164,543/564,667; 164,604/564,638 Bevoegde overheid Gemeente Súdwest-Fryslân

Opdrachtgever BügelHajema Adviseurs bv

ARCHIS CIS-code 61189

ISSNnr. 1871 - 269X

Steekproef projectcode 2014-04/13Z

Geomorfologische context Vlakte van getij-afzettingen NAP hoogte maaiveld Rond 0m NAP

maximale diepte onderzoek 3,0 m min maaiveld Uitvoering van het veldwerk 14-04-14

Beheer en plaats documentatie De Steekproef bv / Rijksdienst voor het Cultureel erfgoed (RCE)

2

(48)

2. Bureauonderzoek

2.1 Bronnen

Voor het bureauonderzoek is gebruik gemaakt van de volgende bronnen (Tabel 2).

Tabel 2: Bolsward, De Greiden. Geraadpleegde literatuur, bronnen en kaarten.

ANWB, 2004. Topografische Atlas Friesland 1:25000. ANWB bv, Den Haag.

Centraal Archeologisch Archief (CAA) en Centraal Monumenten Archief (CMA) van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE) [ARCHIS].

Friese Archeologische MonumentenKaart Extra (FAMKE) www.fryslan.nl

Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie (KNA) versie 3.3. College voor de Archeologische Kwaliteit (www.sikb.nl).

Schotanus, C. 1664. Beschrijvinge van de Heerlyckheydt van Frieslandt. Facsimile-uitgave 1978. De Tille bv Leeuwarden/Theatrum Orbis Terrarum bv Amsterdam.

Stichting voor Bodemkartering, 1978. Bodemkaart van Nederland 1:50000. Blad 10. StiBoKa, Wageningen.

Stichting voor Bodemkartering, 1982. Geomorfologische van Nederland 1:50000. Blad 10. StiBoKa, Wageningen.

12 Provinciën 2006/2007. Atlas van Topografische Kaarten. Nederland 1955-1965. Uitgeverij 12 Provinciën, Landsmeer.

Uitgeverij Nieuwland, 2006. Grote Historische Topografische Atlas ±1926-1934. Fryslân 1 : 25 000.

Uitgeverij Nieuwland, Tilburg.

Uitgeverij 12 Provinciën, 2005. Luchtfoto-Atlas Fryslân. Schaal 1:14000. Uitgeverij 12 Provinciën, Landsmeer.

Versfelt, H.J. & M. Schroor, 2005. De Atlas van Huguenin: Militair-topografische Kaarten van Noord- Nederland 1819-1829. Heveskes Uitgevers, Groningen/Veendam.

Wolters-Noordhoff Atlasprodukties, 1990.Grote Historische Atlas van Nederland deel 2: Noord- Nederland 1851-1855, schaal 1:50000. Wolters-Noordhoff, Groningen.

Wolters-Noordhoff Atlasprodukties, 1992. Grote Historische Provincie Atlas 1:25000. Friesland 1853- 1856. Wolters-Noordhoff Atlasprodukties, Groningen.

www.watwaswaar.nl www.tresoar.nl

3

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Om deze redenen is het plange- bied niet geschikt als leefgebied voor ringslangen en kan aanwezigheid van deze soort binnen het plangebied met voldoende zekerheid worden

Op basis van de vergaarde informatie over de omgeving, het onderzoeksterrein en de inspectie ter plaatse, kan als hypothese ten aanzien van de bodem (NEN 4725) worden

Huisnummers 19 t/m 25 gespiegelde plattegrond Maatvoering zijn circa maten, hier kunnen geen rechten of plichten aan worden ontleend... Maatvoering zijn circa maten, hier kunnen

Uitgangspunt ten aanzien van de bodemkwaliteit is dat deze bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen zodanig goed moet zijn dat er geen risico’s voor de volksgezondheid bestaan bij

De gekozen locatie voor de nieuw te bouwen woning bevindt zich naast een woning waar de gemeente in 2001 een bouwvergunning voor verleend heeft.. In haar brief van 25 september

Voor de toepassing in de praktijk worden de richtafstanden bij voorkeur op kaart vertaald naar milieuzones. Milieuzones geven gebieden aan waar bepaalde ontwikkelingen moge- lijk

Gemeente Leeuwarden Blad 2 van 40 Transformatie kantoor naar appartementen Noordvliet 439 te Leeuwarden Januari 2015.. Ruimtelijke onderbouwing

Daartoe wordt Carré zo ingericht dat er, met inachtneming van die anderhalve meter afstand tussen bezoekers, toch nog 450 mensen in kunnen (op een normale capaciteit van