• No results found

Ruimtelijke onderbouwing nieuwbouw van woning aan Burgemeester Praamsmalaan te Bolsward

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Ruimtelijke onderbouwing nieuwbouw van woning aan Burgemeester Praamsmalaan te Bolsward"

Copied!
29
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Ruimtelijke onderbouwing nieuwbouw van woning aan Burgemeester Praamsmalaan te Bolsward

Besluit:

Datum: 05-12-2019 UV20180200 Teammanager Vergunningen

Omgevingsvergunning

(2)

Naam opdrachtgever: familie F. Brouwer te Bolsward

Status plan: definitief

Naam adviseur: C. Zeldenrust

(3)

INHOUD

I Algemeen

1.1 Inleiding………. Blz. 4 1.2 Ligging plangebied……….………. Blz. 4 1.3 Opbouw ruimtelijke onderbouwing……… Blz. 4

II Analyse

2.1 Planbeschrijving……….. Blz. 5 2.2 Rijksbeleid………. Blz. 5 2.3 Ladder duurzame verstedelijking……….. Blz. 6 2.4 Provinciaal beleid……… Blz. 7 2.5 Gemeentelijk beleid……… Blz. 8

III Omgevingsaspecten

3.1 Milieu-hygiënische aspecten………..……… Blz. 10 3.1.1 Bedrijven en milieuzonering

3.1.2 Bodemkwaliteit 3.1.3 Luchtkwaliteit 3.1.4 Externe veiligheid 3.1.5 Wegverkeerslawaai

3.2 Omgevingsaspect water………..……… Blz. 15 3.3 Omgevingsaspect ecologie……… Blz. 17 3.4 Omgevingsaspect archeologie en cultuurhistorie……… ……….. Blz. 19 3.5 Welstand……….. Blz. 21 3.6 Verkeer en parkeren….……… Blz. 21

IV Uitvoerbaarheid van het plan

4.1 Maatschappelijke uitvoerbaarheid……… Blz. 22 4.2 Economische uitvoerbaarheid……….. Blz. 22

BIJLAGEN:

Bijlage I Bronvermelding……… Blz. 23

Bijlage II Brief gemeente d.d. 25 september 2017…………. Blz. 24

Bijlage III Resultaten bodemonderzoek……… Blz. 27

Bijlage IV Brief welstand d.d. 17 augustus 2017……….. Blz. 29

(4)

I ALGEMEEN 1.1 Inleiding

Familie F. Brouwer te Bolsward (verder: initiatiefnemer) heeft gekozen voor het bouwen van een nieuwe woning aan de Burgemeester Praamsmalaan te Bolsward. De gekozen locatie voor de nieuw te bouwen woning bevindt zich naast een woning waar de gemeente in 2001 een bouwvergunning voor verleend heeft.

In haar brief van 25 september 2017 (bijlage II) heeft de gemeente Súdwest-Fryslân het standpunt ingenomen dat ofschoon het nieuwbouwplan in strijd is met enkele bepalingen van het geldende bestemmingsplan “Bolsward-Kom”, er toch medewerking verleend kan worden aan het bouwplan voor een nieuwe woning. Vanwege de dubbelbestemming

‘Geluidzone-wegverkeer’, dient door middel van een akoestisch onderzoek aangetoond te worden dat voldaan kan worden aan de geluidsnormen van de Wet Geluidhinder. Het plangebied waar de woning gebouwd gaat worden, is vele jaren voor het onderwijs bestemd geweest. In paragraaf 3.1.5 wordt inhoudelijk aandacht geschonken aan het wegverkeerslawaai.

Initiatiefnemer zal door middel van een Ruimtelijke Onderbouwing moeten aantonen, dat in de nieuwe situatie ook sprake is van een goede ruimtelijke ordening. Dit betekent dat onderbouwd moet worden dat het nieuwe bouwplan geen strijd oplevert met de omgevingsfactoren. Op basis van de uitgebreide omgevingsvergunningprocedure zal een vergunning voor de bouw verleend gaan worden.

1.2 Ligging plangebied

Het plangebied Burgemeester Praamsmalaan maakt deel uit van de bebouwde kom van Bolsward. De ligging van het plangebied wordt weergegeven via figuur 1.

Figuur 1. Situering plangebied binnen bebouwde kom Bolsward. Bron: Google Maps.

1.3 Opbouw ruimtelijke onderbouwing

In deze ruimtelijke onderbouwing wordt in hoofdstuk 2 een analyse gegeven van de bestaande en nieuwe situatie en ingegaan op het relevante ruimtelijk beleid.

In hoofdstuk 3 wordt aandacht geschonken aan verschillende omgevingsaspecten, die

(5)

II ANALYSE

2.1 Planbeschrijving A. Huidige situatie.

Het plangebied is thans ingericht als tuin inclusief een kas en is verharding aanwezig in de vorm van bestrating.

B. Toekomstige situatie.

Fig. 2: aanzicht gevels nieuwe woning. Bron: Bouwkundigburo WPBouwidee Schettens .

Het initiatief is beoordeeld in relatie tot het relevante rijks-, provinciaal- en gemeentelijk beleid.

2.2 Rijksbeleid Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (2012)

Op 13 maart 2012 is de “Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte” (SVIR) van kracht geworden. De SVIR heeft diverse nota’s vervangen, zoals de Nota Ruimte en Nota Mobiliteit. In het SVIR is de visie van de rijksoverheid op de ruimtelijke en mobiliteitsopgaven voor Nederland richting 2040 aangegeven. Dit betreft een nieuw, integraal kader dat de basis vormt voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties. In het SVIR is gekozen voor een meer selectieve inzet van het rijksbeleid, waarbij 13 nationale belangen aan de orde zijn die in het SVIR verder gebiedsgericht zijn uitgewerkt in concrete opgaven voor de diverse onderscheiden regio’s.

(6)

Buiten deze nationale belangen hebben decentrale overheden meer beleidsvrijheid op het terrein van de ruimtelijke ordening gekregen. Het kabinet is van mening dat provincies en gemeenten beter op de hoogte zijn van de actuele situatie in de regio en de vraag van bewoners, bedrijven en organisaties dan het rijk. En beter kunnen afwegen welke (ruimtelijke) ingrepen in een gebied nodig zijn.

De ruimtelijke verschillen in Nederland nemen toe onder invloed van urbanisatie, individualisering, vergrijzing en ontgroening. Hierdoor vinden groei, stagnatie en krimp in Nederland steeds vaker gelijktijdig plaats en nemen de regionale verschillen toe. De toenemende regionale verschillen hebben consequenties voor de verstedelijking in Nederland. Vraag en aanbod van woningen, bedrijventerreinen en kantoren zijn niet overal in evenwicht (kwantitatief en kwalitatief ). De ambitie van het Rijk is dat in 2040 de woon- en werklocaties in steden en dorpen aansluiten op de (kwalitatieve) vraag en dat locaties voor transformatie en herstructurering zoveel mogelijk worden benut.

Conclusie

Het rijksbeleid richt zich niet specifiek op onderhavige ontwikkeling.

Geconcludeerd kan worden dat er geen sprake is van strijd met het rijksbeleid.

2.3 Ladder duurzame verstedelijking

Het is verplicht om in gevallen dat een bestemmingsplan een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, in de toelichting de ladder voor duurzame verstedelijking op te nemen. Doel van de ladder voor duurzame verstedelijking is een goede ruimtelijke ordening in de vorm van een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. De ladder kent drie treden die achter elkaar worden doorlopen:

1. Beoordeling door betrokken overheden of de beoogde ontwikkeling voorziet in een regionale en intergemeentelijke behoefte voor bedrijventerreinen, kantoren, woningbouwlocaties, detailhandel en andere stedelijke voorzieningen waarin nog niet elders is voorzien. Naast de kwantitatieve beoordeling (aantal hectares of aantallen woningen) gaat het ook om kwalitatieve vraag (bijvoorbeeld een bedrijventerrein waar zware milieuhinder mogelijk is of een specifiek woonmilieu) op regionale, intergemeentelijke schaal. Het passende regionale schaalniveau wordt voornamelijk bepaald door het woon-werk verkeer;

2. Indien de beoogde ontwikkeling voorziet in een regionale, intergemeentelijke vraag, beoordelen betrokken overheden of deze binnen bestaand stedelijk gebied kan worden gerealiseerd door locaties voor herstructurering of transformatie te benutten;

3. Indien herstructurering of transformatie van bestaand stedelijk gebied onvoldoende mogelijkheden biedt om aan de regionale, intergemeentelijke vraag te voldoen, beoordelen betrokken overheden of de ontwikkeling zo kan worden

(7)

De ladder duurzame verstedelijking is van toepassing wanneer er sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling. Niet elke ontwikkeling van stedelijke aard, wordt door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State aangemerkt als een stedelijke ontwikkeling in de zin van de ladder. Uitspraken van de Afdeling maken duidelijk dat de realisatie van 9 woningen of minder niet wordt beoordeeld als een woningbouwlocatie. Om die reden is er in dit geval waarbij sprake is van nieuwbouw van 1 woning, geen sprake van een stedelijke ontwikkeling en was het niet noodzakelijk om de ladder te doorlopen.

Toets aan de Ladder duurzame verstedelijking

Onderhavig plan betreft het toevoegen van 1 nieuwbouwwoning aan de bestaande woningvoorraad. Er is geen sprake van een nieuw stedelijk ruimtebeslag en ten slotte behelst het voorliggende plan slechts de toevoeging van één woning.

Conclusie

Aangezien maar 1 woning wordt toegevoegd, is het niet nodig om de ladder voor duurzame verstedelijking te doorlopen.

2.4 Provinciaal beleid Streekplan Fryslân 2007

Op 13 december 2007 is het Streekplan Fryslân ‘Om de kwaliteit fan de romte’

vastgesteld door Provinciale Staten. Het ruimtelijk beleid van de provincie vormt een belangrijk kader voor het gemeentelijk (bestemmingsplan)beleid. Het Streekplan heeft met de invoering van de Wro de status van structuurvisie gekregen en is in die hoedanigheid richtinggevend voor het ruimtelijk beleid van de gemeente.

Centraal in dit streekplan staat de doelstelling ‘ruimtelijke kwaliteit’. De provincie wil hiermee benadrukken dat in ruimtelijke plannen, in ontwerpen en de uitvoering expliciet gebruikswaarde, belevingswaarde en toekomstwaarde aan de omgeving wordt toegevoegd.

Bolsward is in het Streekplan aangemerkt als een regionaal centrum met tevens een recreatieve ontwikkelingsfunctie. Doelstelling van de provincie is onder meer om voor dergelijke regionale centra de bovenlokale en regionale voorzieningen te behouden. En dat deze ook bereikbaar zijn en blijven voor de bewoners uit de omliggende kleine kernen. Voor wat betreft de woningbouw wordt in gezet op concentratie daarvan in de zgn. bundelingsgebieden van met name genoemde stedelijke centra. Buiten de betreffende bundelingsgebieden vangen de regionale centra waaronder Bolsward de woningbehoefte in de regio meer dan evenredig op.

(8)

Verordening Romte Fryslân 2014

Op 25 juni 2014 is de Verordening Romte Fryslân 2014 vastgesteld. In de verordening zijn regels gesteld, die ervoor moeten zorgen dat de provinciale ruimtelijke belangen doorwerken in de gemeentelijke ruimtelijke plannen. Met de verordening heeft de provincie willen bereiken niet meer te regelen, dan strikt noodzakelijk is. Omdat sprake is van het toevoegen van 1 woning aan de woningvoorraad in een binnenstedelijk gebied, wordt voldaan aan het gestelde in artikel 3.1.1 van de verordening.

Conclusie

Met onderhavig nieuwbouwplan zijn geen nationale belangen gemoeid. Het initiatief past binnen de kaders en het gedachtegoed van het Streekplan Fryslân.

2.5 Gemeentelijk beleid

Bestemmingsplan Bolsward Kom

Figuur 3: plangebied, impressie deel plankaart met aanduiding enkelbestemming wonen-A1 en dubbelbestemming geluidszone-wegverkeer. Bron: bestemmingsplan Bolsward Kom.

Op het plangebied zijn de regels van toepassing van het bestemmingsplan

“Bolsward Kom” dat door de gemeenteraad vastgesteld is op 16 september 2008.

Op de locatie zijn volgens figuur 3 meerdere bestemmingen van toepassing. Zoals vermeld in paragraaf 1.1, heeft de gemeente Súdwest-Fryslân geconstateerd dat het nieuwbouwplan op twee punten in strijd is met het bestemmingsplan.

Die punten zijn:

1. Er wordt buiten het bouwvlak gebouwd;

2. Er wordt een geluidsgevoelig object (een woning) gebouwd binnen de geluidszone van de rijksweg A-7.

(9)

Met haar brief van 25 september 2017 heeft de gemeente toegelicht waarom en op welke wijze medewerking aan het bouwplan verleend kan worden.

Structuurplan Bolsward 2000 - 2015

De woningbouw in Bolsward heeft de afgelopen periode voornamelijk plaatsgevonden door middel van de realisering van de nieuwe wijken Fûgelkrite en Hartwerdervaart. Ook heeft woningbouw plaatsgevonden op de locatie

‘voormalig Arriva-terrein’ aan de Snekerstraat en op de hoek van de Barber Yntjesstraat. Deze ontwikkelingen sluiten aan bij het door de raad vastgestelde structuurplan voor de periode 2000 – 2015.

Voor wat betreft het woonbeleid zijn in het structuurplan de volgende uitgangspunten geformuleerd:

• Passende woonruimte bieden voor iedereen;

• Primaire zorg voor bestaande woningen en woonruimte;

• Locatiecriteria voor nieuw woongebied hebben betrekking op leefbaarheid, groen, duurzaamheid, bereikbaarheid, infrastructuur en flexibiliteit.

Woonvisie Súdwest-Fryslân 2017 - 2022

De gemeente wil met haar woonbeleid dat de woningvoorraad aansluit op de woningbehoefte. De uitdaging ligt in het ‘opvangen ‘ van de nog groeiende woningbehoefte en het anticiperen op de dalende woningbehoefte en veranderde woonwensen door demografische veranderingen. Tevens dient ingezet te worden op het verduurzamen van de bestaande en nieuwe woningvoorraad.

Het gemeentelijk woningbouwprogramma voor de periode 2016-2026 geeft aan dat bij het toevoegen van nieuwe woningen aan de voorraad de gemeente als uitgangspunt hanteert, dat de voorkeur uitgaat naar het benutten van de fysieke mogelijkheden binnen de bestaande bebouwde omgeving (inbreiding) waarvan in onderhavig geval sprake is, boven uitbreiding van de bebouwde omgeving (uitleglocaties).

Conclusie

Conclusie is dat het plan voldoet aan de gemeentelijke uitgangspunten.

(10)

III OMGEVINGSASPECTEN 3.1 Milieu-hygiënische aspecten.

In het kader van een goede ruimtelijke ordening dient nagegaan te worden welke bronnen in of nabij het plangebied een belemmering voor dit initiatief kunnen vormen. En of het initiatief een beperking voor de omgeving op kan leveren.

In dit kader dient aandacht te worden besteed aan:

o Bedrijven en milieuzonering;

o Bodemkwaliteit;

o Luchtkwaliteit;

o Externe veiligheid;

o Verkeerslawaai.

3.1.1. Bedrijven en milieuzonering

Met milieuzonering wordt het scheiden van milieubelastende en gevoelige functies voorgestaan. Daarbij moet gedacht worden aan het scheiden van zwaardere bedrijvigheid en woningen. De zwaarte van milieubelasting is onderverdeeld in milieucategorieën zoals opgenomen in de VNG-uitgave

‘Bedrijven en milieuzonering’ uit 2009.

Figuur 4 illustreert dat in de directe nabijheid van het plangebied gronden zijn bestemd met respectievelijk de bestemming ‘Maatschappelijk 1’ en ‘Bedrijf 1’.

Op gronden met de bestemming maatschappelijk zijn toegestaan:

a) educatieve en informatieve voorzieningen en kinderopvang;

b) levensbeschouwelijke voorzieningen;

c) medische en sociaal-medische voorzieningen.

Figuur 4: illustratie plankaart omgeving plangebied. Bron: bestemmingsplan Bolsward Kom.

(11)

Voor dergelijke functies wordt geadviseerd een afstand van 30 meter aan te houden tot gevoelige functies zoals een woning. In de huidige situatie bedraagt de afstand naar de bestaande woningen 14 meter. Deze afstand zal ook worden aangehouden bij de realisering van de nieuw te bouwen woning.

De gronden met de bestemming bedrijf 1 mogen worden gebruikt voor bedrijven in milieucategorie 1. Voor dergelijke bedrijven wordt geadviseerd een afstand naar woningen aan te houden van minimaal 10 meter. De afstand tussen het bestemmingsvlak bedrijf 1 en het plangebied bedraagt ruim 70 meter.

Onderhavig plan zorgt zelf niet voor hinder op de omgeving, aangezien het een woonfunctie betreft.

Conclusie

Het aspect bedrijven en milieuzonering belemmert de uitvoering van voorliggend initiatief niet.

3.1.2. Bodemkwaliteit

Een ruimtelijke ontwikkeling waarbij sprake is van een functie waar langdurig of frequent mensen verblijven, dient gemotiveerd te worden waarom de bodem en het grondwater geschikt zijn voor het beoogde gebruik. En de volksgezondheid niet in het geding is.

Bodemonderzoek toont aan dat ter plaatse van één boring (BM005) sprake is van kolengruis-houdende grond dat sterk verontreinigd is met PAK. Uit historisch onderzoek blijkt hier in het verleden een oven te hebben gestaan om potten te bakken. Verder zijn in de grond geen significante verontreinigingen aangetoond. De plek van boring BM005 maakt geen deel uit van de bouwlocatie van de woning. Met andere woorden, de noodzaak om de grond te roeren is er niet. Voor de uitkomsten van het onderzoek wordt verwezen naar bijlage III.

Het volledige rapport zal bij de aanvraag omgevingsvergunning toegevoegd worden.

Conclusie

In reactie op het concept van de ruimtelijke onderbouwing heeft de gemeente opgemerkt dat in haar optiek het verkennend onderzoek alleen uitgevoerd is ter plaatse van de toekomstige tuin. Wiertsema & Partners (verder: W&P) heeft naar aanleiding daarvan echter bevestigd dat het gehele nieuwe perceel inclusief de bouwlocatie voor de woning onderzocht is. Het onderzoek is uitgevoerd conform NEN-5740 en BRL2000 met de daarbij behorende protocollen 2001 en 2002. Het onderzoek geeft volgens deskundige W&P een voldoende beeld van de milieu- hygiënische kwaliteit van de bodem van het nieuwe perceel. W&P staat op het standpunt dat het onderzoek aan alle richtlijnen voldoet en dat het aspect bodem geen belemmering voor onderhavig nieuwbouwplan oplevert.

(12)

3.1.3. Luchtkwaliteit Algemeen

Nederland heeft de Europese regels ten aanzien van luchtkwaliteit geïmplementeerd in de Wet milieubeheer. Op 15 november 2007 is het onderdeel luchtkwaliteit van de Wet milieubeheer in werking getreden. Kern van de wet is het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Hierin staat wanneer en hoe overschrijdingen van de luchtkwaliteit aangepakt moeten worden. Het programma houdt rekening met nieuwe ontwikkelingen zoals bouwprojecten of de aanleg van infrastructuur.

Projecten die passen in dit programma, hoeven niet meer te worden getoetst aan de normen (grenswaarden) voor luchtkwaliteit. De ministerraad heeft op voorstel van de Minister van VROM ingestemd met het NSL. Het NSL is op 1 augustus 2009 in werking getreden. Ook projecten die ‘niet in betekenende mate’ (nibm) van invloed zijn op de luchtkwaliteit, hoeven niet meer te worden getoetst aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit.

Hierbij worden de volgende situaties onderscheiden:

 een project heeft een effect van minder dan 3% van de grenswaarde voor de jaargemiddelde concentratie van fijn stof (PM10) of stikstofdioxide (NO2). Dit komt overeen met 1,2 Vg/m3 voor zowel PM10 als NO2;

 een project valt in een categorie die is vrijgesteld aan toetsing van de grenswaarden; projecten zoals woningbouw met niet meer dan 1.500 woningen of kantoorlocaties met een kantooroppervlak van niet meer dan 100.000 m².

Toetsing

In onderhavig geval is sprake van de bouw van één nieuwe woning. Conform de ministeriële regeling NIBM geldt dat een plan voor 1 woning wordt aangemerkt als

‘niet in betekenende mate’ (de grens ligt op woonwijken vanaf 1.500 woningen).

Conclusie

Het aspect ‘Luchtkwaliteit’ vormt geen belemmering voor het initiatief.

3.1.4 Externe veiligheid

Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico’s die ontstaan voor de omgeving bij het gebruik, de opslag en het vervoer van gevaarlijke stoffen zoals brandstof, LPG, vuurwerk en munitie. Het algemene rijksbeleid voor externe veiligheid is gericht op het beperken en beheersen van risico's voor de omgeving vanwege:

a. het gebruik, de opslag en de productie van gevaarlijke stoffen (inrichtingen);

b. het transport van gevaarlijke stoffen (openbare wegen, water- en spoorwegen, buisleidingen);

c. het gebruik van luchthavens.

(13)

Het externe veiligheidsbeleid is verankerd in diverse wet- en regelgeving, zoals het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb), het Besluit externe veiligheid transport-routes (Bevt) en de Regeling Basisnet.

Er wordt bij externe veiligheid onderscheid gemaakt in plaatsgebonden risico en groepsrisico. Het plaatsgebonden risico biedt burgers in hun woonomgeving een minimum beschermingsniveau tegen gevaarlijke stoffen. Het groepsrisico heeft een oriënterende waarde.

In een cirkel van 1,5 kilometer rondom het plangebied bevinden zich een 4-tal als risico aangemerkte inrichtingen. Binnen en buiten het plangebied bevinden zich conform de professionele risicokaart (figuur 5 pagina 13) geen risico-bronnen, waarvan de risicocontouren over het plangebied lopen.

Figuur 5 : betreft overzicht risico-indicatie. Bron: www.risicokaart.nl

Conclusie

De wet- en regelgeving betreffende externe veiligheid heeft geen gevolgen voor onderhavig initiatief.

3.1.5 Wegverkeerslawaai

De Wet geluidhinder (Wgh) kent een stelsel van normen voor geluidshinder. Ter bescherming van woningen zijn in dit stelsel voor verschillende geluidsbronnen (waaronder wegverkeerslawaai) grenswaarden opgenomen; een ondergrens (de voorkeursgrenswaarde) en een bovengrens (de maximaal toelaatbare geluidsbelasting). In het gebied tussen deze onder- en bovengrens kan voor woningen en projectbesluiten, een hogere waarde dan de voorkeursgrenswaarde

Plangebied

(14)

Vanwege de ligging van de planlocatie binnen de geluidszone van de Rijksweg A7 is een akoestisch onderzoek uitgevoerd door Adviesbureau dB(A) ‘de Burgumer Akoesticus’.

Uit het onderzoek blijkt dat de geluidsbelasting (Lden) ter hoogte van de richting de A7 georiënteerde gevel vanwege het wegverkeer op de A7, ten hoogste 63 dB bedraagt.

In het onderzoek is er primair vanuit gegaan dat realisatie van woningbouw binnen onderhavige planlocatie mogelijk is c.q. wordt geacht. Dit gelet op :

• De aan de planlocatie op grond van het geldende bestemmingsplan toegekende enkelbestemming ‘wonen’ en

• Het gegeven dat op deze locatie voorheen een eveneens geluidsgevoelige bestemming (school) was gesitueerd. En er derhalve sprake is c.q. zou kunnen zijn van vervangende nieuwbouw.

Toetsing van de berekeningsresultaten aan de grenswaarden als gesteld in de Wet geluidhinder leidt tot de conclusie dat, als gevolg van het wegverkeer op de Rijksweg ((A7)):

• Met uitzondering van de noordgevel (op de begane grond), de voorkeursgrenswaarde van 48 dB ter hoogte van alle overige gevels wordt overschreden;

• De maximale ontheffingswaarde van 63 dB (vervangende nieuwbouw) niet wordt overschreden.

Door de gemeente Súdwest-Fryslân is aanvullend aangegeven dat ten aanzien van onderhavige planlocatie sprake is van een als ‘nieuw’ aan te merken (woon)situatie. Dit omdat:

• Er niet sprake is van geluidsgevoelige vervangende nieuwbouw omdat de school al is gesloopt en de bestemming is gewijzigd in ‘wonen’;

• Binnen het bestemmingsvlak ‘Wonen’ (nog) geen bouwvlak is opgenomen.

Het voorgaande impliceert dat in dat geval de dan van toepassing zijnde maximale ontheffingswaarde van 53 dB wordt overschreden.

Ten aanzien van onderhavige planlocatie bestaat de uitdrukkelijke wens van initiatiefnemer om te bouwen op een locatie waar de geluidsbelasting hoger is dan de maximale ontheffingswaarde. Binnen het systeem van de Wgh zou op deze locatie geen woningbouw toegestaan zijn. Er zijn echter twee mogelijkheden om op een dergelijke locatie toch woningbouw te realiseren:

1. Door het toepassen van een geluidwerende scherm;

2. Door het toepassen van een ‘dove gevel’; een gevel met bij uitzondering te openen delen.

(15)

Toepassen geluidwerend scherm

Een gevel met een daarvoor of daaraan gemonteerd geluidswerend scherm is geen ‘dove gevel’ als bedoeld in de Wgh. In tegenstelling tot dove gevels is de Wgh bij geluidwerende schermen wel van toepassing. Als het scherm zodanig geluid weert dat het geluidsniveau op de achterliggende gevel minder dan 48 dB is, is geen hogere waarde nodig. Als de geluidsbelasting op de gevel ligt tussen de 48 dB en de maximale grenswaarde, is een hogere waarde noodzakelijk.

Ten aanzien van onderhavig planlocatie kan worden gesteld dat het treffen van (een) voorziening(en) in de vorm van een geluidwerend scherm de nodige bezwaren ontmoet van stedenbouwkundige, verkeerskundige, landschappelijke, esthetische en financiële aard. Dit mede gelet op enerzijds de ter hoogte van de planlocatie verhoogde ligging van de rijksweg A7 en anderzijds de afstand van de planlocatie ten opzichte van de rijksweg.

Toepassen dove gevel

In de Wgh zijn bepaalde scheidingsconstructies van de maximale geluidsbelasting uitgezonderd. Zo wordt een (uitwendige) scheidingsconstructie zonder te openen delen die aan bepaalde eisen voldoet (een zogenoemde ‘dove gevel’) niet als gevel aangemerkt. De normen als gesteld in de Wgh zijn daarop niet van toepassing.

Het (bouw)plan voorziet thans in de beoogde realisatie van een als geluidsgevoelig aan te merken (woon)bestemming. Waarvan de richting de Rijksweg A7 georiënteerde (zuid)gevel alsmede de oost- en westgevel, voor zover dit de direct aan de buitenlucht grenzende uitwendige scheidingsconstructie(s) van de als geluidgevoelig aan te merken verblijfruimten betreft, als ‘dove gevel’ worden uitgevoerd.

Uit eerder genoemd akoestisch onderzoek is gebleken dat:

• met toepassing van de in hoofdstuk 4.3 van dat onderzoek genoemde materialen en een volledig gebalanceerd mechanisch ventilatiesysteem in de relevante verblijfsruimten, de karakteristieke geluidswering van de uitwendige scheidingsconstructie voldoet aan de eisen uit het Bouwbesluit 2012;

• het binnen-niveau in de relevante geluidsgevoelige vertrekken, zijnde de woonkamer/keuken en de studeerkamer op de begane grond en de slaapkamers 1, 2, 3 en 4 op de verdieping, lager dan of gelijk is aan de hoogste toelaatbare waarde van 33 dB.

Conclusie

Het aspect wegverkeerslawaai vormt geen belemmering voor onderhavig initiatief.

3.2 Omgevingsaspect water

De watertoets procedure is een vast onderdeel van een planologische procedure.

(16)

De watertoets is het instrument dat zorgt dat de waterbelangen in de planvorming voldoende aandacht krijgen. Het is niet een toets achteraf, maar een proces dat de initiatiefnemer van een ruimtelijk plan en de waterbeheerder in een zo vroeg mogelijk stadium met elkaar in gesprek brengt.

Figuur 6: uitkomsten watertoets d.d. 23 augustus 2019. Bron: www.dewatertoets.nl

De Watertoets is d.d. 23 augustus 2019 uitgevoerd. Onderstaand het wateradvies.

Datum 23-8-2019 dossiercode 20190823-2-21257 W ateradvies korte procedure Project: Nieuwbouw woning Gemeente: Súdwest -Fryslân Aanvrager: C Zeldenrust Organisatie: Zeldenrust VROM -advies.

Voor het plan Nieuwbouw woning heeft u een watertoets aangevraagd op www.dewatertoets.nl. De uitkomst is dat de korte procedure moet worden gevolgd. Het plan Nieuwbouw woning heeft een beperkte invloed op de wateraspecten die van belang kunnen zijn bij ruimtelijke plannen.

Dit wateradvies geeft u handvatten om de uitkomsten en aandachtspunten van de watertoetsaanvraag mee te nemen in het opstellen van het ruimtelijke plan of besluit.

Aandachtspunt: Vrij voor de boezem. Het plangebied ligt vrij voor de boezem. Dit wil zeggen dat het gebied niet is beschermd tegen hoge waterstanden in de Friese boezem. W ij adviseren u om hiermee rekening te houden bij het bepalen van de aanleghoogte.

Toename verharding. W ij willen u verzoeken om in de waterparagraaf de volgende passage op te nemen over het onderdeel toename verharding. Door ruimtelijke ontwikkelinge n neemt de hoeveelheid verhard oppervlak toe met als gevolg een versnelde afvoer van hemelwater. Het is nodig om deze versnelde afvoer te compenseren om de waterberging in een gebied in stand te houden.

(17)

Dit geldt ook voor toevoegen van oppervlakteverhardin g die wel past binnen het bestemmingsplan, maar waarvan de grond al meer dan vijf jaar braak ligt en waar in het verleden niet voor gecompenseerd is.

Het is verboden zonder watervergunning neerslag versneld tot afvoer te laten komen indien daarbij meer dan 200 m2 onverharde grond in stedelijk gebied en 1500 m2 in landelijk gebied wordt bebouwd of verhard.

Ruimtelijke adaptatie. Om ook in de toekomst prettig te kunnen wonen, werken en recreëren moeten steden en dorpen ingericht worden met het oog op de toekomst. Het is belan grijk kansen te benutten om het gebied klimaat robuust in te richten. Zo is het mogelijk om het bebouwd gebied beter bestand te maken tegen hevige regenbuien, periodes van droogte en hitte en de gevolgen van een mogelijke overstroming.

Voor bepaalde werkzaamheden heeft u een watervergunning nodig.

Bijvoorbeeld als u een sloot wilt dempen, afvalwater wilt lozen op oppervlaktewater of grondwater wilt onttrekken. Soms is het doen van een melding voldoende. Een watervergunning aanvragen is dan niet nodig.

Conclusie

Het aspect water vormt geen belemmering voor onderhavig initiatief.

3.3 Omgevingsaspect ecologie Algemeen

Bij ruimtelijke ingrepen moet rekening gehouden worden met de aanwezige natuurwaarden van het plangebied. Bescherming in het kader van de natuur wet- en regelgeving is op te delen in gebieds- en soortenbescherming. Bij gebiedsbescherming zijn de Wet natuurbescherming en provinciale verordeningen van toepassing. De provincies beschermen via provinciale verordening waardevolle natuurgebieden zoals het Natuurnetwerk Nederland, weidevogelgebied en ganzenfoerageergebied. Daarnaast kunnen natuurgebieden of andere gebieden die essentieel zijn voor het behoud van bepaalde flora en fauna, aangewezen worden als Europees vogelrichtlijn- en/of habitatrichtlijn gebied (Natura 2000). De verplichtingen uit de Vogel- en Habitatrichtlijn zijn in Nederland opgenomen in de Wet natuurbescherming. Ook de bescherming van individuele plant- en diersoorten is geregeld in deze wet.

(18)

Figuur 7: illustratie ligging plangebied ten opzichte van Natura 2000-, EHS- en ganzenfoerageergebieden. Bron: natuuroverzicht kaart provinsje Fryslân.

Gebiedsbescherming

Volgens figuur 7 maakt het plangebied geen deel uit van een beschermd natuurgebied en ligt het ook niet binnen de invloedssfeer van een dergelijk gebied.

Gezien de aard en omvang van onderhavig bouwplan, zal het initiatief geen negatief effect hebben op beschermde (natuur)gebieden.

Soortenbescherming

Het plangebied is thans ingericht als tuin inclusief een kas en daar waar de woning gesitueerd is, is verharding aanwezig in de vorm van bestrating en kas. Gezien het intensieve gebruik hebben zich hier geen beschermde soorten ontwikkeld.

Onderhavig plan heeft geen negatief effect op beschermde soorten en nader onderzoek is niet nodig.

Conclusie

De gemeente heeft d.d. 15 augustus 2019 bevestigd in te kunnen stemmen met de conclusie dat ecologie geen belemmering vormt voor onderhavig bouwplan.

En dat nader onderzoek niet nodig geacht wordt.

Bolsward

(19)

3.4 Omgevingsaspect archeologie en cultuurhistorie Archeologie

Op Europese schaal heeft Nederland zich verbonden aan het zogenaamde

‘Verdrag van Malta’. Dit is gericht op het behouden van archeologische waarden in de bodem. Uitgangspunt hierbij is het uitvoeren van een onderzoek naar archeologische waarden in het plangebied voor het vaststellen van een bestemmingsplan. Ook het zogenoemde veroorzakerprincipe is een uitgangspunt van het Verdrag van Malta. Dit betekent dat diegene die mogelijke archeologische waarden in de bodem verstoord, financieel verantwoordelijk is voor voldoende onderzoek naar en het behoud van die archeologische waarden.

Op Nederlandse schaal is de belangrijkste wettelijke basis voor het behoud van erfgoed per 1 juli 2016 de Erfgoedwet. De kern van deze wet is dat, wanneer de bodem wordt verstoord, archeologische resten intact moeten blijven (in situ).

Wanneer dit niet mogelijk is, worden archeologische resten opgegraven en elders bewaard (ex-situ).

Figuur 8: advies ijzertijd – middeleeuwen. Bron: http://fryslan.maps.arcgis.com

Op provinciale schaal heeft de provincie Fryslân het initiatief genomen om het bodemarchief in kaart te brengen op de zogenaamde Friese Archeologische Monumentenkaart Extra (FAMKE). FAMKE is in de eerste plaats gebaseerd op twee be-staande landelijke kaarten: de Archeologische Monumentenkaart (AMK) en de Indicatieve Kaart Archeologische Waarden (IKAW). Daarnaast houdt FAMKE rekening met de kans dat de mogelijk aanwezige archeologische resten verstoord zijn. Aan de andere kant houdt de FAMKE ook rekening met de

(20)

dekkende kaarten welke aangeven hoe het beste met het bodemarchief kan worden omgegaan.

De FAMKE bestaat uit twee advieskaarten, één voor de periode steentijd - bronstijd (300.000 - 800 v Chr.), en één voor de periode ijzertijd - middeleeuwen (800 v Chr. - 1500 n Chr.).

Toetsing

De toetsing heeft voor beide perioden plaatsgevonden. Voor de ijzertijd- middeleeuwen is het advies om bij ingrepen > 500m² een karterend archeologisch onderzoek uit te laten voeren. De kavel is groter dan 500 m².

Aangezien de ingreep circa maximaal 250m² zal bedragen en het gebruik van de kavel niet zal wijzigen, is nader onderzoek niet nodig. Voor de periode steentijd- bronstijd wordt archeologisch onderzoek niet noodzakelijk geacht.

Cultuurhistorie

Sinds januari 2012 hebben gemeenten op grond van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) de opdracht om bij het opstellen van bestemmingsplannen rekening te houden met cultuurhistorische waarden. Rekening houden met cultuurhistorie impliceert dat bekend moet zijn wat er voor waarden aanwezig zijn. Dit betekent dat naast archeologie, ook een beschrijving moet worden gegeven van de historische (steden)bouwkunde en historische geografie. Door cultuurhistorie een plek te geven in procedures op het gebied van ruimtelijke ordening wordt bereikt dat de aandacht niet uitsluitend uitgaat naar individuele objecten (de aangewezen monumenten), maar juist de samenhang tussen gebouwen en hun omgeving.

Figuur 9: illustratie van waarden op en rondom het plangebied.

Bron: Fryslan.maps.arcgis.com Toetsing

Op de cultuurhistorische waardenkaart van de provincie Fryslân staan de cultuurhistorische waarden aangegeven rond het plangebied. Deze waarden zijn respectievelijk: Delfst Rood, Wederopbouwwijken en gebieden en gezichten met

Plangebied

(21)

Conclusie

De aspecten archeologie en cultuurhistorie vormen geen belemmering voor dit initiatief.

3.5 Welstand

Het nieuwbouwplan is op 17 augustus 2017 beoordeeld door welstandszorg Hûs en Hiem. De commissie is tot het oordeel gekomen dat onder voorbehoud er uitzicht is op een positief advies. Een exemplaar van het advies is als bijlage IV toegevoegd.

Conclusie

Welstandshalve is er geen belemmering voor de nieuwbouw van de woning.

3.6 Verkeer en parkeren Verkeer

De Burgemeester Praamsmalaan maakt deel uit van de bebouwde kom van Bolsward. Onderhavig plan betreft het toevoegen van één nieuwe woning.

Verwacht mag worden dat het verkeer hier geen belemmeringen van gaat ondervinden bij de verkeersafwikkeling op de Burgemeester Praamsmalaan.

Parkeren

Er dienen minimaal twee parkeerplaatsen aanwezig te zijn. Daarvoor is voldoende ruimte op eigen terrein aanwezig. Er wordt geen parkeerdruk op de omgeving afgewenteld.

Conclusie

Verkeerstechnisch zijn geen belemmeringen te verwachten.

(22)

IV UITVOERBAARHEID VAN HET PLAN

Wettelijk bestaat er de verplichting om inzicht te geven in de uitvoerbaarheidsaspecten van een plan. In dat verband wordt er een

onderscheid gemaakt tussen de maatschappelijke en economische uitvoerbaarheid.

4.1 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

In het kader van het vooroverleg zijn reacties ontvangen van de provincie Fryslân en Wetterskip Fryslân. Met de reacties is in de ruimtelijke onderbouwing rekening gehouden.

Het plan zal de uitgebreide omgevingsvergunningprocedure doorlopen. Het plan zal ter inzage worden gelegd, zodat belanghebbenden de mogelijkheid geboden wordt een zienswijze in te dienen. Voor zover thans beoordeeld kan worden, levert het initiatief geen nadelen op voor derden, zodat het plan maatschappelijk uitvoerbaar geacht wordt. Bovendien heeft initiatiefnemer de plannen met de omgeving besproken.

4.2 Economische uitvoerbaarheid

Het betreft een particulier initiatief. De financiering is rond en de economische haalbaarheid is gegarandeerd. Voor wat betreft mogelijke planschade zal de gemeente initiatiefnemer een overeenkomst doen toekomen, op grond waarvan de gemeente eventuele planschade op initiatiefnemer kan verhalen.

(23)

BRONVERMELDING

BIJLAGE I

 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte Rijk

 ‘Om de kwaliteit fan de romte’ Streekplan 2007 Provinsje Fryslân

 Verordening Romte Fryslân 2014 Provinsje Fryslân

 Bestemmingsplan Bolsward Kom Gemeente Súdwest-Fryslân

 Brief 25 september 2017 Gemeente Súdwest-Fryslân

 Woonvisie Súdwest-Fryslân 2017 – 2022 Gemeente Súdwest-Fryslân

 Structuurplan Bolsward 2000 – 2015 Gemeente Súdwest-Fryslân

 Brochure Bedrijven en Milieuzonering 2009 VNG

 Bouwtekeningen Bouwkundig bureau WP

Bouwidee

 Situatieschets Google Maps

 Archeologische kaart FAMKE Provinsje Fryslân

 Cultuurhistorische waardenkaart Provinsje Fryslân

 Natuuroverzicht kaart Provinsje Fryslân

 Wateradviesd.d. 23 augustus 2019 Wetterskip Fryslân

 Akoestisch rapport d.d. 1 februari 2018 Adviesbureau dB(A)

 Bodemonderzoek 16 februari 2018 Wiertsema & Partners B.V.

 Welstandadvies 17 augustus 2017 Hûs en Hiem

 Risicokaart www.risicokaart.nl

(24)

Brief gemeente

Bijlage II

(25)
(26)
(27)

Resultaten bodemrapport

Bijlage III

(28)
(29)

Advies welstand

Bijlage IV

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Er is een aanvraag om omgevingsvergunning ingediend voor het bouwen van een woning met garage op het perceel Alde Dyk 1a te Kootstertille.. Het betreft het perceel met het

Voor zover bij het project geen milieueffectrapport als bedoeld in hoofdstuk 7 van de Wet milieubeheer wordt opgesteld, waarin de hierna volgende onderdelen zijn beschreven, worden

Artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 3° Wabo geeft aan dat een omgevingsvergunning moet zijn voorzien van een ruimtelijke onderbouwing, voor het geval de

Het ruimtelijk beleid van de provincie vormt een belangrijk kader voor het gemeentelijk (bestemmingsplan)beleid. Het Streekplan heeft met de invoering van de Wro

Nieuwbouw woning Doniaburen 15 Ferwoude Zeldenrust VROM-advies Hiermee is bepaald dat het plan een zodanige invloed heeft op de waterhuishouding en de

Tijdens het gesprek laat uw kopersbegeleider u ook de verschillende binnendeuren zien waaruit u een keuze kunt maken en krijgt u uitleg over SlimWonen: het

Op grond van de eerder doorlopen ruimtelijke procedure (zie § 1.1) is reeds vergunning verleend voor de realisatie van vier woningen op het perceel Bergse Linker Rottekade 451.. De

Als hij van een andere bieder een beter openingsbod krijgt, kan hij er zelfs voor kiezen om helemaal niet met jou te onderhandelen.. DE VRAAGPRIJS MAG TIJDENS DE