• No results found

RUIMTELIJKE ONDERBOUWING OMGEVINGSVERGUNNING GEMEENTEWEG 208, STAPHORST - NIEUWBOUW DUBBELE WONING

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "RUIMTELIJKE ONDERBOUWING OMGEVINGSVERGUNNING GEMEENTEWEG 208, STAPHORST - NIEUWBOUW DUBBELE WONING"

Copied!
108
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

27 september 2016

(2)

BJZ.nu Bestemmingsplannen 2

R UIMTELIJKE ONDERBOUWING

O MGEVINGSVERGUNNING

G EMEENTEWEG 208, S TAPHORST - NIEUWBOUW DUBBELE WONING

Plannaam: Gemeenteweg 208, Staphorst - nieuwbouw dubbele woning

Plantype: Ruimtelijke onderbouwing ten behoeve van een omgevingsvergunning Datum: 27 september 2016

(3)

BJZ.nu Bestemmingsplannen 3

I

NHOUDSOPGAVE

H

OOFDSTUK

1

I

NLEIDING

... 4

1.1 AANLEIDING VOOR DE OMGEVINGSVERGUNNING ... 4

1.2 LIGGING PROJECTGEBIED ... 4

1.3 HUIDIG PLANOLOGISCH REGIEM ... 5

1.4 EISEN AAN EEN RUIMTELIJKE ONDERBOUWING ... 6

1.5 LEESWIJZER ... 7

H

OOFDSTUK

2

H

UIDIGE SITUATIE

... 8

2.1 RUIMTELIJK- EN FUNCTIONELE STRUCTUUR... 8

2.2 BESCHRIJVING PROJECTGEBIED EN OMGEVING ... 9

H

OOFDSTUK

3

P

LANBESCHRIJVING

... 11

3.1 RUIMTELIJKE ONTWIKKELING ... 11

3.2 VERKEER EN PARKEREN ... 12

H

OOFDSTUK

4

B

ELEIDSKADER

... 13

4.1 RIJKSBELEID ... 13

4.2 PROVINCIAAL BELEID ... 15

4.3 GEMEENTELIJK BELEID ... 21

H

OOFDSTUK

5

M

ILIEU

-

EN OMGEVINGSASPECTEN

... 28

5.1 GELUID ... 28

5.2 BODEM ... 29

5.3 LUCHTKWALITEIT ... 30

5.4 EXTERNE VEILIGHEID ... 31

5.5 MILIEUZONERING ... 32

5.6 GEUR ... 35

5.7 ECOLOGIE ... 36

5.8 ARCHEOLOGIE &CULTUURHISTORIE ... 37

H

OOFDSTUK

6

W

ATERASPECTEN

... 39

6.1 VIGEREND BELEID ... 39

6.2 WATERPARAGRAAF ... 40

H

OOFDSTUK

7

E

CONOMISCHE UITVOERBAARHEID

... 41

H

OOFDSTUK

8

V

OOROVERLEG

... 42

8.1 HET RIJK ... 42

8.2 PROVINCIE OVERIJSSEL ... 42

8.3 WATERSCHAP DRENTS OVERIJSSELSE DELTA ... 42

B

IJLAGEN BIJ DE RUIMTELIJKE ONDERBOUWING

... 43

BIJLAGE 1 ERFINRICHTINGSPLAN... 43

BIJLAGE 2 AKOESTISCH ONDERZOEK ... 43

BIJLAGE 3 VERKENNEND BODEMONDERZOEK NIEUWBOUW WONINGEN ... 43

BIJLAGE 4 WATERTOETSRESULTAAT ... 43

(4)

BJZ.nu Bestemmingsplannen 4

H

OOFDSTUK

1 I

NLEIDING

1.1 Aanleiding voor de omgevingsvergunning

Initiatiefnemer is woonachtig aan de Gemeenteweg 208 te Staphorst. In de huidige situatie is ter plaatse een karakteristieke woonboerderij aanwezig met bijbehorende bijgebouwen. Initiatiefnemer is voornemens om achter het pand Gemeenteweg 208 een dubbele woning te realiseren. De bouw van de dubbele woning is mogelijk op basis van de gemeentelijke beleidsnotitie “Open plekken Staphorst”. In die beleidsnotitie wordt aangegeven onder welke voorwaarden woningbouw kan worden gerealiseerd op bestaande open plekken, vrijkomende plekken en op locaties achter aan de stegen.

Voorgenomen initiatief is niet in overeenstemming met het geldende bestemmingsplan. In voorliggend geval kan van het bestemmingsplan worden afgeweken en medewerking worden verleend middels een

omgevingsvergunning conform artikel 2.12 eerste lid onder a, sub 30 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Deze afwijking van het bestemmingsplan moet gemotiveerd worden met een ruimtelijke onderbouwing waarin wordt aangetoond dat de ontwikkeling in overeenstemming is met ‘een goede ruimtelijke ordening’. Voorliggende ruimtelijke onderbouwing voorziet hierin.

Opgemerkt wordt dat de karakteristieke woonboerderij (nr. 208) gedeeltelijk wordt herbouwd en woningsplitsing wordt toegepast. Hiervoor wordt een separate ruimtelijke procedure doorlopen.

1.2 Ligging projectgebied

Het projectgebied is gelegen aan de Gemeenteweg 208 te Staphorst. In figuur 1.1 is de ligging van het projectgebied weergegeven ten opzichte van de kern Staphorst en de directe omgeving.

Figuur 1.1 Ligging van het projectgebied ten opzichte van de kern Staphorst en de directe omgeving (Bron: ArcGIS)

(5)

BJZ.nu Bestemmingsplannen 5

1.3 Huidig planologisch regiem

1.3.1 Algemeen

Het projectgebied is gelegen binnen de begrenzing van het bestemmingsplan “De Streek”. Dit

bestemmingsplan is vastgesteld op 11 juni 2013 door de gemeenteraad van Staphorst. In dit bestemmingsplan is het projectgebied bestemd tot:

 ‘Agrarisch met waarden’

 ‘Wonen – 1’ met bouwvlak en bouwaanduiding ‘karakteristiek’

 ‘Waarde – Beschermd dorpsgezicht’

In figuur 1.2 is een uitsnede van de verbeelding behorende bij het bestemmingsplan “De Streek” opgenomen.

Het projectgebied is daarbij indicatief weergegeven met het rode kader. Voor de exacte begrenzing wordt verwezen naar de verbeelding.

Figuur 1.2 Uitsnede bestemmingsplan “De Streek” (Bron: Gemeente Staphorst)

1.3.2 Beschrijving bestemmingen en aanduidingen

‘Agrarisch met waarden’

De voor ‘Agrarisch met waarden’ aangewezen grond zijn bestemd voor agrarische bedrijven, landschappelijke waarden en cultuurgrond, water en voorzieningen ten behoeve van water, groenvoorzieningen, dagrecreatief medegebruik, verkeer en verblijfsdoeleinden in de vorm van wegen met een functie voor intern verkeer, voet- en fietspaden en parkeervoorzieningen en openbare nutsvoorzieningen.

‘Wonen – 1’

De voor ‘Wonen – 1’ aangewezen gronden zijn bestemd voor wonen, hobbymatige agrarische activiteiten, het houden van een bed and breakfast in een bestaand hoofdgebouw c.q. woning of in een voormalig inpandig bedrijfsgedeelte, aan huis verbonden beroepen, tuinen en erven, groenvoorzieningen, cultuurgrond en water,

(6)

BJZ.nu Bestemmingsplannen 6 verkeers- en verblijfsdoeleinden in de vorm van wegen met een functie voor intern verkeer, voet- en

fietspaden en parkeervoorzieningen, openbare nutsvoorzieningen, speelvoorzieningen.

‘Waarde – Beschermd dorpsgezicht’

De voor ‘Waarde – Beschermd dorpsgezicht’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor behoud, herstel en versterking van het karakteristieke dorpsgezicht (De Streek) zoals dat is verwoord in de aanwijzing dorpsgezicht d.d. 18 oktober 1993 het document 'Staphorst een eigen wereld' van 31 mei 2005.

1.3.3 Strijdigheid

Ter plaatse van de agrarische bestemming zijn geen bouwmogelijkheden aanwezig ten behoeve van twee reguliere woningen. Dit vanwege het ontbreken van de juiste (woon)bestemming en een bouwvlak.

De gemeente Staphorst is bereid het gewenste plan mogelijk te maken door met een omgevingsvergunning af te wijken van het geldende bestemmingsplan.

1.4 Eisen aan een ruimtelijke onderbouwing

Een op artikel 2.12, eerste lid, sub a, onder 30 Wabo gebaseerde zelfstandige instructie voor de inhoud en inrichting van deze ruimtelijke onderbouwing ontbreekt in het Besluit omgevingsrecht (Bor). Artikel 5.20 van het Besluit omgevingsrecht (Bor) verklaart voor de inhoud van het besluit de artikelen 3.1.2, 3.1.6 en 3.3.1, eerste lid, van het Bro van overeenkomstige toepassing. Voorliggende ruimtelijke onderbouwing belicht alle relevante aspecten vanuit de ruimtelijke ordening en toont aan dat voorliggend project in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. Hieronder is verwoordt waaraan een ruimtelijke onderbouwing moet voldoen.

In een goede ruimtelijke onderbouwing zijn neergelegd:

1. een verantwoording van de gemaakte keuzen;

2. een beschrijving van de wijze waarop in het plan rekening is gehouden met de gevolgen voor de waterhuishouding; Hiervoor wordt verwezen naar hoofdstuk 6;

3. de uitkomsten van het in artikel 3.1.1 bedoelde overleg; het vooroverleg met de overlegpartners wordt gevoerd in het kader van het nog op te stellen bestemmingsplan;

4. de uitkomsten van het met toepassing van artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht verrichte onderzoek; verwezen wordt naar de gehele ruimtelijke onderbouwing waaruit blijkt dat met alle relevante feiten en af te wegen belangen rekening is gehouden;

5. een beschrijving van de wijze waarop burgers en maatschappelijke organisaties bij de voorbereiding zijn betrokken; ten tijde van de procedure voor het op te stellen bestemmingsplan, wordt

gelegenheid geboden om zienswijzen in te dienen;

6. de inzichten over de uitvoerbaarheid van het plan; verwezen wordt naar hoofdstuk 7.

Voor zover bij het project geen milieueffectrapport als bedoeld in hoofdstuk 7 van de Wet milieubeheer wordt opgesteld, waarin de hierna volgende onderdelen zijn beschreven, worden in de ruimtelijke onderbouwing ten minste neergelegd:

7. een beschrijving van de wijze waarop met de in de grond aanwezige of te verwachten monumenten rekening is gehouden; hiervoor wordt verwezen naar paragraaf 4.8

8. voor zover nodig een beschrijving van de wijze waarop rekening is gehouden met overige waarden van de in het besluit begrepen gronden en de verhouding tot het aangrenzende gebied; in hoofdstuk 5 is aandacht besteed aan diverse relevante aspecten;

9. een beschrijving van de wijze waarop krachtens hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer vastgestelde milieukwaliteitseisen bij het besluit zijn betrokken; het betreffende hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer heeft betrekking op luchtkwaliteitseisen. Deze zijn beschreven in paragraaf 5.3.

(7)

BJZ.nu Bestemmingsplannen 7

1.5 Leeswijzer

Na deze inleiding wordt in hoofdstuk 2 een beschrijving van de ruimtelijk-functionele structuur en de huidige situatie van het projectgebied gegeven.

Hoofdstuk 3 bevat de planbeschrijving.

In hoofdstuk 4 wordt ingegaan op het beleidskader. Hierin wordt het beleid van het Rijk, de provincie Overijssel en de gemeente Staphorst beschreven.

In hoofdstuk 5 passeren de relevante milieuaspecten de revue en in hoofdstuk 6 wordt in gegaan op het aspect water.

In hoofdstuk 7 wordt ingegaan op de economische uitvoerbaarheid van het project en tot slot wordt in hoofdstuk 8 ingegaan op het vooroverleg.

(8)

BJZ.nu Bestemmingsplannen 8

H

OOFDSTUK

2 H

UIDIGE SITUATIE

2.1 Ruimtelijk- en functionele structuur

De kernen Staphorst en Rouveen liggen op de grens van de veengronden aan de westzijde en de zandgronden aan de oostzijde. Dit veen wordt aan de west- en noordzijde begrensd door de beekdalen van de Gene (nu:

Zwarte water), de Sethe (nu: Meppeler diep) en de Reest. Vanaf de twaalfde en dertiende eeuw is gestart met het ontginnen van het gebied. Hiertoe werd het veengebied verdeeld in een aantal slagen. Deze slagen werden weer opgedeeld inontginningshoeven met een vaste perceelsbreedte van ca. 125 meter. Staphorst en

Rouveen krijgen elk vierslagen toebedeeld. In Staphorst tellen deze slagen 48 hoeven, in Rouveen 62. Het startpunt van de ontginningligt ter hoogte van De Wijk.

Na de ontginning werden de gronden veelal in gebruik genomen als bouwland (rogge en graan) en weiland.

Door de ontwatering van het ontgonnen veen treedt klink en oxidatie op. Dit brengt een gestage

maaivelddaling met zich mee. Na verloop van tijd wordt de bovenlaag van de grond te vochtig om nog langer als akkerland te gebruiken. De oplossing wordt gevonden door een nieuw stuk veen te ontginnen. Met de ontginning van nieuwe stukken veen schuift het zwaartepunt van de bedrijvigheid steeds verder op. Op den duur wordt de afstand tussen woonplaats en akkers zo groot dat boerderijen naar achteren verplaatst worden.

Zo krijgt men tevens een hogere en dus drogere woonplaats. Dit proces van dorpverplaatsing herhaalt zich in zowel Staphorst als Rouveen diverse malen.

In eerste instantie ontwikkelen de slagen zich onafhankelijk van elkaar. Al snel onderkent men de noodzaak om de ontginningen op elkaar af te stemmen. De sterke kromming van de eerste ontginningsas maakt dat bij het voortschrijden van de occupatie de verschillende groepen kolonisten voortdurend met elkaar rekening moeten houden. Als gevolg hiervan worden de percelen smaller en moet de ontginningsrichting diverse malen worden aangepast. Een verandering van de perceelsrichting vindt altijd plaats ter hoogte van een leidijk. Een gezamenlijke richtingverandering gaat het beste wanneer de leidijken in een lijn liggen. De diverse leidijken vormen in de loop van de tijd steeds meer een gesloten front. Op een gegeven moment zijn de leidijken van Rouveen en Staphorst samengevoegd tot een lint; de ‘olde dijck'. Dit is de voorloper van het huidige lint dat eind 16e eeuw tot stand kwam. Met het bereiken van de ‘nieuwe dijck' komt een eind aan het steeds verder opschuiven van de dorpen. Het lint ligt nu op een stevige, zandige ondergrond waardoor verplaatsing niet meer nodig is. De ontginning gaat wel verder. Als gezamenlijk richtpunt wordt een punt ver in het veen gekozen; de Punthorst. De percelen worden naar achteren steeds smaller en maken vooral bij Rouveen een sterke kromming. Als laatste leidijk wordt de ‘Staten Leidijk' aangelegd. Het huidige lint wordt in de volksmond ook wel ‘De Streek' genoemd. Kenmerkend voor het lint is de boogvorm; een directe afgeleide van de vorm van de ontginningsbasis.

De bebouwing aan de Gemeenteweg bestaat in de dorpskern van Staphorst tussen het viaduct en het spoor uit niet agrarische bebouwing uit de twintigste eeuw afgewisseld met karakteristiek agrarische bebouwing. De laatste jaren heeft Staphorst meer een centrumfunctie gekregen en is het winkelapparaat uitgebreid. In het dorp Staphorst is er sprake van een behoorlijke verdichting van bebouwing door de achtergelegen

woonwijken, waardoor het zicht op het achtergelegen gebied grotendeels is verdwenen. In Rouveen is er minder sprake van een dergelijke verdichting.

Ook in De Streek is sprake van een afnemende agrarische functie. Veel boeren hebben de laatste jaren gekozen voor bedrijfsbeëindiging of verplaatsing naar het buitengebied, met als gevolg leegstaande

boerderijen aan De Streek. Om deze leegstand en verval tegen te gaan, worden de boerderijen op dit moment veelal gesplitst in meerdere wooneenheden. Op deze manier blijft het beeld van Staphorst intact. Daarnaast komen in De Streek veel verschillende functies voor, zoals maatschappelijke functies, manege, opslag, detailhandel(centrum) en overige bedrijvigheid.

Om deze belangrijke cultuurhistorische en ruimtelijke karakteristieken (de open plekken, doorzichten naar het achterland, de monumentale boerderijen, de stegen, de boerderijsplitsingen) te behouden, zoals bedoeld in het kader van een beschermd dorpsgezicht, is in het geldend bestemmingsplan ‘De Steeg’ gekozen een gedetailleerde wijze van bestemmen gekozen, maar met veel mogelijkheden.

(9)

BJZ.nu Bestemmingsplannen 9

2.2 Beschrijving projectgebied en omgeving

De locatie bestaat uit het perceel Gemeenteweg 208 te Staphorst en het perceel hierachter (zuidoostzijde).

Zoals hiervoor uitgebreid beschreven, maakt het projectgebied onderdeel uit van het kenmerkende bebouwingslint De Streek. De ruimtelijke structuur wordt bepaald door de Gemeenteweg en rechtlijnige ontginningsstructuren haaks op de Gemeenteweg. De functionele structuur bestaat voornamelijk uit woningen en enkele agrarische bedrijven.

Het projectgebied ligt achteraan de steeg (Luchiesweg) en wordt begrensd door het woonperceel

Gemeentweg 206-206a aan de noordwestzijde, de Luchiesweg aan de noordoostzijde en door weiland aan de zuidzijde. De luchtfoto’s in figuur 2.1 en 2.2 geven een goed beeld van de ligging van het projectgebied in de omgeving.

Figuur 2.1 Luchtfoto van het projectgebied in het bebouwingslint aan de Gemeenteweg (Bron: Provincie Overijssel)

(10)

BJZ.nu Bestemmingsplannen 10

Figuur 2.2 Luchtfoto van het projectgebied (Bron: Provincie Overijssel)

Het projectgebied bestaat uit het bestaande erf Gemeenteweg 208 en agrarisch grasland achter het erf. Ter plaatse van het erf is een karakteristieke boerderij aanwezig met enkele vrijstaande bijgebouwen. De status van de karakteristieke boerderij wordt nader toegelicht in paragraaf 5.8.2. Rond de bebouwing is erfverharding aanwezig. Het perceel wordt middels de erfverharding ontsloten op de Luchiesweg.

(11)

BJZ.nu Bestemmingsplannen 11

H

OOFDSTUK

3 P

LANBESCHRIJVING

3.1 Ruimtelijke ontwikkeling

3.1.1 Inleiding

De gewenste ontwikkeling wordt mogelijk gemaakt op basis van de beleidsnotitie ‘Open plekken Staphorst’. In deze notitie staat dat het bebouwen van open plekken, vrijkomende locaties en locaties achter de stegen moet plaatsvinden door een woningtype dat is gebaseerd op de Staphorster boerderij. Een nieuwe woning dient minimaal 3 meter uit de zijdelingse perceelsgrens te worden opgericht op een perceel met een minimale breedte van 17 meter en een minimale diepte van 31 meter. Het perceel dient tevens een minimale oppervlakte te hebben van 600 m2.

Gebleken is dat onderhavige locatie voldoet aan deze voorwaarden zoals opgenomen in de beleidsnotitie

‘Open plekken Staphorst’. De afmetingen van het ontwerp voldoen ook aan het open plekken beleid. Tevens mogen binnen de nieuwe bouwmassa meerdere woningen worden gecreëerd. De open plek ligt achteraan een bestaande steeg (Luchiesweg).

3.1.2 Het ontwerp

Achter de boerderij wordt een nieuw dubbel woonhuis gerealiseerd. Door het ontwerp en projectering van de bebouwing op de kavel aan te sluiten op de verschijningsvorm van een typische Staphorster boerderij, gaat het geheel goed op in de omgeving. De voorste woning beschikt over een vrijstaande berging en de achterste woning beschikt over een inpandige berging en autoparkeerplaats. Het ontwerp van de dubbele woonhuis is gebaseerd op het ontwerp van een typische Staphorster boerderij. Een belangrijk kenmerk van dergelijke

“hallehuizen” is dat het dak boven de verschillende ruimtes in een lijn doorloopt. Van oorsprong hadden de boerderijen van dit type een stenen voorgevel, een houten zijkant en een rieten dak. De meeste boerderijen hebben een wolfseind; het rieten dak loopt door in een driehoek aan de voorzijde van het huis. Aan de zijkant van de deel zit veelal een grote deur; de “bedrijfsingang”. Deze baanderdeur ligt niet, zoals bij andere typen, aan de achterzijde omdat daar vanwege de smalle kavel onvoldoende ruimte is om een toegang te maken.

De woonpercelen worden aan de noordwestzijde (zijde van Luchiesweg) afgeschermd met hagen. Tevens wordt een fruitboomgaard en een elzensingel aangeplant. In figuren 3.1 is het erfinrichtingsplan en in 3.2 is het straatprofiel met aanzichten van de nieuwe gevels opgenomen.

(12)

BJZ.nu Bestemmingsplannen 12

Figuur 3.1 Erfinrichtingsplan (Bron: B+O Architecten)

Figuur 3.2 Straatprofiel van de nieuwe woningen en te de verbouwen boerderij (Bron: B+O Architecten)

3.2 Verkeer en parkeren

In de nieuwe situatie zijn er vanaf de Luchiesweg drie in- en uitritten aanwezig, zoals weergegeven in figuur 3.1. Het projectgebied wordt ontsloten via de Luchiesweg op de Gemeenteweg. De realisatie van de ontwikkeling zorgt niet voor een onevenredige verkeerstoename die de verkeersveiligheid en doorstroming van omliggende infrastructuur op een negatieve manier beïnvloed.

Het parkeren ten behoeve van de nieuwe woonpercelen zal plaatsvinden op eigen perceel, zoals weergegeven in figuur 3.1. Het perceel biedt hier voldoende ruimte voor. Hierbij zal worden voldaan aan de CROW

parkeerkencijfers.

(13)

BJZ.nu Bestemmingsplannen 13

H

OOFDSTUK

4 B

ELEIDSKADER

Dit hoofdstuk beschrijft, voor zover van belang, het beleid vanuit het Rijk, de provincie Overijssel en gemeente Staphorst. Naast de belangrijkste algemene uitgangspunten worden de specifiek voor dit projectgebied geldende uitgangspunten weergegeven.

4.1 Rijksbeleid

4.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

4.1.1.1 Algemeen

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte is op 13 maart 2012 vastgesteld. De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) geeft een totaalbeeld van het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid op rijksniveau en vervangt de Nota Ruimte, de Structuurvisie Randstad 2040, de Nota Mobiliteit, de MobiliteitsAanpak en de Structuurvisie voor de Snelwegomgeving. Tevens vervangt het een aantal ruimtelijke doelen en uitspraken in onder andere de Agenda Landschap en de Agenda Vitaal Platteland. Daarmee wordt de SVIR het kader voor thematische of gebiedsgerichte uitwerkingen van rijksbeleid met ruimtelijke consequenties.

4.1.1.2 Rijksdoelen en regionale opgaven

In de SVIR heeft het Rijk drie rijksdoelen om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig te houden voor de middellange termijn (2028):

 Het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk- economische structuur van Nederland;

 Het verbeteren, instandhouden en ruimtelijk zekerstellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat;

 Het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.

De drie hoofddoelen van het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid kennen nationale opgaven die regionaal neerslaan.

Opgaven van nationaal belang in Oost-Nederland (de provincies Gelderland en Overijssel) zijn:

 Het waar nodig verbeteren van de internationale achterlandverbindingen (weg, spoor en vaarwegen) die door Oost Nederland lopen. Dit onder andere ten behoeve van de mainports Rotterdam en Schiphol;

 Het formuleren van een integrale strategie voor het totale rivierengebied van Maas en Rijntakken (Waal, Nederrijn, Lek en de IJssel, deelprogramma rivieren van het Deltaprogramma) en de IJsselvechtdelta (deelprogramma’s zoetwater en rivieren) voor waterveiligheid in combinatie met bereikbaarheid, ruimtelijke kwaliteit, natuur, economische ontwikkeling en woningbouw;

 Het tot stand brengen en beschermen van de (herijkte) EHS, inclusief de Natura 2000 gebieden (zoals de Veluwe);

 Het robuust en compleet maken van het hoofdenergienetwerk (380 kV), onder andere door het aanwijzen van het tracé voor aansluiting op het Duitse hoogspanningsnet.

4.1.1.3 Ladder voor duurzame verstedelijkingsladder

In de SVIR wordt de ladder voor duurzame verstedelijking geïntroduceerd. Deze ladder is per 1 oktober 2012 als motiveringseis in het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.1.6, lid 2) opgenomen. Doel van de ladder voor duurzame verstedelijking is een goede ruimtelijke ordening door een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. Hierbij dient de behoefte aan een stedelijke ontwikkeling te worden aangetoond. De ladder kent drie treden die achter elkaar worden doorlopen.

(14)

BJZ.nu Bestemmingsplannen 14

Figuur 4.1 Ladder voor duurzame verstedelijking (Bron: Ministerie van Infrastructuur en Milieu)

Teneinde een ontwikkeling adequaat te kunnen toetsen aan de ladder is het noodzakelijk inzicht te geven in de begrippen ‘bestaand stedelijk gebied’, ‘stedelijke ontwikkeling’, en ‘regionale behoefte’.

In de Bro zijn in artikel 1.1.1 definities opgenomen voor:

bestaand stedelijk gebied: ‘bestaand stedenbouwkundig samenstel van bebouwing ten behoeve van wonen, dienstverlening, bedrijvigheid, detailhandel of horeca, alsmede de daarbij behorende openbare of sociaal culturele voorzieningen, stedelijk groen en infrastructuur’.

stedelijke ontwikkeling: ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen.

Voor regionale behoefte is geen definitie in artikel 1.1.1 van de Bro opgenomen. Uit de nota van toelichting behorende bij artikel 3.1.6 Bro (Staatsblad 2012, 388, pp. 49-50) blijkt dat met regionale behoefte niet per se wordt gedoeld op een bovengemeentelijke behoefte (regionaal in de zin van meerdere gemeenten

omvattende). Centraal staat een passend regionaal schaalniveau; in geval van een lokale ontwikkeling kan het daarom ook gaan om een lokale (binnen de gemeente) vallende behoefte. Een dergelijke behoefte kan dan worden gezien als “regionale behoefte” zoals bedoeld in artikel 3.1.6 lid 2 Bro.

4.1.2 Toetsing van het initiatief aan het rijksbeleid

De SVIR laat zich niet specifiek uit over dergelijke lokale ontwikkelingen. Ten aanzien van de ladder van duurzame verstedelijking wordt het volgende geconstateerd:

Uit Afdelingsjurisprudentie blijkt dat de vraag wanneer sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling in grote mate casuïstisch wordt beantwoord. Zo heeft de Afdeling uitgemaakt dat de volgende ontwikkelingen in het kader van woningbouw niet als nieuwe stedelijke ontwikkeling zijn te kwalificeren:

 vier woningen (ABRvS 27 augustus 2014, ECLI:NL:RVS:2014:3223.)

 zeven woningen (ABRvS 11 juni 2014, ECLI:NL:RVS:2014:2077.)

 acht woningen (ABRvS 24 december 2014, ECLI:NL:RVS:2014:4720)

 tien woningen (behoudens samenhang met een groter woningbouwproject) (ABRvS 4 maart 2015, ECLI:NL:RVS:2015:653.).

In voorliggend geval wordt een toevoeging van 2 woningen planologisch mogelijk gemaakt. Dit betekent dat er met dit plan, waarbij geen sprake is van samenhang met andere woningbouwprojecten, geen sprake is van een

‘nieuwe stedelijke ontwikkeling’ als bedoeld in artikel 1.1.1, eerste lid, onder i, Bro.

Geconcludeerd wordt dat er geen sprake is van strijd met het rijksbeleid.

(15)

BJZ.nu Bestemmingsplannen 15

4.2 Provinciaal beleid

Het provinciaal beleid is verwoord in tal van plannen. Het belangrijkste plan betreft de Omgevingsvisie Overijssel en de daarbij behorende Omgevingsverordening Overijssel.

4.2.1 Uitgangspunten van de Omgevingsvisie Overijssel

De Omgevingsvisie Overijssel is het integrale provinciale beleidsplan voor de fysieke leefomgeving van Overijssel. In 2009 is de Omgevingsvisie en -verordening 2009 vastgesteld. Naar aanleiding van monitoring en evaluaties is de Omgevingsvisie en -verordening op onderdelen geactualiseerd. De Actualisatie Omgevingsvisie en -verordening is op 3 juli 2013 vastgesteld door Provinciale Staten en is op 1 september 2013 in werking getreden.

Leidende thema’s voor de Omgevingsvisie zijn:

 Duurzaamheid;

 Ruimtelijke kwaliteit.

Enkele belangrijke beleidskeuzes waarmee de provincie haar ambities wil realiseren zijn:

 door meer aandacht voor herstructurering wordt ingezet op een breed spectrum aan woon-, werk- en mixmilieu’s; dorpen en steden worden gestimuleerd hun eigen kleur te ontwikkelen;

 investeren in een hoofdinfrastructuur voor wegverkeer, trein, fiets en waarbij veiligheid en doorstroming centraal staan;

 zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik; deze methode gaat ervan uit dat eerst het gebruik van de ruimte wordt geoptimaliseerd, dan de mogelijkheid van meervoudig ruimtegebruik wordt onderzocht en dan pas de mogelijkheid om het ruimtegebruik uit te breiden, wordt bekeken;

 ruimtelijke plannen ontwikkelen aan de hand van gebiedskenmerken en keuzes voor duurzaamheid.

4.2.2 Omgevingsverordening Overijssel

De provincie beschikt over een palet aan instrumenten waarmee zij haar ambities realiseert. Het gaat er daarbij om steeds de meest optimale mix van instrumenten toe te passen, zodat effectief en efficiënt resultaat wordt geboekt voor alle ambities en doelstellingen van de Omgevingsvisie. De keuze voor inzet van deze instrumenten is bepaald aan de hand van een aantal criteria. In de Omgevingsvisie is bij elke beleidsambitie een realisatieschema opgenomen waarin is aangegeven welke instrumenten de provincie zal inzetten om de verschillende onderwerpen van provinciaal belang te realiseren.

Eén van de instrumenten om het beleid uit de Omgevingsvisie te laten doorwerken is de

Omgevingsverordening Overijssel. De Omgevingsverordening is het provinciaal juridisch instrument dat wordt ingezet voor die onderwerpen waarvoor de provincie eraan hecht dat de doorwerking van het beleid van de Omgevingsvisie juridisch geborgd is.

4.2.3 Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel

De opgaven, kansen, beleidsambities en ruimtelijke kwaliteitsambities voor de provincie zijn in de

Omgevingsvisie Overijssel geschetst in ontwikkelingsperspectieven voor de groene omgeving en stedelijke omgeving.

Om de ambities van de provincie waar te maken, bevat de Omgevingsvisie een uitvoeringsmodel. Dit model is gebaseerd op drie niveaus, te weten:

1. generieke beleidskeuzes;

2. ontwikkelperspectieven;

3. gebiedskenmerken.

Deze begrippen worden hieronder nader toegelicht.

(16)

BJZ.nu Bestemmingsplannen 16 4.2.3.1 Generieke beleidskeuzes

Generieke beleidskeuzes zijn keuzes die bepalend zijn voor de vraag of ontwikkelingen nodig dan wel mogelijk zijn. In deze fase wordt beoordeeld of er sprake is van een behoefte aan een bepaalde voorziening. Ook wordt in deze fase de zgn. ‘SER-ladder’ gehanteerd. Deze komt er kort gezegd op neer dat eerst bestaande

bebouwing en herstructurering worden benut, voordat er uitbreiding kan plaatsvinden.

Andere generieke beleidskeuzes betreffen de reserveringen voor waterveiligheid, randvoorwaarden voor externe veiligheid, grondwaterbeschermingsgebieden, bescherming van de ondergrond (aardkundige en archeologische waarden), landbouwontwikkelingsgebieden voor intensieve veehouderij, begrenzing van Nationale Landschappen, Natura 2000-gebieden, Ecologische Hoofdstructuur en verbindingszones etc. De generieke beleidskeuzes zijn veelal normstellend.

4.2.3.2 Ontwikkelingsperspectieven

Als uit de beoordeling in het kader van de generieke beleidskeuzes blijkt dat de voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling aanvaardbaar is, vindt een toets plaats aan de ontwikkelingsperspectieven. In de Omgevingsvisie is een spectrum van zes ontwikkelperspectieven beschreven voor de groene en stedelijke omgeving. Met dit spectrum geeft de provincie ruimte voor het realiseren van de in de visie beschreven beleids- en

kwaliteitsambities.

De ontwikkelperspectieven geven richting aan wat waar ontwikkeld zou kunnen worden. Daar waar generieke beleidskeuzes een geografische begrenzing hebben, zijn ze consistent doorvertaald in de

ontwikkelingsperspectieven. De ontwikkelingsperspectieven zijn richtinggevend en bieden de nodige flexibiliteit voor de toekomst.

4.2.3.3 Gebiedskenmerken

Op basis van gebiedskenmerken in vier lagen (natuurlijke laag, laag van het agrarisch cultuurlandschap, stedelijke laag en lust- en leisurelaag) gelden specifieke kwaliteitsvoorwaarden en –opgaven voor ruimtelijke ontwikkelingen. Het is de vraag ‘hoe’ een ontwikkeling invulling krijgt.

Aan de hand van de drie genoemde niveaus kan worden bezien of een ruimtelijke ontwikkeling mogelijk is en er behoefte aan is, waar het past in de ontwikkelingsvisie en hoe het uitgevoerd kan worden. Afbeelding 4.2 geeft dit schematisch weer.

Afbeelding 4.2 Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel (Bron: Provincie Overijssel)

(17)

BJZ.nu Bestemmingsplannen 17 4.2.4 Toetsing van het initiatief aan het Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel

Indien het concrete initiatief wordt getoetst aan de Omgevingsvisie Overijssel ontstaat globaal het volgende beeld.

4.2.4.1 Generieke beleidskeuzes

Bij de afwegingen in de eerste fase “generieke beleidskeuzes” zijn vooral artikel 2.1.3 (SER-ladder voor de Stedelijke omgeving) en artikel 2.11 (Cultuurhistorie) van de Omgevingsverordening Overijssel van belang. Op beide artikelen zal hierna nader worden ingegaan.

Artikel 2.1.3: SER-ladder voor de Stedelijke omgeving

Bestemmingsplannen voorzien uitsluitend in stedelijke ontwikkelingen die een extra ruimtebeslag door bouwen en verharden leggen op de groene omgeving wanneer aannemelijk is gemaakt:

 dat er voor deze opgave in redelijkheid geen ruimte beschikbaar is binnen het bestaande bebouwd gebied en de ruimte binnen het bestaand bebouwd gebied ook niet geschikt te maken is door herstructurering en/of transformatie;

 dat mogelijkheden voor meervoudig ruimtegebruik binnen het bestaand bebouwd gebied optimaal zijn benut.

In de Omgevingsverordening Overijssel is het begrip ‘groene omgeving’ nader gedefinieerd als: de gronden die niet vallen onder bestaand bebouwd gebied.

In de Omgevingsverordening Overijssel is het begrip ‘bestaand bebouwd gebied’ nader gedefinieerd als: de gronden die benut kunnen worden voor stedelijke functies op grond van geldende bestemmingsplannen en op grond van voorontwerp-bestemmingsplannen voor zover de provinciale diensten daarover schriftelijk een positief advies hebben uitgebracht in het kader van het vooroverleg als bedoeld in artikel 3.1.1 Bro/artikel 10 BRO.

Gelet op het feit dat de locatie binnen een bestemmingsplan voor de bebouwde kom valt, is artikel 2.1.3 van toepassing.

Toetsing van het initiatief aan artikel 2.1.3 van de Omgevingsverordening Overijssel

In voorliggend geval wordt een dubbel woonhuis in aansluiting op de bestaande bebouwingsstructuur van Staphorst gebouwd. Het projectgebied blijft binnen de contouren van de planbegrenzing van het geldende bestemmingsplan “De Streek”, zodat geen sprake is van een extra ruimtebeslag op de groene omgeving. Met het invullen van de open plek wordt een functie gerealiseerd die zowel functioneel als ruimtelijk c.q.

stedenbouwkundig passend is. De ontwikkeling is in overeenstemming met artikel 2.1.3 van de Omgevingsverordening Overijssel.

Artikel 2.11: Cultuurhistorie

In de toelichting op bestemmingsplannen wordt aangegeven op welke wijze bij de planontwikkeling rekening is gehouden met de aanwezige cultuurhistorische waarden.

Onder ‘cultuurhistorische waarden’ wordt verstaan: het samenspel van historische landschappen, historisch geografische elementen en structuren, cultuurhistorisch waardevolle gebouwen en bouwwerken en

archeologische vindplaatsen die iets vertellen over het verleden.

Toetsing van het initiatief aan artikel 2.11 van de Omgevingsverordening Overijssel

Onderhavig projectgebied bevindt zich binnen de begrenzing van een karakteristieke dorpsgezicht (De Streek) zoals dat is verwoord in de aanwijzing dorpsgezicht d.d. 18 oktober 1993 en het document 'Staphorst een eigen wereld' van 31 mei 2005 en dat met name wordt gekenmerkt door:

 het verkavelingspatroon van de percelen, waaronder mede begrepen het water- en wegenpatroon en de groenstructuur in de vorm van singelbeplanting;

 de stegen (erfontsluitingswegen) bestraat met klinkers;

(18)

BJZ.nu Bestemmingsplannen 18

 de architectuur van gebouwen, zoals de forse Staphorsterboerderij (type Hallehuis) en nieuwere bebouwing die qua schaal, situering en bouwstijl past in het historische bebouwingsbeeld;

 de plaatsing van gebouwen op de percelen achter elkaar, op wisselende afstanden en bijna altijd met de nok in het verlengde van aanliggende steeg;

 de verspringingen in de rooilijn van de voorgevels van boerderijen die zijn gericht op de Gemeenteweg en de Oude Rijksweg;

 de groenstructuur voor de rooilijn en de daartussen liggende open groengebieden, alsmede de beplanting op en rondom erven die bijdraagt aan het besloten karakter van het dorp en de afgrenzing naar het buitengebied.

Met de architectuur van de nieuwe dubbele woning, de inrichting en materiaalgebruik van de erfinrichting en projectering van de bebouwing op de kavel is rekening gehouden met het cultuurhistorisch waardevolle dorpsgezicht van De Streek. De ontwikkeling sluit hiermee aan bij artikel 2.11 van de Omgevingsverordening.

4.2.4.2 Ontwikkelingsperspectieven

Het projectgebied behoort tot het ontwikkelingsperspectief ‘Dorpen en kernen als veelzijdige leefmilieus – woonwijk’ en ‘Buitengebied accent veelzijdige gebruiksruimte – Mixlandschap’. Eén en ander wordt ook weergegeven in afbeelding 4.3 waarin een uitsnede van de ontwikkelingsperspectievenkaart is opgenomen.

Afbeelding 4.3 Uitsnede ontwikkelingsperspectievenkaart Omgevingsvisie Overijssel (Bron: Provincie Overijssel)

‘Dorpen en kernen als veelzijdige leefmilieus - Woonwijk’

Rond de binnensteden liggen de diverse woonwijken en bedrijventerreinen elk met hun eigen woon-, werk- of gemengd milieu. Herstructurering van de woon-, werk- en voorzieningenmilieus moet deze vitaal en

aantrekkelijk houden en de diversiteit aan milieus versterken. In deze gebieden is ruimte voor herstructurering, inbreiding en transformatie naar diverse woon- werk- en gemengde stadsmilieus.

‘Buitengebied accent veelzijdige gebruiksruimte- Mixlandschap’

Het projectgebied behoort tot het ontwikkelingsperspectief 'Buitengebied - accent veelzijdige

gebruiksruimte/mixlandschap'. Deze gebieden zijn bedoeld voor gespecialiseerde landbouw, mengvormen van

(19)

BJZ.nu Bestemmingsplannen 19 landbouw-recreatie-zorg, landbouw-natuur en landbouwwater, bijzondere woon-, werk- en recreatiemilieus,

die de karakteristieke gevarieerde opbouw van het cultuurlandschappen in deze gebieden versterken. Naast de bescherming van kwaliteiten wil de provincie vooral ontwikkeling en dynamiek benutten voor duurzaamheid en ruimtelijke kwaliteit.

Toetsing van het initiatief aan het ‘Ontwikkelingsperspectief’

De ontwikkeling vindt plaats van de achterliggende open plek die op basis van de Beleidsnotitie “Open plekken Staphorst” ingevuld mag worden met woningbouw. Zowel functioneel als stedenbouwkundig wordt het plan als passend beoordeeld. Het projectgebied is gelegen in een omgeving waar wonen de hoofdfunctie is. Met de ontwikkeling vindt geen ruimtebeslag op de groene omgeving plaats.

4.2.4.3 Gebiedskenmerken

Bij toetsing van het ruimtelijke initiatief aan de gebiedskenmerken in vier lagen (natuurlijke laag, laag van het agrarisch cultuurlandschap, stedelijke laag en lust- en leisure-laag) is van belang dat het projectgebied grotendeels is gelegen in het stedelijk gebied. Dit betekent dat de ‘Natuurlijke laag’ en de ‘Laag van het agrarisch cultuurlandschap’ buiten beschouwing kunnen blijven aangezien deze oorspronkelijke waarden niet meer voorkomen in het projectgebied.

1. De ‘Stedelijke laag’

Het projectgebied is op de gebiedskenmerkenkaart de ‘Stedelijke laag’ deels aangeduid met het gebiedstype

‘Woonwijken 1955 - nu’. In afbeelding 4.4 is dat weergegeven.

Afbeelding 4.4 De stedelijke laag: “Woonwijk 1955 - nu” (Bron: Provincie Overijssel)

‘Woonwijken van 1955’

De woonwijken van 1955 tot nu zijn planmatig opgezette uitbreidingswijken op basis van een collectief idee en grotere bouwstromen. De functies (wonen, werken, voorzieningencentra) zijn uiteengelegd en de wijken zijn opgedeeld in buurten met een homogeen bebouwingskarakter: buurten met eengezinswoningen, flatwijken, villawijken, wijk(winkel)centra. Er is sprake van een tijdsgebonden verkavelingsstructuur op basis van verschillende ordeningsprincipes. Er is aandacht voor de aansluiting op de binnenstad en het

hoofdwegennetwerk, maar vaak minder op fietsaansluitingen naar het buitengebied. Lokaal zijn kleine eenheden die afwijken van het systeem, zoals ‘goudkustjes’ aan de rand van de wijk. Steeds is sprake van een afgeronde eenheid met duidelijke in- en uitgangen.

(20)

BJZ.nu Bestemmingsplannen 20 Toetsing van het initiatief aan de ‘Stedelijke laag’

Bij de uitwerking de planontwikkeling is rekening gehouden met het waardevolle karakter van de Streek. Zowel de locatie van de bebouwing als het stedenbouwkundige ontwerp (materialisering, kleurstelling en dergelijke) sluiten aan bij de karakteristieke opbouw van de Streek. Ook vanuit functioneel oogpunt, onderdeel

uitmakend van het bebouwingslint, is de dubbele woning als passend aan te merken op deze locatie. De ontwikkeling sluit aan op de uitgangspunten van de ‘Stedelijke laag’.

2. De ‘Lust en Leisurelaag’

De lust & leisurelaag is het domein van de belevenis, de betekenis en identiteit. Het voegt kenmerken toe als landgoederen, recreatieparken, recreatieve routes maar benut ook vooral de kwaliteit van de andere drie lagen. Het maakt ze beleefbaar en tot een belevenis. Het belevenisaspect wordt een steeds belangrijke pijler onder het ruimtelijk kwaliteitsbeleid.

De ambitie is gericht op sterke ruimtelijke identiteiten als motor voor gebiedsontwikkeling. Het gaat er om beleving, betekenis en kwaliteit van de omgeving te versterken en de beleefbaarheid en toegankelijkheid van het landschap te vergroten.

De locatie heeft op de gebiedskenmerkenkaart de ‘Lust- en leisurelaag’ de aanduiding ‘donkerte’. In afbeelding 4.5 is dat aangegeven.

Afbeelding 4.5 Lust- en leisurelaag: “Donkerte” (Bron: Provincie Overijssel)

‘Donkerte’

Lichte gebieden geven een beeld van economische dynamiek; zoals de steden en dorpen, de snelwegen, de kassengebieden, attractieparken en grote bedrijventerreinen. De donkere gebieden geven daarentegen een indicatie van het rustige buitengebied van Overijssel. Het zijn relatief luwe en dunbevolkte gebieden met een lage gebruiksdruk. De ambitie is gericht op het koesteren van donkerte als kwaliteit. Het streven is gericht op het handhaven van de donkerte en, waar mogelijk, de gebieden bij ontwikkelingen nog donkerder te maken.

De richting van de sturing is gericht op het minimaal toelaten van kunstlicht. Het vereist het selectief inzetten en 'richten' van kunstlicht en het vermijden van onnodig kunstlicht bij ontwikkelingen. De kansen hiervoor doen zich met name voor bij ontwikkelingen die een grote invloed hebben op het aspect donkerte, zoals grotere woon- en werklocaties en wegen. Ook de projectering van passages van auto(snel)wegen en regionale wegen speelt daarbij een grote rol vanwege het feit dat op- en afritten veelal leiden tot stedelijke ontwikkelingen.

(21)

BJZ.nu Bestemmingsplannen 21 Toetsing van het initiatief aan de ‘Lust- en leisurelaag’

Met de ontwikkeling vindt nauwelijks extra uitstraling van kunstlicht plaats. De toename van kunstlicht betreft voornamelijk oriëntatieverlichting. Geconcludeerd wordt dat het aspect ‘donkerte’ geen belemmering vormt voor het voornemen.

4.2.5 Conclusie toetsing aan het provinciaal beleid

Geconcludeerd kan worden dat de ontwikkeling in overeenstemming is met het in de Omgevingsvisie Overijssel verwoorde en in de Omgevingsverordening verankerde provinciaal ruimtelijk beleid.

4.3 Gemeentelijk beleid

4.3.1 Staphorst een eigen wereld

4.3.1.1 Algemeen

Het landschap van Staphorst is een begrip. Het is een voor Nederland uniek landschap, rijk aan specifieke, gebiedsgebonden cultuurhistorische waarden. Het is een karakteristiek landschap, met een sterk

onderscheidende ruimtelijke identiteit. Derhalve is het landschap van Staphorst aangewezen als Belvedère- gebied. In de Nota Belvedère is het rijksbeleid neergelegd over de relatie tussen cultuurhistorie en ruimtelijke inrichting. Centrale doelstelling van de nota is dat de cultuurhistorische identiteit sterker richtinggevend wordt voor de inrichting van de ruimte in ons land. In het kader van de Nota Belvedère zijn de cultuurhistorisch meest waardevolle gebieden en steden in Nederland op kaart gezet. Staphorst is één van deze gebieden.

Om de ruimtelijke karakteristiek van Staphorst te kunnen duiden is in “Staphorst een eigen wereld” uitgegaan van verschillende schaalniveaus: het schaalniveau van het landschap (direct grenzend aan het lint); het schaalniveau van de Streek en het schaalniveau van de afzonderlijke boerderijen met hun bijhorende tuin- en erfinrichting. De samenhang van deze schaalniveaus bepaalt het karakteristieke beeld van Staphorst.

4.3.1.2 De 3 schaalniveaus

Het landschap

Karakteristiek voor het Staphorster landschap zijn de elzensingels. In het verleden is de Streek omgeven door deze kleinschalige wereld. In de huidige situatie zijn delen van het landschap veel opener van karakter. Met de ruilverkaveling / landinrichting zijn veel singels opgeruimd, om zo tot grotere percelen te komen. Ten noorden van Staphorst is het singellandschap nog zichtbaar, maar vooral in het gebied tussen de Streek en de snelweg zijn de perceelsrandbeplantingen en de smalle verkaveling beeldbepalend.

De Streek

De Streek is het twaalf kilometer lange lint tussen Lichtmis en Halfweg. Het lint heeft een min of meer recht verloop ter plaatse van Staphorst. Het Rouvener tracé (tussen Dekkersweg en Lichtmis) kent een meer

slingerend verloop. Er is sprake van een grote ruimtelijke continuïteit langs het lint. De Streek kent grotendeels een dichte bebouwingsstructuur van monumentale boerderijen die een sterk architectonisch verwantschap hebben.

Opvallend is de verdraaiing van de perceelsrichting ten opzichte van de weg: in Staphorst staat deze vrijwel haaks op de weg terwijl verder naar het zuiden, in Rouveen, de verkavelingsrichting onder een scherpe hoek staat met de weg. Ook de boerderijen staan hier niet haaks op de weg maar volgen de richting van de percelen.

Het karakteristieke patroon van achter elkaar geplaatste boerderijen, waarbij de richting ten opzichte van de weg vaak een hoek vertoont, is het beeldmerk van Staphorst. Het is het resultaat van een langdurig proces van

(22)

BJZ.nu Bestemmingsplannen 22 vererving, opsplitsing en nieuwbouw van boerderijen. Deze bijzondere bebouwingsstructuur moet

gewaarborgd blijven.

De boerderij & erf

Van de boerderijen in de Streek is 70% aangeduid als monument. In totaal staan er 294 rijksmonumenten en 313 gemeentemonumenten in het lint. De typisch Staphorster boerderij is een langgerekt bouwwerk waarbij woonhuis, deel, stal en hooiopslag in elkaars verlengde liggen. De boerderijen dateren uit de 19e en 20e eeuw.

Naast de (vaak monumentale) boerderijen zijn ook de bijgebouwen beeldbepalend voor het Staphorster lint.

Van oudsher gaat het hierbij om eenvoudige, vaak houten bouwwerken.

Het groene karakter van het lint wordt voor een belangrijk deel gedragen door de erfbeplantingen. De maat en de vorm van de erven variëren langs het lint. Waar boerderijen op relatief grote afstand van de weg staan is sprake van een groene en besloten wereld met grote, soms monumentale bomen.

4.3.1.3 Perspectief

Het landschap

Het landschap en de Streek zijn nauw met elkaar verbonden. Op het schaalniveau van het landschap spelen de volgende zaken:

 het versterken en verbeteren van de karakteristieke beplantingsstructuur;

 het versterken van de recreatieve betekenis;

 het leesbaar maken en houden van de geschiedenis van het landschap.

De Streek

De bijzondere bebouwingsstructuur in ‘De Streek’ moet gewaarborgd blijven. Dit betekent echter niet dat er geen ruimte voor nieuwe ontwikkelingen zou zijn. Binnen de Streek wordt, in beperkte mate, ruimte gezien voor het ontwikkelen van nieuwe woningen. Daarmee is niet iedere ‘open’ locatie automatisch een

‘bouwlocatie’. De nieuwbouw dient zich echter nadrukkelijk te voegen binnen het bestaande ensemble.

De boerderij & erf

Ten aanzien van de boerderijen spelen de volgende aspecten:

 het verdwijnen van de agrarische functie uit het lint en daarmee het verdwijnen van de belangrijkste functie van de boerderijen en bijgebouwen;

 de inrichting van de tuinen en erven rond de boerderijen.

De boerderijen zijn over het algemeen goed beschermd. Voor bijgebouwen geldt dat ze qua omvang en materialisering ondergeschikt zijn aan de boerderij (de hoofdmassa op het erf). Niet alleen de boerderijen zelf maar ook de manier waarop de tuinen en erven zijn ingericht draagt bij aan het karakteristieke beeld van Staphorst.

4.3.1.4 Landschap + lint + boerderij & erf

Het beschermde gezicht geeft veel aandacht aan het lint; de Streek, en dan met name aan de boerderijen als bijzondere elementen. Het beschermde gezicht heeft minder aandacht voor het landschap. Landschap en lint zijn in Staphorst echter onlosmakelijk met elkaar verbonden. Het lint vormt in feite de ‘versteende’ structuur van het landschap. De relatie tussen lint en landschap is onderbelicht. Juist de versmelting van die twee vormt een wezenlijke karakteristiek van Staphorst. De elzensingels; het doorlopen van de singelbeplanting tot in het lint; de structuur van dwarswegen haaks op het lint; de doorzichten naar het achterland; de ontsluiting van het landschap en de sporen uit het verleden vormen essentiële aspecten van Staphorst.

In afbeelding 4.6. wordt weergegeven op welken wijze de erfinrichting, in relatie tot de ‘versteende’ structuur in de Streek dient plaats te vinden.

(23)

BJZ.nu Bestemmingsplannen 23

Afbeelding 4.6: Erfinrichting in de Streek (Bron: Gemeente Staphorst)

4.3.1.5 Toetsing van het initiatief aan “Staphorst een eigen wereld”

Het erf zal op een verantwoorde wijze worden vormgegeven waarbij terdege rekening is gehouden met de historische context van het bebouwingslint en de overgang van het erf naar het landschap. Bij de uitwerking van de planontwikkeling zoals verwoord in hoofdstuk 3 is rekening gehouden met het waardevolle karakter van de Streek. Zowel qua positionering van de bebouwing als het stedenbouwkundige ontwerp

(materialisering, kleurstelling en dergelijke) wordt voldaan aan het beleidsdocument “Staphorst een eigen wereld”.

4.3.2 Woonvisie 2011+

4.3.2.1 Algemeen

De gemeente Staphorst heeft een woonvisie opgesteld voor de periode tot en met 2015, met een doorkijk naar 2020. Deze woonvisie is op 23 september 2011 vastgesteld door de gemeenteraad van Staphorst. De gemeente Staphorst vindt het noodzakelijk een actueel, integraal en goed onderbouwde woonvisie te hebben om zodoende als gemeente de ontwikkelingen op het gebied van wonen te kunnen initiëren en daarnaast de ontwikkelingen van andere partijen te kunnen sturen.

In de Woonvisie heeft de gemeente haar beleid geformuleerd en stelt de gemeente vast wat zij de komende jaren op het gebied van wonen wil bereiken. De Woonvisie is hiermee het instrument voor het lokale woonbeleid: het geeft een kwantitatieve en kwalitatieve inkleuring aan de woningbouwontwikkeling voor de dorpen Staphorst, Rouveen en IJhorst.

Het belangrijkste doel dat de gemeente zich stelt is: het zorgen voor een goed woon- en leefklimaat voor de eigen inwoners. Jarenlang konden er niet voldoende woningen worden gebouwd in Staphorst. Hierdoor moesten inwoners noodgedwongen naar elders verhuizen. De gemeente wil nadrukkelijker de regie voeren op de woningbouwplanning en hiermee dit tij keren.

(24)

BJZ.nu Bestemmingsplannen 24 4.3.2.2 Woningbouwprogramma

Om in de lokale woningbehoefte te voorzien wil de gemeente Staphorst in de periode 2015-2019 260 nieuwe woningen bouwen. Bij een dergelijk aantal nieuwe woningen is het mogelijk om te voorkomen dat starters en ouderen noodgedwongen uit Staphort moeten vertrekken.

De gemeente heeft haar woningbouwprogramma per kern uitgewerkt. Voor de kern Staphorst kent de gemeente het volgende woningbouwprogramma:

4.3.2.3 Toetsing van het initiatief aan de Woonvisie 2011+

De ontwikkeling voorziet in de bouw van een dubbele woning op een open plek in het bebouwingslint van ‘De Streek’. Voor het bouwen op open plekken zijn 10 woningbouwcontingenten beschikbaar. De ontwikkeling voldoet aan het woningbouwprogramma zoals opgenomen in de gemeentelijke Woonvisie 2011+ en komt deels tegemoet aan de lokale woningbehoefte van circa 260 woningen in de periode van 2015-2019.

4.3.3 Beleidsnotitie ´Open plekken Staphorst´

4.3.3.1 Algemeen

In de “Beleidsnotitie Open plekken in Staphorst” geeft de gemeente aan welke open plekken en locaties achter de stegen aan De Streek in aanmerking komen voor bebouwing. Uitgangspunt daarbij is dat de nieuwe

bebouwing een versterking moet zijn voor de bebouwingsstructuur.

(25)

BJZ.nu Bestemmingsplannen 25 Een ‘open plek’ wordt in de beleidsnotitie als volgt gedefinieerd: locatie vrij van bebouwing c.q.

bebouwingsmogelijkheden en daaraan gelijk te stellen locaties. Op deze locaties mag maximaal 1 (dubbele) woning per aanvraag worden gebouwd.

Bij het uitwerken van de randvoorwaarden is een onderverdeling gemaakt in:

 Oude Rijksweg / Gemeenteweg: bebouwing met Staphorster boerderij waarbij aan bebouwing achter aan de steeg extra voorwaarden moeten worden gesteld om de leefbaarheid van de voorliggende percelen te kunnen waarborgen.

 Dwarswegen: naast bebouwing met Staphorster boerderij is ook bebouwing van vrijstaande woningen mogelijk.

Het projectgebied is gelegen aan de Luchiesweg. De daar bijbehorende randvoorwaarden worden hieronder kort behandeld.

4.3.3.2 Randvoorwaarden bebouwing dwarswegen (Luchiesweg)

Langs enkele dwarswegen is na 1950 een toename zichtbaar van het aantal burgerwoningen. De nokrichting en de bebouwingsstructuur zijn echter niet geënt op de kavelstructuur, maar gericht op de dwarsweg.

Hierdoor dragen deze burgerwoningen niet bij aan de versterking van het beschermd dorpsgezicht. De

doelstelling van het open plekken beleid is behoud en versterking van karakteristieke bebouwingsstructuur. De nieuwe burgerwoningen dragen niet bij aan een versterking van deze structuur. Zij dienen slechts een belang in het kader van volkshuisvesting. Wanneer aansluiting wordt gezocht bij de kavelstructuur en de doelstelling van het open plekken beleid, is het mogelijk om bij enkele dwarswegen binnen randvoorwaarden woningbouw te realiseren van het Staphorster boerderijtype.

Er is een limitatieve lijst van dwarswegen opgenomen die in principe aanmerking komen voor extra bebouwing. De Luchiesweg (beide zijden) maakt onderdeel uit van de lijst.

 Afmetingen van het perceel:

Gelet op de eis dat de woning van het type Staphorster boerderij moet zijn gelden dezelfde eisen met betrekking tot de afmetingen van het perceel.

 Afstand tot de weg:

Met betrekking tot de afstand van de weg dient te worden voldaan aan de eisen zoals gesteld in het kader van de Wet Geluidhinder. Middels een akoestisch onderzoek dient te worden aangetoond dat

woningbouw mogelijk is. De woning dient in ieder geval minimaal 5 meter vanuit de rand van de openbare weg gerealiseerd te worden.

 De nieuwbouw dient te passen binnen het lint:

De nieuwbouw dient qua positionering op de kavel, hoofdvorm, nokhoogte, goothoogte en gevelinrichting aan te sluiten bij de omliggende bebouwing. Voorwaarden voor nieuwbouw:

 Positionering van de nieuwbouw: zichtlijnen naar achteren behouden

 Nokrichting in het verlengde van de kavelstructuur

 De te realiseren woning dient ontsloten te worden via de dwarsweg (tenzij anders vermeld).

Hieruit volgt tevens dat de baanderdeuren aan de zijde van dwarsweg gerealiseerd moeten worden.

 Maatvoering overeenkomstig eisen Staphorster boerderij zoals genoemd in hoofdstuk 3 van deze notitie

 De gezamenlijke oppervlakte aan vrijstaande en aangebouwde bijgebouwen dient afgestemd te worden op de inhoudsmaat van de woning. Dit is overeenkomstig de bestemming ‘Wonen-1’

zoals opgenomen in het bestemmingsplan ‘De Streek’. In het bestemmingsplan zijn ook de andere regels met betrekking tot de maatvoering van het bijgebouw opgenomen.

4.3.3.3 Algemene randvoorwaarden

Het aantal te bebouwen locaties is vastgelegd op maximaal 5 per jaar, waarbij de verzoeken in volgorde van binnenkomst worden afgehandeld. Om inzicht te krijgen in de bouwplannen van de initiatiefnemer dient, voorafgaand aan de ruimtelijke procedure, een schetsplan en inrichtingsplan te worden overlegd die inzicht

(26)

BJZ.nu Bestemmingsplannen 26 geven in hoe de bebouwing eruit komt te zien en hoe het erf wordt ingericht. Het schetsplan en het

inrichtingsplan zullen aan de beleidsnotitie ´Open plekken Staphorst´ worden getoetst.

4.3.3.4 Toetsing van het initiatief aan de beleidsnotitie “Open plekken Staphorst”

Het voorliggende initiatief is getoetst door de gemeente Staphorst. Gebleken is dat het initiatief goed past binnen het gemeentelijk beleid waaronder het beleid voor de invulling van open plekken in Staphorst. Aan de voorwaarden zoals opgenomen in deze beleidsnotitie wordt voldaan.

4.3.4 Landschapsplan Staphorst

4.3.4.1 Algemeen

Op 28 mei 2011 heeft de gemeenteraad het landschapsplan Staphorst vastgesteld. Het plan is een actualisatie van het landschapsbeleidsplan Staphorst uit 1997. Door diverse ontwikkelingen in de landbouw, woningbouw, industrie, infrastructuur en recreatie, die allen van invloed zijn op het Staphorster buitengebied, was er een nieuwe stimulans nodig. Het landschapsplan is allereerst en vooral een beleidsplan, waarin een visie is neergelegd voor de toekomst van het Staphorster landschap. Deze visie geeft aan welke ontwikkelingen in de diverse landschapstypen en deelgebieden gewenst zijn. Daarnaast biedt het plan bouwstenen voor

ontwikkeling en (her)inrichting in de betreffende landschappen en gebieden.

De gemeentelijke visie op het landschap is gericht op het behoud en ontwikkeling van landschapswaarden. De landbouwsector vervuld een belangrijke rol bij het behoud en beheer van de verschillende landschapstypen in Staphorst. Op hoofdlijnen is deze visie gericht op:

 behoud en versterking van de verschillende landschapstypen door beheer en herstel van landschapselementen;

 actieve ontwikkeling van een landschappelijk raamwerk in gebieden waar veel ruimtelijke ontwikkelingen plaatsvinden;

 behoud en versterking van de beeldkwaliteit

Het plangebied is gelegen in de lintbebouwing (beschermd dorpsgezicht) en de overgang naar het dekzandlandschap.

4.3.4.2 Dekzandgebied

Het dekzandgebied kenmerkt zich door een afwisselend landschap van jonge ontginningen. Voor het dekzandgebied geldt dat de kavelstructuur - de ‘waaier’ waarvan alle lijnen uitkomen in de puntlanden – wordt benut als vormgevend principe voor landschapsversterking. In het dekzandgebied gaat het hierbij vooral om wegbeplanting en perceelgrensbeplanting. De verkaveling is het landschappelijke kader bij ruimtelijke ontwikkelingen zoals dorpsuitbreidingen en de eventuele inplaatsing van nieuwe agrarische bedrijven in de primaire landbouwgebieden. Bijzondere deelgebieden zijn de randen van de kern Staphorst, de Leijen (I), de bosrand met eikenrijen bij de Beugelerveldweg (II) en het kleinschalige gebied puntlanden / Hulstlanden (III) Voor de randen van de kern Staphorst wordt gestreefd naar het vormgeven van een heldere en groene overgang van het landschap naar het dorp. De kavelstructuur biedt aanknopingspunten voor groene structuren die de geleidelijke overgang kunnen vormgeven. De overgang wordt vormgegeven door aanleg van nieuwe en versterking van huidige landschapselementen, voordat de stedelijke ontwikkeling plaats gaat vinden.

4.3.4.3 Toetsing van het initiatief aan het ‘Landschapsplan Staphorst’

Zoals eerder genoemd is bij de planvorming een erfinrichtingsplan opgesteld, waarbij voldoende rekening is gehouden met behoud en ontwikkeling van de landschapswaarden. Met de voorgenomen erfinrichting zal het erf goed opgaan in het omliggende landschap en aansluiten op de bestaande bebouwingsstructuur. Gesteld wordt dat de ontwikkeling goed past binnen het gemeentelijk landschapsbeleid zoals verwoord in het Landschapsplan Staphorst.

(27)

BJZ.nu Bestemmingsplannen 27 4.3.5 Conclusie toetsing aan het gemeentelijk beleid

Geconcludeerd wordt dat de ontwikkeling in overeenstemming is met het gemeentelijk beleid. Met de uitwerking van de stedenbouwkundige onderbouwing is terdege rekening gehouden met de hiervoor verwoorde gemeentelijke beleidsstukken.

(28)

BJZ.nu Bestemmingsplannen 28

H

OOFDSTUK

5 M

ILIEU

-

EN OMGEVINGSASPECTEN

Artikel 5.20 van het Bor verklaart voor de inhoud van een besluit als bedoeld in artikel 2.12, eerste lid, sub a, onder 30 Wabo, artikel 3.1.6 van overeenkomstige toepassing. Op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening moet in de ruimtelijke onderbouwing een beschrijving worden opgenomen van de wijze waarop de milieukwaliteitseisen bij het plan zijn betrokken. Daarbij moet rekening gehouden worden met de geldende wet- en regelgeving en met de vastgestelde (boven)gemeentelijke beleidskaders.

In dit hoofdstuk worden de resultaten van het onderzoek naar de milieukundige uitvoerbaarheid beschreven.

Het betreft de thema’s geluid, bodem, luchtkwaliteit, externe veiligheid, milieuzonering, geur, ecologie en archeologie & cultuurhistorie.

5.1 Geluid

5.1.1 Algemeen

De Wet geluidhinder (Wgh) bevat geluidnormen en richtlijnen over de toelaatbaarheid van geluidniveaus als gevolg van rail- en wegverkeerslawaai en industrielawaai. De Wgh geeft aan dat een akoestisch onderzoek moet worden uitgevoerd bij het voorbereiden van de vaststelling van een bestemmingsplan of het nemen van een omgevingsvergunning indien het plan een geluidgevoelig object mogelijk maakt binnen een geluidszone van een bestaande geluidsbron of indien het plan een nieuwe geluidsbron mogelijk maakt. Het akoestisch onderzoek moet uitwijzen of de wettelijke voorkeursgrenswaarde bij geluidgevoelige objecten wordt overschreden en zo ja, welke maatregelen nodig zijn om aan de voorkeursgrenswaarde te voldoen.

5.1.2 Situatie projectgebied

De geplande nieuw te bouwen dubbele woning wordt op basis van de Wgh aangemerkt als een geluidsgevoelig object. Hierna wordt achtereenvolgens ingegaan op de aspecten wegverkeer-, railverkeer- en industrielawaai als bedoeld in de Wgh.

5.1.2.1 Wegverkeerslawaai

Buijvoets Bouw- en geluidsadvisering heeft in het voorliggende geval een akoestisch onderzoek

wegverkeerslawaai uitgevoerd. De resultaten van dit onderzoek worden in deze paragraaf behandeld. Het complete onderzoek is opgenomen in bijlage 2 van deze ruimtelijke onderbouwing.

De geplande woningen liggen in “stedelijk” gebied binnen de wettelijk vastgestelde geluidszone, als bedoeld in art. 74 van de Wet geluidhinder, van de Luchiesweg. De wettelijke voorkeursgrenswaarde voor de

geluidbelasting Lden op de woning ten gevolge van een weg bedraagt 48 dB. De maximale geluidsbelasting Lden

op de gevels ten gevolge van de Luchiesweg bedraagt maximaal 45 dB. Daarmee overschrijdt de geluidsbelasting de voorkeursgrenswaarde niet. Voor het bouwplan is er ten aanzien van het aspect wegverkeerslawaai sprake van een goed leef- en woonklimaat.

5.1.2.4 Railverkeerslawaai

Op 1 juli 2012 zijn door een wetswijziging van de Wet milieubeheer de geluidproductieplafonds (gpp’s) voor hoofdspoorwegen van kracht geworden. Gpp’s stellen een heldere grens over de toelaatbare hoeveelheid geluid en voorkomen een onbelemmerde groei van het geluid door toenemend verkeer.

Geluidproductieplafonds zijn berekende waarden op referentiepunten. Deze referentiepunten liggen om de 100 meter op 4 meter boven lokaal maaiveld, op een vaste afstand van 50 meter aan weerszijden van het spoor. Een spoorweg die is aangegeven op de geluidplafondkaart, heeft een zone die zich uitstrekt vanaf de as van de spoorweg tot de breedte naast de spoorweg, gemeten vanuit de buitenste spoorstaaf, als aangegeven in onderstaande tabel, afhankelijk van de hoogte van het geluidproductieplafond op het betrokken

referentiepunt.

(29)

BJZ.nu Bestemmingsplannen 29 De Gpp-waarde ter hoogte van het projectgebied bedraagt 66.3 dB waarmee de zonebreedte 600 m bedraagt.

De woningen liggen op een afstand van circa 270 meter binnen de zone. De Gpp-waarde is vastgesteld met behulp van een geluidberekening volgens het Reken- en Meetvoorschrift Geluidhinder 2012 op basis van een groot aantal gegevens, zoals het aantal en type treinen, constructie van het spoor, de snelheid van treinen en de hoogte van geluidschermen. Deze gegevens zijn opgenomen in het zogenaamde geluidregister. Op basis van deze gegevens is ook een geluidkaart gemaakt met de geluidcontouren langs de spoortrajecten. In het rekenprogramma is ook de omgeving meegenomen die invloed heeft op de hoeveelheid geluid. Volgens de geluidkaart ligt de 55 dB contour van de voorkeursgrenswaarde op een afstand van circa 175 meter uit de spoorlijn, ruim binnen de te bouwen woningen. Voor wat betreft het aspect railverkeerslawaai is sprake van een goede ruimtelijke ordening.

5.1.2.3 Industrielawaai

In de nabijheid van het projectgebied zijn geen gezoneerde bedrijventerreinen aanwezig. Het aspect industrielawaai als bedoeld in de Wgh vormt derhalve geen belemmering met betrekking tot voorliggend initiatief.

5.1.3 Conclusie

De Wet geluidhinder vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van voorliggende ontwikkeling.

5.2 Bodem

5.2.1 Algemeen

Bij de vaststelling van een bestemmingsplan en het nemen van een omgevingsvergunning dient te worden bepaald of de aanwezige bodemkwaliteit past bij het toekomstige gebruik van die bodem en of deze aspecten optimaal op elkaar kunnen worden afgestemd. Om hierin inzicht te krijgen, dient doorgaans een

bodemonderzoek te worden verricht conform de richtlijnen NEN 5740.

Sigma Bouw & Milieu heeft voor de nieuwbouwlocatie een bodemonderzoek uitgevoerd. Hierna zijn de conclusies voortkomend uit dit onderzoek opgenomen. Voor een nadere toelichting hierop wordt verwezen naar de volledige onderzoeksrapportage welke is opgenomen in bijlage 3 van deze ruimtelijke onderbouwing.

5.2.2 Situatie projectgebied nieuwbouwwoningen

Op basis van zintuiglijke waarnemingen zijn in het opgeboorde monstermateriaal geen bodemvreemde bijmengingen waargenomen. In het opgeboorde materiaal is zintuiglijk geen asbestverdacht materiaal waargenomen.

Zowel in de bovengrond als in de ondergrond zijn geen van de onderzochte stoffen verhoogd ten opzichte van de achtergrondwaarde en/of detectiewaarde. Het grondwater ter plaatse van peilbuis 1 bevat geen van de onderzochte stoffen verhoogd ten opzichte van de streefwaarde en/of detectiewaarde.

De onderzoeksresultaten stemmen overeen met de gestelde hypothese, de vooraf gestelde hypothese

“onverdacht” wordt aanvaard. Op basis van de onderzoeksresultaten ter plaatse van het onderzochte deel van de locatie zijn er uit milieuhygiënische overwegingen in relatie tot de bodemkwaliteit geen belemmeringen ten aanzien de beoogde nieuwbouw van een dubbele woning op de onderzoekslocatie.

5.2.3 Conclusie

Op basis van de onderzoeksresultaten vormt het aspect bodem geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van voorliggende ontwikkeling.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Artikel 1. Deze verkoopsvoorwaarden zijn van toepas- sing op alle online verkopen op biddit.be van onroe- rende goederen – vrijwillige, gerechtelijke en vrij- willige onder

Hierbij wordt opgemerkt dat de bedrijfs- en maatschappelijke functies die in de huidige situatie mogelijk zijn binnen de gemengde bestemming, in vergelijking met de

In het kader van een goede ruimtelijke ordening dient nagegaan te worden welke bronnen in of nabij het plangebied een belemmering voor dit initiatief kunnen vormen.. Of

Artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 3° Wabo geeft aan dat een omgevingsvergunning moet zijn voorzien van een ruimtelijke onderbouwing, voor het geval de

Het ruimtelijk beleid van de provincie vormt een belangrijk kader voor het gemeentelijk (bestemmingsplan)beleid. Het Streekplan heeft met de invoering van de Wro

De gekozen locatie voor de nieuw te bouwen woning bevindt zich naast een woning waar de gemeente in 2001 een bouwvergunning voor verleend heeft.. In haar brief van 25 september

Voor zover bij het project geen milieueffectrapport als bedoeld in hoofdstuk 7 van de Wet milieubeheer wordt opgesteld, waarin de hierna volgende onderdelen zijn beschreven, worden

Nieuwbouw woning Doniaburen 15 Ferwoude Zeldenrust VROM-advies Hiermee is bepaald dat het plan een zodanige invloed heeft op de waterhuishouding en de