• No results found

Het beleid van het waterschap Rivierenland is erop gericht schoon hemelwater niet af te voeren naar de riolering. In het kader van duurzaam waterbeheer is het gewenst om bij alle nieuwbouw maximale afkoppeling van het hemelwater toe te passen. Hierbij hanteert het waterschap de drietrapsstrategie ‘vasthouden, bergen en afvoeren’. Het schone hemelwater dient geïnfiltreerd te worden in de bodem of anders via een bodempassage afgevoerd te worden naar het oppervlaktewater.

Om ook in de toekomst veilig te kunnen leven in het rivierengebied heeft Waterschap Ri-vierenland voor de periode 2010-2015 een nieuw waterbeheerplan opgesteld. Het plan beschrijft een toekomstvisie voor waterbeheer in het rivierengebied en bepaalt de be-leidskaders voor plannen en projecten van het waterschap.

5.7.2 Waterparagraaf

Watertoets

Bij het opstellen van ruimtelijke plannen verdient ook het aspect water serieuze aan-dacht, het liefst in een zo vroeg mogelijk stadium. De watertoets is een verplichting die geldt bij alle ruimtelijke plannen. Deze moet ervoor zorgen dat bij ruimtelijke plannen re-kening wordt gehouden met ruimte voor water en watervoorzieningen. Het resultaat is een plan dat waterbestendig is. De watertoets is in feite geen toets maar een proces, waarbij de waterbeheerder samenwerkt met de overheid die verantwoordelijk is voor een ruimtelijk plan.

Bij de watertoets dient aandacht te worden besteed aan vier thema's:

1. Waterneutraal inrichten 2. Schoon inrichten 3. Veilig inrichten

4. Bijzondere wateren en voorzieningen

Onderhavig project

Bij onderhavig project is met name het thema waterneutraal inrichten van belang. Dit thema betreft de noodzaak om waterberging te realiseren bij plannen waar nieuw ver-hard oppervlak wordt gerealiseerd. De aanleg van nieuw verver-hard oppervlak leidt immers tot versnelde afvoer van hemelwater naar de watergangen. met de aanleg van nieuwe waterberging wordt het verlies van waterberging gecompenseerd.

Waterschap Rivierenland heeft als beleid dat voor kleine plannen (aangezien deze een minimaal effect hebben op waterhuishouding) geen compenserende waterberging wordt vereist. Dit beleid is verwerkt in onderstaande tabel.

Uit bovenstaande tabel blijkt dat (uitgaande van stedelijk gebied) in het geval er geen 500 m² aan extra verharding wordt gerealiseerd, er geen compensatie hoeft plaats te vinden. Als de bestaande (vroegere) en toekomstige situatie van het nieuwbouwproject

‘Het Kompas’ als geheel (waarvan onderhavig besluitgebied een onderdeel vormt( wor-den vergeleken, dan ontstaat het volgende beeld:

SAB 33

 Bestaande/vroegere situatie: Onderhavig projectgebied was in de vroegere situatie reeds voor een belangrijk deel bebouwd c.q. verhard (bedrijfsgebouwen alsmede erf-verharding). Voorheen bevonden zich op het perceel een bedrijfsloods en een schuur. In totaal bevond zich ca. 925 m2 verharding/bebouwing op het perceel, op ca.

35 m2 was geen verharding aanwezig. In totaal was in de vroegere situatie 95% van het perceel dus bebouwd/verhard. De bedrijfsloods is inmiddels gesloopt, maar de vloer van deze loods is nog aanwezig. De schuur (die afmetingen heeft van 5 bij 14 m) is nog steeds aanwezig.

 Nieuwe situatie: In de nieuwe situatie zal er ca. 700 m2 verhard/bebouwd worden.

Hiermee blijft ca. 260 m2 vrij van verharding (tuinen, groen).

Wat betreft de bebouwing direct aan de Peulenstraat-Zuid kan worden gesteld dat hier de bestaande bebouwing gehandhaafd blijft. Hier is geen sprake van een toena-me of afnatoena-me van het bebouwd/verhard oppervlak.

Er kan worden geconcludeerd dat er sprake is van een aanzienlijk afname van de be-bouwing/verharding in het projectgebied (was 925 m2, en wordt 700 m2). in ieder geval ruim minder dan 500 m². Er hoeft dus geen compensatie voor waterberging plaats te vinden.

Wat betreft het vuilwater (DWA) zal bij onderhavig project worden aangesloten op de gemeentelijke riolering. Het hemelwater zal gescheiden worden opgevangen. Samen met het water uit de drainage zal dit water worden afgevoerd op de dichtstbijzijnde wa-tergang.

Watertoets-proces

Over onderhavig project is reeds in de planfase contact geweest met het Waterschap.

Volgens het Waterschap past het voorgestelde bouwplan binnen haar beleid. Wel raadt zij aan om de riolering van schoon en vuil water tot aan de erfgrens gescheiden te hou-den, de afvoer van balkons e.d. aan te sluiten op het vuil waterriool en geen uitlogende materialen te gebruiken zoals koper, lood en zink als deze in contact komen met het he-melwater. Hiermee zal bij de uitwerking van de plannen rekening worden gehouden.

Hiernaast heeft het waterschap een vooroverlegreactie gegeven op het voorontwerpbe-stemmingsplan van het toenmalige bevoorontwerpbe-stemmingsplan ‘Peulenrijs’. Het waterschap heeft een positief advies uitgebracht, met dien verstande dat een aantal opmerkingen moesten worden verwerkt. Aangezien project niet wezenlijk is veranderd, kan worden aangeno-men dat het waterschap instemt met de voorliggende plannen.

Conclusie

Concluderend kan hiermee worden gesteld dat het watertoets-proces is doorlopen dat het waterschap instemt met de voorliggende plannen.

5.8 Bedrijven en milieuzonering

Bij het realiseren van nieuwe functies dient gekeken te worden naar de omgeving waarin de nieuwe bestemmingen gerealiseerd worden. Hierbij spelen twee vragen een rol:

1 past de nieuwe functie in de omgeving? (externe werking) 2 laat de omgeving de nieuwe functie toe? (interne werking)

SAB 34 ad 1

Hierbij gaat het om de vraag of de realisatie van de plannen leidt tot hinder of belemme-ringen voor de omgeving. Hiervan is bij onderhavig project geen sprake aangezien het project alleen woningbouw betreft. Een woonfunctie is niet-hindergevend voor de omge-ving.

ad 2

Hierbij gaat het om de vraag of de nieuwe functies binnen het projectgebied hinder on-dervinden van bestaande functies in de omgeving. Gesteld kan worden dat de woningen binnen onderhavig projectgebied worden omringd door andere bestaande of nieuwe wo-ningen. Aan de Peulenstraat-zuid zijn wel diverse bedrijven gelegen, maar in alle geval-len zijn er in de huidige situatie al woningen op een kleine afstand gelegen dan de be-oogde nieuwe woningen in onderhavig bestemmingsplan. Er hoeven daarom geen belemmeringen te worden verwacht.

De meest nabijgelegen woningen zijn nog wel nader getoetst. Hierbij is gebruik gemaakt van de indicatieve minimale afstandseisen uit de VNG-publicatie ‘Bedrijven en milieuzo-nering’ uit 2009. Deze minimale afstandseisen zijn getoetst aan de bestaande afstand.

De resultaten zijn opgenomen in de onderstaande tabel.

Naam bedrijf Adres Type Categorie Minimale

afstand

Feitelijke afstand W. Timmer Peulenstraat-zuid

25

Supermarktbedrijf 4638, 4639, Grth in overige voe-dings- en genotmiddelen, milieuca-tegorie 2

30 m 35 m

Hardenbol&Partners Peulenstraat-zuid 85

Kantoor 9609B, persoonlijke dienstverlening n.e.g., milieucategorie 1

10 m 35 m

BRV Assurantiën Peulenstraat-zuid 95

Kantoor 9609B, persoonlijke dienstverlening n.e.g., milieucategorie 1

10 m 45 m

Uit de toetsing blijkt dat het projectgebied niet is gelegen binnen de indicatieve hinderzo-ne van omringende bedrijven.

Conclusie

Het aspect ‘bedrijven en milieuzonering’ zorgt voor onderhavig project niet voor belem-meringen.

5.9 Externe veiligheid

Inleiding

Ten aanzien van het aspect ‘externe veiligheid’ is een groot aantal onderzoeken uitge-voerd. Bij die onderzoeken is gebleken, zoals ook uit onderstaande risicokaart blijkt, dat bij het projectgebied geen andere risicobronnen zijn dan de A15.

SAB 35

Uitsnede uit risicokaart met globale aanduiding projectgebied (bron: risicokaart.nl)

Er wordt inhoudelijk niet meer op de reeds eerder onderzoeken ingegaan, omdat deze allemaal inmiddels gedateerd zijn. Om die reden is een nieuw actueel onderzoek uitge-voerd. Dit onderzoek wordt hieronder besproken. Aangezien de enige risicobron de A15 is, wordt in dit onderzoek specifiek op dit aspect ingegaan.

Onderzoek externe veiligheid 2014

Er is een actueel onderzoek uitgevoerd7 waarin de externe veiligheidsrisico’s bij onder-havig projectgebied, uitgaande van de nu voorliggende plannen, zijn beoordeeld.

Verder is een nieuwe berekening van de toename van het groepsrisico uitgevoerd voor het transport van gevaarlijke stoffen over de basisnetroute A15.

Op basis van het onderzoek kan het volgende worden geconcludeerd:

 Veiligheidszone: Het projectgebied ligt op circa 60 m van de as van de A15 en ligt daarmee buiten de veiligheidszone. Het plaatsgebonden risico vormt daardoor geen belemmering voor de ontwikkeling.

 Groepsrisico: Het groepsrisico voor het traject van hectometer 870 tot 880 voor de A15 is kleiner dan de oriëntatiewaarde. Realisatie van het bouwplan leidt niet tot een berekenbare toename van het groepsrisico.

 Plasbrandaandachtsgebied: Voor rijksinfrastructuur is het plasbrandaandachtsgebied (PAG) geïntroduceerd. Dit is het gebied tot 30 m van de weg waarin, bij de realisering van (kwetsbare) objecten, rekening dient te worden gehouden met de effecten van een plasbrand. Het onderhavige project ligt buiten het PAG.

Conclusie van het onderzoek is dat het aspect externe veiligheid niet tot belemmeringen leidt voor onderhavig project.

7 Externe veiligheid A15 project Het Kompas, AVIV, kenmerk: 142624, datum : 6 juni 2014. In dit

onderzoek is nog een kaartje opgenomen waarin de bestaande panden aan de Peulenstraat-Zuid zijn aangeduid als nummer 47 en 49. Inmiddels zijn deze huisnummers aangepast in res-pectievelijk 45 en 53.

SAB 36