• No results found

Alle andere vaklieden die van God talenten hebben gekregen, moeten Besaleël en Oholiab helpen bij het werk aan de tabernakel.

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Alle andere vaklieden die van God talenten hebben gekregen, moeten Besaleël en Oholiab helpen bij het werk aan de tabernakel."

Copied!
9
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

[Uitzending nr.129: Exodus 36:1 t/m 37:29]

Exodus 36 beschrijft de bouw van de tabernakel. Exodus 37 beschrijft de bouw van de ark van het verbond. De instructies zijn gegeven en de materia- len zijn geleverd. Nu kan de bouw van de tabernakel beginnen.

Exodus 36 vers 1:

Alle andere vaklieden die van God talenten hebben gekregen, moeten Besaleël en Oholiab helpen bij het werk aan de tabernakel.

De Here heeft Besaleël uitgekozen om de leider van de uitvoerende werk- zaamheden te zijn en Oholiab is zijn assistent. Natuurlijk kunnen zij het niet al- leen en daarom worden ook andere vaklieden opgeroepen om Besaleël en Oholiab te helpen. Exodus 36 vers 2:

Mozes riep Besaleël en Oholiab en alle andere vaklieden bij zich, die van de HERE talenten hadden gekregen en die met heel hun hart wilden helpen bij het werk.

In dit vers vinden we een belangrijk en essentieel punt voor het werken in de dienst van de Here. Eigenlijk zijn er twee punten. Het eerste is dat je weet welk talent je van de Here hebt gekregen en het tweede is dat je met heel je hart wil helpen. Tegenzin is een houding die de Here niet kan gebruiken.

Bij de bouw van de tabernakel zijn vaklieden nodig die in staat zijn prachtige dingen te maken. Dingen die in de dienst van de Here moeten worden ge- bruikt. Dan gaat het niet om zomaar een klusje en moet je ook niet de hele tijd naar de klok lopen te kijken. Ze mogen meehelpen het huis van God te bou- wen! Niet omdat ze tot slavendienst zijn gedwongen - zoals in Egypte - maar omdat ze het zelf willen! Ze doen het met heel hun hart.

Een punt om even bij stil te staan, mogelijk om onszelf te vragen: waarom doe ik de dingen die ik nu doe? Met welke houding en instelling? In gezin, werk en kerk kan er heel wat sleur zijn. Gewoonte, traditie, omdat het moet of altijd al zo gedaan wordt. Op zich - helemaal niet verkeerd. Maar, dan is het ook goed om op z’n tijd jezelf te onderzoeken. Er mogelijk eens met iemand over te pra- ten. Met je man, je vrouw, de kinderen of andere familieleden.

Leeft u, leef jij op de automatische piloot? Of kan er van u en jou ook worden gezegd: ze hebben van de HERE talenten gekregen en met heel hun hart wilden ze helpen bij Zijn werk.

(2)

De Here wil geen mensen in Zijn dienst die liever iets anders zouden willen doen. Besaleël is druk met het werk voor de Here. Dat is prachtig! Het dringt ook tot de vraag waar u en jij druk mee zijn? Ook met het werk van de Here?

Soms hoor je in een kerk of gemeente: het zijn altijd dezelfde die je overal ziet.

Helaas getuigt dat niet van een algehele inzet van alle gemeenteleden. Na- tuurlijk zijn er altijd situaties en omstandigheden dat helpen in de kerk even niet kan. Maar, betrokkenheid werkt aanstekelijk en vele schouders maken licht werk. Anders komt op een dag vast je schoonvader langs en zegt: Maar, dat kan toch zo niet! Op deze wijze raak je overbelast en ook voor het volk is het zo veel te vermoeiend. Wat moet er van het volk terechtkomen als jij het werk niet meer aankunt? Luisteraar, u weet het nog wel, dat over- kwam Mozes in Ex.18:18.

Als kerkmensen iedere zondag enthousiast naar de kerk gingen zou dat ook aanstekelijk werken op mensen die niet of niet meer naar de kerk gaan. In zo’n geval wil toch iedereen weten wat er precies in de kerk gebeurd! Mis- schien zou er wel opwekking komen.

Het werk van de Here moet met vreugde en blijdschap worden gedaan. We mogen Hem met vreugde dienen. We moeten ten volle overtuigd zijn dat we Hem dienen omdat we dat willen en omdat we dat met ons hele hart willen doen. Het is een soort enthousiasme dat we vandaag in kerken en gemeenten nodig hebben. Spr.15:30, Vriendelijke ogen maken het hart blij en een goed bericht schenkt nieuwe moed. Exodus 36 vers 3 t/m 5:

Mozes droeg de gaven die hij van de Israëlieten had gekregen, aan hen over. Nog elke morgen werden vrijwillig nieuwe gaven gebracht. Ten slotte verlieten de vaklieden hun werk en kwamen bij Mozes met de boodschap: We hebben nu genoeg materiaal om het werk te kunnen uit- voeren. Dit vers is één van de weinige plaatsen waar mensen gevraagd moesten worden om met geven te stoppen. De Israëlieten gaven gul aan de dienst van de Here. Exodus 36 vers 6 en 7:

Daarop liet Mozes in het kamp bekendmaken dat er niet meer gaven nodig waren. De mensen moesten ervan weerhouden worden nog meer te brengen!

(3)

De mensen moesten worden tegengehouden en gezegd dat er geen gaven meer nodig waren. Dit is echt bijzonder. Velen waren jarenlang slaven ge- weest. Zeker, toen ze Egypte verlieten waren ze rijk. Overladen met goud, zilver en mooie kleren. Maar, daarom is het juist zo bijzonder! Ze hadden voor de uittocht nooit veel bezit gehad. Nu ze uiteindelijk rijkdommen hebben, zou een mens kunnen denken dat ze - met deze achtergrond - niet veel bereidheid zullen tonen die weg te geven. Maar ze gaven royaal aan hun God, vol vreug- de en enthousiasme en de vaklieden gingen aan het werk.

Exodus 36 vers 8 en 9:

De kundige wevers maakten eerst tien tentdoeken van getwijnd fijn linnen, blauwpurper, roodpurper en scharlaken, bewerkt met prachtige engelfiguren.

De tentdoeken waren voor de bedekking van heel de tabernakel. Het was de bedekking die eerst over de meubelstukken ging als ze optrokken tijdens de tocht door de woestijn. De tentdoeken vormde de omheining aan de buiten- kant. Dit fijn getwijnde linnen spreekt van de gerechtigheid van Christus. Het spreekt van Zijn wezen en Zijn werk. Het spreekt van de gerechtigheid die Hij Zijn volgelingen geeft opdat zij - in Gods aanwezigheid - bekleed mogen zijn met Zijn gerechtigheid. Het is belangrijk om te zien dat wat Christus heeft ge- daan en bewerkt voldoende is. Een verzoening van al onze zonden. Hij is de enige Die in staat is om te redden, te bevrijden en te bewaren.

Ook de kleden van geitenhaar en de bedekking van ramsvellen spreken van Christus. De panelen en voetstukken wijzen naar Hem.

De eigenlijke tabernakel was van panelen van acaciahout gemaakt. De pane- len waren met goud overtrokken. Best een heel vrachtje om te vervoeren. Alle meubelstukken werden met draagstokken op de schouders van de priesters uit de stam van Levi gedragen. De gouden panelen moesten rechtop worden neergezet. Ieder paneel had voetstukken van zilver. De hele tabernakel rustte op zilver. Doormiddel van dwarsbalken en ringen werden de panelen bijeen- gehouden. Het was een heel compact en demontabel bouwwerk.

De tabernakel zelf was onderverdeeld in twee ruimten: de kleinste ruimte was het Heilige der heilige en het grotere het Heilige.

(4)

Beide ruimten waren van elkaar gescheiden door het voorhangsel. Alles in de tabernakel beeldt een bepaald aspect van de persoon of het werk van de Here Jezus Christus af.

De zilveren voetstukken spreken van het vaste fundament van de verlossing door het kostbare bloed van Christus (Hand.20). Door Zijn volbrachte werk is Christus Zelf het ware fundament waarop geredde zondaars kunnen staan.

Het benodigde zilver werd verkregen door de heffing van de verzoeningssom van de mannen van 20 jaar en ouder (Ex.30). Iedereen betaalde hetzelfde, er is geen onderscheid. De verlossing door Christus maakt een mens geschikt voor de Here en brengt hem of haar bij Hem.

Afzonderlijk spreken de panelen van, door genade geredde mensen, bekleed met het goud van de Goddelijke gerechtigheid.

Deze gerechtigheid van de Here is - door het geloof in Jezus Christus - voor allen die geloven. Zoals de acacia panelen - met een aardse afkomst - voor de tabernakel konden worden gebruikt, zo kunnen ook wij bruikbare en levende stenen voor Christus zijn. Heiligen bekleed met een gerechtigheid van Godde- lijke oorsprong. Daarnaast leren we uit het NT dat ook elke gelovige afzonder- lijk een tempel is van de Heilige Geest (1Korinthiërs 6).

Verlossing van een mens rust op de ‘verlossing die in Christus is’. Het geloof van een verloste zondaar vindt houvast in die verlossing - vast en zeker - net als de panelen van de tabernakel in de zilveren voetstukken waar ze op rust- ten. De pinnen of tappen, en de voetstukken spreken van de Here Jezus - in Zijn kruis en opstanding (Rom.4). De panelen staan niet afzonderlijk maar samen, alleen zo zijn ze functioneel. Gelovigen zijn in Christus met elkaar verbonden en niet langer vreemdelingen en bijwoners, maar medeburgers van alle heiligen en huisgenoten van God. Gebouwd op het fundament van de apostelen en profeten, terwijl Christus Zelf de Hoeksteen is. In Hem groeit het hele bouwwerk goed ineensluitend op tot een tempel (Efeziërs 2). Vandaag is de kerk of de gemeente van Christus het huis van God. Pijler en fundament van de waarheid. Ook iedere gelovige afzonderlijk is woonplaats van God. De hoekpanelen zorgen voor stevigheid op de zwakke punten. Hierin kunnen we die gelovigen zien die de bekwaamheid en de gave van wijsheid hebben om alles in het gareel te houden.

(5)

De twee gordijnen in de tabernakel vormen het sluitstuk wat betreft het interieur van de tabernakel. Beide gordijnen hingen aan haken die bevestigd waren aan pilaren die op hun beurt weer rustten op voetstukken. Dwars- stangen zorgden voor het nodige verband. In de tabernakel stond in het Heili- ge der Heilige de ark van het verbond. In Exodus 37 wordt de bouw van de ark beschreven. Exodus 37 vers 1:

Daarna bouwde Besaleël de ark. Hij bestond uit acaciahout en was 1,13 meter lang, 68 cm breed en 68 cm hoog.

De ark van het verbond was een eenvoudige kist van acaciahout, overtrokken met louter goud. Een rand bovenaan hield het verzoendeksel op z’n plaats. De ark werd gedragen met draagstokken, die door vier ringen van goud liepen.

De draagstokken mochten niet verwijderd worden van de ringen. Er werden verschillende dingen in de ark gelegd. De twee stenen plaquettes met de wet.

Dat maakte de ark tot de ark van het getuigenis. Later legde Mozes de staf van Aäron erin, die gebloeid had en ook de gouden kruik of pot met manna.

Het verzoendeksel was uit één stuk gemaakt van puur goud en sloot de bovenkant van de ark af. Twee cherubs van gedreven goud stonden op het verzoendeksel, één aan elk uiteinde. De vleugels van de cherubs waren over het verzoendeksel uitgespreid en raakten het waarschijnlijk aan. De gezichten van de cherubs keken beide naar beneden, naar het verzoendeksel en naar elkaar.

Het acaciahout van de ark, overdekt met puur goud, spreekt van Christus, God én mens. De wet die in de ark lag is door Hem volmaakt volbracht (Hebr.10). De rand of de omlijsting van goud, ook wel de kroon genoemd, be- hoedde het verzoendeksel voor omvallen. Het spreekt van Christus die nú ge- kroond is met eer en heerlijkheid en alles heeft volbracht. Christus heeft ons vrijgekocht van de vloek die de wet over ons mensen bracht, door voor ons die vloek op Zich te nemen. Het manna in de ark herinnert eraan hoe de Here heeft voorzien in de behoeften van Israël. Het doet ons denken aan Christus, Hij is het ware hemelse manna, het Brood van God, het Brood van het Leven.

De staf van Aäron, die gebloeid heeft, doet ons denken aan autoriteit en ge- zag. Het doet ook denken aan de opstanding. Alles in de ark herinnert aan Zijn overwinning.

(6)

Op Grote Verzoendag werd het bloed van het zondoffer ( dat spreekt van Christus als ons grote Zondoffer) één keer gesprenkeld op het verzoendeksel en zeven keer er vóór. Voor een gelovige is het verzoendeksel een beeld van de troon van genade in de hemel. Door Christus mag een gelovige vrijmoedig naderen tot deze troon van genade. Daarmee is deze plaats voor gelovigen vandaag, veel makkelijker toegankelijk dan het ooit voor Israël was. Daar mag een verlost mens de Here ontmoeten en Zijn zegeningen ontvangen.

De twee cherubs, de getuigen van Gods gerechtigheid, de bewakers van Zijn troon, zijn boodschappers van oordeel. Maar zij kwamen niet in actie.

Zij keken naar het met bloed besprenkelde verzoendeksel en zagen dat Gods eisen waren ingewilligd en dat aan Zijn gerechtigheid was voldaan (Psalm 85).

Alles wat in Exodus 37 wordt genoemd is al in vorige hoofdstukken aan de or- de geweest. Daarom wil ik in het vervolg van deze uitzending een aantal hoogtepunten samenvatten. Als we de hogepriester volgen vanuit zijn tent naar de ark in het Heilige der Heilige dan ontdekken we het grote ver- zoenings- en verlossingsplan van de Here. Van buitenaf gezien komt de ho- gepriester door de ingang in de omheining naar binnen. Hij komt dan in de voorhof. Na de verzoening bij het brandofferaltaar en de reiniging en toewij- ding bij het koperen wasvat loopt de Hogepriester verder naar de eigenlijke tabernakel. De ingang naar het Heilige wordt gevormd door een gordijn.

Binnen in het Heilige staan drie dingen: de gouden kandelaar, de tafel met de toonbroden en het reukofferaltaar. Na het reukofferaltaar hangt er weer een gordijn. Het voorhangsel. Het geeft de scheiding aan tussen het

Heilige en het Heilige der Heilige. Als de hogepriester het voorhangsel is gepasseerd komt hij in het Heilige der Heilige. Daar staat de ark van het verbond met het gouden verzoendeksel en - bovenop - de gouden cherubs.

Zetten we alles op een rijtje dan hebben we in het voorgaande kunnen zien dat er drie ruimten zijn afgescheiden in de tabernakel. Dat betekent ook, dat 3 ingangen zijn te onderscheiden. Als eerste, de ingang in de linnen omheining.

De omheining rondom het grondgebied van de tabernakel. Als tweede de in- gang naar het Heilige. Als derde het voorhangsel, de ingang naar het Heilige der Heiligen.

(7)

Daar mocht alleen de hogepriester komen. Eenmaal per jaar, op Grote Verzoendag, kwam hij daar om bloed op het verzoendeksel te sprenkelen.

Juist daardoor werd het een verzoendeksel. Maar daarover meer bij de bespreking van het Bijbelboek Leviticus.

Alles in de tabernakel was op zo’n manier gerangschikt dat het een prachtig beeld geeft van de weg om tot de Here te naderen. De weg die de hogepries- ter moest afleggen. De weg van zijn tent naar de plaats die de Here verkozen had om er te wonen, dat is een beeld van de weg der verlossing. Een mens die God zoekt vindt door Gods genade een ingang, een deur. Die deur is Christus. Allen die Hem aanvaard hebben en geloven in Zijn Naam, heeft Hij het recht gegeven kinderen van God te worden. Een mens die Christus aan- vaard heeft weet dat zijn zonden zijn vergeven. Hij is bij het brandofferaltaar geweest, Christus is als offerlam gestorven in zijn plaats. Hij kan nu rustig stil- staan: hij is binnen. Veel mensen stoppen bij het brandofferaltaar. Maar Chris- tus wil dat een gelovige geheiligd wordt, afgezonderd voor Hem, gereinigd - bij het koperen wasvat - opdat een gelovig mens kan deelhebben aan de pries- terdienst in het Heilige. Het Heilige is de plaats van aanbidding. Als we het Heilige binnen gaan zal een gelovige genieten van alle geestelijke zegeningen die in Christus verworven zijn. We zien de gouden kandelaar die Christus ty- peert, het Licht van de Wereld. Ook een gelovige zal een getuige zijn in de wereld.

De tafel met de toonbroden getuigt van Christus als het Brood van het Leven.

Wij mogen er van eten en geestelijk groeien. Als we nog dichterbij komen staan we voor het gouden reukofferaltaar. De plaats van gebed en aanbid- ding. Door de Heilige Geest mag een gelovige in gemeenschap met Christus en in navolging van Hem, priester zijn in voorbede en aanbidding bij het gou- den reukofferaltaar. Door Christus onze Middelaar gaan we door het voor- hangsel naar de ark, de troon van genade. Hij heeft er voor gezorgd dat het voorhangsel is gescheurd van boven naar beneden. In Hem is de toegang tot de troon der genade vrij! Het Heilige der Heiligen beeldt Jezus Christus af in de aanwezigheid van God. In Hebreeën 4 klinkt de oproep om - met het oog op onze grote hogepriester Jezus Christus, Hem aan wie wij geen ogenblik

(8)

moeten twijfelen - door Hem vrijmoedig te naderen tot de troon van genade.

Om hulp te krijgen, juist in die ogenblikken dat wij het moeilijk hebben.

Het verzoendeksel beeldt dit uit. De plaats waar genade, hulp en barmhartig- heid wordt gevonden in tijden van nood. Dit is het grootste voorrecht dat een mens hier op aarde kan ervaren. Christus, Hij is uw hoop op Gods heerlijk- heid. Om Hem te dienen kan een mens niet volgens de wijsheid van deze we- reld wandelen en leven, maar alleen door het licht van het Woord van God en de Heilige Geest.

De tabernakel geeft een prachtig beeld van de weg waarlangs een zondig mens zijn Schepper en God mag vinden. Een weg die hij zelf niet kan maken én vinden. Maar die weg wordt door de Here Zelf geopend en gegeven. Jezus zegt: die weg ben Ik! Het kruis verbindt de hemel met de aarde.

Plastisch voorgesteld kunnen we zeggen dat de Heiland de plattegrond van de Tabernakel heeft gekanteld. Het Heilige der Heilige is nu in de hemel. Wij mensen zijn van nature in de woestijn van het leven, buiten de omheining.

Maar, Christus is de deur en wie door Hem binnenkomt, zal gered worden.

Hij zal in en uit kunnen gaan en voedsel vinden (Joh.10)

Toen Christus naar de aarde kwam, vervulde Hij het beeld van de tabernakel.

Hij maakte de tabernakel verticaal. Het kruis was het koperen brandofferaltaar waar het Lam van God voor onze zonden werd geofferd. Hij stierf hier bene- den om ons te redden. Maar Hij keerde terug naar de hemel waar Hij zit aan de rechterhand van God en voor ons bidt. Het Heilige der Heiligen is van- daag in de hemel. Er is maar één God en er is maar één Bemiddelaar tus- sen God en de mensen, de mens Christus Jezus, die voor die bemidde- ling zijn leven gegeven heeft. (1 Tim. 2:5).

Luisteraar op welke plaats staat u in de tabernakel? Staat u bij het brand- offeraltaar om gered te worden? Moet uw leven geheiligd worden en ver- nieuwd? Toegewijd aan de Here bij het koperen wasvat? Waar bent u van- daag? Misschien bij de gelovigen die de apostel Paulus toespreekt in

(9)

1 Korinthiërs 3? Broeders en zusters, toen ik bij u was, kon ik u nog niet toespreken als geestelijke mensen. U leidde uw eigen leven en deed uw eigen zin.

Hoort u bij de christenen waar Paulus tegen spreekt? Broeders en zusters, toen ik bij u was, kon ik u nog niet toespreken als geestelijke mensen. U leidde uw eigen leven en deed uw eigen zin. Dan moet u naar het koperen wasvat om gereinigd te worden. Of staat u in het donker voor het Heilige?

Stap het Heilige binnen en wandel in het licht van de gouden kandelaar.

Dreigt u geestelijk te vermageren en raakt u uitgehongerd? Eet van het Brood van het Leven! Mogelijk is er in uw leven maar weinig tijd om te bidden. Moge- lijk vaak: een laatste hulp bij ongelukken? Neem tijd voor het reukofferaltaar en breng uw gebeden voor het aangezicht van de Here.

Misschien zit u in de problemen en hebt u vergeving en genade nodig. Chris- tus gaf Zijn leven als offer van verzoening. Zijn offer is een verzoening voor al onze zonden!

Mag ik u Gods zegen toe bidden en wensen?

Tot de volgende uitzending!

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

En in Jezus Christus, zijn enige Zoon, onze Heer, die ontvangen is van de heilige Geest,... geboren uit de

Want zo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij Zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat ieder die in Hem gelooft, niet verloren gaat, maar eeuwig leven heeft. Want God heeft

Maar er ook oog is voor hen als waardevolle mensen, die gezien willen worden als de mens die ze werkelijk zijn... eenzaam, onbegrepen en gevangen, jongens die nu geen kant op

Hoe wordt de mens in staat gesteld om zó 'ik' te zeggen, zó voor anderen 'God' te spelen, zó vrij te zijn van angst voor het sterven en bezorgdheid om in leven te blijven, vrij van

Paulus schrijft naar Timoteüs: ‘Er is maar één God, en maar één bemiddelaar tussen God en men- sen, de mens Christus Jezus.’ (1 Tim. 2,5) In de brief aan de Hebreeën staat:

Dan heb ik het nog niet eens over de zondag en de christelijke feestdagen, waarop U zó indringend aanwezig was dat het in mijn wilde jongensjaren tot heftige conflicten met

De vorige uitzending lazen we als laatste vers uit de eerste brief van Johan- nes, 1Joh.5:12 waar de apostel aan zijn lezers schreef: Wie dus de Zoon van God heeft, heeft het

Als een mens geschapen is met een vrije wil, dan moet hij ook de mogelijkheid hebben om richting te geven aan die vrije wil, en om die reden is er intelligentie en emotie aan de