Synthegra bv, Doetinchemseweg 61a, NL-7007 CB Doetinchem
Bureauonderzoek
Eerschotsestraat 101 te Sint-Oedenrode gemeente Sint-Oedenrode
Opdrachtgever Status: DEFINITIEF
Milon bv
Huygensweg 24 Projectleider
5482 TG Schijndel drs. R. Nillesen
Projectnummer Autorisatie Paraaf Datum
Synthegra Rapport S100345 drs. E.A. Schorn (senior prospector) 22-08-2011
Colofon
Opdrachtgever: Milon bv te Schijndel
Project: Eerschotsestraat 101 te Sint-Oedenrode Projectnummer: S100345
Titel: Bureauonderzoek, Eerschotsestraat 101 te Sint-Oedenrode Datum: 22-08-2011
Projectleider: drs. R. Nillesen
Auteurs: drs. R. Nillesen (historicus) en drs. J.H.F. Leuvering (fysisch geograaf) Tekenaar: dhr. J. Heersink (GIS/CAD-specialist)
Autorisatie: drs. E.A. Schorn (senior prospector) Druk: Synthegra bv, Doetinchem ISSN: 1874-9771
Synthegra bv
Doetinchemseweg 61a, NL-7007 CB Doetinchem
Telefoon +31 (0)88 81 81 981, Fax +31 (0)88 81 81 989, Internet: www.synthegra.nl Bankrelatie Friesland Bank, nr. 295191155, BTW nr. NL819631288B01, HR 01115557
© Synthegra bv, 2010
INHOUD
Administratieve gegevens 4
1
Inleiding 5
1.1
Onderzoekskader 5
1.2
Onderzoeksdoel en vraagstellingen 5
1.3
Ligging en huidige situatie plangebied 6
1.4
Toekomstige situatie plangebied 6
2
Bureauonderzoek 7
2.1
Inleiding 7
2.2
Landschapsgenese 7
2.3
Archeologische waarden in en rondom het plangebied 13
2.4
Historische ontwikkeling 17
2.5
Gespecificeerde archeologische verwachting 21
3
Conclusies en aanbevelingen 23
3.1
Inleiding 23
3.2
Conclusies / beantwoording onderzoeksvragen 23
3.3
Aanbevelingen 24
4
Samenvatting 26
4.1
Inleiding 26
4.2
Specifieke archeologische verwachting 26
4.3
Aanbeveling 26
Literatuur en kaarten 27
Bijlagen:
Bijlage 1: Overzicht van relevante geologische en archeologische tijdvakken Bijlage 2: Combinatiekaart IKAW, AMK en Archis waarnemingen
Afbeelding voorblad: Plangebied gezien vanuit het zuidoosten (bron: Google Streetview)
Administratieve gegevens
Toponiem : Eerschotsestraat 101
Plaats : Sint-Oedenrode
Gemeente : Sint-Oedenrode
Provincie : Noord-Brabant
Projectnummer : S100345
Bevoegde overheid : gemeente Sint-Oedenrode
Opdrachtgever : Milon bv
Uitvoerende instantie : Synthegra bv Onderzoeksmelding (ARCHIS) : 44.412 Datum onderzoeksmelding : 14-12-2010 Onderzoeksnummer (ARCHIS) : 37.457
Kaartblad : 51E
Periode : laat-paleolithicum – nieuwe tijd
Oppervlakte : circa 2.600 m2
Perceelnummer(s) : onbekend
Grond eigenaar / beheerder : onbekend
Grondgebruik : bebouwing, erf/tuin
Geologie : dekzand (Laagpakket van Wierden van de Formatie van Boxtel Geomorfologie : dekzandvlakte
Bodem : zwarte enkeerdgrond
Depot : Documentatie en vondsten zullen worden aangeleverd aan het Provinciaal Depot van Noord-Brabant te ’s-Hertogenbosch
De onderzoekslocatie wordt omsloten door de volgende 4 coördinaten:
X: 161.007 Y: 397.773 X: 161.075 Y: 397.773 X: 161.075 Y: 397.702 X: 161.007 Y: 397.702
1 Inleiding
1.1 Onderzoekskader
Synthegra heeft in opdracht van Milon een archeologisch bureauonderzoek uitgevoerd voor een terrein aan de Eerschotsestraat in Sint-Oedenrode (afbeelding 1.1). De aanleiding voor het onderzoek is de voorgenomen (kadastrale) splitsing van de aanwezige woonboerderij, de sloop van bestaande opstallen en de bouw van twee nieuwe woningen. De diepte van de toekomstige bodemverstoring is op dit moment onbekend, maar uitgaande van de aanleg van bouwputten voor de bebouwing zal de bodem waarschijnlijk tot in het archeologische niveau worden verstoord, dat in dit gebied vanaf 30 cm beneden maaiveld verwacht kan worden.
Door de graafwerkzaamheden die zullen gaan plaatsvinden, kunnen eventueel aanwezige archeologische waarden in het gebied verloren gaan. Daarom is op basis van het Verdrag van Malta, waaruit de Wet op de Archeologische Monumentenzorg uit 2007 is voortgevloeid, voorafgaand aan de graafwerkzaamheden archeologisch onderzoek uitgevoerd. Het onderzoek is uitgevoerd conform de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie versie 3.2.1
De bevoegde overheid, de gemeente Sint-Oedenrode, heeft een archeologisch beleid vastgesteld en beschikt over een Archeologische Verwachtings- of Beleidsadvieskaart. Het onderzoek is uitgevoerd conform de standaardeisen van de gemeente Sint-Oedenrode.2
De bevoegde overheid, de gemeente Sint-Oedenrode, heeft de resultaten van het onderzoek toetsen en zal een selectiebesluit nemen.
1.2 Onderzoeksdoel en vraagstellingen
Het doel van het bureauonderzoek is het opstellen van een gespecificeerde archeologische verwachting aan de hand van bestaande bronnen over bekende of verwachte landschappelijke, historische en archeologische waarden.
De volgende onderzoeksvragen zullen, indien mogelijk, worden beantwoord:
•
Wat is de opbouw van de ondergrond en het verwachte bodemtype?•
Worden in het onderzoeksgebied archeologische vindplaatsen verwacht?•
Wat is naar verwachting de omvang, ligging, aard en datering hiervan?•
In hoeverre worden eventueel aanwezige archeologische resten bedreigd door de voorgenomen ontwikkeling van het gebied?
1 SIKB 2010.
2 gemeente Sint-Oedenrode.
1.3 Ligging en huidige situatie plangebied
Het plangebied is circa 2.000 m2 groot en ligt aan de Eerschotsestraat in Sint-Oedenrode (afbeelding 1.1). Het terrein wordt in het noordoosten begrensd door de Verwestraat, in het zuidoosten door de Eerschotsestraat, in het westen door een opgaande bomenrij en in het noorden door grasland. Het plangebied is deels verhard en bebouwd. De bebouwing bestaat uit een woonboerderij, gelegen in het zuidelijke deel, en twee opstallen in het noordelijke deel van het plangebied. De hoogte van het maaiveld bedraagt circa 11,6 m +NAP (Normaal Amsterdams Peil).3
Afbeelding 1.1: Het plangebied op de Topografische Kaart van Nederland 1:25.000 aangegeven met het rode kader (Bron: TOP25raster 1998. Topografische Dienst Nederland, Emmen).
1.4 Toekomstige situatie plangebied
De woonboerderij zal (kadastraal) gesplitst worden. Hierbij zullen naar verwachting geen bodemverstorende activiteiten plaatsvinden. De aanwezige opstallen binnen het plangebied zullen worden gesloopt ten behoeve van nieuwbouw. De nieuwe inrichting van het plangebied is op dit moment nog onbekend.
3 Hoogteligging van het plangebied op het Actueel Hoogtebestand Nederland (AHN) in m NAP geraadpleegd op www.ahn.nl
2 Bureauonderzoek
2.1 Inleiding
Tijdens het bureauonderzoek is met behulp van bestaande bronnen een gespecificeerd archeologisch verwachtingsmodel voor het plangebied opgesteld. Dit is gedaan door het raadplegen van voor de archeologie relevante (schriftelijke) bronnen. Dit betreffen met name gegevens over bekende archeologische vindplaatsen in en rond het plangebied. Deze zijn aangevuld met historisch en fysisch-geografisch onderzoek, waarbij informatie over vroeger grondgebruik is verkregen door de analyse van historische kaarten en tevens gegevens over de geologie, geomorfologie en bodem zijn bestudeerd.
2.2 Landschapsgenese
Voor het bepalen of, waar en uit welke periode archeologische resten kunnen worden verwacht, zijn gegevens over de landschapsgenese verzameld:
• Geologische Kaart, schaal 1:50.000
• Geomorfologische Kaart, schaal 1:50.000
• Bodemkaart, schaal 1:50.000
• Relevante achtergrondliteratuur
Voor de geologische beschrijving is gebruik gemaakt van de lithostratigrafische indeling van de ondiepe ondergrond.4 Zie voor een overzicht van de geologische en archeologische perioden bijlage 1.
Geologie en geomorfologie
Het plangebied ligt in het zuidelijke zandgebied van Nederland. De ondergrond wordt doorsneden door een aantal zuidoost-noordwest georiënteerde breuken, die de Roerdalslenk en het Peelblok begrenzen. Het plangebied ligt in het dalingsgebied, de Roerdalslenk. Hier is het zandpakket vaak meer dan 15 m dik, soms zelfs 45 m dik. De oudere afzettingen zijn als gevolg van tektonische bodemdaling tot grote diepte weggezakt.5
Het huidige landschap in de omgeving van het plangebied heeft met name tijdens de laatste ijstijd, het Weichselien (circa 115.000 – 11.755 jaar geleden), vorm gekregen.
In het Weichselien heeft het landijs Nederland niet bereikt, maar is de zeespiegel sterk gedaald en is het klimaat steeds kouder en droger geworden.6 Tijdens het Pleniglaciaal (circa 75.000 – 15.700 jaar geleden) is de bodem periodiek permanent bevroren geweest en is het regen- en smeltwater gedwongen via het oppervlak af te stromen. Hierbij zijn fluvioperiglaciale afzettingen gevormd en dalen ontstaan. Het dal, waar de huidige Dommel doorheen stroomt, is bijvoorbeeld in deze periode (verder) uitgesleten. De fluvioperiglaciale afzettingen zijn zeer divers en bestaan uit fijn en grof zand, soms met grind, leemlagen en plantenresten en worden tot de Formatie van Boxtel gerekend.7 In het plangebied bevinden deze afzettingen zicht volgens de geologische kaart8 binnen 2,0 m beneden maaiveld (afbeelding 2.1, code Nu4).
4 De Mulder e.a. 2003 en via www.dinoloket.nl: Dinoloket, Standaarden, Lithostratigrafische Nomenclator van de ondiepe ondergrond.
5 Berendsen 2005, 31
6 Berendsen 2004, 183
7 Berendsen 2004, 189
8 Rijks Geologische Dienst 1973.
Legenda
Nu2 : Brabantse Leem (Formatie van Boxtel)
Nu2 : Brabantse Leem (Formatie van Boxtel)
Nu3 : Dekzand (Laagpakket van Wierden van de Formatie van Boxtel), dikker dan 2 meter Nu4 : Fluvioperiglaciale afzettingen (Formatie van Boxtel)
B : Beekafzettingen (Laagpakket van Singraven van de Formatie van Boxtel) V : Veen (Laagpakket van Singraven van de Formatie van Boxtel)
V : Veen dunner dan 1 m op fluvioperiglaciale afzettingen, plaatselijk met een tussenschakeling Nu4 van dekzand dunner dan 2 m
: Dekzand dunner dan 2 m op onderliggende eenheid
Afbeelding 2.1: Ligging van het plangebied op de Geologische kaart van Nederland 1:50.000, aangegeven met het rode kader (Bron: Rijks Geologische Dienst, 1973).
In deze regio wordt binnen de fluvioperiglaciale afzettingen de zogenaamde Brabantse leem (code Nu2 in afbeelding 2.1) onderscheiden. De leem is ontstaan, doordat zeer fijn sediment door (smelt)water naar laagten in het terrein is getransporteerd. In deze laagten met stilstaand of zwak stromend water is het fijnste sediment afgezet, waarbij leemlagen van enkele decimeters zijn gevormd.9 Volgens de geologische kaart10 komen deze afzettingen niet in het plangebied voor.
Later zijn de fluvioperiglaciale afzettingen grotendeels bedekt met dekzand (code Nu3 in afbeelding 2.1). In de koudste en droogste perioden van het Weichselien, met name tijdens het Laat-Pleniglaciaal (circa 26.000 – 15.700 jaar geleden) en in sommige perioden van het Laat-Glaciaal (circa 15.700 – 11.755 jaar geleden), is de vegetatie vrijwel verdwenen. Hierdoor is op grote schaal verstuiving opgetreden, waarbij dekzand is afgezet.11 Dit (vaak lemige) zand is kalkloos, fijnkorrelig (150 – 210 μm), goed afgerond, goed gesorteerd en
9 Bisschops 1973, 59-60.
10 Rijks Geologische Dienst 1973.
11 Berendsen 2004, 190.
arm aan grind en wordt tot het Laagpakket van Wierden van de Formatie van Boxtel gerekend. Het reliëf dat tijdens de dekzandafzetting is ontstaan, wordt gekenmerkt door vlaktes, depressies en dekzandkopjes, afgewisseld met langgerekte ruggen.
LEGENDA
2M13 : dekzandvlakte 3K14 : dekzandrug 4K14 : dekzandrug
3H11 : glooiing van beekdalzijde 2R7 : beekdalbodem
Afbeelding 2.2: Ligging van het plangebied op de Geomorfologische kaart van Nederland 1:50.000, aangegeven met het rode kader (Bron: Stichting voor Bodemkartering en Rijks Geologische Dienst, 1977).
Op de Geomorfologische Kaart van Nederland schaal 1:50.000 (afbeelding 2.2) is het plangebied niet gekarteerd, omdat het binnen de bebouwde kom van Sint-Oedenrode ligt.12 Op grond van extrapolatie van de begrenzingen op deze kaart ligt het plangebied naar verwachting in een dekzandvlakte (code 2M13).
Op het AHN (afbeelding 2.3) is ondanks de aanwezige bebouwing nog iets van het natuurlijke reliëf zichtbaar.
Ten zuiden van het plangebied is het beekdal van de Dommel te zien (aangegeven met donkerblauwe kleuren). Het dekzandgebied, waar het plangebied in ligt, is duidelijk hoger gelegen (groene, gele en oranje kleuren).
In het Holoceen (vanaf circa 11.755 jaar geleden tot heden) is het klimaat warmer en vochtiger geworden en is het landschap door geologische processen weinig veranderd. Het dekzand is door de toenemende vegetatie vastgelegd en de beken hebben zich ingesneden, waarbij beekdalen, zoals het dal van de Dommel zijn ontstaan. De Dommel heeft zich in de ondergrond ingesneden en beekafzettingen afgezet. De beekafzettingen bestaan uit matig fijn tot zeer grof, soms grindhoudend zand en zwak zandige leem en klei en
12 Stichting voor Bodemkartering en Rijks Geologische Dienst 1977.
worden tot het Laagpakket van Singraven gerekend, dat onderdeel is van de Formatie van Boxtel.13 Ook heeft in het dal van de Dommel veenvorming plaatsgevonden. Het veen dat hierbij is ontstaan, wordt eveneens tot het Laagpakket van Singraven gerekend.
LEGENDA
Donkerblauw : lager dan 9,2 m +NAP Lichtblauw : 9,2 – 10,4 m +NAP Groen : 10,4 – 11,1 m +NAP Geel : 11,1 – 11,4 m +NAP Oranje : 11,4 – 12,1 m +NAP Rood : hoger dan 12,1 m +NAP
Afbeelding 2.3: Ligging van het plangebied op het Actueel Hoogtebestand van Nederland (AHN), aangegeven met het rode kader (Bron: www.ahn.nl).
13 De Mulder e.a. 2003, 350.
Bodem
Op de Bodemkaart van Nederland schaal 1:50.000 (afbeelding 2.4) is het plangebied niet gekarteerd, omdat het binnen de bebouwde kom van Sint-Oedenrode ligt. Op grond van extrapolatie van de begrenzingen van deze kaart en gezien het feit dat er binnen het plangebied dekzand aan het maaiveld ligt worden binnen het plangebied zwarte enkeerdgronden in lemig fijn zand (code zEZ23) verwacht.
LEGENDA
zEZ23 : zwarte enkdeerdgronden in lemig fijn zand cHn23 : laarpodzolgronden in lemig fijn zand pZg23 : beekeerdgronden in lemig fijn zand zVc :
W : open water
Afbeelding 2.4: Ligging van het plangebied op de Bodemkaart van Nederland 1:50.000, aangegeven met het rode kader (Bron: Stichting voor Bodemkartering, 1981).
De enkeerdgronden zijn ontstaan, doordat in Zuid-Nederland vanaf de 14e en 15e eeuw op grote schaal het systeem van potstalbemesting is toegepast.14 Plaggen zijn met mest van het vee vermengd en op de akkers uitgespreid om de bodem vruchtbaarder te maken. In de loop van de tijd is een plaggendek op de oorspronkelijke bodem ontstaan. Het onderste gedeelte van het plaggendek kan uit de late middeleeuwen dateren, maar kan ook pas in de nieuwe tijd zijn ontstaan.
Onder het plaggendek ligt de oorspronkelijke bodem, naar verwachting een veldpodzolgrond.
Podzolering is een natuurlijk proces dat plaats vindt op de zandgronden. Door infiltrerend regenwater worden kleine deeltjes zoals ijzer, aluminium en lutum uitgespoeld, ook wel uitloging genoemd.15 Deze deeltjes worden door het water naar beneden getransporteerd en spoelen daar in. De veldpodzolgronden bestaan uit
14 Hiddink en Renes 2007 in Van Doesburg e.a. (red.) 2007, 141.
15 Hiddink en Renes 2007 in Van Doesburg e.a. (red.) 2007, 141.
een humeuze, donkere bovengrond (Ap-horizont), die circa 25 cm dik is, waaronder een lichtgrijze E-horizont (uitspoelingshorizont) aanwezig is.16 Hieronder ligt de bruingekleurde B-horizont (inspoelingshorizont), die geleidelijk overgaat in de C-horizont. Afhankelijk van de vroegere bodembewerking is de oorspronkelijke A-, E- en/of B-horizont in meer of mindere mate intact.
Binnen het plangebied geldt grondwatertrap VI. Dit betekent dat de gemiddeld hoogste grondwaterstand tussen 40 en 80 cm beneden maaiveld ligt en dat de gemiddeld laagste grondwaterstand dieper dan 120 cm beneden maaiveld ligt.17
16 De Bakker en Schelling 1989, 127.
17 Stichting voor Bodemkartering, 1981.
2.3 Archeologische waarden in en rondom het plangebied
In deze paragraaf wordt gekeken of binnen en rond het plangebied archeologische waarden bekend zijn.
Hiervoor zijn de volgende bronnen binnen de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE, de voormalige RACM) geraadpleegd:
• Centraal Archeologisch Archief (CAA)
• Centraal Monumenten Archief (CMA)
• Archeologisch Informatie Systeem (ARCHIS II)
Daarnaast zijn de volgende bronnen geraadpleegd:
• Cultuurhistorische Waardekaart van de provincie Noord-Brabant 2010
• Archeologische Verwachtingskaart van de gemeente Sint-Oedenrode
• Kennisinfrastructuur Cultuurhistorie (KICH)
• gegevens van amateur archeologen
Volgens de IKAW (Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden) van de RCE geldt een hoge archeologische trefkans (bijlage 2). Op de Cultuurhistorische Waardenkaart (CHW) van de provincie Noord- Brabant heeft het plangebied geen gespecificeerde archeologische waarde. Deze kaarten zijn indicatief en zullen voor het opstellen van een gespecificeerd verwachtingsmodel worden genuanceerd en gepreciseerd, aangezien uit deze kaarten niet blijkt wat de aard en ouderdom is van de te verwachten archeologische resten.
Op de Archeologische Verwachtingskaart van de gemeente Sint-Oedenrode heeft het plangebied een hoge archeologische waarde (afbeelding 2.5). Vanwege het gedetailleerde schaalniveau en het beleid van de gemeente wordt deze kaart als leidinggevend beschouwd.
Uit de archieven en ARCHIS II van de RCE blijkt dat in het onderzoeksgebied één archeologisch monument, aanwezig is (bijlage 2). Uit de directe omgeving (binnen een straal van 250 m) zijn zes waarnemingen en 10 onderzoeksmeldingen bekend. Uit de gegevens van de KICH blijkt dat binnen het plangebied geen (ondergrondse) bouwhistorische waarden aanwezig zijn.
Afbeelding 2.5: Ligging van het plangebied op de Archeologische Verwachtingskaart van de gemeente Sint- Oedenrode, aangegeven met het rode kader (Bron: www.sint-oedenrode.nl).
Monument binnen het plangebied:
Monumentnummer 16.802
In het zuidwestelijke deel van het plangebied bevindt zich een woonboerderij die volgens de Archeologische Monumentenkaart (AMK) tot de historische kern van Sint-Oedenrode behoort. Op de AMK-Noord Brabant zijn historische stads- en dorpskernen en clusters oude bebouwing als gebieden van hoge archeologische waarde aangegeven. De selectie en begrenzing van deze kernen is gebaseerd op 16e eeuwse (Van Deventer) en vroeg 20e eeuwse kaarten (Bonnebladen). Binnen deze contouren kunnen in de bodem resten van Vroegmoderne en waarschijnlijk ook van Laat Middeleeuwse (vanaf circa 1300 na Chr.) bewoning aangetroffen worden. Ook sporen van oudere bewoning kunnen aanwezig zijn. Bedacht dient echter te worden dat de bewoning in de Vroege- en Volle Middeleeuwen (tot circa 1300 na Chr.) een meer dynamisch karakter gehad kan hebben en dat de plaats en grens ervan niet per se hoeft samen te vallen met die van de latere bewoning.
Waarnemingen en onderzoeksmeldingen binnen een straal van 250 m van het plangebied:
Waarnemingsnummers 14.743, 33.559, 403.875 en 421.334 en onderzoeksmeldingen 14.990, 18.888 en 24.191
Direct ten noordoosten van het plangebied bevindt zich een terrein (kwekerij) dat door BILAN is onderzocht door middel van een bureau- en booronderzoek, gevolgd door proefsleuven en een opgraving (onderzoeksmeldingen 14.990, 18.888 en 24.191). In 1985 werd op de parkeerplaats van de kwekerij al een kleinschalig onderzoek uitgevoerd, waarbij twee huisplattegronden uit de 12e eeuw werden aangetroffen.18 Uit het bureauonderzoek van BILAN is gebleken dat het plangebied een hoge archeologische verwachting heeft, die te relateren is aan het voorkomen van hoge zwarte enkeerdgronden. In het noordoostelijke deel van het plangebied zijn bij eerder onderzoek huisplattegronden en aardewerk uit de laat 12e en de vroeg 13e eeuw
18 Informatie afkomstig van dhr. Hendriks van de Archeologische Werkgroep Sint-Oedenrode, waarvoor dank!
aangetroffen (waarnemingsnummers 14.743 en 33.559). Tijdens het booronderzoek was gebleken dat de bodem in het grootste deel van het plangebied kon worden geclassificeerd als een hoge zwarte enkeerdgrond met daaronder in twee boringen het restant van een veldpodzolprofiel. In het noordwestelijke deel van het plangebied is de humeuze bovengrond dunner dan 50 cm en behoort de bodem tot de laarpodzolgronden. In 57% van de boringen werd een redelijk onverstoord bodemprofiel aangetroffen. In de overige boringen was het bodemprofiel tot in de top van de C-horizont verstoord. In het noordwestelijke deel van het plangebied waren indicatoren aangetroffen die wijzen op vindplaatsen uit de ijzertijd en uit de periode 900 - 1200 na Chr.
(waarnemingsnummer 403.875). Tijdens het proefsleuvenonderzoek werden verschillende sporen en (mogelijke) structuren aangetroffen. Deze sporen, die bestaan uit paalkuilen, kuilen en greppels, dateren voornamelijk uit de middeleeuwen, maar ook een aantal uit de ijzertijd en de Romeinse tijd. Een deel van de sporen bevond zich in structureel verband tot elkaar. In totaal konden drie huisplattegronden, een spieker en vijf mogelijke structuren worden onderscheiden. Op grond van informatie van historische kaarten en waarnemingen uit de omgeving van het plangebied maken de structuren waarschijnlijk deel uit van een omvangrijkere (laat) middeleeuwse nederzetting die zich uitstrekte langs de Sluitappel en mogelijk deels ook in zuidelijke richting langs de Veghelseweg. Op grond van de resultaten van het booronderzoek werd verwacht dat de bodem in delen van het plangebied tot op de C-horizont verstoord zou zijn. Tijdens het proefsleuvenonderzoek bleek echter dat de verstoring van het esdek weinig invloed heeft gehad op de conservering van de archeologische sporen, het vondstniveau was niet verstoord. De sporen en structuren waren duidelijk herkenbaar in het vlak en werden verspreid over het gehele terrein aangetroffen (waarnemingsnummer 421.334). Geadviseerd werd om die arealen van de vindplaats waar op basis van de planvorming en door planaanpassingen geen bescherming mogelijk was door middel van een opgraving te documenteren. De resultaten van deze opgraving (onderzoeksmelding 24.191) zijn niet opgenomen in Archis.
Waarnemingsnummer 132.439 en onderzoeksmeldingen 2.474, 10.266 en 10.268
Direct ten oosten en circa 220 m ten zuiden van het plangebied is het tracé van de A50 en de bijbehorende op-/afrit in 1997 door RAAP door middel van boringen onderzocht (onderzoeksmeldingen 10.266 en 10.268).
Op circa 240 m ten oosten van het plangebied zijn tijdens dat onderzoek meerdere fragmenten aardewerk uit de ijzertijd – bronstijd en de late middeleeuwen aangetroffen (waarnemingsnummer 132.439). Op basis van deze bevindingen is in 2001 door het ADC een proefsleuvenonderzoek uitgevoerd op deze locatie (onderzoeksmelding 2.474). De bodem bleek ter plaatse echter compleet verstoord.
Waarnemingsnummer 416.882 en onderzoeksmeldingen 8.501 en 24.126
In 2004 en 2007 heeft BILAN een perceel aan de Van Duppenstraat, circa 100 m ten zuidwesten van het plangebied, onderzocht door middel van een bureau- en booronderzoek. Op basis van het verwachte voorkomen van hoge zwarte enkeerdgronden en de bekende waarnemingen in de omgeving, had het plangebied een hoge archeologische verwachting voor het aantreffen van archeologische sporen uit het mesolithicum, de ijzertijd, Romeinse tijd, de late middeleeuwen en/of de nieuwe tijd (onderzoeksmelding 8.501). Uit het veldonderzoek (onderzoeksmelding 24.126) bleek dat in het plangebied inderdaad een hoge zwarte enkeerdgrond aanwezig was. Deze was echter sterk verstoord en gevormd in een van oorsprong natte context. Er is geen oorspronkelijk bodemprofiel bewaard gebleven en de C-horizont is reeds substantieel in de A-horizont opgenomen. Er werden bovendien geen relevante archeologische indicatoren aangetroffen (waarnemingsnummer 416.882).
Onderzoeksmelding 18.267
Op een terrein op circa 250 m ten oosten van het plangebied is door Vestigia een booronderzoek uitgevoerd.
Het onderzoek heeft bewoningssporen uit de middeleeuwen opgeleverd. Op basis van deze resultaten werd nader onderzoek geadviseerd in dat deel van het plangebied waar een wijziging in het bestemmingsplan zal optreden.
Onderzoeksmelding 25.023
150 m ten zuidwesten van het plangebied is door Becker en Van de Graaf een booronderzoek uitgevoerd binnen de historische kern van Sint-Oedenrode. Op basis van de resultaten van het onderzoek werd geen vervolgonderzoek geadviseerd.
De locale amateurarcheoloog (de heer Hendriks) van de Archeologische Werkgroep Sint-Oedenrode is via email benaderd met de vraag of bij hen nog informatie uit het plangebied bekend is (die niet bij de RCE is gemeld). De gegevens die als reactie werden aangeleverd, zijn verwerkt in de paragrafen 2.3 en 2.4. Als aanvulling hierop kon dhr. Hendriks nog aangeven dat in het verleden aan de Eerschotsestraat diverse losse middeleeuwse vondsten zijn gedaan. Waarschijnlijk betreft het aardewerkvondsten tijdens veldverkenningen.
2.4 Historische ontwikkeling
Voor de historische ontwikkeling is historisch kaartmateriaal en relevante achtergrondliteratuur geraadpleegd, dat in onderstaande paragraaf is weergegeven.
De naam Sint-Oedenrode komt voor het eerst voor in de geschreven bronnen rond het jaar 1231 als Rodae.
De naam is afgeleid van het werkwoord ‘rooien’ en verwijst daarom naar een stuk land dat na het rooien van bossen in cultuur is gebracht. De grond werd gewijd aan de heilige Oda, volgens de legende een prinses die van Schotland of Ierland naar Texandrië zou zijn gereisd en rond 713 in ‘Rode’ zou zijn gestorven.19 Rode is als nederzetting pas ontstaan aan het begin van de 11e eeuw. Met de bouw van een parochiekerk rond 1100 werd het dorp de belangrijkste plaats in het kleine graafschap Rode.20
In 1231 kwam Sint-Oedenrode in het bezit van hertog Hendrik I van Brabant. Het dorp lag in het kwartier Peelland, een van de vier gebieden binnen de Meierij van 's-Hertogenbosch.21 Een jaar later kreeg Sint- Oedenrode vrijheids- of stadsrechten en werd het de hoofdplaats van Peelland.22 De stad werd echter nooit omwald of ommuurd.23 Na 1300 begonnen de Brabantse hertogen woeste gronden rondom dorpen en steden uit te geven aan de bewoners, de zogenaamde gements of ‘gemeenten’. Deze werden bestuurd door leenmannen van de hertog. Zij bouwden op de leengoederen, vaak kleine landgoederen, versterkte huizen.24
In de 16e en 17e eeuw werd Rode verschillende malen geplunderd en in brand gestoken, waarbij ook de versterkte huizen het moesten ontgelden. Een aantal daarvan is daarna niet meer herbouwd. Op enkele locaties zijn in de loop der tijd nieuwe herenhuizen gebouwd, terwijl elders ook boerderijen verschenen. Er zijn in totaal 19 van dergelijke ‘slotjes’ bekend, twee daarvan bestaan nog steeds.25
In de late middeleeuwen nam de bevolking toe, waardoor de voedselbehoefte toenam. Dit zorgde voor een omslag in de landbouw. Was deze in de eerdere periode extensief, nu ging men nieuwe grond ontginnen om aan de voedselvraag te kunnen voldoen en werden betere, intensievere landbouwmethoden toepast.26 De kleine akkertjes maakten plaats voor grote open akkercomplexen. De akkers werden bemest met behulp van heideplaggen en stalmest (potstalbemesting), wat leidde tot een geleidelijke ophoging van het maaiveld. De hoeveelheid grond die nodig was om de voedselproductie te waarborgen nam af toen in de 17e eeuw het vierslagstelsel in gebruik werd genomen. Dit voorkwam braakliggende landbouwarealen, waardoor er dus relatief minder grond nodig was om dezelfde hoeveelheid voedsel te produceren. Pas met de introductie van kunstmest, rond 1850, stopte de aangroei van de traditionele bemestingslaag.
19 Van Berkel en Samplonius 2006, 410.
20 Kolman 1997, 295; Heesters en Rademakers 1972, 72-74.
21 www.bhic.nl.
22 Heesters en Rademakers 1972, 56-57.
23 Kolman 1997, 295.
24 Heesters en Rademakers 1972, 101.
25 www.sint-oedenrode.nl
26 Van Uytven e.a. 2004, 75-76.
Op het minuutplan uit het begin van de 19e eeuw (afbeelding 2.6)27 is te zien dat binnen het plangebied bebouwing aanwezig is. Het betreft de woonboerderij die in de huidige situatie nog aanwezig is. De drie kleinere gebouwen zijn bijgebouwen waarvan de functie in de Oorspronkelijke Aanwijzende Tafels (OAT)28, behorende bij het minuutplan, niet wordt omschreven. De onbebouwde delen van het plangebied zijn in gebruik als bouwland en (moes)tuin.
Op de kaart uit circa 1900 (afbeelding 2.7) is de boerderij met benaming De Verwe ook aanwezig. Er staan twee bijgebouwen aangegeven waarvan de grootste correspondeert met die op het minuutplan (afbeelding 2.4). Het plangebied maakte deel uit van een akkercomplex. Dit gebied grensde in het zuiden aan de bebouwing van Eerschot.
De huidige boerderij is nog tijdens de Tweede Wereldoorlog (op)nieuw gebouwd nadat dit als café “De Verwe”
bekende pand tijdens operatie Market Garden in 1944 werd verwoest (afbeelding 2.8). Het pand werd verwoest door de Duitsers door middel van het aanbrengen van springstof.29 De huidige Verwestraat, de noordoostelijke begrenzing van het plangebied, werd in de 20e eeuw aangelegd.
Afbeelding 2.6: Ligging van het plangebied op het minuutplan uit het begin van de 19e eeuw, aangegeven met het rode kader. (Bron: www.watwaswaar.nl).
27 www.watwaswaar.nl Gemeente Sint-Oedenrode, sectie C, blad 2. Minuutplans zijn de oorspronkelijke kadastrale kaarten die zijn vervaardigd vanaf 1811 en 1812 in navolging van de Fransen o.l.v. Napoleon Bonaparte. Het zijn grondbeschrijvingen (kadasters) van de gemeenten met hierop aangegeven de percelen, perceelnummers en gebouwen.
28 OAT = Oorspronkelijke Aanwijzende Tafel. Dit is een register uit 1832 waarin diverse gegevens in vermeld staan die betrekking hebben op de betreffende percelen, zoals de eigenaar, beroep en woonplaats, alsmede het grondgebruik en de oppervlakte.
29 Informatie afkomstig van dhr. Hendriks van de Archeologische Werkgroep Sint-Oedenrode, waarvoor dank!
Afbeelding 2.7: Ligging van het plangebied op de kaart uit circa 1900, aangegeven met het rode kader (Bron:
Uitgeverij Nieuwland 2005, Noord-Brabant, blad 629).
Afbeelding 2.8: Foto van de boerderij/café De Verwein circa 1932. De boerderij werd in 1944 verwoest tijdens oorlogshandelingen. De foto is genomen vanuit het centrum in het zuidwesten (Bron: aangeleverd door dhr.
Hendriks van de Archeologische Werkgroep Sint-Oedenrode).
Bodemverstoring
Binnen het plangebied zijn geen bodemverontreinigingen, saneringen of ondergrondse olietanks, benzinepompinstallaties en dergelijke bekend waardoor archeologische resten mogelijk verloren zijn gegaan.30 Binnen het plangebied heeft geen ontgronding plaatsgevonden.31
Mogelijk is de bodem ter plaatse van de woonboerderij verstoord bij de bouw daarvan. Aangezien in de inrichtingsplannen geen sprake is van sloop en/of nieuwbouw op de locatie van de boerderij, zijn de bouwdossiers van de boerderij niet geraadpleegd. De te slopen opstallen zullen ondiep gefundeerd zijn, zodat er ter plaatse van deze opstallen geen diepe verstoringen verwacht worden.
30 www.bodemloket.nl
31 Ontgrondingenkaart provincie Noord-Brabant
2.5 Gespecificeerde archeologische verwachting
Op basis van bovenstaand bureauonderzoek is voor het plangebied een gespecificeerde archeologische verwachting opgesteld, waarvan de essentie is weergegeven in tabel 2.1.
Volgens de IKAW (Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden) van de RCE geldt een hoge archeologische trefkans (bijlage 2). Op de Cultuurhistorische Waardenkaart (CHW) van de provincie Noord- Brabant heeft het plangebied geen gespecificeerde archeologische waarde. Op de Archeologische Verwachtingskaart van de gemeente Sint-Oedenrode heeft het plangebied een hoge archeologische waarde.
Vanwege het gedetailleerde schaalniveau en het beleid van de gemeente wordt deze kaart als leidinggevend beschouwd.
Jager-verzamelaars uit het laat-paleolithicum tot en met het mesolithicum kozen als woon- en verblijfplaats vaak voor de hoger liggende terreingedeelten in het landschap, bij voorkeur in de buurt van open water. Water was een belangrijk gegeven, niet alleen voor het lessen van de dorst. Nabij water heerst er ook een grotere biodiversiteit wat de jacht en het verzamelen van plantaardig voedsel vergemakkelijkt. Vuursteenvindplaatsen worden gekenmerkt door een vuursteenspreiding aan het oppervlak en eventueel sporen in de vorm van ondiepe haardkuilen. De vuursteenartefacten kunnen vanaf het maaiveld worden verwacht als deze zijn opgeploegd. In situ vondsten en sporen kunnen onder het aanwezige plaggendek worden aangetroffen indien de verstoring binnen het plangebied in het verleden beperkt is gebleven. In situ vondsten bevinden zich voornamelijk in de top van de podzolgrond en eventuele sporen kunnen worden aangetroffen vanaf de B- horizont. Het plangebied ligt relatief hoog in een vlakte van ten dele verspoelde dekzanden. Deze hoge ligging is mogelijk ook te relateren aan de ligging in de bebouwde kom van Sint-Oedenrode. Ten zuiden van het plangebied is het beekdal van de Dommel aanwezig. Dit maakt het plangebied een gunstige vestigingsplaats voor jager-verzamelaars. Daarom wordt een hoge verwachting toegekend voor het aantreffen van archeologische waarden uit het laat-paleolithicum tot en met het mesolithicum.
Vanaf het neolithicum ontstaan in onze streken de eerste landbouwculturen die gekenmerkt worden door sedentaire nederzettingen. In de beginperiode combineert men akkerbouw met het jagen en verzamelen, maar geleidelijk stapt men over naar akkerbouw en veeteelt. De nederzettingen worden gekenmerkt door permanente woningen die vaak diep in de grond gefundeerd waren. Waterputten werden gegraven voor de watervoorziening terwijl in en nabij de nederzetting afvalkuilen werden gegraven om afval te begraven. Deze sporen kunnen diep in de bodem reiken. In de periode vanaf het neolithicum tot en met de vroege middeleeuwen heeft men nog steeds een voorkeur voor hoger en droger gelegen gebieden in de nabijheid van water. In de directe omgeving zijn reeds meerdere vondsten gedaan die duiden op bewoning in de bronstijd, ijzertijd en Romeinse tijd. Daarom wordt aan het plangebied een hoge verwachting toegekend voor nederzettingsresten vanaf het neolithicum tot en met de vroege middeleeuwen.
In de late middeleeuwen behoort het plangebied tot het agrarische areaal van het dorp Eerschot. Het maakte deel uit van een akkercomplex dat bekend stond als ‘De Verwe’. De voorganger van de huidige woonboerderij binnen het plangebied is op het bestudeerde historische kaartmateriaal reeds aanwezig. Tijdens archeologisch onderzoek in de directe omgeving van het plangebied zijn verschillende nederzettingssporen uit de late middeleeuwen aangetroffen. Het is daarom niet uit te sluiten dat de huidige woonboerderij een laatmiddeleeuwse voorganger heeft gehad. De verwachting voor archeologische resten uit de late middeleeuwen en nieuwe tijd wordt daarom op hoog gesteld.
Periode Verwachting Verwachte kenmerken vindplaats Diepteligging sporen
laat-
paleolithicum – mesolithicum
hoog Bewoningssporen, tijdelijke kampementen: vuursteen artefacten, haardkuilen
onder het aanwezige plaggendek in de oorspronkelijke podzolbodem
neolithicum – vroege middeleeuwen
hoog Nederzetting: cultuurlaag, fragmenten aardewerk, natuursteen,
gebruiksvoorwerpen
onder het aanwezige plaggendek in de oorspronkelijke podzolbodem
late
middeleeuwen – nieuwe tijd
hoog Nederzetting: cultuurlaag, fragmenten aardewerk, natuursteen,
gebruiksvoorwerpen
vanaf maaiveld
Tabel 2.1: Archeologische verwachting per periode.
3 Conclusies en aanbevelingen
3.1 Inleiding
Het doel van het archeologisch bureauonderzoek was het opstellen van een gespecificeerde archeologische verwachting voor het plangebied. Voor het plangebied geldt een hoge verwachting voor zowel vuursteenvindplaatsen uit het laat-paleolithicum en mesolithicum als voor nederzettingsresten uit het neolithicum tot en met de nieuwe tijd.
3.2 Conclusies / beantwoording onderzoeksvragen
•
Wat is de opbouw van de ondergrond en het verwachte bodemtype?In het plangebied worden enkeerdgronden verwacht die zich hebben ontwikkeld in waarschijnlijk een dekzandvlakte (Laagpakket van Wierden, Formatie van Boxtel). Onder de enkeerdgrond wordt een podzolbodem verwacht.
•
Worden archeologische vindplaatsen in het onderzoeksgebied verwacht?Er worden resten verwacht uit de periode laat-paleolithicum tot en met de nieuwe tijd.
•
Wat is naar verwachting de omvang, ligging, aard en datering hiervan?Vuursteenvindplaatsen van jager-verzamelaars (laat-paleolithicum-mesolithicum) kunnen enkele vierkante meters tot enkele duizenden vierkante meters groot zijn. Nederzettingsterreinen (neolithicum- vroege middeleeuwen) kunnen in grootte variëren van enkele honderden vierkante meters tot meer dan een hectare. Resten uit de late middeleeuwen en nieuwe tijd bestaan naar verwachting uit sporen van historische bewoning, natuursteen, aardewerk, gebruiksvoorwerpen en van agrarische activiteit en losse vondsten die met het plaggendek zijn opgebracht.
•
In hoeverre worden eventueel aanwezige archeologische resten bedreigd door de voorgenomen ontwikkeling van het gebied?Archeologische resten worden verwacht vanaf het maaiveld, in en onder het aanwezige plaggendek (esdek). Uitgaande van een standaard funderingsdiepte van 90 cm beneden maaiveld ten behoeve van de nieuwbouw, zullen eventueel aanwezige archeologische resten worden bedreigd door de voorgenomen graafwerkzaamheden.
3.3 Aanbevelingen
Op grond van de resultaten van het onderzoek wordt voor het plangebied een verkennend booronderzoek geadviseerd om de bodemopbouw in kaart te brengen en daarmee het verwachtingsmodel te toetsen.
De volgende onderzoeksvragen zullen door middel van het veldonderzoek, indien mogelijk, worden beantwoord:
•
Wat is de opbouw van de ondergrond en is het bodemprofiel intact?•
In hoeverre worden eventueel aanwezige archeologische resten bedreigd door de voorgenomen ontwikkeling van het gebied?Op basis van het verwachtingsmodel uit het bureauonderzoek en aan de hand van de richtlijnen van de provincie Noord-Brabant32, wordt de volgende methode van onderzoek aanbevolen. Er is gekozen voor een verkennend booronderzoek met een boordichtheid van ten minste 6 boringen per hectare. Hiermee is het onderzoek verkennend voor zowel vuursteenvindplaatsen uit de steentijd als voor nederzettingsresten uit de latere perioden. Omdat het plangebied een oppervlakte heeft van circa 2.600 m2, zal in verband met de statistische betrouwbaarheid van het onderzoek, het minimum aantal van 4 boringen uitgevoerd worden.
Voor zover de terreinomstandigheden (bebouwing, verhardingen, begroeiing etc.) het toelaten, zullen de boringen gelijkmatig over het plangebied worden verdeeld. De exacte boorlocaties zullen worden ingemeten met een meetlint.
Er wordt geadviseerd te boren met een Edelmanboor met een diameter van 7 cm, eventueel aangevuld met guts van 3 cm doorsnede. De boringen worden uitgevoerd tot minimaal 25 cm in de C-horizont. Het opgeboorde sediment zal worden gezeefd over een zeef met een maaswijdte van 4 mm of zal worden verbrokkeld en versneden en wordt geïnspecteerd op de aanwezigheid van archeologische indicatoren. De boringen worden lithologisch beschreven conform de NEN 510433 en bodemkundig34 geïnterpreteerd.
Door de heer Hendriks van de Archeologische Werkgroep Sint-Oedenrode is aangegeven dat in het verleden door detector-amateurs melding is gemaakt van de vondst van munitieresten uit de Tweede Wereldoorlog in de onmiddellijke omgeving. De Eerschotsestraat maakte immers onderdeel uit van de route van Operatie Market Garden.
Geadviseerd wordt om voorafgaand aan het booronderzoek een explosievenonderzoek te laten uitvoeren door een daarvoor gecertificeerd bureau of instantie.
Bovenstaand advies vormt een zogenaamd selectieadvies. Met nadruk willen wij de opdrachtgever erop wijzen dat dit selectieadvies nog niet betekent dat al bodemverstorende activiteiten of daarop voorbereidende activiteiten kunnen worden ondernomen. De resultaten van dit onderzoek zijn beoordeeld door de bevoegde overheid (gemeente Sint-Oedenrode), die vervolgens een selectiebesluit neemt.
Er is geprobeerd een zo gefundeerd mogelijk advies te geven op grond van de gebruikte onderzoeksmethoden. Synthegra wil de opdrachtgever er daarom op wijzen dat, mochten tijdens de geplande werkzaamheden archeologische waarden worden aangetroffen, conform artikel 53 van de Monumentenwet uit
32 provincie Noord-Brabant 2007, betreffende de aanwezigheid van enkeerdgronden.
33 Nederlands Normalisatie-instituut 1989.
34 De Bakker en Schelling 1989.
1988 (herzien in 2007) een meldingsplicht geldt bij de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap of bij de hem vertegenwoordigende bevoegde overheid, de gemeente Sint-Oedenrode.
4 Samenvatting
4.1 Inleiding
Synthegra heeft in opdracht van Milon een archeologisch bureauonderzoek uitgevoerd voor een terrein aan de Eerschotsestraat in Sint-Oedenrode (afbeelding 1.1). De aanleiding voor het onderzoek is de voorgenomen (kadastrale) splitsing van de aanwezige woonboerderij, de sloop van bestaande opstallen en de bouw van twee nieuwe woningen. De diepte van de toekomstige bodemverstoring is op dit moment onbekend, maar uitgaande van de aanleg van bouwputten voor de bebouwing zal de bodem waarschijnlijk tot in het archeologische niveau worden verstoord, dat in dit gebied vanaf 30 cm beneden maaiveld verwacht kan worden.
4.2 Specifieke archeologische verwachting
In het plangebied worden enkeerdgronden verwacht die zich hebben ontwikkeld in waarschijnlijk een dekzandvlakte (Laagpakket van Wierden, Formatie van Boxtel). Onder de enkeerdgrond wordt een podzolbodem verwacht.
Voor het plangebied geldt een hoge verwachting voor zowel vuursteenvindplaatsen uit het laat-paleolithicum en mesolithicum als voor nederzettingsresten uit het neolithicum tot en met de nieuwe tijd. In de onderstaande tabel is de gespecificeerde archeologische verwachting voor het plangebied weergegeven.
Periode Verwachting Verwachte kenmerken vindplaats Diepteligging sporen
laat-
paleolithicum – mesolithicum
hoog Bewoningssporen, tijdelijke kampementen: vuursteen artefacten, haardkuilen
onder het aanwezige plaggendek in de oorspronkelijke podzolbodem
neolithicum – vroege middeleeuwen
hoog Nederzetting: cultuurlaag, fragmenten aardewerk, natuursteen,
gebruiksvoorwerpen
onder het aanwezige plaggendek in de oorspronkelijke podzolbodem
late
middeleeuwen – nieuwe tijd
hoog Nederzetting: cultuurlaag, fragmenten aardewerk, natuursteen,
gebruiksvoorwerpen
vanaf maaiveld
Tabel 4.1: Archeologische verwachting per periode.
4.3 Aanbeveling
Op grond van de resultaten van het onderzoek wordt er voor het plangebied een verkennend booronderzoek geadviseerd om de bodemopbouw in kaart te brengen en daarmee het verwachtingsmodel te toetsen.
Literatuur en kaarten
Literatuur
Bakker, H. de en J. Schelling, 1989: Systeem van bodemclassificatie voor Nederland, de hogere niveaus.
Staring Centrum, Wageningen.
Berendsen, H.J.A., 2004: De vorming van het land. Van Gorcum, Assen.
Berendsen, H.J.A., 2005: Landschappelijk Nederland. Van Gorcum, Assen.
Berkel, G. van, en K. Samplonius, 2006: Nederlandse plaatsnamen. Herkomst en Historie. Prisma, Utrecht.
Hendrikx, J.A., 1998: De ontginning van Nederland. Het ontstaan van de agrarische cultuurlandschappen in Nederland. Matrijs, Utrecht.
Heesters, W. en C.S.M Rademaker, 1972: Geschiedenis van Sint-Oedenrode. Bijdragen tot de geschiedenis van het zuiden van Nederland 24, stichting zuidelijk historisch contact, Tilburg.
Kolman, C., B. Olde Meierink en R. Stenvert, 1997: Monumenten in Nederland. Noord-Brabant, Zeist en Zwolle.
Mulder, E.F.J. de, M.C. Geluk, I.L. Ritsema, W.E. Westerhoff en T.E. Wong, 2003: De ondergrond van Nederland. Wolters-Noordhoff, Groningen/Houten
Nederlands Normalisatie-instituut, 1989: NEN 5104: Geotechniek - Classificatie van onverharde grondmonsters. Nederlands Normalisatie-instituut, Delft.
Stiboka (Stichting voor Bodemkartering), 1981: Toelichting bij de bodemkaart van Nederland, blad 51 Oost Eindhoven, Wageningen.
Stichting Infrastructuur Kwaliteitsborging Bodembeheer , 2006a: Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie, versie 3.1. SIKB, Gouda.
Stichting Infrastructuur Kwaliteitsborging Bodembeheer, 2006b: Leidraad inventariserend veldonderzoek;
Deel: karterend booronderzoek (aanvulling op de KNA 3.1). SIKB, Gouda.
Uytven, R. van, C. Bruneel, A.M. Koldeweij, A.W.F.M. van de Sande en J.A.F.M. van Oudheusden (red.), 2004: Geschiedenis van Brabant. Van het hertogdom tot heden, Zwolle.
Kaarten
Provincie Noord-Brabant: Ontgrondingenkaart.
Stiboka (Stichting voor Bodemkartering), 1981: Bodemkaart van Nederland schaal 1:50.000, blad 51 Oost Eindhoven, Wageningen.
Stiboka (Stichting voor Bodemkartering) en RGD (Rijks Geologische Dienst), 1977: Geomorfologische kaart van Nederland schaal 1:50.000, blad 51 Eindhoven, Wageningen/Haarlem.
TNO Bouw en Ondergrond, 2008: Geologische overzichtskaart van Nederland 1:600.000 (www.dinoloket.nl)
Uitgeverij Nieuwland, 2005, Grote Historische Atlas van Noord-Brabant, ca. 1905, schaal 1:25.000. Tilburg.
Internet (geraadpleegd december 2010) www.archis2.archis.nl
www.ahn.nl www.bodemloket.nl www.dinoloket.nl www.sint-oedenrode.nl www.watwaswaar.nl
Bijlagen:
Bijlage 1: Overzicht van relevante geologische en archeologische
tijdvakken
Ouderdom
in jaren Chronostratigrafie MIS Lithostratigrafie
Holoceen 1
Formaties: Naaldwijk (marien), Nieuwkoop (veen), Echteld (fluviatiel) Late Dryas
(koud) Allerød (warm) Vroege Dryas
(koud) Laat-
Weichselien (Laat- Glaciaal)
Bølling (warm)
2
Laat- Pleniglaciaal
Midden- Pleniglaciaal Midden- 3
Weichselien (Pleniglaciaal)
Vroeg-
Pleniglaciaal 4 5a 5b 5c Vroeg-
Weichselien (Vroeg- Glaciaal)
5d Eemien
(warme periode) 5e Eem
Formatie Formatie
van Kreftenheye
Formatie van Drente Saalien (ijstijd) 6
Holsteinien (warme periode) Elsterien (ijstijd)
Formatie van
Urk Formatie
van Peelo
Formatie van Boxtel
Cromerien (warme periode)
Pre-Cromerien
Formatie van Sterksel
Formatie van Beegden
11.755 12.745 13.675 14.025 15.700
29.000
50.000
75.000
115.000 130.000
370.000 410.000
475.000
850.000
2.600.000
Vb2
Middeleeuwen
Vb1 Romeinse tijd
IJzertijd Subatlanticum
koeler vochtiger
Va
Loofbos eik en hazelaar
overheersen haagbeuk veel cultuurplanten
rogge, boekweit, korenbloem
IVb Bronstijd
Subboreaal koeler
droger IVa
Loofbos eik en hazelaar
overheersen beuk>1% invloed
landbouw
(granen) Neolithicum
Atlanticum warm vochtig
III
Loofbos eik, els en hazelaar
overheersen in zuiden speelt linde een grote rol
Boreaal
warmer II
den overheerst hazelaar, eik, iep,
linde, es
Mesolithicum
Preboreaal
warmer I
eerst berk en later den overheersend
Late Dryas LW III parklandschap
Allerød LW II dennen- en
berkenbossen
Vroege Dryas open
parklandschap Laat-
Weichselien (Laat- Glaciaal)
Bølling
LW I open vegetatie met kruiden en berkenbomen
Laat-Paleolithicum
Midden- Weichselien (Pleniglaciaal)
perioden met een poolwoestijn en perioden met een
toendra
Vroeg- Weichselien
(Vroeg- Glaciaal)
perioden met bos en perioden met een subarctisch open landschap Eemien
(warme periode) loofbos
Midden-Paleolithicum
Saalien (ijstijd)
Vroeg-Paleolithicum
2650
5000
8000
9000
10.150 10.800 11.800 12.000
13.000 815
3755
7020
8240
11.755 12.745 13.675 14.025
15.700
75.000
115.000 130.000
300.000 35.000 8800 5300 4900 2000 800 12 0 450 1500
Chronostratigrafie voor Noordwest-Europa volgens Zagwijn (1974), Vandenberghe (1985) en De Mulder . (2003). Lithostratigrafie volgens De Mulder . (2003). Mariene isotoop stadium (MIS) volgens Bassinot . (1994). Atmosferische data volgens Stuiver . (1998).
Zuurstofisotoop calibratie (OxCal) versie 3.9 Bronk Ramsey (2003), toegepast op het Laat-Weichselien en het Holoceen.
Archeologische periode-indeling en ouderdom volgens de Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek (ROB).
Vegetatie bewerkt volgens Berendsen (2000). Pollenzones volgens P. Vos & P. Kiden (2005).
et al
et al et al et al
Bijlage 2: Combinatiekaart IKAW, AMK en ARCHIS-waarnemingen
Legenda
Vondsten per periode
:
Paleolithicum:
Neolithicum:
IJzertijd:
Romeinse tijd:
Late Middeleeuwen:
Vroege Middeleeuwen:
Nieuwe tijd: : : : :
: : : : : : : : : : : :
:
: :
: :
: :
: :
:
: : : :
: : : : : : : ::
: :
::: : : : : :
: : :
: :
:
: : : : : : : :
:
:
: : :
:
: :
: : :
: : :
:
:
: : :
: : :
:
29873 29876 29874 27000
94613 94612
51484 31562
31561 31560 31559 31558 31557
29877 29875 354973
353794 353793
342903 342885
327801 327800
327799
305076 290161
195540
195532
195527 184225
170837
170829 228009
228007 195544
195537 195531
170835
170830 107292
217820
195526 185467
185420 184215
135077 135076
112504
112492 107293
14094 33555 31273
48143 33548
33109 30150
416882
414384 414364
411516
406793 403875
132438
132435
5211
16802
5233
5232
5235 5225
5216 5227 5226
10268 24191
14990 23666
18375
13363
18267
23093
10266
18888
8777
4620
25284 40371
2474
2167 2476
4009 2473 6333
8501
6038
24126 25023
2155335975 22585
19971
22529
24839
22002 50501
45573
37342
33105 14743
50499
44613 44611
44608
37340 33559
17209
14096 14092
416662
132436
132439
19514
161000 162000
397000398000
Eerschotsestraat 101 te St. Oedenrode
0 250 500 Meter
±
Archeologisch monument + monumentnummer Terrein van archeologische betekenis
Terrein van archeologische waarde Terrein van hoge archeologische waarde Terrein van zeer hoge archeologische waarde
Terrein van zeer hoge archeologische waarde, beschermd plangebied
onderzoeksmeldingen archeologische verwachting trefkans
hoog (water) middelhoog (water) laag (water) water hoog middelhoog laag zeer laag niet gekarteerd onbekend