• No results found

MICROVORM: S G ATUU

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "MICROVORM: S G ATUU"

Copied!
101
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

uitsluitend op voorwaarde dat noch het geheel noch delen worden gereproduceerd zonder toestemming van het KITLV. Dit behoudt zich het recht voor een vergoeding te berekenen voor reproductie.

Indien op het originele materiaal auteursrecht rust, dient men voor reproductiedoeleinden eveneens toestemming te vragen aan de houders van dit auteursrecht.

Toestemming voor reproductie dient men schriftelijk aan te vragen.

Thisfilm is supplied hy the KITLV only on condition that neither it nor part of it is further reproduced without first obtaining the permission of the KITL V which reserves the right to make a charge for such reproduction. If the material filmed is itself in copyright, the permission of the owners of that copyright will also be requiredfor such reproduction.

Application for permission to reproduce should be made in writing, giving details of the proposed reproduction.

S G ATUU

MICROVORM:

SHELF NUMBER MICROFORM:

MMETA 0470

(2)

DE

SANGGAU.DIAM T

DOOR

J. F. J. GROOT~ E ODE

V ANP U T TEN & . OOR T M E IJ ER· ALK M A A R

(3)

·

t illm 111111~llt~~~I

00209898

]~~ l~fIII~ lllt lll lllll l

(4)
(5)

DE

SANGGAU DIAMANT

ILLUSTRATIE VAN J. SCHRIJNDER

VAN PUTTEN

ar

OORTMEI]ER - ALKMAAR

[

.

'I~' f

(6)

GEI .DZORGEN.

"PH." Mops schudde haar donkere lokken en keek uitdagend rond.

Het breef stil in het kleine 'leslokaaltje. waar het drukkend warm was. Jan. de oudste van de Ermelo's, juist zestien geworden, beet nadenkend op zijn pen, trok diepe rimpels in • t voomoofd en staarde peim:end naar een open plaats, die zich midden in een vol·

geschreven bladzijde van zij n schrift bevond.

Lidi, twee jaar jonger dan Jan. schreef keurig·

netjes de ene regel na de andere, het gezidht in een ernstige plooi. Ze had het uitdagende geluid van Mops. haar tienjarig zusje wel gehoord, maar ze ver- waardigde zich niet. een enkele keer op te zien.

Plidht is plicht en all was het ook nog zo warm, zolang de lessen duurden moest er gewerkt worden.

Omdat ze zich aLtijd kalm hield, had ze van de warmte ook niet half zovee'l -last als de drukke en ongedurige Mops, die er niet 'tegen op zou zien. een wandeling van een uur of vier. vijf te maken. maar die het leren en stilzitten een van de grootste kwel·

lingen van haar leven vond.

Ton, die in leeftijd tussen Lidi en Mops in srond,.

wa's het gewoonHjk met Mops eens, vond Lidi ook een nuf en Jan een uitgedroogden professor, maar hij had de ,hartgrondige verzuchting van zijn zusje niet gehoord. Net als een in'lander had !hij de henen onder zich opgetrokken, waardoor hij zioh beter met lijf en

(7)

ziel op zijn werk kon toeleggen. Voor hem op de bank lag een d~k rekenboek en onder zijn hand een rekenschrift. Maar het werk, dat al zijn aandacht opeiste en waaraan het puntje van zijn tong duchtig meedeed, bestond niet in het maken van een inge- wikkelde vormsom, maar in het tekenen van mijnheer Thomas, den huisonderwijzer, die van de vier Erme- lootjes vier knappe bollen moest maken.

Toen Mops zag, dat haar "pU" geen uitwerking had, -haalde ze haar zalkdOdk te voorschijn en begon zich met veel lbeweging het voorhoofd af te drogen, terwijl ze erbarmelijke zuchten slaakte. Ook dit had geen succes. Lidi en Jan verroerden zich niet. Ton trok zijn benen nog wat hoger op.

"Slaapkoppen," schold Mops in stilte. Ze maakte een prop van haar zakdoek en mikte hem op de neus van Ton, die versdllTikt omhoogveerde en de tekening met een snelle beweging onder de bank trok. Toen hij eohter de oorzaak van de stoornis ontdekte, legde hij het hlaadj~ terug en keek zijn zusje vol verwaohtin'g aan.

" Warm," fluisterde deze en ze blies haar wangen op, tot ze op springen stonden.

"Skrikkelijk veel, Nonni, " bootste ihij den kebon, hun tuinjongen, na en terwijl hij haastig nog een paar lijll'~jes ,trok, voegde hij er aan toe: "Hati-nati, opgepast, ik jou iets ,laat zien, jij skrikkelijk veel van lach."

Mops ladhte al bij voorbaat, maar toen Ton haar de tekening onder de neus duwde, proestte ze het plotseling uit, zodat Jan en Lidi zich met een ruk omkeerden en de onderwijzer als bij toverslag naast hun bank stond.

Mops trachtte bet papier nog weg te moffelen, maar mijnheer Thomas had het al te pakken. Hij keek er een ogenblik naar, terwijl de twee boosdoeners angstig ineenddken, en vroeg dan op effen toon:

"Wie heeft dat gemaakt)"

"Ik, mijnheer," nam Mops ten onrechte de schuld op zich.

"Bestaat niet," zei mijnheer beslist, "alleen Ton is in staat, om zo mooi een gezicht na te tekenen.

Maar hij had mijn neus niet zo groot moeten maken."

Ondanks ziohzeU moest hij glimladhen en daardoor ontwapend, wist hij niets beters te doen, dan te zeggen: "Hoepelen jullie maar op, het gee~t vandaag met Ieren toch niets meer."

Dat wa'8 Mops roerend met hem eens. Met een iuichlkreet sprong ze op, greep Ton in zijn kraag, trok hem de bank uit en sleume nern achter zich aan naar de deur. Odk Lidi klapte haar schrift dicht en stond langzaam en ~aard op.

"Ik verbied het," riep Jan ineens, greep zijn pen en begon te schrijven.

Verwonderd keken de drie en ook mijnheer Thomas bern aan en de laatste wilde hem juist naar de reden van dit brutaal optreden vragen, toen Jan de pen aan zijn kousen afveegde, schri~ en boek in de kast schoof en opstond. Eveneens 'Verwonderd, omdat ze hem zo aanstaarden, vroeg hij haperend:

"Wat ,is er, wat zien jullie voor bijzonders aan mij)"

Mijnheer Thomas schraapte zijn keel en infor- meerde dan op strenge toon:

"Wie geeft jou het reoht, iets te verbieden, wat ik toegestaan heb)"

"Ik?" vroeg Jan, nu nog meer verwonderd, maar

(8)

ineens bBrette hij in een schaterlach uit en riep vrolijk: .. Ik verbied het, dat stond in mijn Engelse vertaling en dat vond ik juist, toen U zei, dat we moohten ophoepelen."

De anderen lachten nu ook en spoedig stonden ze met hun vieren op het erf, dat zich rondom het grote huis uitstrekte. Alles stond vol bloemen, sohitterend gekleurde, scherp-ruikende en zacht- geurende bloemen, waaraan Indië zo rijk is. Het leek bijna één kleurenwildernis, overglansd door de felle zon, terwijl duizenden insecten de lucht met een eentonig gezoem vervulden en grote, bontbeschilderde vlinders op en neer dal'telden. Maar de kinderen wisten de weg door die warboel en draafden elkaar stoeiend adhterna over de kronkelende, halfverborgen paadjes, slingerden zich om de palmen heen en ver- vulden de luoht met hun uitbundig gejuich. Dat was echter niet de bedoeling van mijdheer Thomas, die zich behaaglijk op een rusthank ,had uitgestrekt, om een heerlijk tukje te doen. Hij liep daarom naar de voorgalerij en riep zijn leerlingen toe, zich wat kal- mer te houden, daar andel'ls de lessen ogen'Mikkelijk zouden worden hervat. Dat sloeg blijkhaar in, want het werd dadelijk doodstil. Glimlachend zocht hij zijn kerosi-malas, zijn luiestoel, weer op en spoedig was hij in diepe rust verzonken.

De ,kinderen beraadslaagden met elkaar, wat ze met de onverwachte vrije morgen zouden doen.

"Gommenikkes," lachte Ton, "dat liep daar even goed af. Ik verwachtte het ergste en waarachtig, het liep uit op vrijaf. Mijnbeer Thomas is toch maar een fidele kerel. Zoiets zou je op een school niet ge-

he ..

uren.

"Hij is de beste man, dien ik ken," zei Mops, zo genoemd vanwege 'haar mopsneus, uit de grond van haar hart. ..Foei, wat had ik het benauwd, vooral.

toen jij me die tekening liet zien. T onnie."

Ton grijnsde. greep haar ene vlecht beet en begon snel in het rond te lopen, zodat Mops wel mee moest, of ze wilde of niet. Jan kwam gauw tussen- beide, omdat hij uit ervaring wist, dat zoiets altijd op ruzie uitliep. Toen stelde hij voor:

"Zullen we een partijtje gaan tennissen~"

De anderen stemden dadelijk toe. Spoedig hevonden ze zich op het tennisveld. dat mijnheer Ermelo voor zijn kinderen had laten aan!leggen. De jongens speelden samen tegen de meisjes. De ballen suisden flitsend over het net, werden teruggeslagen en weer terug, steeds heen en weer, tot Lidi haar slag miste.

waarop Ton brulde:

.. Eén-nul!"

Lidi liet haar racket, dat ze reed's opgeheven bad.

weer zinken en riep:

.. Fifteen-'love, moet je zeggen en niet één-nul."

.. Ready~" schreeuwde Jan . . . Af," zei Ton.

.. Schei uit met d'e flauwiteiten," wees Jan hem tereclht en liet een bal wegspringen. Ton grijnsde en ging op zijn handen staan, waardoor hij de terug- geslagen bal miste.

"Fitteen-fifteen, f t juichte Lidi.

..Eén-één:' schreeuwde Ton, maar meteen liet hij zijn racket vallen en zette het op een lopen. Jan kwam in volle vaart op hem af, vast van plan, hem een geduchte. afstraffing te geven, vanwege die gemiste bal. Maar Mops liet haar lievetlingsbroer niet in de steek en wist Jan bij zijn benen te grijpen.

(9)

juist. toen hij ToOn bijna ingehaald had. waardoor bij in zijn volle lengte vooroverschoot in het hoogop- gegroeide gras. Mops zat meteen boven op hem en Ton keerde dadelijk op zijn schreden terug, om zijn zusje een -handje te helpen. Tegen die overmacht was Jan niet opgewassen en hij gaf zich zuohtend over.

Hij modht echter niet 'Opstaan, voor hij drie keer

"genade, ome Kees," had rgezegd. wat hij op heel onderworpen toon deed. Maar nauw~lijks stond hij weer op zijn voeten, of :hij greep de boosdoeners beet en schudde ze geducht doorellkaar. Ze smeekten om erbarming, maar Jan was niet eerder te ver·

murwen, voor ze. op hun knieën, tien ,keer hetzelfde hadden gezegd, wat hij voor hen !had moeten doen.

Toen staakte de strijd, want nu Jan niet meer lag, durfden de belhamels met 'Voor de twede keer aan te vanen.

Lidi was inmiddels ook genaderd en mopperde, omdat ze niet meer wilden tennissen.

"Veel te warm," zei Ton, "laten we liever moeder een glaasje stroop met een groot stuk ijs vragen."

Daar nad niemand wat op tegen en een poosje larter slurpten ze werkelijk aan de koele limonade, die moeder, buiten verwachting Ihee!l bereidwillig. hen gegeven had. Ton lustte echter geen limonade en had zijn glas gerUlild met Mops 'Voor haar stuk ijs, dart hij, tegelijk met bet zijne, in de mond stak, zodat zijn wangen ver uitpuilden. wat Jan de OP""

mel'llcing ontlokte. dat hij nu spreken-d geleek op den hollen, boUen Gijs.

"Ben je zelf," wilde Ton zeggen, maar doordat hij zijn mond opende, glipte een van de stukken ijs naar buiten en viel ,in het stoft wat hem razend

maakte. Want als er iets was, waar hij van hield, dan was het van ijs, stukken ijs. want ijsco's waren er op Sanggau niet -te krijgen. Hij nam dan ook direct een dreigende houding aan tegenover zijn broer, maar deze wist de storm te bezweren, door hem het oversohot van zijn stuk aan te bieden, wat Ton heel genadig aannam. Het -koele ijs sdheen echter zijn snoepzucht opgewekt te hebben, want toen het geheel in zijn mond versmolten was, zuchtte hij, dmaiend met 'Zijn ogen: "Hè, ik zou best een bezoek aan Tjoi willen brengen."

Tjoi, een Chinees, was de eigenaar van een winkeltje, waarin de uitgezochtste lekkernijen te koop werden aangeboden, speciaal Indische lekkernijen.

Daar waren de kinderen verzot op, hoewel hun ouders hen herhaaldelijk erop gewezen hadden, dat ze niet van die Inlandse dingen moesten eten. omdat het meer dan eens voorgekomen was, dat deze ver- giftigd waren geweest. Nu was Tjoi een heel aardige man, als ze met geld in de hand voor zijn kleine toonbank kwamen. Dan boog en knipte hij als een jonge palm, die door de storm geschud wordrt en liet ben proeven van dit en van dat. met het doel natuurlijk, dat ze al hun geld zouden uitgeven. Wat dan ook meestal gebeurde. Maar kwamen ze zonder geld, "op de pof," zoals Ton zei, "op rekening,"

zoa'ls Lidi het uitdrukte, en dit was in negen van de tien keer het geval, dan bleef er van de vriende- lijkheid van den Chinees niet veel over. Ze hadden dan al hun overredingskracht nodig, om een k~ein stukje 'snoep los te krijgen. Want de Chinees hield er niet van, de rekening te hoog op te laten lopen, ten eerste, omdat hij bang was zijn geld niet te

(10)

krijgen en ten twede, omdat Ermelo hem ten strengste verbod~n had, de kinderen iets af te geven zonder contante betaling.

T oen Ton zag, dat de anderen zich om hun mond begonnen te likken, herhaalde hij nog eens met de grootste nadruk:

.. Ik zou best naar Tjoi toe willen, wat jullie}"

"Ga er dan ,heen," nijdigde Mops, die totaal plat- zak was, "als je maar weet, dat Tjoi nog voor geen duit borgt. Dat heeft hij me gisteren nog gezegd." .

.. Tjoi is een naarling van de eerste soort," zei Lidi met overtuiging, wat er op wees, dat het met haar geldzaken odk niet al te beM in orde was.

Jan doorzocht zijn zakken, hoewel hij van te voren wist, dat het resultaat niet schitterend zou zijn. Het was nog minder, dan 'hij dacht, Ihelemaal niets, zodat ze, omdat Ton zijn laatste cent reeds een week geleden had uitgegeven, met elkaar bezaten niets en niets plus niets en niets, tezamen niets en het enigste, wat Tjoi daarvoor gaf. was niets. Hoewel ze daar diep van overtuigd waren, slenterden ze toch naar het snoepwinkeltje toe. Je kon nooit weten, missohien had Tjoi wel een Iheel -goede zin en het kon ook best zijn, dat hij jarig was, maar toen ze de warong, die veel van een kermistentje weg had, genaderd waren, bleek noch het een, noch het andere het geval te zijn. Tjoi, die als een 'koning ,temidden van zijn heerlijkheden zetelde, keek zo mogelijk nog chagrijniger dan gewoonlijk Er was op zijn gezicht niet één plekje, dat niet gerimpeld was en bovendien waren zijn wen'kbrauwen ook nog gefronst, nu hij aan de aarzelende houding van zijn klanten zag, dat

deze voor de zoveellste maal weer eens geen geld bij zich hadden.

Ton, die het water ,in de mond voelde, bij het aanschouwen van de bergen zoetigheden, zo diohtbij en tegelijk zo onbereikbaar, schraapte zijn .keel, kuchte nog eens, glimlachte heel lieftallig tegen Tjoi, wees op een groot stuk koek en zei schuchter:

"Ik wou graag die basi ,koeé hebben, mijnheer Tjoi, die zoete koek, daar."

De Chinees zei niet ja en niet neen, maar bleef met ondoorgrondelijk gelaat voor zich uit kijken, alsof hij de vraag van den jongen niet gehoord had. Ton vatte moed, strekte zijn hand voorzichtig uit naar de lokkende -koek en mompelde:

.. Zal ik het dan maar nemen} I-k krijg morgen weer geld."

Nog zei de Chinees mets. maar nauwelijks had Ton het stuk koek aangeraakt, of bij schoot naar voren en sloeg T ons hand tamelijk onzaoht weg, ging weer zitten en riep op schelle toon:

"Liggen laat, jij vle-gèl. Niet geld, niet koeé."

Zwaar-beledigd trok Ton zijn hand met een schie- lijke beweging terug, mompelend:

"Ik koop nooit meer iets bij je, baba, al had ik ook een zak met goud."

Mops wierp het over een andere boeg. Ze trok een allerliefst pruimemondje en zei flemend:

.. Hoor eens even, mijnheer Tioi. U krijgt uw geld a1ltoos, dus U zou ons best een kleinigheid kunnen geven. We betalen Zaterdag, dat is vast en zeker.

Als we niet betalen, kunt U immers naar ~ader gaan en het hem vertellen} En bovendien zijn we uw vaste klanten, die mogen wel met wat eerbied he-

(11)

handeld worden. Toe, toean Tjoi, geef mij die goela- goela. Een cent crediet is toCh niet te veel. "

De Chinees gewaardigde zich niet te antwoorden, wat in dit geval niet betekende, dat bij, die zwijgt, toestemt. De kinderen keken elkaar eens aan en be.- gonnen toen, als bij af.spraak, minachtend te spreken over de waren van den ·koopman.

"Zijn goela-Djawa is altijd half gesmolten," zei Mops venijnig, "ik zou ze niet eens lusten. Moet je zien, nog meer vl:ieg, dan suiker."

"Die mangga, die ik laaJtst had, was niet half rijp,"

wist Jan met een stalen gezicht te vertellen.

Lidi trok minachtend haar neusje op en zei:

"Wie koopt er nu iets in zo'n miserahel winkeltje) Moet je die VTuchten zien, er is geen gave bij."

"Daar weet ik van mee te praten," deed Ton ook nag een duit in het zakje, "zijn doekoens zijn zuur als djeroek-asam en zijn djeroeks zoet als doekoens, precies de omgekeerde wereld."

Tjoi sC'heen echter doof te zijn voor ai die be.- ledigingen, want hij vertrok geen spier van zijn gelaat.

De kinderen probeerden het nog eens met goedheid, maar het hielp allemaal niets, waarom ze maar af- trokken, zich vast voornemend, nooit meer bij Tjoi terug te komen, 'hoewel ze van te voren wisten, dat ze dat besluit toch niet gestand zouden doen. Want bij al hun goede eigenschappen hadden ze atlen één verkeerde en dat was hun geweldige snoeplust, wat misschien wel hierdoor kwam, dat ze door Joena, de baboe, letterlijlk met zoetigheden waren groot gebracht.

Toen ze al een paar 'honderd meter van de warong waren verwijderd, riep Tjoi hen plotseling terug.

Verheugd snelden ze op het winkeltje toe en Ton greep al naar de koek, maar de Chinees schudde met zijn gerimpeld hoofd, kneep zijn ogen half dicht en zei dan:

"Voor één intan, juHie alles."

Ze staarden bem een ogenblik verbaasd aan en keerden hem dan verontwaardigd de rug toe. Hij moest zijn soort maar voor de gek houden, vonden ze. Maar toen ze een paar honderd meter gelopen hadden, stond Ton plotseling sml en zei:

"Wat bedoelde hij eigenlijk met zijn intan)"

"Weet i'k ook niet," zei jan, "of, wacht eens, voor één intan alles, bij zal bedoelen, dat we voor één diamant alles kunnen krijgen. Dat wil ik graag ge- loven."

Lidi streek nadenkend door haar krullen en zei dan ineens:

"Die Tjoi is een gemene vent. Hebben jullie hem niet door) Hij wil ons aanzetten, een diamant uit de mijn van vadel' weg te Ihalen. Nu koop ik zeker nooit weer wat bij hem."

"Zou hij dat werkelijk bedoelen)" vroeg jan, ten hoogste verwonderd, "ik denk, dat het meer een grapje van hem is."

"Ik niet," zei Lidi met overtuiging, "die Tjoi is anders ook zo grappig niet."

"Stel je voor, dat we een diamant hadden," lachte Ton, starend in de verte, "wat zouden we dan al niet kunnen kopen) Goela-katjang en goela-djawa bij de vleet en watji-watji bij hopen en niet te ver- geten, mijn geliefde koeé~koeé manis. Tjonge, wat zou dat een heerlijk leventje worden."

"Ik zou die zoetiglheden niet willen hebben," zei

(12)

Jan.. ..je

~s

,I binnen een dag zo misselijk. dat je nooit van Je levensdagen meer snoep wou hebbe Neen. geef mij maar vruchten. lansep en doerian. ::

wat leklker en mangga en dhinese peren."

.. S~hei uit. juJJie gekken." nijdigde Mops. "wat heb Je er aan. of je elkaar ,lekker zit te maken) We hebben immers geen diamant en we zullen dU8

~!

moeten wachten. tot we weer wat zakgeld kriJgen. Ik vind anders. dat vader tegenwoordig niet meer zo royaal is, a,ls vroeger. Is jullie dat ook niet opgevaJlen ) ••

De

~n~eren

knikren instemmend. Vooral de oud- sten. Lidi .en Jan, wisten, dat Mops de waarheid had gezegd. Niet atIeen, dat ze niet meer zoveel zakgeld kregen a!s vroeger. maar ook het eten en de kleding waren met. meer. als ze eens geweest waren.

Vader. eIgenaar en. directeur van een diamantmijn.

rookte de slechtste sigaren, die er te ,krijgen waren en dan nog meestal alleen Zondags t

r . .. ·

erWIJ "1 zIJn ..

sp ItJe. zIJn whisky-soda. er Ihelemaal bij inschoot En hadden ze niet onlangs moeder ,horen zeggen' dat ze best een paar -bedienden ,kon missen) Ze

zo~

dan zelf wel wat harder werken. ' Vader had dat toen nog weten te vooi1komen. door ,te zeggen dat ze aan hun stand verplicht waren, meerdere bedie~den

t~

'houden. maar aan zijn gezicht was duidelijk te

~Ien .geweest. dat hij eigenlijk van harte met dat Idee Instemde.

. De

oo~aak

van dit alles was natuurlijk te zoelken

In het

~eJt.

dat de mijn minder diamanten opleverde.

maar Uit een half opgevangen get9prek had Jan opge- maakt. dat .. de

we~kelijke

oorzaak toC'h dieper lag.

Eens had biJ er vader naar gevraagd, maar deze had

hem toen zo afgesnauwd. dat ruj Ihet na die tijd nooit meer geproheerd had. De kinderen Hepen een tijdlang zwijgend naast elkaar voort, ,ieder bezig met zijn eigen gedachten, onwillekeuri'g de weg nemend naar de diamantmijn. Toen deze. een uitgedroogde rivier- bedding. in zicht kwam, bleef Ton plotseling staan, keek de anderen aan met een stralende lach en zei:

.. Ik heb een idee:'

.. Veel bijzonders zal het wel niet zijn." bromde Jan, .. maar enfin. laat Itoch maar eens 'horen."

Ton wees op de rivierbedding en verklaarde:

.. Als daar diamanten 'gevonden worden, dan mo~en

er hogerop ook diamanten zijn. Is dat logica of niet~

Nu stel ik voor, dat we eens een kijkje gaan nemen.

We hebeen er nu de tijd voor. Stel je voor, dat we er een vinden, zo groot als een kinderhoofdje. We kopen dan Tjoi zijn armzalig boeltje af, zodat de man er meteen bovenop is en geven de rest aan vader, die dan ook sta 'kan gaan leven. in Holland natuurlijk. Want ondanks de scholen, die er zijn, moet het land toch nog wel meevallen. Ik at een maand niets anders dan koeé.Jkoeé manis en ik hield dan nog genoeg over, om de jongens in Holland zich ook dik te laten eten."

.. Begin je alweer}" bromde Mops.

.. Je bent niet 'goed in je hoofd, de warmte heeft je te pakken," zei Jan. maar todh bleef hij peinzend kij1ken. Toen Lidi na verloop :van tijd aarzelend voor·

stelde, om todh eens te gaan kijken, stemde hij direct toe. Ton wilde :het eerst 'thuis gaan zeggen, maar de anderen vreesden, dat ze dan geen toestemming zouden krijgen. En daarom marcheerden ze, na kort beraad, vol frisse moed langs de uitgedroogde rivier

.,0. Sangga.. DIamaat" (2).

(13)

omhoog, in de richting van de Engelse bezittingen.

Ze zorgden, dat ze niet te dicht in de buurt van de mijn kwamen. Toen derze ver amter hen lag, daalden ze in de rivier1bedding af, ten eerste, 'Om naar diamanten te gaan zoeken en ten tweede, omdat ze door de steeds dichter wordende begroeiing langs de kanten wel ,gedwongen waren, dit te doen.

Spoedig leek het, of ze door een tunnel van groen liepen. De -bedding werd erg 'Smal en langs beide zijden bogen die palmen en andere bomen zich ver over de oevers heen. Lianen van soms meer dan een armdikte, slingerden zich van hoorn tot boom of hingen in lange slierten omlaag. Ze vormden met ver- schillende felgekleurde orchideën, bekerplanten en het dichte struikgewas een bijna ondoordringbare muur, waarachter zich de verschillende dieren van de jungle moesten bevinden. Behalve het voortdurend gegons van de millioenen insecten was er echter 'geen geluid hoorbaar. Het dierenrijk bevond zich nog in rust en zou niet eerder ontwaken, IVoor de zon achter het woud verdwenen was.

Hoe verder ze doorliepen, hoe smaHer de bedding werd. De geur van 'halfvergaan hout en rottende planten werd steeds sterker en de temperatuur zwoeler bij iedere stap, die ze zetten .

.. Het is hier verschriJtikelijk benauwd," zei Lidi ..

onwillekeurig fluisterend, hoewel daar eigenHjk geen reden voor was, .. het zweet breekt me aan aUe kanten

uit". .

.. Komt dat misschien ook een beetje van angst)'"

vroeg Jan spottend.

Lidi schudde haar hoofd en veegde een natte 10k van haar voorhoofd weg. Uit de Steelse blikken, die:

ze op de muur van groen wierp, bleek duidelijk, dat Jan het wel bij het rechte eind had. Mops, die anders altijd de meeste praats had, was verbazend stil en bleef steeds in de buurt van Ton, die van de hitte geen last scheen te hebben en zij n ogen ijverig rond liet gaan, in de 'hoop, een kostbare steen te ontdekken.

Af en toe bukte hij zich. om ielts op te rapen, dat meer dan gewoon glinsterde, maar het waren steeds gewone stenen, die hij dan met kracht wegkeilde in de richting van het woud. Eventjes klonk dan gekraak van takken, geritsel van bladeren, gevolgd door een doffe plof, waarna het weer doodstil werd. angstaan- jagend stil.

Steeds langzamer liepen de kinderen. Lidi stelde aarzelend voor, om zo langzamel'lhand maar eens terug te keren, maar daar wilden de jongens niets van horen. Ton uitte een kreet van verrassing en raapte een bijzonder grote steen op, een stuk half-doorzichtig kwarts. Opgewonden rende hij er mee naar Jan, er vast van overtuigd. een prachtvondst gedaan te hebben.

Maar toen zijn broer zei, dat het een gewoon stuk steen was, waarvoor Tjoi nog geen pit van een mangistan zou geven, zakte zijn opgewondenheid even snel. als hij was opgekomen en gooide hij het brok met een krachtige armzwaai naar de rechteroever. Onmiddellijk klonk een fel, doordringend gekrijs. dat lang aanhield en dan plotseling verstomde. T ralend van angst keken de meisjes met ·starende ogen in de riohting van het geluid, .terwijl

ere

jongens zich ook niet op bun gemak gevoelden. Dan een geritsel, als 'Van een snel lopend dier. . .• vlak bij ben openden zich de takken en. . . . bet gezicht van een aapje werd zidhtbaar. Het dier bleef enige seconden roerloos zitten, hief dan het-

(14)

zelfde gekrijs aan, dat ze net gehoord hadden en begon heftig aan de takken te schudden terwijl het zijn tanden ontblootte. Nijdig sprong het op en neer en dat was zo'n potsierlijk gezicht, dat ze alle vier in de lach schoten. Het aapje schrok Ihier blijkbaar van, want na nog een schelle Ikreet uitgestoten te hebben, verdween het haastig in de wirwar van takken en gebladerte.

"Arm beestje, je hebt hem vast geraakt met je steen," zei Mops.

"Moeten we nog verder~" vroeg Lidi, die dit be- langrijker scheen te !Vinden.

Jan en Ton keken elkaar eens aan. Waren de meisjes er 'niet geweest, dan zouden ze zeker verder zijn gegaan, maar nu voelden ze wel, dat ze beter deden, maar terug te keren.

"Dat heb je, als je vrouwvolk meeneemt," bromde Ton, "eerst de meeste praats en later het kleinste hartje."

"De meeste praats," deed Lidi verontwaardigd, "ik denk, dat jij die wel hebt gehad en als het er op aankomt, zal jouw hart ook wel zo groot niet zijn."

Ton wilde hiertegen protesteren, maar er 'kwam geen geluid uit zijn keel. Met uitpuilende ogen staarde hij recht voor zich uit. De anderen volgden zijn blik en zagen .... een groten, zwaargebouwden kerel met een gemeen, geel gezich t, die rech t op hen

a~kwam. Schreeuwend v.a'n angst draaiden ze zioh alle vier om en zetten het op een 'lopen, zo snel hun benen hen maar dragen wilden. Ze liepen voor hun leven, met doodsangst in het hart. Niet eenmaal keken ze om, geen ogenblik verminderden ze hun vaart. Ton draafde helemaal voorop, springend o'ver steenbldkken

21

en herhaaldelijk struikelend, op de voet gevolgd door de meisjes, terwijl Jan de stoet sloot. Toen tenslotte de mijn in zicht kwam, bleven ze staan, totaal buiten adem en kletsnat bezweet. Een snelle blik achter- waarts overtuigde hen, ,dat de man, die hen zo aan het schrikken had gemaa'kt, in geen velden of wegen meer te bespeuren was. Juist op dat moment kwam mijnheer Ennelo op de oever gestapt en daar de angst nog duidelijk op het gezicht van zijn ,kinderen te lezen stond, informeerde ,hij direct, wat er gaande was. Jan was de eerste, die zijn adem terug had.

Hijgend nog vertelde hij van hun plannen, om naar diamanten te gaan zoeken en van den reus, die zo plotseling als vanuit de grond was komen oprijzen.

Ernstig en tegelijk ontroerd keek vader zijn kin- deren aan.

"Dat is de straf voor jullie onuitroeibare snoeplust,"

zei hij half berispe~d, "maar omdat jullie mij toch ook wilden bedenken, zal ik er verder maar niets va'n zeggen. En wat die reus betreft, dat zal hoogst- waarschijnlijk Wang, de Chinees, wel zijn geweest. Ik mis hem al de hele mOIlgen. Vervelend is dart, want hij is de ploegbaas, om zo te zeggen en als hij er niet is, werken de anderen ook niet."

Dit 'laatste Ihad hij mompelend voor zich heen ge-

zegd, net of het niet voor hen bestemd w'as. Maat' Jan 'had het wel degelijk gehoord en hij vroeg zich verbaasd af, waarom vader dien kerel dan niet zijn omslag gaf. Juist wilde hij voorzichtig hier naar informeren, toen de gestalte van den Chinees, inder- daad een reus, zichtbaar werd. Hij naderde hen tot op enige passen afstand, kneep zijn ogen half-dioht en zei grijnzend:

(15)

.. Die ·kinder skrik bange veel van mij, toean, zij lopen als die kantjil."

Ermelo keek hem strak in zijn gelaat en zei dan gestreng:

"Wat had je aan de bovenloop te doen) Waarom was je niet op je werk)"

.. Wah toean," antwoordde de man op onderdanige,

• lijzerige toon, .. ik wel1k voor toean. Die mijn geeft niet veel steen niet. ik zoek naar be1er plaats, maar ik niet vind niet. toean. "

.. Je plaats is op de mijn en anders nergens," zei Ermelo scherp. waarna hij zidh omkeerde en met de kinderen naar huis ging. De Chinees staarde hen lange tijd na, stalk dan zijn 'gebalde vuist in de hoogte en siste:

.. Jij 'niet weet, toean. wat Wang weet. Wang gauw naar die Hemelse Rijk met veel steen, mooi intan.

Wang rij'k, toean arm. Maar jij eerst boet voor die lelijlke woorden. Wang nle't graag hoor die lelijke woorden."

Hij spuwde verachtelij'k op de grond. trok een vlijmscherpe dolk uit zijn gordel, liet die omhoog wippen in zijn 'hand. schudde nog eens zijn vuist en liep mompelend heen.

HOOFDSTUK 11.

DE SANGGAU-DIAMANT.

De hitte nam met de dag toe en werd op het laMst bijna ondragelijk. De zon. die zijn weg aflegde langs een stra,kike. geelblauwe hemel. waaraan zelfs geen schijn van een wolkje viel te ontdekken. brandde onbarm'hartig op het huis en de vele gebouwen van

het bedrijf van Ennelo. Bloemen. struiken en bomen stonden roerloos te smachten naar vocht. dat weer leven moest brengen. 'het leven. dat lall'gZamerhand week. waardoor de altijd groene bladeren een geel- aohtige tint begonnen te 'krijgen. De zon spaarde ook het kleine leslokaaltje niet en schiep daarbinnen een temperatuur, waarbij zelfs een mens zou kunnen smelten. zoa'ls Mops he't uitdru,Jt,te. Zij had bet in deze dagen hard te verantwoorden. maar ook de anderen deden niets dan zudhten en klagen. Ze waren wel aan wat warmte gewoon, maar dit weer was zelfs voor den meest ge'harden I,ndÏschman te erg.

.. Stil zitten en flink we11ken." was het parool van den onderwijzer ... niet aan de warmte denken."

Dat was echter gemakkelijker gezegd, dan gedaan . Hoe kon je nu niet aan de warmte denken, als die van a.Jle kanten op je af soheen te springen en je hele lidhaarn in hoogspanning zette? Hijzelf scheen die woorden ook niet in toepassi.ng te brengen. want hij droogde zijn vuurrood gezicht voortJdurend met een geweldige za'kdoek af. dronk grote hoeveelheden water met ijs, transpireerde dan weer geweldig en droogte zich opnieuw af. zuchtte dan eens diep en hartgrondig en begon zich 'Verwoed Ikoelte toe te waaien.

Mops legde haar pen neer en zei op weerbarstige toon:

"Ik schrijf niet meer, mijn hand lkleeft aan het papier vast. Kijk nou eens, het is één vlek al vtlek.

Goed. dat ik geen misdadigster ben. anders hadden ze vingerafdruklken in overvloed. Is dit nu een tempe- ratuur. om bij te wel1ken? Ik begrijp nieJl:, dat we geen

(16)

vrijaf krijgen, zoals laatst, toen ,het hier niet half zo

"

warm was.

Ton keek zijn zusje bewonderend aan, legde ook zijn pen neer en keek vol verwachting naar den onderwijzer, terwijl hij de Iharen, die op zijn voor- hoofd plakten, wat naar adhteren streek. Zelfs Lidi en Jan hielden even op met werken. om te zien, wat de opstandige woorden van Mops voor uitwerking zouden hebben.

.. Ga maar wat lezen," zei mijnheer Thomas, .. dat is niet zo'n inspanning. Ik kan ook niets aan d~

warmte veranderen. Alle ramen en deuren staan open en je weet, dat je dooTilopend verlof hebt. om wat te gaan drinken. Maar je verlaat in ieder geval de klas niet, voor Ihet tijd is."

De verwondering over deze uitspraak 'lag zo dik te lezen op de gezicHten van de kinderen. dat hij er aan toevoegde:

.. Aan mij ligt het niet, ik zou odk liever willen gaan baden en wat luieren in de schaduw. maar als je het precies wilt weten, jullie va'der heeft mij ten strengste verboden, jullie voor de afgesproken tijd te laten gaan en dat is je eigen sdhuld. Waarom waren jullie ook zo dwaas, om hij de laatste ,gelegenheid zo ver af te dwalen? Als er toen iets gebeurd was. dan had ik de schuld gekregen. Je vader was verschrikke- lijk kwaad op mij. hij spr~k van plichtsverzuim en onttslag en je begrijpt dus wel, dat je van mij geen vrij meer krijgt. f t

De Ikinderen Ihadden dÎlt relaas zwijgend aangehoord en dachten er nu ieder het hunne van. En in ieders gedachten was er een punt van overeenstemming.

De onderwijzer had op bittere, verongelijkte toon ge-

I I'

I

sproken. iets. wat hen onaangenaam aandeed.

Ze

gingen lusteloos door met Ihun werk en alle vier slaakten ze een zucht van voldoening. toen de morgen eindelijk en ten langen leste voorbij was. Na het bidden. dat altijd staande gebeurde. stormden ze de kllas uit, om het eerste de badkamer 'te bereiken. Jan won de wedstrijd glansrijk, doch hij maakte geen gebruik van de overwinning, maar fluisterde Ton toe:

"Zullen we gaan zwemmen?" .

Deze knikte gretig van ja, hoewel hij net zo goed als Jan wist, dat ze noch van vader. noch van moeder hiervoor verlof zouden krijgen. Wel was er, niet te ver uit de buurt. een riviertje, maar wegens het ge- vaar van krokodillen. was het hen voor eens en altijd verboden. daar verkoeling te 'gaan zoeken.

Dat de aanwezigheid van die afschuwelijke dieren in de ,kali een feit was, daaraan twijfelden ze geen ogenblik. want de bedienden wisten gruwelijke ver- halen te doen van mensen. die in de diepte wegge- trokken waren, zonder tloit weer ,te keren. Maar daar ze er zelf nog nooit een gezien hadden. voelden ze niet de minste angst. En bovendien namen ze bij hun geheime zwem partij tjes altijd Sidin. den djongos. mee, die dan op de uitlkijk moest gaan staan en hen voor dreigend gevaar waarschuwen. Hun eerste werk was nu dan ook, Sidin op te zoeken. Ze vonden hem in het verste hoekje va'n de tuin. rustig schommelend in een hangmat. Bij de nadering van de jongens sprong hij echter snel als de wind op de begane grond en deed net, of hij druk bezig was met bet bevestigen van de hangmat .

.. Ga je mee zwemmen?" vroeg Jan op den man af.

Sidin, zelf nog een jongen. al was hij dan ook

(17)

reeds achttien jaar, plu'kte wat aan de touwen, keerde zich dan schuw om en zei haperend:

"Sidin niet ongehoorzààm, Sidin mag ,niet zwem met die jongéns, ik ook veel werk."

Jan onderdrukte een glimlach en zei op strenge toon:

"Zo, heb je veel werk~ Waarom lig je dan te luieren in de hangmat, die bovendien niet eens van jou is ~ Goed, we gaan niet zwemmen, maar wat ik gezien heb, vertel ik aan moeder en dan veronderstel ik, dat je de langste tijd wel hier 'geweest hent."

Jan was eTVan overtuigd, dat Sidin op hetzelfde ogenblik zou bijdraaien en met hen meegaan, maar tot zijn grdte verwondering l::xoJgon de huisjongen te lachen en zijn gezicht in allerlei grimassen te ver-

tr~kken, wat er 'Op wees, dat bij inwendig het grootste plezier had.

"Wat sta je te grinn~ken ~.. viel Ton woedend uit,

"ga je nu mee of niet ~ ..

"Ja, ja, ja," lachte Sidin, "ÏIk skrikkelijk warm, ik graag zwem,"

Jan's verbazing nam toe. Hij belkeek Sidin van het hoofd tot de voeten en zei:

"Ben je wel errg lekker, Sidin~ Je gaat niet mee om te zwemmen, maar om uit te kijken naar de krokodillen. En al'S je nu niet onmiddellijk ophoudt met dat idiote gelach, ga ik al niet eens meer en zal ik van jou eens een boekje 'Open .doen, begrepen~"

Sidin knikte lachend.

"Saja goed begrijp, maar Sidin lach, a~s Sidin wil, jij dat goed begrijp~ Ik niet bang voor die mevrouw, niet bang voor die toean, jij moet weten. Als jij gaat naar jou mo~der, jij ook zeg, Sidin wil geld van veel

.(

werk, anders Sidin nooit: meer werk en gaat naar zijn dessa. Wil jij zwem, Sidin ook zwem, ja, jijzelf kijk naar die krokodil."

Bij de laatste woorden 'keek hij de jongens brutaal aan en lachte gerinpdhattend.

Jan was zo bleek als een doe'k geworden en trilde van ingehouden drik. Ton begreep er niets van en keek met grdte ogen van Jan naar Simn, die reeds aansta.ten maakte, cm weer in de hangmat te gaan liggen.

.. Jij schoft, jij .... " stottel'lde Jan, zijn vuisten bal- lend, terwijl hij aanstal}ten maakte, om op Sidin af te vliegen. Maar hij sm een zich echter te bedenken, greep T 'On bij de hand en holde zo snel mogelijk weg.

Ton, die het zwempartijtje in duigen zag vallen, pro- beerde nog tegen te ~tribbelen, maar Jan sleurde hem letteJ'llijk mee en Bt'Ond niet eerder stil, v'Oor ze de voorgalerij van het woonfhurs 'hadden bereikt .

.. Ik geloof, dat jij niet erg lekker bent," hijgde Ton,

"is me dat nu lopen bij zo'n hitte? Vertel me eens gauw, wat betekent al dat gebrabbel van Sidin ~ Ik begrijp er, eerlijk gezegd, geen snars van. Hij lacht, als Ihij ,lacht, dat is nogal logica, zou ik zeggen en hij wil geld voor veel werken, iets, wat ik ook wel zou willen. En waarom gaan we nu niet zwemmen, zoals je tech afgesproken hald ~ "

"Klets niet," nijdigde Jan, .. zie maar, dat je in de mandikamer kemt, want van zwemmen komt van- daag niets meer. En je verklapt geen woord, van wat Sidin verteld heeft, begrepen ~"

.. Natuurlijk niet," zei Ton, zijn broer verbaasd aan- kijkend, "ik kan todh niet aan vader gaan vertellen, dat we van plan waren, om te gaan zwemmen? Maar

(18)

28

vertel me nu toch eens, wat dit allemaal te beduiden

heeft~"

"Ga maar baden," antwoordde Jan, .. misschien be- grijp je dit alles wel eerder, dan goed voor je is."

Met die woorden keerde hij zich om en verwijderde zioh snel. zo snel, dat Ton, die hem dadelijk achterna ging, hem 'nergens meer Ikon ontdekken.

Hoofdschuddend liep hij naar de mandikamer en ontdekte tot zijn misnoegen, dat de kuip totaal leeg was. Hij wilde om Sidin roepen, bedacht zich echter en ging op zoek naar Darrno, den tuinjongen, om die op te dragen, de kuip te vullen. Darmo zat gehurkt in de hoek van de rechterzij galerij en staarde peinzend voor zich uit.

.. Darmo, je moet de kuip voor me vullen, de meisjes hebben er geen druppel in ,laten zitten."

De kebon scheen diep in gedachten verzonken te zijn, want hij bewoog zich niet en liet op geen manier merken, dat hij de woorden van Ton had verstaan.

.. Darmo!" riep Ton Igeërgerd en nu Z.l luid, dat de galerij ervan trilde, .. je moet de kuip uit de mandi- kamer vullen en vlug een beetje, want als ik nog langer moet wachten, leg ik het af."

Darmo nam een muskiet, die zich op zijn knie vol bloed gezogen had, tussen duim en wijsvinger, stak hem in de mond en staarde weer onbewogen voor zich uit.

Dat was te veel voor den driftigen Ton. Zonder zich te bedenken stormde hij op den inlander af, maar toen hij hem genadeJld was, deinsde hij verschrikt terug. . .. Darmo had zijn kris getrokken en staarde hem met fonkelende ogen aan, terwijl hij mompelde:

"Darmo vult niet die kuip, Darmo doet niets . Eerst geld."

Hevig-verschrikt en bevend over al zijn ledematen trok Ton zich voorzichtig enkele passen terug en vluohtte da'n hals over kop de tuin in, waar hij zich

in een donker hoekje verstopte. Stormachtige ge-

dachten gingen door zijn kleine hersens. Wat was er toch 'gaande ~ Waarom gelhoorzaamden de bedienden niet meer, zoals ze andere dagen 'toch altijd gedaan hadden, gewillig en onderdanig~ En wat praatten ze toch over geld ~ Dat Ihadden ze vroeger ook nooit ge- daan. En dan Darmo met zijn vreeselijke kris. Hu, hij rilde nog, a'ls hij er aan 'daeht.

Al spoedig begon hij het erg benauwd te krijgen in het cl'Îchte struikgewas, maar het duurde toch nog een hele tijd, voor hij het durfde wagen te voorsdhijn te komen. Darmo was nergens meer te bekennen, waardoor zijn moed enigszins terugkeerde. En omdat hij het nog steeds erg warm had, besloot hij zelf de badkuip te vullen en daarna een fris bad te nemen.

Met da't doel stevende hij op de waterput af, die achter het huis was gelegen en begon verwoed aan de zwengel te draaien. In het begin ging het tamelijk vlot, maar hoe hoger de emmer kwam, hoe zwaarder het karweitje werd. Maar tenslotte gelukte het hem toch, de ton tot boven aan toe te krijgen. Met zijn reclhterhand hielld hij nu krampachtig de zwengel vast en 'hengelde met de linker naar het touw van de emmer. De afstand was echter te ver. Hij liet daarom het handrvat los en greep snel naar het Itouw, maar voordat Ihij het grijpen kon, was de emmer al met een geweldige snel'heid en een ontzettend geraas naar beneden gevlogen. Diep teleurgesteld keek hij over

(19)

de rand. Heel in de diepte zag hij de glinstering van het bewogen water, waarop vaag en onduidelijk het tonnetje te dl'ijven lag. Hij sclhudde het touw een paar keer goed heen en weer, zag, dat de emmer onderdook en begon toen weer te draai~n, langzaam aan, om zijn Ikrachten te sparen tot net laatst. Einde- lijk, na veel gepiep en gelmars van de roi, werd het tonnetje weer zichtbaar. Het kwam er nu maar op aan, beel vlug te handelen. Hij strekte zijn hand zover mogelijk uit naar het touw, liet ,dan plotseling het hengsel ~os. . .. Het gelukte hem inderdaad het afrollende ftouw te 'grijpen met beide handen. Maar, de emmer was onltzetlend zwaar en trdk hem naar beneden. Hij had het benul niet, om 'het touw los te laten en suisde een ogenblik later met een ge- weldige vaart naar beneden ....

Toen hij weer een beetje tot zichzelf kwam, vond hij zich nog aan het touw hangen, tot aan zijn middel in het water. Het was pikdonker rondom hem. Alleen ver boven zich zag hij een klein stukje van de blauwe lucht. Voorzichtig .tastte hij met zijn voeten, tot ze een steunpunt vonden op de rand van de emmer en begon dan een keel op te zetten, dat het inwendige van de put ervan daverde en hij door het holle galmen bijna verdoofd werd.

Toen vader die middag zijn jongsten zoon miste bij de lunch, merkte hij met scherpe stem op, dat de kinderen op tijd aan tafel hoorden te verschijnen en dat JMl beter deed op Ton te letten, dam te proberen zich alleen te vermaken. Jan, die met bleek, ver- trokken gelaat voor zich uit za!t :te staren, keek snel op, verwonderd over de klank in vaders stem. Hij wilde iets antwoorden, maar slikte de woorden in en

ging naar buiten, om Ton te gaan zoeken. Bijna ogen- blikkelijk daarna tTad hij weer binnen, angstig kijkend, terwij'l hij mompelde:

"Ton is nergens te :zien, maar wel klinkt er van- achter het huis een akelig geluid."

Vader schoof zijn stoel met een ruk achteruit en snelde naar buiten, op de voet gevolgd door Jan, Mops, Lidi en even later door moeder, die vanuit de keuken de stoet zag gaan.

Het geluid, waar Jan van 'gesproken had, bleek uit de waterput te komen. Vader boog zioh over de rand en zag tot zijn grote schrik een kleine mense- lijke gedaante boven het water hangen.

"Hou je goed vast, dan hijs ik je naar boven,"

brulde hij naar beneden. Dit herhaalde hij nog eens en toen werd het opeens stil. Langzaam draaide vader de zwengel om, gelholpen door Jan en het duurde niet lang, of het behuilde gelaat van Ton verscheen boven de rand. Nog een paar slagen, hulpvaardige handen grepen toe en Ton stond op de begane grond, druipend van het water. Met een kreet van blijdschap wierp hij zich in de armen van moeder, die hem stevig tegen zich aandrukte, maar bem dan losliet, terwijl ze versclumt uitriep:

.. Je henJt kletsnat, jongen. Kom mee, dan zal ik je gauw sohone kleren geven. Heb je je niet bezeerd?"

Ton schudde zijn boofd, ikeek de anderen even aan en lachte dan door zijn tranen been:

.. Ik wou een bad nemen, maar het is me toch niet erg best bevallen."

Vader schudde ook ziJn hoofd en mompelde voor zich heen:

"We mogen God danken, dat het zo is afgelopen.

(20)

De jongen Ihad wel kunnen verdrinken. Ik zal morgen, of neen, vanmiddag nog de put 'laten afdekken door planken."

Even later zaten ze met hun aUen aan de lunch en vertelde Ton, die Ihelemaal 'Over de schrik heen was, met geuren en kleuren, hoe !het kwam, dat hij het onvrijwillige bad genomen had. Mops lachte luid- keels, maar zweeg plotseling, want de anderen keken allemaal even ernstig. Vader zei niets, maar hij liet zijn vuist met kracht op de tafel neerkomen, terwijl moeders ogen ineens gevuld waren met tranen.

De kinderen kelken beduusd neer op hun bordjes.

Ze waren zulke tonelen niet gewend en begrepen niet goed, de kleinen tenminste niet, waarom vader ineens zo Ikwaad was. Het verdere gedeelte van de maaltijd verliep in de diepste stilte. De stemming was gedrukt en iedereen was blij, da1t vader, 'gehee'i tegen zij n gewoonte in, spoedig dankte, opstond en naar buiten liep.

Jan volgde !hem ogenblikkelijk en toen ze zover van huis verwijder-<;l waren, dat ze niet meer gehoord konden worden, hield hij zijn vader staande en ver- telde, wat Sidîn die morgen had gezegd, waarbij hij natuurlijk moest opbieclhten, dat ze van plan waren geweest te gaan zwemmen. Vader sohonk hier echter geen aandaoht aan. Met 'gebalde vuisten en een gl'immige trek om de mond, bleef hij geruime tijd in 'de verte staren, zudhtte dan ,heel diep en wenkte Jan, om hem te volgen. Ze begaven zich regelrecht naar de diamantmijn, die op dat ogenblik verlaten was. De Chinese koelies, die vader in dienst had, bevonden zidh in een grote keet, waal' ze ook 's nachts verbleven, daar ze niet lin de dessa thuishoorden.

..

"

Vader trad deze keet binnen, keek even naar de koelies, die lui op hun rustbanken lagen uitgestrekt en die het blijkbaar niet de moeite waard vonden voor .hun heer en wellJc.gever 'Op te staan, Tiep dan Wang, den voorman en liep naar buiten. Het duurde geruime tijd, voor Wang naar buiten kwam. Vader ma~kte hem daarover een opmerking. De Chinees veTtToik geen spier van zijn gezioht en zei losjes:

.. Wang ook recnt op rust."

.. Je kunt ook je ontslag krijgen, dan kun je rusten, zoveel je wilt," antwoordde vader kalm, hoewel hij inwendig ziedde van drift, "zeg op, waar is Van Brummen} Zolang ik afwezig ben, hoort hij hier te zijn."

.. Weet niet, ik denk, hij zoeken naar mooi Î'ntan.

Intan geeft geld, toean, geld voor Darmo, Sidin, Joena en Amat. Zij graag geld, ik weet."

Ermelo voelde het bloed naar zijn hoofd stijgen, maar hij wist zioh te beheersen, draaide zioh bruusk om en ging heen met grote stappen, haastig gevolgd door Jan, die nog net zag, dat de Ohinees schudde van het Ilachen.

Z wij'gend gingen vader en zoon naast elkaar voort, tot ze kwamen aan een mooi huis, gelegen in een weelderige, goeid onderihouden bloementuin. Bij de ingang bleef Ermelo sltaan, legde zijn nand op de schouder van Jan en zei:

.. Het 'huis van den onde1"geschikte ziet er beter uit, dan dat van zijn heer, vind je ook 'niet? En toch moest dat niet ,kunnen bestaan, zeker niet in Indië, waar het volk grote waarde heoht aan pradht en praal en veel uiterlijk vertoon. Je zult ,het misschien niet kunnen begrijpen, waarom het er hier mooier

•• De S ... ggau DfamaDt" (3),

(21)

uitziet, dan bij ons. Eerlijk gezegd, begrijp ik Ihet zelf odk niet. Maar ,kom mee naar binnen, misschien wordt je dan veel duidelijk, ook wat betreft het geld van onze bedienden, waarop 'die Wang zo hatelijk zinspeelde. "

Ze staken het erf over en werden aan de ingang van het huis ontvangen door een statige bediende, die diep voor hen boog en hoffelij'k naar het doel van hun bezoek vroeg.

"Zeg aan je :heer, déllt ik hem onmiddellijk moet spreken, onmiddellijk, versta je?" zei Ermelo met de meeste nadru'k.

De bediende streek zioh verlegen over de kin en begon dan duizend en een verontsohuldigingen te uiten voor ,het feit, dat zijn ,heer 'Verhinderd was, hen direct te woord te staan. Maar Ermelo week niet van zijn stuk, waarop de bediende naar binnen ging.

Spoedig was hij weer .terug en geleidde hen met veel plidhtplegingen naar de on'tva'ngkamer, meteen in- formerend, wat voor verfrissing ze wilden gebruiken.

"Niets, niets," wimpelde Ermelo af, zeer tot teleur- stelling van Jan, die best zin had ,in een glaasje stroop met ijs, "ga maar gauw je heer roepen."

De bediende boog zwijgend en verliet geruisloos het vertrek. Even later werd het voo~hang opgelicht en trad Van Brummen binnen, een man van om en nabij vijftig jaar, 'met een 'gelige, ongezonde gelaats-

~leur, kleine, loerende oogjes, een recthte neus en een dunne mond, waarom nu een vaag glimlachje speelde.

Hij boog hoffelijk voor zijn -gasten, trok een stoel bij en vroeg op lijzige toon:

35

,. Waaraan heb ik de eer van uw bezoek te danken.

mijnheer Ermelo?"

De aangesprokene keek den ohef van de diamant- mijn doordringend aan en zei dan ,koel:

"U verzuimt uw plicht, Van Brummen, U behoorde op het ogenblik op de mijn te zijn, of tenminste in de nabijheid 'Van de koelies. Wie garandeert mij, dat er niet gestolen wordt, tijdens uw afwezigiheid?"

Het gezicht van den chef verstrakte bij deze woorden. Hij wierp een veelbetekenende blik op Jan en mompelde:

"Is Ihet noodza'Irelijk, dat uw zoon bij dit onderhoud aanwezig moet zijn?"

"Het is noodzakelijk," antwoordde Ermelo kort,

"Jan is mijn oudste zoon en als zodanig vermoedelijk mijn opvolger. Daarom zal hij mij van nu af in alle zaken terzijde staan en dus bij elk 'gewichtig onder- houd aanwezig zijn. Ter zake dus, waarom was U afwezig?"

Van Brummen' s gezicht verduisterde een ogenblik, maar !hij 'herstelde z.icJh spoedig en zei:

"Het was vandaag ontzettend warm. Ik voelde me minder goed en daarom beslodt ik een weinig te gaan rusten. Ik heb aan Wang de veran'twoordelij~:

heid overgedragen. Ihet is Ihem wel toevertrouwd.

"Misschien," zei Ermelo koel, "maar in ieder geval wens ik in het vervolg berioht, als u de mijn wilt verla,ten. W,lt U nu zo goed zijn, een verslag te geven over de toestand van de mijn?"

Van Brummen boog. Het was hem niet aan te zien. of hij zich iets van de berisping aantrok, maar Jan meende hee'l even een H~kkerend licht in zijn

(22)

half-toegeknepen ogen op te mel"ken. Dan begon hij op zakelijke toon:

"Het spijt me, dat i!k gedwongen ben te zeggen, dat de toestand lVain de mijn verre van rooskleuri:g is.

Er wordt weinig steen gevonden en dan nog meest van mindere kwaliteit, veelal ronde boort. Als het zo doorgaat, zulJ.t U personeel moeten ontslaan, ter- wijl met minder werkkradhten de opbrengst natuurlijk ook weer minder wordt. Mag ik U een goede raad geven? Vet1koopt

U

dan de mij n, want op deze manier zult U steeds armer worden. U 'Weet zelf, boe het met de opbrengst staat, geturge de Iklachten van uw huispersoneel over thet niet betalen van lonen."

"Daar hoeft U me niet aan te herinneren," viel Ermelo hem op scherpe toon in de rede, "ik weet drommels goed, dat ik een paar maanden achter ben met de lonen, maar dat is vroeger ook wel eens ge- heurd. De bedienden weten heel goed, dat ze hun geld zeker krijgen en altijd met een paar gulden extra voor het wachten. Ik begrijp allIeen niet, waarom ze nu zo opstandig zijn en openlijk dienst weigeren.

U?"

"Ik niet," zei Van Brummen, maar Jan, die hem al die tijd tersluiks op !had zitten nemen, meende aan zijn gezicht te zien, dat hij wel degelijk een ver- klaring wist.

Ermelo trommelde met zijn vingers op tafel, stond dan op en zei:

"Ik verkoop de mijn nooit. Laat iedereen, die daar heIa'ng in stelt, dé1lt goed in zijn oren knopen. En om er weer bovenop te komen. zal ik de Sanggau- diamant verkopen."

"Dus tooh?" vroeg Van Brummen verrast.

"Wat toch?"

"Bezit U werke'lijk ~n grote, kostbare diamant, waarover de inlanders het steeds hebben? Naar er beweerd womt. moet hij duizenden guldens waard zijn. U moet die steen dan wel goed verborgen hebben, alnders was het een van de Ohinezen allang gelukt, hem op te sporen en ermee vandoor te gaan."

Er verscheen een verbaasde en tegelijk woedende uitdrukking op het gezioht van Ermelo en hij viel tamelijk sdherp uit:

"U schijnt dat als vanzeMsprekend te beschouwen.

Zijn de Ohinezen dan soms een volk van enkel dieven en schurken?"

Dan beheerste hij zidh vrij spoedig en ,ging wat ka'lmer voort:

"Om uw nieuwsgierigheid te bevredigen, wil ik U dit meedelen: Ik bezit inderdaad een kostbare steen, die de Sanggau-diamant genoemd wordt, naar de plaats, waar hij jaren geleden gevonden is. Het is de grootste steen, die ik ooit in mijn hand gehad heb en daarom heb i'k hem nooit willen verkopen. Mijn plan was, hem mee naar Holland te nemen, als ik uit Indië weg ging en hem dan in Amsterdam te laten slijpen. Het zou een mooie bekroning geweest zijn van mijn weflk. maa'r nu de no<><haak mij dwingt.

zal ik niet aarzelen, hem te verkopen. En Walt de bergplaats betreft, die is alleen aan mij bekend en zal ook alleen aan mij bekend blijven. di,t terwille van de veiligheid, begrijpt U?"

Het gezidht van Van Brummen onderging ge- durende enkele seconden een 'geweldige verandering.

De fletse ·gelaatsklleur werd lic!htrood, terwijl in de

(23)

38

ogen een loerende, !hebzuchtige uitdrukIcing verscheen.

Hij greep Ihaastig naar een batisten zakdoek, die een gtu'kje uit zijn borstzak stak, wiste de zweetdruppeltjes af, 'die op zijn vool'hoofd kwamen parelen, kuchte eens en keek toen weer !heel gewoon.

Ermelo glimlacbte fij nt jes , drukte Van Brummen op 'het hart, om ten spoedi:gste naM de mijn te gaan en verliet het 'huis, gevolgd door Jan, die trachtte de indrukken, die hij opgedaan had, te verwerken, wat hem niet erg goed gelu1kte. Het verwonderde hem, dat ze niet rechtstreeks naar huis gingen, doch hij vroeg niet naar de reden ervan, omdat vader somber voor zich uitstaarde en hij hem niet in zijn gedachten wilde storen. Ze begaven zich in dezdfde richting, die hij laatst zelf met Ton en de meisjes genomen Ihad, namelijk in ,de rich'ting van de ui,t- gedroogde riVlier. Toen ze in de bedding afgedaald waren, begon vader ineens te spreken, doch zo zacht, dat Jan ziClh in moest spannen, om ieder woord te verstaaln.

"Je hebt gehoord, wat Van Brummen gezegd heeft, het staat er niet goed voor met de mijn. Je zu),t ook wel gemerkt hebben, dat de toestand thuis ook niet meer zo rooskleurig is als voorheen. We hebben op alles moeten bezuinigen, speciaal natuurlijk op weelde- uitgaven, maar de laatste tijd is Z'elfs het loon va'n de bedienden erbij in geschoren. Dit aHes is nog heel gewoon, zelfs de rijkste mensen kunnen wel ver- armen, maar het buitengewone ,komt nu. Luister dus goed en als je iets zeggen of antwoorden wat, doe het dan net zo zacht als ik. De bomen van de rimboe mOClhten eens oren Ihebben. Kijk eens, Jan, de mijn heeft altijd voldoende opgebracht. om ons een ruim

39

bestaan te verzekeren. Maar de laatste jaren is daar verandering in 'gdtomen en als ik me niet vergis, is het begonnen met de komst va'n Van Brummen. die me door een vriend was aa1nbevdlen. Laat ik je direct zeggen, dat de man mij nooit aangestaan heeft en dat ik hem all1een in dienst gehouden heb, terwille van dien vriend. Nu zou ik hem wel willen ontslaan, maar ik weet zeker, dat hij dan het hele personeel meeneemt, want hij ,heeft Z'e allemaal op zijn hand.

En ik Z'ou dan maar moeten afwachten, wat me verder hoven het hoofd hing. Maar iJk dwaa'l af. Om nu bij de zaak te blijven, ,ik vertrouw dien Van Brummen met. Bewijzen kan ik niets, maar uit ver- schillende dingen leid ik af, dat hij me besteelt. Daar hij iedereen op zijn hand heeft, natuurlijk voor een aandeel in de buit, kan dat heel gemakkelijk. Ik scthat, dat jlk 8ledhts de IkIleinste 'helft, of misscbien nog veel minder van de ,gevonden diamanten in handen krijg en dat Van Brummen de rest voor zich- zelf en zijn ,kornuiten verkoopt. Maar dat is hem nog niet genoeg. Hij stuurt Ihet er nu op aan, dat ik de mijn zal verkopen. natuurlijk voor een klein bedrag, omdat de mij1n zogenaamd niets meer waard is. Je ,kunt wel raden, wie de koper zal zijn, natuurlijk Van Brummen zelf, zij het dan ,door middel van een tussenpersoon. Nu weten' ze, door de rgerudhten. die er in omloop zijn, dat ik nog een kostbare diamant bezit, die alleen meer waard is, dan de mijnopbrengst van enkele jaren. Die steen willen ze 'natuurlijk met alle 'geweld in hun be:lJÎot zien te krijgen, maar ge- lukkig weet niemand de pllaa'ts. waar ik hem ver- boJlgen heb, al hebben ze dan ook op onverklaaTbare manier hun vermoedens. Weet je nog, dat jultie zo

(24)

geschrok1ken zijn van Wang ~ Die Ohinees is er naar aa'n het zoeken geweest en Ihij heeft zich diohter bij de schuilplaats bevonden. dan hij hoagstwaarschijn- lij'k zelf vermoedde.

Vader zweeg plOhle'ting en leek 'Schelp naar iets te luisteren. Jan zag. dat ze zich ongeveer op dezelfde plaats in de groene tunlnel bevonden. als bij hun ondel'Z'Oekingstocht. Vader gaf Jan een duwtje en vervolgde dan nog zacihter:

"Kijk reCht voor je uit. Zie je ginds de boomstam.

die dwars over de bedding Hgt ~

Als je van dat punt af precies driehonderd pas rechtdoor gaat. vind je aan je reohter'hand een smalle ingang in het ~ud, een pad, van niet meer dan een kwartmeter breedte. Als je dat pad een kwartier lang volgt, kom je op een open plaats. waar zich een meertje bevindt. dat gevoed wordt door meerdere bronnen. Het meer is ontz'e~tend diep. maar als je precies de richting van het pad volgt. kun je er door- heenwaden tot a8lJl het midden. HoogSillwaarschijnlijk loopt er een smaUe rots onder water dOM. want aan weerszijden ervan kwam ik met mijn peillood niet op de hodem. Als je nu in Ihet midden je ihand onder water steekt. zul je bet uiteinde van een draad voelen.

Daaraan is een stalen bus' bevest~gd en in die bus bevindt zich de beroemde diamant. Ik zou je graag alles laten zien. maar ik durf er nu niet heen te gaan.

want ik ben er ihaast zeker van. da't we bespied worden. We draaien ons nu plotseling om. maar let scherp op de linkeroever."

Ze voegden de daad bij ihet woord en. . .. beiden zagen ze aan de lin'kerkant een donkere gedaante.

die zioh baastig Î1n het bos terugtrok en zich meI

)

verwijderde. Even was een Hoht gekraaik van takken hoorbaar. dan werd a-Hes doochttil, angstaanjagend stil.

Jan keek met grote ogen naar de muur van groen.

Hij voelde een :huivering door zijn lIeden gaan en instinctief klemde hij Zlich aan zijn vader vast.

.. Wees maar niet bang," ,k~lmeerde deze, terwijl hij een blinkende revolver te voorschijn haalde, "een gewaarschuwd man telt V'oor twee en a'ls het er op aan komt, zal ik mijn leven duur verkopen."

Sneller, dan ze gekomen waren, aanvaardden ze nu de terugtocht, spiedend naar aHe kanten, om niet ihet slachtoffer te worden van een verraderlijke over- V'al. Toen ze de rivierbedding verlieten, slaakten ze ajHebei een zucht van verlichting. Vader bleef even staan, drukte Jan de hand en zei:

.. lik heb je deelgenoot gemaakt van mijn zorgen en belangen, omdat je mijn oudste zoon bent en jij de zaaJk moet behartÏ'gen, als ik soms ontijdig mocht komen weg te raken. Van Brummen is een gevaarlijk man en als hij de diamant in zijn bezit ,kon krijgen,

was ik 'geen minuut meer zeker va'n mijn leven. Toon

nu, dat je mijn vertrouwen waart:lig bent en laat onder geen enkel beding ook maar ,iets los van datgene,

wat ik je vanmiddag verteld 'heb. Ga nu naar huis

en speel gewoon, zoals je dat 'tot nu toe altijd gedaan hebt. Ik zal zo spoedig mogelijk de diamant in mijn • bezit zien te krijgen, dan verlaten we de mijn en

Indië voorgoed."

Jan antwoordde niet, maar zIJn stevige ha'nddruk en de va'atberaden trek om zijn mond z~den meer, da'n duizend woorden konden ,doen.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Tijdens de commissievergadering van 15 juni 2021 kan de portefeuillehouder deze vraag beantwoorden.. 2.Er wordt een uitgang midden in het

Helder was verplicht aan het hoofdkantoor te. Batavia telegrafisch mededeeling te doen van die catastrophe, die der onderneming heel veel schade berokkende. Het behoeft

We willen vanuit het FANN beginnen met het verbeteren van de diagnostiek.’ Anne Fleur Stapert: ‘Het is belangrijk dat er meer onderzoek komt naar diagnostiek bij vrouwen met

LASMI. Früher hast du gesagt: urn ihn etwas ler- nen zu lassen, muss er fort. Jetzt sagst du, dass mein Junge nicht so werden darf wie ... für dein eigenes Kind, meine

Dit eentonige leven begon Karna erg te vervelen, maar als hij zag, hoeveel eerbewijzen zijn grootvader ontving, werd zijn eerzucht geprikkeld en kreeg hij nieuwen

Waaruit blijkt dat het stelsel van inkomstenbelasting, premie volksverzekeringen en toeslagen ten aanzien van het belastbaar loon, wordt gekenmerkt door een progressief en

De nachten brachten zij door in leegstaande loodsen op de pasars of onder de afdaken van warongs langs de weg en vaak zo maar onder de blote hemel op de grond. Aan

Toen hij na twee-en-twintig jaren Voor 't eerst weer naast het meisje zat, Dat hij als jonge aap van twintig Gevraagd, maar niet gekregen had, En hij al hier n daar