• No results found

Privatisering van het strafrecht (redactioneel)

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Privatisering van het strafrecht (redactioneel)"

Copied!
4
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

woord vooraf

522 Ars Aequi juli/augustus 2013

arsaequi.nl/maandblad  AA20130522

Woord vooraf

Privatisering van het strafrecht

Hoewel aan de universiteiten het strafrecht, privaatrecht en bestuursrecht vaak als afzon- derlijke, gescheiden systemen worden gedo- ceerd, vervagen in de praktijk de grenzen tus- sen de rechtsgebieden. Volgens Jaap de Hullu, raadsheer in de Hoge Raad en auteur van het bij alle rechtenstudenten bekende Materieel strafrecht, zijn er geen ‘principiële grenzen tussen straf-, bestuurs- en civiel recht (meer)’.1 In dit Bijzonder Nummer, het zomernummer van Ars Aequi dat traditioneel aan één thema is gewijd, staan drie ontwikkelingen centraal die zouden kunnen worden samengevat als de

‘privatisering van het strafrecht’: de vervlech- ting van civiele en strafrechtelijke procedures, de uitvoering van publieke taken door private partijen en de opkomst van het slachtoffer in het strafproces. Daarmee heeft de redactie voor een ruimere invulling van het begrip ‘pri- vatisering’ gekozen dan in sommige eerdere publicaties over dit thema het geval was.2

Privatisering van het strafrecht is op het eerste gezicht een contradictio in terminis

Privatisering van het strafrecht is op het eerste gezicht een contradictio in terminis.

Het strafrecht wordt immers wel getypeerd als publiekrecht bij uitstek. De staat heeft tot taak het sociaal contract namens en jegens alle burgers te handhaven en te reageren op individuen die hier een inbreuk op ma- ken. Hiertoe is hij uitgerust met een aantal unieke bevoegdheden die diep ingrijpen in het leven van deze burgers, met als uiterste bevoegdheid het (tijdelijk) uitsluiten van een burger van het maatschappelijk contract door het opleggen van een gevangenisstraf. Die

rechtvaardiging van overheidsingrijpen met een verwijzing naar het sociaal contract heeft een aantal consequenties voor ons begrip van het strafrecht. Ten eerste is het strafrecht een zaak tussen de dader en de overheid. De verticale rechtsverhouding tussen overheid en burger maakt dat de burger in de hoeda- nigheid van verdachte door het strafrecht moet worden beschermd tegen willekeurige inbreuken op zijn vrijheid. Dit heeft zijn weerslag op de strafrechtelijke procedure.

De overheid is in het strafrecht zeer strikt gebonden aan het legaliteitsbeginsel, en zolang niet middels toelaatbare bewijsmid- delen volgens een (in beginsel) strikt stelsel van bewijsregels de schuld van een burger voor de rechter overtuigend is vastgesteld, wordt die burger voor onschuldig gehouden.

Hiermee hangt, ten tweede, samen dat de handhaving van het strafrecht een exclusieve overheidstaak is. Eigenrichting door burgers moet worden voorkomen. De staat treedt op bij monde van onafhankelijke en onpartijdige rechters, die niet persoonlijk betrokken zijn bij het conflict en geen belangen hebben bij een bepaalde uitkomst. De staat en alleen de staat is verantwoordelijk voor de opspo- ring, vervolging en de tenuitvoerlegging van straffen. Ten derde wordt een strafbaar feit gezien als een inbreuk op het maatschappelijk contract die jegens de maatschappij als geheel wordt gepleegd. In het strafrecht speelt het slachtoffer van oudsher geen rol. In het geval dat hij schade lijdt als gevolg van een inbreuk op het maatschappelijk contract kan hij via het civiele recht – dat de verhouding tussen burgers onderling reguleert – een actie instel- len. De drie bovengenoemde ‘publiekrech- telijke’ aspecten van het strafrecht zijn alle onderhevig aan een tendens tot privatisering.

Het strafrecht lijkt steeds meer te worden

1 J. de Hullu, Materieel strafrecht, Deventer:

Kluwer 2012, p. 30.

2 Zie bijvoorbeeld A.M.

Hol & C.J.J.M. Stolker,

‘De moderne burger in strafrecht en burgerlijk recht’, in: A.M. Hol &

C.J.J.M. Stolker (red.), Over de grenzen van strafrecht en burgerlijk recht, Deventer: Kluwer 1996, p. 3; S. Verhelst, ‘Is er nood aan privatisering van het straf(proces)recht?

Een aanzet tot reflectie vanuit rechtseconomische invalshoek’, Nullum Crimen 2010-1, p. 13-49.

(2)

woord vooraf Ars Aequi juli/augustus 2013 523 arsaequi.nl/maandblad  AA20130522

vervlochten met privaatrechtelijke normen, waardoor de strikte grens tussen publiek- en privaatrecht lijkt te vervagen.

Het strafrecht lijkt steeds meer te worden vervlochten met privaatrechtelijke

normen, waardoor de strikte grens tussen publiek- en privaatrecht lijkt te vervagen

Privaatrechtelijke elementen worden ingebed in strafrechtelijke procedures. Mediation in het strafrecht stuit niet langer op principiële bezwaren. Het idee dat de handhaving van het strafrecht een exclusieve overheidstaak is, lijkt niet vanzelfsprekend in een tijd dat de overheid overgaat tot het privatiseren van vele onderdelen van de samenleving die lang tot het publieke domein behoorden. Ook in het strafrecht krijgen private actoren, zowel bedrijven als individuele burgers, steeds meer mogelijkheden om publiekrechtelijke diensten te leveren. Met name de opsporing van straf- bare feiten lijkt een taak van ons allemaal te worden. De derde privatiseringstendens is misschien wel het meest ingrijpend van aard. De opkomst van het slachtoffer in het strafrecht geeft blijk van een opkomende visie op het geschil als niet langer een zaak tussen samenleving en dader, maar tussen slachtof- fer en dader. De rechter treedt niet langer op namens de gehele samenleving, maar beoor- deelt een conflict tussen twee gelijkwaardige partijen. Ons beeld van het slachtoffer lijkt een fundamentele verandering te ondergaan.

Het doel van dit Bijzonder Nummer is het schetsen van deze ontwikkelingen, om zo te kunnen beoordelen of het publiekrechtelijk karakter van het strafrecht inderdaad naar de achtergrond verdwijnt. Daarnaast is de auteurs gevraagd of de aard van het straf- recht zich verzet tegen de beschreven ontwik- kelingen.

In het eerste deel wordt de privatisering van het strafrecht verkend vanuit de toepassing van privaatrechtelijke

normen in het strafproces en de vervlechting van civielrechtelijke en

strafrechtelijke procedures

Deel 1: Privaatrechtelijke normen in het strafproces

In het eerste deel wordt de privatisering van het strafrecht verkend vanuit de toepassing van privaatrechtelijke normen in het straf- proces en de vervlechting van civielrechtelijke en strafrechtelijke procedures. De strafrechter moet steeds vaker privaatrechtelijke nor- men hanteren, zoals wanneer een slachtoffer een vordering tot schadevergoeding heeft ingediend via de wet Terwee,3 wanneer er afspraken zijn gemaakt tussen justitie en een verdachte, of wanneer hij begrippen moet interpreteren die eveneens in het civiele recht een rol spelen. Daarnaast worden in som- mige gevallen strafrechtelijke normen door de civiele rechter ingevuld, bijvoorbeeld in het geval dat schadevergoeding voor over- heidsoptreden voor de civiele rechter wordt gevorderd.

Nico Kwakman opent het Bijzonder Num- mer met een beschouwing over de convergen- tie tussen het strafrecht en het civiele recht.

Kwakman besteedt aandacht aan de vraag of er slechts kruisbestuiving tussen deze twee rechtsgebieden plaatsvindt, of dat de conver- gentie leidt tot doorkruising van het publiek- rechtelijke karakter van het strafrecht. Het laatste deel van de bijdrage gaat specifiek over de positie van slachtoffers van rechtma- tig straf(proces)rechtelijk overheidsoptreden.

Schadevergoeding voor dit optreden dient in een civielrechtelijke procedure te worden toegekend. Kwakman licht de noodconstruc- ties toe die in het leven zijn roepen om deze slachtoffers schadevergoeding te kunnen toekennen. Hoewel door deze constructies de bescherming van het slachtoffer is uitgebreid, zijn volgens Kwakman de rechtsgelijkheid en rechtszekerheid bij dit soort oplossingen niet gebaat.

Jan Crijns behandelt in zijn bijdrage in de rol van overeenkomsten binnen het strafrecht.

Een bekend voorbeeld hiervan is de afspraak met Peter la Serpe in het Passage-proces.

Deze hield een vermindering van de strafeis tegen La Serpe in, in ruil voor diens (belas- tende) verklaring in de strafzaken tegen de andere verdachten. Crijns legt de nadruk op afspraken tussen het Openbaar Ministerie en (al dan niet verdachte) burgers gericht op de vergaring van voor de opsporing relevante informatie en/of bewijs. Kunnen dergelijke af- spraken al dan niet als overeenkomsten wor- den beschouwd, en welke rechtsnormen zijn hierop van toepassing? Tot slot gaat Crijns in

3 Wet van 23 december 1992, Stb. 1993, 29, inwerkingtreding 1 april 1995, Stb. 1995, 160.

(3)

woord vooraf

524 Ars Aequi juli/augustus 2013 arsaequi.nl/maandblad  AA20130522

op de vraag of en in hoeverre dergelijke af- spraken een voorbeeld zijn van het fenomeen

‘privatisering van het strafrecht’.

In de bijdrage van Suzan van der Aa, Marc Groenhuijsen en Antony Pemberton wordt ingegaan op wat het strafrecht van het privaatrecht kan leren met betrekking tot de omgang met slachtoffers van delicten. Aller- eerst gaan zij hierbij in op beschermingsbeve- len. Het huidige stelsel van beschermingsbeve- len is volgens hen enigszins onsamenhangend en sluit onvoldoende aan bij de wensen van slachtoffers. Ook op het gebied van mediation kan het strafrecht veel opsteken van het ci- viele recht. Mediation kan ook in het straf- recht van nut zijn om tot een oplossing van het conflict te komen die door alle partijen wordt gedragen. Het strafrechtelijk karakter beperkt wel de mogelijkheden tot compromissen. Bij strafrechtelijke mediation is niet zozeer het bereiken van een overeenkomst van belang als wel het proces zelf. Van der Aa, Groenhuijsen en Pemberton doen een aantal suggesties tot verbetering van het stelsel van beschermings- bevelen en geven aan welke waarde mediation kan hebben voor het strafrecht.

In het tweede deel wordt aandacht besteed aan het afstoten van publiekrechtelijke taken in het strafrecht

Deel 2: Afstoten van publiekrechtelijke taken

In het tweede deel wordt aandacht besteed aan het afstoten van publiekrechtelijke taken in het strafrecht. Sinds de opkomst van het neoliberalisme is een bredere tendens merk- baar waarbij de overheid de private sector in- schakelt voor het leveren van publiekrechte- lijke diensten. Deze tendens gaat ook aan het strafrecht niet voorbij, al is de uitbesteding van sommige taken controversieel. Een vraag die hierbij speelt is wat de bijdrage kan, mag of misschien wel moet zijn van burgers aan de opsporing, vervolging en berechting.

Theo de Roos verkent de wenselijkheid van de invoering van een vorm van lekenpartici- patie in de Nederlandse strafrechtspraak. Hij onderzoekt de vraag of de non-participatie van leken vanuit het gezichtspunt van de democratie, die immers vereist dat het volk beslist, een onoverkomelijk nadeel is voor de acceptatie en legitimiteit van de strafrecht-

spraak. Om een antwoord daarop te kunnen vormen, onderzoekt De Roos de burgerdeel- name in het oude Athene en de bestaande lekenrechtspraak in België.

De bijdrage van Edwin Bleichrodt en Eelco Moerman handelt over private bij- dragen aan de opsporing. Opsporing is van oudsher een klassieke overheidstaak, maar ook burgers nemen in verschillende hoedanig- heden hieraan deel: als tipgever, als burgerin- filtrant en als pseudokoper of -dienstverlener.

Bleichrodt en Moerman bespreken de rol die deze typen burgers hebben bij de opsporing.

Zij gaan onder andere in op de verantwoorde- lijkheidsverdeling tussen burgers en overheid bij de opsporing.

Een bijzondere bijdrage in dit nummer is het stuk van Hati Ruigrok, dat niet slechts de privatisering van het strafrecht raakt, maar ook de privatisering van het openbare- orderecht. Ruigrok gaat in op een vorm van privatisering van de politie-inzet. Het gaat om het medeverantwoordelijk maken van evene- mentorganisatoren voor de veiligheid op voor publiek toegankelijke plaatsen en het inzet- ten van beveiligingsmedewerkers in plaats van politiepersoneel. Ze bespreekt daarin de discussie over de kosten van de politie-inzet bij evenementen en het in 2012 ingetrokken wetsvoorstel ‘Wet politiekosten evenementen’.

Het laatste deel van het Bijzonder Nummer besteedt aandacht aan de privatisering van het strafrechtelijke rechtsconflict

Deel 3: Privatisering van het rechtsconflict

Het laatste deel van het Bijzonder Nummer besteedt aandacht aan de privatisering van het strafrechtelijke rechtsconflict. Privatise- ring vindt plaats in die zin dat dat het slacht- offer een niet langer te negeren rol speelt in het proces. Van een volwaardige procesdeel- nemer kan weliswaar (nog?) niet worden gesproken, maar het idee dat het strafrecht alleen een zaak tussen overheid en dader zou zijn, heeft nog maar weinig steun. Aan de orde komen de rol, de bevoegdheden en misschien zelfs wel de taken van het hedendaagse slachtoffer gerelateerd aan de filosofische fun- damenten van het strafrechtsdenken, alsmede

(4)

woord vooraf Ars Aequi juli/augustus 2013 525 arsaequi.nl/maandblad  AA20130522

de gevolgen van deze ontwikkelingen voor de inrichting van het strafproces.

Wouter Veraart contrasteert in zijn bijdrage twee Verlichtingsperspectieven op slachtoffer- schap, van Kant en van Bentham. Kant wil slachtoffers emanciperen door hun autono- mie te benadrukken, terwijl bij Bentham het slachtoffer juist emancipeert door de erken- ning van diens slachtofferschap. Veraart illustreert deze tegenstelling aan de hand van de zaak Baby Kelly en aan de hand van naoorlogse pogingen om te gaan met het leed dat mensen elkaar hebben aangedaan. Het perspectief van Bentham, dat volgens Veraart leidt tot passiviteit en een preoccupatie met het eigen lijden, is niet zaligmakend, terwijl teruggaan naar het Kantiaanse perspectief ook niet wenselijk is. De synthese van beide perspectieven ligt mogelijk in vormen van restorative justice, waarin slachtoffers als zodanig worden erkend, maar aan hen tegelij- kertijd de mogelijkheid wordt geboden actief hun slachtofferschap te overwinnen.

Jeroen ten Voorde gaat in zijn bijdrage in op de grens tussen noodweer en eigenrich- ting. De laatste jaren klinkt in Nederland in toenemende mate de roep om de grenzen van noodweer te verruimen. Een gedeelte- lijk in beleid omgezet initiatiefwetsvoorstel ingediend door Teeven en Weekers wordt besproken. Dit voorstel kwam voort uit de wens om de mogelijkheden tot zelfverdediging te verruimen. Noodweer lijkt tegenwoordig ook steeds vaker in het perspectief van de (toegenomen rol van de burger in de) rechts- ordehandhaving te worden geplaatst, zo blijkt onder andere uit een initiatiefwetsvoorstel van Helder. Noodweer lijkt zich te ontwikke- len van een exceptie tot een bevoegdheid. Ten Voorde onderzoekt de gevolgen hiervan.

Renée Kool analyseert in haar bijdrage een recent idee ten behoeve van de slachtoffer- emancipatie in het strafrecht: de invoering van een tweefasenproces. De strafrechtelijke procedure zou bij invoering hiervan in twee

delen worden gesplitst, waardoor de beoorde- ling van het daderschap los van de vaststel- ling van de straf zou komen te staan. In het tweede deel van het proces, de straftoemeting, krijgt het slachtoffer de mogelijkheid om zich over de hoogte van de straf uit te spreken.

Vanzelfsprekend brengt dit een grote uit- breiding van de rol van het slachtoffer in het strafproces met zich mee. Kool onderzoekt de positieve en negatieve gevolgen van de invoering van een tweefasenproces voor zowel slachtoffer als dader. Daarna komt zij tot de conclusie dat de invoering van het tweefa- senproces, onder bepaalde voorwaarden, een goede keus zou kunnen zijn.

De aggregerende bijdrage tot slot is dit jaar van de hand van Marc Groenhuijsen. Hij analyseert de rode draden in dit Bijzonder Nummer. Daarbij vraagt hij zich onder andere af hoeveel veerkracht het strafrecht heeft om horizontale elementen toe te laten en in welke opzichten het strafrecht te sterk of juist te zwak is om conflicten op de ‘traditionele’

manier af te doen.

De privatisering van het strafrecht is een veelzijdig fenomeen, dat de juridische wereld voorlopig nog veel stof tot discussie zal geven

Kortom: dit Bijzonder Nummer laat zien dat de privatisering van het strafrecht een veel- zijdig fenomeen is, dat de juridische wereld voorlopig nog veel stof tot discussie zal geven.

Wij willen alle auteurs hartelijk danken voor hun bijdrage aan dit Bijzonder Nummer.

De BN-Commissie 2013 Frederike Ahlers Judit Altena-Davidsen Fay Kartner

Cleo Scholte Dorine Verhey

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Niet alleen zou onderzocht moeten worden 6f een mannelijke verdachte kinderen heeft, maar ook welke (zorg)taken hij heeft ten opzichte van die kinderen en wat

een voor de rechtspraktijk belangrijke conclusie getrokken worden: de Hoge Raad sluit toepassing van de figuur van het pleitbaar standpunt binnen het commune strafrecht,

Wellicht kan de mildste, symbolische variant van meisjesbesnijdenis worden toegestaan, waarbij een prikje wordt toegebracht maar geen weefsel wordt verwijderd, zoals Wouter

De Hoge Raad overwoog dat de motivering van de bewezenverklaring door het hof tekortschoot, ‘in aanmerking genomen dat het niet of onvoldoende voeren van een administratie

1. Hij die, in tijd yan oorlog, eenige bedriegelijke handeling pleegt bij levering van benoodigdheden ten dienste van de vloot of het leger, wordt gestraft met gevangenisstraf van

ganti dengan boewang ka soewatoe tempat boewangan. Djikaloe hoekoeman ini di kenaken mendjadi gantinja kerdja paksa dengan rante, maka jang djalanken kaä- dilan hendaklah

Art. De aanslag op het leven of de vrijheid van 108. de niet-regeerende Koningin, van den gemaal der regee- rende Koningin, van den troonopvolger of van een lid van het

Gelukkig zijn er bij andere politieke partijen ook andere geluiden te horen, tegen de invoering van minimumstraffen en de versobering bij de