Vraag nr. 293 van 4 juni 1997
van mevrouw TREES MERCKX-VAN GOEY Vlaamse Maatschappij voor Watervoorziening – Uittreding van gemeenten
Naar aanleiding van het antwoord van de minister op schriftelijke vraag nr. 7 van 25 september 1996 van de heer Steve Stevaert (Bulletin van Vragen en Antwoorden nr. 4 van 15 november 1996, b l z . 3 7 0 -3 7 2 ) , wil ik graag volgende bijkomende vragen stel-len.
1. In hoeverre is een systematische weigering door de raad van bestuur van de Vlaamse Maat-schappij voor Watervoorziening (VMW) om gemeenten-vennoten te laten uittreden – zeker wanneer die uittredingsbeslissing is ingegeven door rationaliteitsoverwegingen om een eenvor-migheid van distributie op het ganse grondge-bied te waarborgen – verenigbaar met de prin-cipes van de gemeentelijke autonomie ?
2. Kan een vennootschapsovereenkomst de gemeente als partij binden voor onbepaalde tijd,zonder dat er ergens een reële mogelijkheid van opzegging wordt opgelaten, eventueel mits inachtneming van een schadebeding ?
3. Dient de V M W, naar analogie van de wet betreffende de intercommunales, niet evenzeer een uittredingsrecht toe te kennen aan de gemeenten, met beslissingsbevoegdheid voor de algemene vergadering ?
Dienen de V M W, en de Vlaamse regering als b e r o e p s i n s t a n t i e, niet het eenzijdig rationalise-ringsuittredingsrecht van de gemeente te erken-nen ?
Antwoord
1. Wanneer een gemeente-vennoot van de Vlaam-se Maatschappij voor Wa t e r v o o r z i e n i n g (VMW) verzoekt om uittreding, b i j v o o r b e e l d uit rationaliteitsoverwegingen om tot eenvor-migheid van distributie op het ganse grondge-bied van de gemeente te komen, onderzoekt de raad van bestuur van de VMW tevens welke financiële impact deze uittreding van een gemeente-vennoot en de overdracht van een gedeelte van het distributienet naar een andere drinkwatermaatschappij heeft, aangezien dit een verlies aan rendement tot gevolg heeft doordat een aantal kosten (personeel, l e n i n g
s-lasten, enzovoort) blijven, terwijl de inkomsten van het overgedragen gedeelte van het net weg-vallen.
De raad van bestuur van de VMW streeft, b i j verzoeken tot uittreding van gemeenten-venno-t e n , naar onderhandelingen megemeenten-venno-t de andere betrokken drinkwatermaatschappijen teneinde tot een voor alle partijen bevredigende financië-le oplossing te komen.
Het is bijgevolg onjuist te beweren dat de raad van bestuur van de VMW systematisch weigert in te gaan op verzoeken tot uittreding van gemeenten-vennoten.
Het principe van de gemeentelijke autonomie wordt daarbij niet betwist, maar moet uiteraard worden gerelativeerd in het licht van de rechten en de belangen van de andere gemeenten-ven-noten van de VMW.
2. Artikel 15 van het decreet van de V l a a m s e Raad van 28 juni 1993, waarbij de VMW werd o p g e r i c h t , bepaalt dat de maatschappij op ver-zoek van de betrokken gemeente of vereniging van gemeenten een watervoorzieningsdienst in zijn geheel of gedeeltelijk kan overlaten aan de betrokken gemeente of de vereniging van de g e m e e n t e n , onder de voorwaarden te bepalen door de raad van bestuur van de VMW en met machtiging van de Vlaamse regering.
De mogelijkheid tot uittreding van vennoten is geregeld in artikel 8 van de statuten van de V M W. Zoals reeds boven vermeld,weigert de raad van bestuur van de VMW een verzoek tot uittreding niet systematisch, maar maakt deze uittreding wel afhankelijk van onderhandelin-gen met de andere betrokken drinkwatermaat-schappijen.
3. De wet van 22 december 1986 op de intercom-munales is niet van toepassing op de VMW, die een pararegionale instelling is, waarvan de wer-king wordt geregeld door het decreet van de Vlaamse Raad van 25 juni 1983 waarbij zij werd o p g e r i c h t , en door het besluit van de V l a a m s e regering van 17 juli 1985 houdende vaststelling van de statuten van de VMW.
Het eenzijdig rationaliseringsuittredingsrecht van de gemeenten wordt niet betwist, m a a r alleen afhankelijk gesteld van het bereiken van een voor alle betrokken partijen bevredigende financiële oplossing.