• No results found

‘Eyndelyk sy deed alles, wat men van een Vrouwspersoon verwachten kon’

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "‘Eyndelyk sy deed alles, wat men van een Vrouwspersoon verwachten kon’"

Copied!
66
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

‘Eyndelyk sy deed alles, wat men van een Vrouwspersoon

verwachten kon’

Opvattingen over vrouwen en vrouwelijkheid in achttiende-eeuwse romans

Janna Kootstra, 2219670 MA History Today, scriptie Rijksuniversiteit Groningen

Scriptiebegeleider: dr. L. K. Vermeer Mei 2018

(2)

Janna Kootstra Puoldyk 49 9035 VC Dronryp

Tel. nr.: +31 6 431 638 35

Afbeelding omslag:

Titelpagina van Dappere Oorlogs-Daaden van de Kloekmoedige Land en Zee Heldin. Waarachtige

Geschiedenis (Amsterdam: J. Pottebol, omstreeks 1700).

Citaat omslag:

G. Boosten en W. Kusters, Het wonderlyk leven, en de dappere oorlogs-daden, van de kloekmoedige

(3)

Inhoudsopgave

Inleiding 4

Hoofdstuk 1

Het wonderlyk leven en De Bredasche heldinne 13

1.1. De ‘warachtige geschiedenis’ van Hendrik van den Berg 13

1.2. De ‘merkwaardige levensgevallen’ van Maria van Antwerpen 14 Hoofdstuk 2

Literaire genres en travestie in Het wonderlyk leven en De Bredasche heldinne 17

2.1. De picareske roman 17

2.2. De vroegmoderne pseudo-autobiografie 20

Hoofdstuk 3

Vrouwen versus mannen 27

3.1. De koude vrouw en de warme man 27

3.2. Emotie en ratio 29

3.3. Vrouwelijke en mannelijke eigenschappen 33

3.3.1. Omschrijvingen van mannelijkheid 33

3.3.2. Het stereotype van de vrouw 37

3.4. Stiltes en impliciete verwijzingen 40

Hoofdstuk 4

De eer van een vrouw: haar kostbaarste bezit? 45

4.1. Seksuele omgang buiten het huwelijk 45

4.2. Eer in Het wonderlyk leven en De Bredasche heldinne 47

Hoofdstuk 5

De dochter des huizes: huwelijk en werk 53

5.1. Het huwelijk en een eigen huishouden als ultiem levensdoel 53

5.2. Het huwelijk en vrouwenwerk in Het wonderlyk leven en De Bredasche

heldinne 55

Conclusie 59

(4)

Inleiding

‘Wat droes sei ik, sit gy nog en spint, en de trommel word vast geroerd? Smyt het wiel op ’t vier, en gaen we dienst nemen. Ondertusschen, terwyl ik dese redenen met haer voerde een klein byltje, ’t geen tot ’t hacken van turf gebruikt wiert, in een hoek hebbende sien staen, ontleede ik den huisduivel daer sodanig mee, dat hy in geen staet was om ooit weer van jemant gebruikt te konnen worden. (…) Wy kogten ook vervolgens een rok voor Willempje,

ieder een Engelse Muts; en malkander het hair tot een weynigje onder de oren afgekort hebbende, vervoegden wy ons na het Princen Hof. Als wy hier gekomen waren, wierden wy nog met drie andere Matrosen aangenomen, zonder dat

iemand ons aansag voor den genen die wy onder het Mannelyk gewaed verscholen, want sekerlyk, wy geleken alle beide so wel na Manspersonen te zyn, dat ik van Willempje, en zy weer van my, geen ander oordeel konde vellen.’1

Bovenstaand citaat is afkomstig uit de achttiende-eeuwse roman Het wonderlyk leven,

en de dappere oorlogs-daden, van de kloekmoedige land en zee-heldin waarin Hendrik van

den Berg - haar ‘vrouwennaam’ blijft de lezer onbekend - besluit mannenkleren aan te trekken en het leger in te gaan. Gehuld in mannenkleren beleeft Hendrik allerlei avonturen terwijl ze haar ware geslacht verborgen weet te houden en ze zich weet aan te passen aan de levensstijl van de soldaten en matrozen om haar heen. Zo stort ze zich, in de rol van Hendrik van den Berg, in een aantal liefdesaffaires met gewillige meisjes en berooft ze haar vijand van waardevolle spullen waarbij ze geweld niet schuwt. Op een zeker moment keert ze echter terug naar haar ouderlijk huis en wijdt ze zich, nadat ze weer vrouwenkleren heeft aangetrokken, aan de werkzaamheden die haar ouders geschikt voor haar achten, namelijk ‘huisselyke saken’.2

In Het wonderlyk leven wordt de hoofdrol gespeeld door een vrouw die tegen de in het algemeen geldende achttiende-eeuwse normen en waarden in mannenkleren aantrekt. Een soortgelijk verhaal wordt verteld in De Bredasche heldinne, waarin Maria van Antwerpen zich transformeert tot man. In beide verhalen gaat de transformatie verder dan het verwisselen van kleding, want de hoofdrolspeelsters passen tevens hun gedrag aan. Ze passen hun

1 G. Boosten en W. Kusters, Het wonderlyk leven, en de dappere oorlogs-daden, van de kloekmoedige land en zee-heldin (Maastricht: Scorpio, 1983), 83.

(5)

taalgebruik en houding aan, ze gaan liefdesaffaires aan met vrouwen, ze vechten en ze drinken alcohol. Vrouwen in mannenkleren, zoals Hendrik van den Berg en Maria van Antwerpen, waren niet een onbekend fenomeen in de achttiende eeuw, maar hun transformatie was wel degelijk strafbaar en het kwam regelmatig voor dat vrouwen verbannen werden of zelfs de doodstraf kregen voor het aantrekken van mannenkleren.3

Met hun onderzoek Vrouwen in mannenkleren. De geschiedenis van een tegendraadse

traditie. Europa 1500 – 1800 uit 1989 waren Rudolf Dekker en Lotte van de Pol pioniers in

het onderzoek naar vrouwen in mannenkleren. In onder andere scheepsjournalen en gerechtelijke archieven vonden Dekker en Van de Pol maar liefst 120 vrouwen die voor kortere of langere tijd als man leefden en die door Dekker en Van de Pol beschouwd worden als onderdeel van een lange traditie waarin vrouwen zich als man kleedden. Maria van Antwerpen, op wiens leven De Bredasche heldinne gebaseerd is, behoort tot één van de 120 vrouwen die Dekker en Van de Pol vonden. Van het leven van de resterende 119 vrouwen is geen pseudo-autobiografie verschenen, maar rolomkering en de vrouwelijke soldaat waren populaire literaire onderwerpen in de zeventiende en achttiende eeuw en hierover verschenen dan ook relatief veel romans. Het wonderlyk leven is een voorbeeld van deze romans.4

Hoewel Dekker en Van de Pol een uiterst bruikbaar historisch overzicht hebben gegeven van vrouwen in mannenkleren was er ook kritiek op hun onderzoek. John A. Lynn II stelt in zijn onderzoek naar vroegmoderne Europese vrouwen in het leger dat de vrouwen die daadwerkelijk als man door het leven gingen eerder uitzondering op de regel waren dan dat zij deel uitmaakten van een lange traditie. Lynn stelt dat er legioenen vrouwen waren die in het leger dienden en daarbij hun vrouwelijke identiteit bewaarden. De vrouwelijke soldaten die zich als man kleedden en in die hoedanigheid meevochten in het leger waren volgens hem dan ook ongewoon.5 Myriam Everard stelt daarnaast dat Dekker en Van de Pol anachronistisch

te werk gaan in hun onderzoek. Everard stelt dat Dekker en Van de Pol uitgaan van het moderne gedachtegoed dat er een fundamenteel en onoverbrugbaar verschil tussen de seksen is. Dit fundamentele verschil zou kunnen verklaren waarom vrouwen die mannenkleren droegen zo succesvol konden zijn. Everard laat echter zien dat Dekker en Van de Pol zich met

3 R. M. Dekker en L. van de Pol, Vrouwen in mannenkleren. De geschiedenis van een tegendraadse traditie. Europa 1500 – 1800 (Amsterdam: Wereldbibliotheek, 1989), 100 – 102.

4 John A. Lynn II, Women, Armies, and Warfare in Early Modern Europe (Cambridge: Cambridge University

Press, 2008), 188; Het wonderlyk leven, en de oorlogs-daaden, van de kloekmoedige land en zee- heldin, waarachtige geschiedenis.Leiden: J. Pottebol, omstreeks 1700: Universiteitsbibliotheek Leiden, signatuur 192 B 13:1.

5 John A. Lynn II, Women, Armies, and Warfare in Early Modern Europe (Cambridge: Cambridge University

(6)

hun eigen bronmateriaal tegenspreken. De bronnen tonen namelijk aan dat de omgeving van de vrouwen in mannenkleren vaak op de hoogte was van de transformatie. Hierdoor was de vrouw in mannenkleren in haar sociale omgeving geen vrouw van wie iedereen dacht dat ze een man was, maar een vrouw van wie iedereen wist dat zij, om welke reden dan ook, mannenkleren droeg.6 Ondanks deze kritiek wordt het onderzoek van Dekker en Van de Pol

veelvuldig gebruikt in nationale en internationale studies naar vrouwen in mannenkleren. De studie schetst een uitvoerig beeld van achttiende-eeuwse vrouwen die, om wat voor reden dan ook, besloten om een andere weg in te slaan dan van ze verwacht werd, net als de hoofdrolspeelsters van de romans Het wonderlyk leven en De Bredasche heldinne. De hiervoor genoemde romans vormen het bronnencorpus van dit onderzoek naar opvattingen over het cultuurhistorische beeld van de achttiende-eeuwse vrouw en vrouwelijkheid. Het onderzoek richt zich op de vraag welke opvattingen over vrouwen en vrouwelijkheid naar voren komen in achttiende-eeuwse Nederlandse romans en hoe deze opvattingen zich verhouden tot de opvattingen over het cultuurhistorische beeld van de achttiende-eeuwse Nederlandse vrouw. Deze vraag is allereerst relevant omdat onderzoek naar achttiende-eeuwse romans dat erop gericht is opvattingen over vrouwen en vrouwelijkheid te achterhalen, ontbreekt in het onderzoeksveld. Daarnaast nam de achttiende-eeuwse Nederlandse vrouw een bijzondere positie in de samenleving in, een positie waarin de vrouw meer vrijheden genoot dan over het algemeen wordt aangenomen.

In reeds bestaand onderzoek zijn achttiende-eeuwse romans voornamelijk onderzocht als bron voor motieven en omschrijvingen van vrouwen in mannenkleren. De Bredasche

heldinne en Het wonderlyk leven zijn met name door Wiel Kusters, Rudolf Dekker en Lotte

van de Pol gebruikt als bronnen voor hun onderzoek.7 In deze en andere internationale studies

over vrouwen in mannenkleren worden veelal vragen gesteld die passen binnen de context van thema’s die in de jaren tachtig en negentig van de vorige eeuw centraal stonden in vrouwenstudies, zoals emancipatie en rolomkering. Aan de hand van vragen zoals ‘waarom trokken de vrouwen mannenkleren aan?’, ‘wisten de echtgenotes van het ware geslacht van hun ‘echtgenoot’?’ en ‘hoe hielden de vrouwen hun ware geslacht geheim in het echtelijk

6 M. Everard, Ziel en Zinnen. Over liefde en lust tussen vrouwen in de tweede helft van de achttiende eeuw,

(Groningen: Historische Uitgeverij, 1994), 118-119.

7 Rudolf Dekker en Lotte van de Pol hebben meerdere onderzoeken gedaan naar beide romans, zie bijvoorbeeld:

R. Dekker en L. van de Pol. Daar was laatst een meisje loos. Nederlandse vrouwen als matrozen en soldaten – een historisch onderzoek. Baarn: Amboboeken, 1981; R. Dekker en L. van de Pol. “Maria van Antwerpen (1719 – 1781), een transseksuele vrouw uit de 18e eeuw?” Documentatieblad Werkgroep Achttiende Eeuw 17 (1985):

103-119; R. Dekker en L. van de Pol. Vrouwen in mannenkleren. De geschiedenis van een tegendraadse traditie. Europa 1500 – 1800. Amsterdam: Uitgeverij Wereldbibliotheek, 1989; daarnaast heeft Wiel Kusters onderzoek gedaan naar Het wonderlyk leven, zie: W. Kusters. Heldin in broek. Maastricht: Scorpio, 1982.

(7)

bed?’ zijn ook Het wonderlyk leven en De Bredasche heldinne onderzocht. Er zijn echter geen vragen gesteld waarmee opvattingen over vrouwen en vrouwelijkheid in deze romans gesignaleerd kunnen worden. Dit onderzoek is er juist op gericht om vanuit die invalshoek, namelijk gender, de bronnen nader te bestuderen. Onderzoek vanuit deze invalshoek is nog niet gedaan naar achttiende-eeuwse vrouwen in mannenkleren, maar wel naar negentiende-eeuwse mannelijke vrouwen.

Geertje Mak heeft in Mannelijke vrouwen. Over grenzen van sekse in de negentiende

eeuw onderzoek gedaan naar vrouwen die als man door het leven gingen of die als mannelijk

werden beschouwd.8 Ze heeft onderzocht op welke manier grenzen van vrouwelijkheid werden

bewaakt. Hierbij heeft zij gekeken naar de tekstuele strategieën die werden aangewend om vrouwen binnen de grenzen van hun sekse te houden en om overschrijdingen ervan te ontmoedigen.9 In haar onderzoek heeft Mak zich gericht op vrouwen in Frankrijk, Duitsland

en Nederland en heeft ze gebruik gemaakt van bronnen zoals krantenberichten en teksten die te maken hebben met het overtreden van de rechtsorde of de openbare orde.10 Waar Mak zich

richt op negentiende-eeuwse vrouwen en gebruikt maakt van voornamelijk gerechtelijke bronnen, ligt de focus van dit onderzoek op achttiende-eeuwse vrouwen en op opvattingen over vrouwen en vrouwelijkheid in romans.

Niet alleen het ontbreken van onderzoek naar de weergave van opvattingen over vrouwen en vrouwelijkheid in achttiende-eeuwse romans geeft blijk van de relevantie van de centrale vraag in dit onderzoek. Ook de bijzondere positie van de Nederlandse vrouw in de achttiende eeuw is interessant om aan de hand van beide bronnen te onderzoeken. De vroegmoderne medische wetenschap baseerde ideeën en opvattingen over de vrouw en de man deels op de leer van Hippocrates en de leer van Galenus. De kern van beide leren hield in dat het menselijk lichaam bestond uit vier sappen die elk één van de vier elementen weerspiegelden. Hieraan werden de kwaliteiten hitte, koude, vochtigheid en droogte verbonden, die vervolgens bepalend waren voor de karaktereigenschappen van de mens. De vrouw werd door haar koude en vochtige kwaliteiten gekenmerkt door karaktereigenschappen zoals zwakte en emotionaliteit. De man werd daarentegen gekenmerkt door kracht en rationaliteit, die voortkwamen uit de kwaliteiten hitte en droogte.11 In de sociaal-culturele constructie van beide seksen die deels hierdoor ontstond

werd een grote plaats ingenomen door de opvatting dat de vrouw vanwege haar

8 G. Mak. Mannelijke vrouwen. Over grenzen van sekse in de negentiende eeuw. Amsterdam: Boom, 1997. 9 G. Mak, Mannelijke vrouwen. Over grenzen van sekse in de negentiende eeuw (Amsterdam: Boom, 1997), 16. 10 Ibidem, 100.

(8)

karaktereigenschappen ondergeschikt was aan de man. Vanuit deze opvatting ontstonden vervolgens bijvoorbeeld het mannelijke voogdijschap waaronder een vrouw viel en de opvatting dat vrouwen handelingsonbekwaam waren.12

De ondergeschikte positie van de vrouw heeft een grote plaats ingenomen in historisch onderzoek naar de vrouw waarin er vaak vanuit gegaan wordt dat het leven van de vrouw door die positie werd bepaald.13 De Nederlandse vrouw lijkt echter een andere positie in de

samenleving te hebben ingenomen. In Vrouw des huizes. Een cultuurgeschiedenis van de

Hollandse huisvrouw schetst Kloek een beeld van de vroegmoderne Hollandse (waarmee zij

‘Nederlandse’ bedoelt) huisvrouw die niet over zich heen liet lopen, haar gezin boven betaald werk verkoos en die gekarakteriseerd werd door haar ondernemerschap, bazigheid en properheid. Hoewel de beeldvorming van de Nederlandse huisvrouw door de tijd heen veranderde, vormen bovenstaande kenmerken volgens Kloek een rode draad in de omschrijving van het karakter van de Nederlandse huisvrouw.14 De achttiende-eeuwse

Hollandse huisvrouw had binnenshuis ‘de broek aan’ en lijkt niet geheel ondergeschikt te zijn geweest aan de man.

Ook Manon van der Heijden, Elise van Nederveen Meerkerk en Ariadne Schmidt stellen dat aantoonbaar is dat de vrijheden en mogelijkheden van vrouwen in de Republiek toenamen. Vrouwen kregen in de zestiende en zeventiende eeuw nieuwe mogelijkheden om te handelen en zelfstandig hun leven te leiden, zowel binnen als buiten het huwelijk.15 Met hun

onderzoek naar het al dan niet terugkerende patriarchaat reageren zij op het debat over de mate van bewegingsvrijheid en arbeidsparticipatie van vrouwen in de Republiek.16 Hun

onderzoek laat zien dat de vroegmoderne Nederlandse vrouw meer mogelijkheden en bewegingsvrijheid had dan over het algemeen wordt aangenomen. En die mogelijkheden en bewegingsvrijheid beperkten zich niet tot binnen het huwelijk, want ook buiten het huwelijk waren er volgens hen veel meer kansen voor meisjes en vrouwen dan over het algemeen wordt aangenomen.17

Zoals gezegd vormen de romans Het wonderlyk leven en De Bredasche heldinne als

12 O. Hufton, The prospect before her. A History of Women in Western Europe, Volume One 1500 – 1800

(Londen: Harper Collins Publishers, 1995), 60.

13 Zie bijvoorbeeld: M. E. Wiesner. Women and Gender in Early Modern Europe. Cambridge University Press,

2000.

14 E. Kloek, Vrouw des huizes. Een cultuurgeschiedenis van de Hollandse huisvrouw (Amsterdam: Uitgeverij

Balans, 2009), 10.

15 Ibidem, 29.

16 M. van der Heijden, E. van Nederveen Meerkerk en A. Schmidt. “Terugkeer van het patriarchaat? Vrije

vrouwen in de Republiek.” Tijdschrift voor sociale en economische geschiedenis 6 nr. 3 (2009): 26 – 52.

(9)

literaire bronnen de basis voor dit onderzoek. Beide romans zijn, voor zover bekend, de enige achttiende-eeuwse romans waarin een verhaal over rolomkering in de ik-vorm gestalte krijgt, daarom staan juist deze twee romans centraal in dit onderzoek. Daarnaast zijn de romans inhoudelijk interessant voor dit onderzoek naar opvattingen over vrouwen en vrouwelijkheid omdat de hoofdrolspeelsters door het aantrekken van mannenkleren voorbij gaan aan de algemeen aanvaarde en verwachte toebedeling van de vrouwelijke en mannelijke rol in de samenleving. Door als vrouw een mannelijke rol aan te nemen zetten Hendrik van den Berg en Maria van Antwerpen de achttiende-eeuwse sociaal-culturele verhoudingen tussen vrouwen en mannen op scherp. Ook is het gebruik van de romans als literaire bronnen interessant omdat literatuur gestalte geeft aan opvattingen en ideologieën die in een bepaalde cultuur als zo vanzelfsprekend gelden dat ze als waarheden worden beschouwd. Door literatuur als bron voor historisch onderzoek te gebruiken, is het mogelijk om de opvattingen en ideologieën die als waarheden werden beschouwd bloot te leggen.18 Die opvattingen en

ideologieën kunnen niet alleen verstevigd worden door literatuur, ze kunnen ook ter discussie gesteld worden of genuanceerd.19

Met name in de achttiende eeuw was literatuur sterk verbonden met de maatschappij. In hun onderzoek naar Nederlandse literatuur in de achttiende eeuw laten Inger Leemans en Gert-Jan Johannes zien dat er al vroeg in de achttiende eeuw sprake was van cultuurpessimisme in de Republiek.20 Na de Gouden Eeuw, een eeuw van voorspoed en bloei,

volgde de achttiende eeuw waarin de rol van de Republiek op het Europese toneel steeds minder belangrijk werd. Pas rond 1800 ontstond het idee dat de achteruitgang een relatieve achteruitgang was. Tot die tijd werd de oorzaak van het verval van de Republiek gezocht in de zeden. Literatuur werd vervolgens de manier bij uitstek om het moreel te verbeteren: auteurs zagen het als hun plicht om bij te dragen aan de gedachtevorming van de Nederlanders.21 Zo was literatuur niet alleen een weerspiegeling van bestaande opvattingen en

ideeën over de samenleving, maar droeg ze tevens actief bij aan de vormgeving van die samenleving.

Het beeld dat werd geschetst in achttiende-eeuwse spectatoriale essays, toneelstukken en romans was echter een geïdealiseerd beeld van de samenleving waarbij eenvoud, orde en

18 M. Kemperink en L. Vermeer, “Literatuur en wetenschap: een dynamische en complexe relatie. Enkele

theoretische en methodologische overwegingen” in Nederlandse Letterkunde 13, nr. 1 (2008): 57.

19 Kemperink en Vermeer, “Literatuur en wetenschap”, 41 - 42.

20 I. Leemans en G. Johannes. Worm en donder. Geschiedenis van de Nederlandse literatuur, 1700 – 1800.

Amsterdam: Bert Bakker, 2013.

21 I. Leemans en G. Johannes, Worm en donder. Geschiedenis van de Nederlandse literatuur, 1700 – 1800

(10)

harmonie werden benadrukt. Er werd dus niet een beeld gecreëerd van de werkelijkheid, maar een beeld van de samenleving zoals die zou moeten zijn. In literaire werken moesten de verschrikkelijkste tegenvoorbeelden de lezer duidelijk maken hoe het toch echt niet moest.22

Er ontstonden nieuwe literaire genres die moesten bijdragen aan het realiseren van dit doel. Waren in het begin van de zeventiende eeuw romans die bol stonden van wonderlijke en ongeloofwaardige gebeurtenissen populair, halverwege de zeventiende eeuw probeerden auteurs iedere associatie met die romans te vermijden. De wonderlijke verhalen konden de jeugd het hoofd op hol brengen en daarom ontstond in de zeventiende eeuw de conventie om, deels vanuit pedagogisch oogpunt, de romans te voorzien van een voorwoord met daarin de verzekering dat het hier niet om een roman ging, maar om een waarheidsgetrouw verslag.23 De

Nederlandse roman werd beïnvloed door de uit Spanje afkomstige picareske roman en daarnaast werd in de waarheidsgetrouwe romans de ik-vorm gehanteerd om het verhaal te vertellen.24 Deze manier van schrijven werd aan het einde van de zeventiende eeuw een op

zichzelf staand literair genre, namelijk het genre van de pseudo-autobiografie. Zowel het picareske genre als het pseudo-autobiografische genre werden vanaf de tweede helft zeventiende eeuw steeds populairder en beide passen in een bredere literaire ontwikkeling die in het overgrote deel van West-Europa plaatsvond.

Het wonderlyk leven en De Bredasche heldinne dragen beide kenmerken van de

picareske roman en de pseudo-autobiografie met zich mee. Daarnaast lijken beide romans te passen in de achttiende-eeuwse ontwikkeling van de roman als zedenkundig verhaal waarin voorbeelden van bijvoorbeeld jonge vrouwen die zich niet aan de idealen van de maatschappij dreigden te houden doordat ze zich (bijna) overgaven aan verleidingen en daardoor grote kans liepen hun eer te verliezen.25 Door de verbondenheid van achttiende-eeuwse literatuur aan de

maatschappij is het van belang om te onderzoeken binnen welke genres Het wonderlyk leven en De Bredasche heldinne passen en welke structuurelementen toegepast zijn in beide romans. De auteurs waren namelijk bewust en onbewust gebonden aan literaire conventies en werden in die zin bepaald in wat wel of niet gezegd en geschreven kon worden. Dit kan van invloed zijn geweest op de omschrijvingen van bijvoorbeeld vrouwen en mannen. Recent onderzoek van achttiende-eeuwse literatuur wijst dus uit dat het juist voor deze eeuw heel zinvol is om sociale, wetenschappelijke en politieke verbanden tussen teksten

22 Ibidem, 712. 23 Ibidem, 354 – 356.

24 I. Leemans, Het woord is aan de onderkant. Radicale ideeën in Nederlandse pornografische romans, 1670-1700 (Nijmegen: Uitgeverij Vantilt, 2002), 42.

(11)

voorop te stellen. Dit onderzoek wil aan deze nog jonge benadering een bijdrage leveren vanuit cultuurhistorisch perspectief. Gender is in het bijzonder een thema dat door al deze teksten heen speelt want opvattingen over vrouwen en mannen werden weerspiegeld in de achttiende-eeuwse spectatoriale essays, toneelstukken en romans. Aan de hand van de tegenvoorbeelden werd de lezer duidelijk gemaakt wat precies de opvattingen waren over het ideaalbeeld van de achttiende-eeuwse vrouw of man en wat er van vrouwen en mannen werd verwacht. De sociaal-culturele constructie van vrouwelijkheid en mannelijkheid wordt sinds de jaren tachtig van de twintigste eeuw onder de term gender onderzocht. Gender verwijst naar het sociaal-culturele onderscheid tussen vrouwen en mannen binnen een maatschappij of cultuur, een onderscheid dat deels samenhangt met de fysieke verschillen tussen beide seksen, maar dat daar niet volledig door bepaald wordt. Vooral de toegeschreven eigenschappen, capaciteiten, gedragingen en posities zijn doorslaggevend in de bepaling van de verschillen tussen vrouwen en mannen.26

Vanuit vrouwenstudies ontstond in de jaren tachtig van de vorige eeuw de focus op onderzoek naar gender, naar hoe in samenlevingen in het verleden bepaalde opvattingen en ideeën werden gevormd over wat het inhield om vrouw of man te zijn en naar de constante beweging van deze opvattingen en ideeën.27 Dit onderzoek mondde uit in een nieuwe tak van

historisch onderzoek, genaamd genderstudies. Waar het begrip ‘gender’ eerst vooral werd gebruikt als synoniem voor ‘vrouwen’ en daardoor andere categorieën, zoals mannen, buitensloot, kwam langzaamaan het besef dat het gebruik van het woord gender eerder duidt op insluiting dan uitsluiting: de verschillende rollen van vrouwen en mannen zijn impliciet in de betekenis van de term gender.28 Onderzoekers realiseerden zich dat niet alleen wat het inhoudt

om vrouw te zijn een sociale constructie is, maar dat dit ook geldt voor wat het inhoudt om man te zijn.29

Uit het citaat waarmee dit onderzoek is geopend, blijkt al enigszins welke opvattingen er over achttiende-eeuwse vrouwen en mannen bestonden. In de scène zit een vrouw achter het spinnewiel, de ‘huisduivel’, die vervolgens kapot wordt gemaakt door Hendrik van den Berg. Vervolgens trekken beide vrouwen mannenkleren aan en monsteren ze aan bij de vloot van de

26 M. E. Wiesner, Women and Gender in Early Modern Europe (Cambridge: Cambridge University Press, 2000),

3 - 4; D. Sturkenboom, Spectators van Hartstocht. Sekse en emotionele cultuur in de achttiende eeuw (Hilversum: Verloren, 1998), 23.

27 Wiesner, Women and Gender, 3; E. W. Nivre, Women and Family Life in Early Modern German Literature

(Rochester: Camden House, 2004), 7.

28 Nivre, Women and Family, 6; J. W. Scott, “Gender: a useful category of historical analysis” in American historical review, vol. 91, (1986): 1056 – 1057.

29 Voor meer informatie over de sociale constructie van vrouwen en mannen, zie: J. Butler. Gender Trouble: Feminism and the Subversion of Identity. Londen: Routledge, 1990.

(12)

Republiek. Ze laten de huishoudelijke taken die zij als vrouw dienden uit te voeren voor wat ze zijn en richten zich op iets geheel tegenovergesteld, namelijk als matrozen dienst doen in de marine, een taak weggelegd voor mannen. De taken van de vrouw is één van de thema’s die relevant bleken uit het bronnenonderzoek en de bestaande literatuur over algemene opvattingen over het vrouwbeeld. Aan de hand van dit thema en een aantal andere thema’s is dit onderzoek ingedeeld. Allereerst zullen in het eerste hoofdstuk de twee bronnen voor dit onderzoek bekritiseerd worden. In het tweede hoofdstuk zal het literaire genre waartoe beide bronnen behoren en het historische fenomeen vrouwen in mannenkleren nader toegelicht worden. Hoofdstuk drie, vier en vijf stellen ieder een bepaald thema centraal. In deze hoofdstukken worden eerst opvattingen over het algemene beeld van de vrouw en vrouwelijkheid weergegeven. Vervolgens zal onderzocht worden of deze thema’s in de romans weerspiegeld worden en hoe deze weerspiegeling overeenkomt met de algemene opvattingen van het vrouwbeeld. Hierbij zal echter niet alleen naar de vrouw en vrouwelijkheid gekeken worden, maar ook naar de man en mannelijkheid. Immers, het gendervraagstuk is gericht op inclusie in plaats van exclusie. Vrouwelijkheid en mannelijkheid zijn in die zin aan elkaar gerelateerd. Daarom wordt in dit onderzoek, hoewel zijdelings, ook gekeken naar de opvattingen over de man, om hierdoor vast te kunnen stellen wat het beeld was van de vrouw. Hoofdstuk drie onderzoekt karaktereigenschappen en gedragscodes: welk gedrag werd van een vrouw verwacht en welk gedrag van een man? Daarnaast komen in dit hoofdstuk ook impliciete verwijzingen naar vrouwen en vrouwelijkheid aan bod. Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan het moment van benadrukken van het ware geslacht van de hoofdpersonen: wanneer wordt wel en wanneer wordt niet expliciet vermeld wat het ware geslacht van de hoofdrolspeelster is? Hoofdstuk vier richt zich op het thema eer. Hoe belangrijk was de eer van een vrouw en hoe gaan de hoofdrolspeelsters met hun eer om, terwijl ze zich voordoen als een man? In het laatste hoofdstuk staat de maatschappelijke rol van de vrouw centraal: wat was haar rol in de samenleving? Welke werkzaamheden werden passend geacht voor de vrouw? Door het stellen van deze vragen en door de antwoorden op deze vragen in de bredere context van de achttiende eeuw te zetten, hoop ik meer inzicht te krijgen in de opvattingen over vrouwen en vrouwelijkheid in de Republiek en op deze manier een bijdrage te leveren aan onderzoek naar achttiende-eeuwse romans en opvattingen over gender.

(13)

Hoofdstuk 1

Het wonderlyk leven en De Bredasche heldinne

1.1. De ‘warachtige geschiedenis’ van Hendrik van den Berg

Rond 1700 verscheen op het fictieve uitgeversadres Jan Pottebol te Leiden Het wonderlyk

leven en de dappere oorlogs-daden, van de kloekmoedige land en zee-heldin. Het wonderlyk leven vertelt het verhaal van Hendrik van den Berg, een jonge vrouw die besluit

mannenkleren aan te trekken om vervolgens eerst ter land en dan ter zee haar vaderland te verdedigen. De meisjesnaam van Hendrik van den Berg blijft de lezer onbekend, net zoals de auteur, hetzij man, hetzij vrouw, van het verhaal anoniem blijft. Een originele versie van de eerste uitgave van Het wonderlyk leven, daterende uit 1700, bevindt zich in de Universiteitsbibliotheek van Leiden.30 Naast deze uitgave zijn er vier jongere uitgaven van

Het wonderlyk leven, daterende uit 1711, 1735, 1756 en 1780. De originele versies van deze

uitgaven bevinden zich in de universiteitsbibliotheken van Amsterdam en Leiden, de Koninklijke Bibliotheek Den Haag en The British Library te Londen.31

Voor zover bekend zijn er in de achttiende eeuw dus vier herdrukken verschenen, ervan uitgaande dat de editie van 1700 de vroegste uitgave is. Gezien de productie van Nederlandstalige romans tussen 1701 en 1800, is dit een vrij groot aantal herdrukken.32 Het

wonderlyk leven lijkt hiermee een populair verhaal te zijn geweest. In 1983 verscheen een

hernieuwde uitgave van Het wonderlyk leven waarin de tekst van de vroegste uitgave letterlijk is overgenomen. Deze hernieuwde uitgave is gebruikt voor dit onderzoek. Voorafgaand aan deze uitgave werd een kort essay uitgebracht, geschreven door Wiel Kusters. Hoewel Kusters

30 Het wonderlyk leven, en de oorlogs-daaden, van de kloekmoedige land en zee-

heldin, waarachtige geschiedenis.Leiden: J. Pottebol, omstreeks 1700: Universiteitsbibliotheek Leiden, signatuur 192 B 13:1

31 Het wonderlyk leven; en de dappere oorlogs-daaden, van de kloekmoedige land- en zeeheldin: Waarachtige geschiedenis. Amsterdam: wed. G. de Groot, 1711: Universiteitsbibliotheek Leiden, signatuur B 21 G.13:1; Het wonderlyk leven; en de dappere oorlogs-daaden, van de kloekmoedige land- en zeeheldin. Amsterdam: erve wed. G. de Groot, 1735: Universiteitsbibliotheek Amsterdam, signatuur OK 73-662, Koninklijke Bibliotheek Den Haag, signatuur KW 25 D 19, British Library Londen, General Reference Collection, signatuur 12580.a.9; De land- en zeeheldin, of de dappere oorlogs-daaden van den kloekmoedige heldin. Amsterdam: J. van der Heyden, 1756: Universiteitsbibliotheek Amsterdam OK 61-1938, Koninklijke Bibliotheek Den Haag KW 29 D 36; Het wonderlyk leven en de dappere oorlogs-daaden, van de kloekmoedige land- en zeeheldin. Amsterdam: erv. wed. J. van Egmont, 1780: Universiteitsbibliotheek Amsterdam, signatuur OK 06 1999.

(14)

niet de enige is die onderzoek heeft gedaan naar Het wonderlyk leven, is dit essay, ondanks dat het slechts veertien pagina’s telt, het uitvoerigst in het voorzien van informatie over het verhaal.33 Onderwerpen die Kusters bespreekt zijn onder meer het genre van Het wonderlyk

leven, het historisch gehalte, het waarheidsgehalte en het travestiemotief. Zijn onderzoek is

voornamelijk gebaseerd op reeds bestaande literatuur over deze onderwerpen, daarom is het onderzoek van Rudolf Dekker en Lotte van de Pol een waardevolle toevoeging. Dekker en Van de Pol hebben uit contemporaine kranten en ander archiefmateriaal kunnen achterhalen dat Willempje Gerrits, in deel twee van Het wonderlyk leven Hendriks’ bondgenote, een historische figuur is.34 Ook de informatie over de veld- en zeeslagen die in

het verhaal worden genoemd, lijkt gebaseerd te zijn op historische feiten.35 De toevoeging van

deze historische personen en gebeurtenissen aan een verder hoogstwaarschijnlijk fictief verhaal, lijkt een bewuste keuze van de auteur te zijn geweest, passend bij het genre van de picareske roman en de pseudo-autobiografie. Deze genres werden in de achttiende eeuw steeds populairder en kenmerkten zich door de ik-vorm waarin het verhaal geschreven werd en het waarheidsgetrouwe gehalte.36

Net als De Bredasche heldinne, de tweede bron gebruikt voor dit onderzoek, past Het

wonderlyk leven binnen beide genres. Daarnaast gaan beide verhalen over een vrouw die zich

in mannenkleren hult en zich vervolgens aanmeldt bij het leger. Travestie was een geliefd onderwerp voor achttiende-eeuwse auteurs, met name in pseudo-autobiografische vorm. Dit kon echter misleidend zijn voor het lezerspubliek want vaak was de informatie in de memoires en biografieën slechts ten dele gebaseerd op feiten en werd het echte verhaal van een vrouw zo vervormd dat het in meerdere verhalen paste.37 Beide bronnen passen dus goed

in de achttiende-eeuwse literaire context, zoals in het volgende hoofdstuk nog meer zal blijken.

1.2. De ‘merkwaardige levensgevallen’ van Maria van Antwerpen

De Bredasche heldinne, geschreven door Franciscus Lievens Kersteman, verscheen in 1751.

Dat feit en fictie lastig te onderscheiden zijn, met name in achttiende-eeuwse literatuur, blijkt

33 W. Kusters. Heldin in Broek. Maastricht: Scorpio, 1982. 34 Dekker en Van de Pol, Vrouwen in mannenkleren, 19, 124, 154. 35 W. Kusters, Heldin in Broek (Maastricht: Scorpio, 1982), 3. 36 Leemans, 52; Leemans en Johannes, 356.

(15)

vooral uit deze roman want hierin speelt Maria van Antwerpen, een historische figuur, de hoofdrol. Maria van Antwerpen werd op 17 januari 1719 in Breda gedoopt. Ze was de dochter van Jan van Antwerpen en Johanna de Swart. In 1781 overleed Maria en werd ze begraven in Breda.38 Vooral De Bredasche heldinne heeft ervoor gezorgd dat er vandaag de

dag veel informatie bekend is over Maria van Antwerpen. Daarnaast zijn er meerdere informatiebronnen die een beeld schetsen van het leven van Maria zoals een nieuwslied en de verslagen van Maria’s gerechtelijk verhoor uit 1769.39

Het origineel van De Bredasche heldinne bevindt zich in de Koninklijke Bibliotheek Den Haag.40 Voor zover bekend zijn er geen herdrukken verschenen, al blijkt uit een

krantenartikel in de Leeuwarder Courant dat De Bredasche heldinne in februari 1754 nog steeds verkrijgbaar was.41 In 1988 heeft Rudolf Dekker een nieuwe uitgave van De Bredasche

heldinne samengesteld, waarbij de originele tekst van de roman begeleid wordt door een

introductie over Maria van Antwerpen en achtergrondinformatie over de schrijver en het literaire genre waarbinnen De Bredasche heldinne zou kunnen passen. De originele tekst is overgenomen zonder wijzigingen, met uitzondering van een aantal drukfouten die hersteld zijn.42 De uitgave van Rudolf Dekker is voor dit onderzoek gebruikt.

Naast de introductie in De Bredasche heldinne, heeft Dekker meer onderzoek gedaan naar Maria van Antwerpen. Zo verscheen in 1985 een onderzoek naar Maria’s seksuele geaardheid, naar aanleiding van de verhoren uit 1769 waarin zij stelt ‘in de natuur een manspersoon, maar uiterlijk een vrouwspersoon’ te zijn.43 Ook in Daar was laatst een meisje

loos. Nederlandse vrouwen als matrozen en soldaten en Vrouwen in mannenkleren. De geschiedenis van een tegendraadse traditie, beide een samenwerking van Rudolf Dekker en

Lotte van de Pol, komt het levensverhaal van Maria van Antwerpen veelvuldig aan bod. Met name de resultaten uit het onderzoek Vrouwen in mannenkleren, dat tevens in het Engels verschenen is, worden internationaal gebruikt in onderzoek naar de Europese geschiedenis van vrouwen in mannenkleren.

Zoals gezegd verscheen De Bredasche heldinne in 1751 en werd het verhaal geschreven door Franciscus Lievens Kersteman. Slechts acht jaar na de uitgave van De

38 F. L. Kersteman en R. M. Dekker, De Bredasche heldinne (Hilversum: Verloren, 1988), 9. 39 Ibidem, 81 – 107.

40 F. L. Kersteman. De Bredasche Heldinne, of merkwaardige levens-gevallen van Maria van Antwerpen. Den

Haag: Ottho en Pieter van Thol, 1751. Koninklijke Bibliotheek Den Haag, KW 917 G 22.

41 Leeuwarder Courant, 2 februari 1754. Gevonden via www.delpher.nl, zoekwoorden: Maria + van +

Antwerpen + 18e eeuw + 1750 – 1759 (geraadpleegd januari 2018). 42 Kersteman en Dekker, De Bredasche heldinne, 21.

43 R. Dekker en L. van de Pol, “Maria van Antwerpen (1719 – 1781), een transseksuele vrouw uit de 18e eeuw?” Documentatieblad Werkgroep Achttiende Eeuw 17 (1985): 103-119; Kersteman en Dekker, 85.

(16)

Bredasche heldinne, werd deze gekopieerd en uitgegeven als het waargebeurde verhaal van

een andere vrouwelijke soldaat.44 Uit de vorige paragraaf is gebleken dat dit niet een

ongewoon fenomeen was, vanwege de populariteit van het onderwerp kwam dit regelmatig voor. Deze populariteit heeft er waarschijnlijk ook aan bijgedragen dat Kersteman aardig wat geld heeft verdiend aan het verhaal van Maria van Antwerpen, althans, zo stelt hij zelf in zijn autobiografie.45 Na De Bredasche heldinne heeft Kersteman nog een aantal romans

geschreven over vrouwelijke soldaten, net als zijn broer Petrus Lievens Kersteman.46

Het thema van de vrouwelijke soldaat was populair in de achttiende eeuw, net als het genre van de pseudo-autobiografie, waarin het van groot belang was dat de lezer overtuigd werd van de waarheid van het verhaal. In het geval van Maria van Antwerpen kan het zijn dat een deel van het verhaal daadwerkelijk waar gebeurd is, maar omdat feit en fictie erg dicht bij elkaar liggen in pseudo-autobiografieën, is het vrijwel onmogelijk om te onderscheiden wat feit is en wat fictie. Hoewel een groot deel van het verhaal overeenkomt met de verslagen van het gerechtelijk verhoor en hoewel het verhaal veel feiten en informatie bevat die alleen maar van Maria van Antwerpen afkomstig kunnen zijn, is het van belang om kritisch te blijven in het vaststellen van in hoeverre De Bredasche heldinne daadwerkelijk de waarheid weergeeft. Het is namelijk zeer waarschijnlijk dat Kersteman het verhaal enigszins heeft aangepast om te voldoen aan de normen van de populaire literatuur uit de achttiende eeuw.

Ook Maria van Antwerpen zou extra gemotiveerd kunnen zijn geweest om het verhaal aan te passen. Ze moest nog berecht worden en kon aan de hand van dit verhaal er wellicht voor te zorgen dat zij in positief daglicht werd geplaatst. Een detail waaruit dit reeds is gebleken, is de geboortedatum van Maria van Antwerpen. Hoewel de doopregisters aangeven dat zij op 17 januari 1719 is gedoopt, stelt ze in het boek dat ze in 1730 is geboren. Dekker suggereert dat Maria door het opgeven van een minder hoger leeftijd een huwelijk probeerde te verbergen.47 Hieruit blijkt dat ondanks dat De Bredasche heldinne beschouwd zou kunnen

worden als waar gebeurd, er bij verder onderzoek altijd rekening moet worden gehouden met de motieven van de auteurs en tevens het genre waarbinnen de betreffende ‘roman’ valt.

44 Lynn II, 172.

45 F. L. Kersteman, Het leven van F. L. Kersteman, door hem zelven beschr. (Amsterdam: 1792), deel I, 102. 46 P. L. Kersteman en R. Schreijnders, De Vrouwelijke Cartouche (Muiderberg: Coutinho, 1987), 11. 47 Kersteman en Dekker, 9 – 10.

(17)

Hoofdstuk 2

Literaire genres en travestie in Het wonderlyk leven en De Bredasche heldinne

2.1. De picareske roman

Het wonderlyk leven en De Bredasche heldinne zijn romans die deels de kenmerken dragen

van het genre van de picareske roman. De picareske roman is afkomstig uit zestiende-eeuws Spanje, waar de samenleving getekend werd door sociale onrust door almaar woedende oorlogen en de uitdrijving van Moren en Joden. De voedingsbodem voor het genre waren de bedelaars, gevluchte soldaten en verarmde adel die de gevolgen van de sociale onrust aan den lijve ondervonden.48 Het genre heeft verschillende kenmerken: de picareske roman heeft een

zeker realiteitsgehalte en deze is in de eerste persoon geschreven in een fictionele maar autobiografische schrijfstijl. De hoofdrolspeler is een zogenaamde picaro of schelm. Deze schelm is geboren in een lage klasse en moet zich staande proberen te houden in de criminele en instabiele situatie waarin het land verkeert. De schelm ondergaat een psychologische transformatie en is betrokken bij illegale praktijken waarbij hij of zij andere mensen misleid.49

Picareske romans zijn doorspekt met de bijzondere avonturen die de schelm beleeft. De schelm vertelt over allerlei zwerftochten, tegenslagen, listen en vermommingen waarin chaos en verwarring overheersen.50

In de late zestiende en vroege zeventiende eeuw bereikte de populariteit van het picareske genre in Spanje zijn hoogtepunt. Aantrekkelijk aan het genre waren de sociale satire en de vaak komisch van aard zijnde avontuurlijke verhalen. Het eerste voorbeeld van de Spaanse picareske roman is Lazarillo de Tormes, geschreven tussen 1550 en 1552.51 Hoewel

Lazarillo zich inderdaad staande probeert te houden in de samenleving waarin hij zich bevindt, kan hij niet beschouwd worden als een ‘echte’ schelm: hij doet weinig wat God verboden heeft en de enige keer dat hij iets steelt, doet hij dat omdat hij honger heeft.52 Na een

bloeiperiode in Spanje, werd het genre ook in West-Europa bekend, waaronder in Nederland.

48 Leemans, 58.

49 J. A. Garrido Ardila, “Chapter 1. Origins and definition of the picaresque genre” in The Picaresque Novel in Western Literature. From the Sixteenth Century to the Neopicaresque, ed. J. A. Garrido Ardila (Cambridge: Cambridge University Press, 2015), 14 – 15; Leemans, 58.

50 Kusters, Heldin in Broek, 5.

51 Garrido Ardila, “Chapter 1. Origins and definition of the picaresque genre”, 2. 52 Leemans, 59.

(18)

Bovenstaande kenmerken van het picareske genre worden echter zelden allemaal teruggevonden in picareske verhalen die na de zestiende eeuw werden geschreven.53

In de zeventiende en achttiende eeuw verspreidde het genre zich in aangepaste vorm door West-Europa waar het enorm populair werd. Verschillende auteurs schreven over verschillende omstandigheden en voor verschillende doeleinden, waardoor ieder picareske verhaal anders was dan de vorige. De belangrijkste kenmerken van het picareske genre werden: een verhaallijn waarin allerlei gebeurtenissen plaatsvinden die verteld worden met als doel verklarend te zijn voor de bepaalde omstandigheid waarin de hoofdpersoon zich bevindt; impliciete satire die de sociale vooroordelen van de auteur weerspiegelt en de schelm die de hoofdrolspeler is. Daarnaast is het voor de hoofdrolspelers mogelijk om, in tegenstelling tot de oorspronkelijke picareske verhalen, omhoog te klimmen langs de sociale ladder van de samenleving.54 In Nederland valt op dat het genre sterker aangepast werd: de avonturen zijn

onwaarschijnlijk, de moralisaties ongeloofwaardig en er is weinig sociale satire terug te vinden in de romans. Daarnaast speelt liefde een grotere rol in de Nederlandse ‘picareske’ roman.55

Of er ook picareske romans zijn geschreven door Nederlandse auteurs is moeilijk te zeggen wegens de anonimiteit van de auteur. Het bekendste voorbeeld van een picareske roman, daadwerkelijk geschreven door een Nederlandse auteur is Den vermakelyken

avanturier, ofte De wispelturige, en niet min wonderlyke levens-loop van Mirandor, in 1695

geschreven door Nicolaes Heinsius.56 Daarnaast zijn er meer zeventiende- en

achttiende-eeuwse romans die gekenmerkt worden door de literaire eigenschappen van de picareske roman. Zo ook Het wonderlyk leven en De Bredasche heldinne. De chaos en verwarring die in beide romans ontstaat, wordt veroorzaakt doordat de vrouwelijke hoofdrolspelers mannenkleren aantrekken en als Hendrik van den Berg en Jan van Ant door het leven gaan. De vrouwen besluiten, na een ongelukkig leven als vrouw, mannenkleren aan te trekken om zo hun kansen in het leven te verbeteren.

Maria van Antwerpen, alias Jan van Ant, krijgt in De Bredasche heldinne heel wat tegenslagen te verduren, wat haar er uiteindelijk toe drijft om mannenkleren aan te trekken. Als jong meisje verliest ze beide ouders en komt ze terecht bij haar onvriendelijke tante. Al gauw gaat ze aan het werk als dienstmeisje, maar als ze bij terugkomst van haar verlof een

53 Garrido Ardila, 15. 54 Ibidem, 15 – 16. 55 Leemans, 60.

(19)

ander meisje in haar plaats vindt, worden de zaken zo mogelijk nog problematischer. Het is namelijk midden in het winterseizoen, dus er worden geen nieuwe dienstmeisjes aangenomen. Maria is bang dat ze zich tot een oneerbaar leven moet wenden. Uit de woorden die ze spreekt blijkt haar wanhoop:

‘Wat wilde ick arme Sloof doen (…) ick voorsag wel dat ik in een ellendige staat stond gebragd te werden’57

en,

‘Op een nagd dat ik overstelpt van droefheyd, myne rampzalige toestand overwoog, en naer lang gepeynst te hebben, hoe ongeluckig het is Ouderloos te syn, en ontblood van de ondersteunig van raad en daet te wesen, insonderheid voor een Dogter van die teedere jonkheid, waar in ik my bevond’58

Maar door goddelijke ingeving bedenkt ze een oplossing: ze trekt mannenkleren aan en gaat het leger in. Zo weet ze een uitzichtloze situatie te veranderen in een situatie waarin ze haar levensgeluk wellicht kan vergroten. Hoe droef en wanhopig haar situatie was vóór haar transformatie, zo glorieus vervult Maria haar rol als man. Ze misleidt de mensen om zich heen en is zo succesvol als soldaat dat haar tot twee maal toe een promotie aangeboden wordt, echter krijgt ze toch steeds weer te maken met tegenslagen, want

‘(…) door de een of andere onverwagte verandering, is my het steygen tot die fortuyn trap telkens belet.’59

De grootste misleiding is echter Maria’s huwelijk met een officiersdochter. Als man verkleedt, is Maria geen ‘lelyke Jongen’60 en ze weet de dochter te verleiden tot een huwelijk.

Steeds weet ze door listen en bedrog te voorkomen dat haar echtgenote erachter komt dat ze eigenlijk een vrouw is. De verwarring en chaos moeten dan ook groot geweest zijn als niet alleen Maria, maar ook haar echtgenote gearresteerd wordt en deze laatste erachter komt dat ze met een vrouw getrouwd is.

Ook de kloekmoedige land- en zeeheldin, alias Hendrik van den Berg, weet de mensen om zich heen te misleiden met haar mannelijke kleding. Maar niet alleen de mensen om haar heen, ook zijzelf is verward als ze zichzelf voor het eerst in mannenkleren ziet:

57 Kersteman en Dekker, 29-30. 58 Ibidem, 30.

59 Ibidem, 46. 60 Ibidem, 31.

(20)

‘doen geleek ik in dese kleeding en met dese toetakeling so natuurlyk een Manspersoon, dat niet alleen alle anderen daer in bedrogen waren, maer dat ik my ook self byna inbeelde te gelyk met de kleeding van geslacht veranderd te syn, meer als tienmael moesten myn handen my daer van overtuigen eer ik my ter deeg wys kon maken, dat ik iets Vrouwelyks onder dit gewaet verborgen droeg.’61

Eenmaal getransformeerd tot man, beleeft Hendrik van den Berg allerlei avonturen vol geweld en romance. Hendrik van den Berg weet een aantal vrouwen te verleiden om zo praktisch voordeel te verkrijgen uit de relaties die daaruit ontstaan. In Het wonderlyk leven gaan de verleidingen echter zo ver dat een ervan uitmondt in een crime passionel. Het betreffende verliefde meisje is zo verward en beschaamd door de bekendmaking van Hendriks ware sekse dat ze een (mislukte) moordaanslag pleegt. Om de chaos compleet te maken, doet het meisje dat terwijl ze verkleedt is als boerenknecht.

2.2. De vroegmoderne pseudo-autobiografie

In de periode 1670 - 1700 nam het aantal reflectieve voorredes van romans toe waarin de auteur het waarheidsgehalte van de roman in kwestie benadrukte. Het fictionele gehalte van de originele romans werd steeds meer gewantrouwd door het opkomend rationalisme en de argwaan van het Nederlands calvinisme jegens verbeelding.62 Onrealistische gebeurtenissen

en wonderen in romans waren niet langer gewenst en de nieuwe roman waarin waar gebeurde verhalen verteld werden, steeg in aanzien. Verhalen over het privéleven van bekende personen, pseudo-memoires en biografieën werden steeds populairder. De gebeurtenissen in het verhaal hadden vaak recent plaatsgevonden, zodat de auteurs konden stellen dat ze de informatie van getuigen hadden vernomen. Vanuit de reflectieve voorredes ontstond het genre van de pseudo-autobiografie.

Dit genre was in Frankrijk al enige tijd populair, maar de Nederlandse variant verschilt van de Franse in het feit dat Franse pseudo-autobiografieën vrijwel allemaal gebaseerd zijn op de levensverhalen van mensen die werkelijk hebben bestaan. Daarnaast is de Nederlandse pseudo-autobiografie beïnvloed door picareske genre-eigenschappen, zoals de schelm die zijn of haar eigen levensverhaal vertelt.63 De pseudo-autobiografie veranderde het karakter van de

61 Boosten en Kusters, Het wonderlyk leven, 14 – 15. 62 Leemans, 42.

(21)

Nederlandse roman doordat deze een zekere chronologie in het verhaal vereiste. Was de roman voorheen een aaneenrijging van anekdotes en losstaande avonturen, nu was het in het belang van de geloofwaardigheid van de roman dat het levensverhaal gestructureerd en chronologisch verteld werd. Daarnaast kreeg de roman meer diepgang omdat de hoofdpersoon zelf aan het woord kwam. Een verschil met de vroege, zeventiende-eeuwse pseudo-autobiografieën en de achttiende-eeuwse pseudo-autobiografieën is dat de vroege pseudo-autobiografieën vooral gericht zijn op het handelen van de personages en de latere pseudo-autobiografieën op diens geestelijke en emotionele leven.64

Een verschil met de vroege roman is tevens dat de pseudo-autobiografie volledig in de ik-vorm wordt verteld en het waarheidsgehalte zorgt ervoor dat er geen afstand meer is tussen de verteller en het verhaalde. Hierdoor kan de auteur niet meer als het ware uit het verhaal stappen om moralistische kanttekeningen te maken. In de oorspronkelijke picareske roman werd hiervoor bijvoorbeeld de aan het einde van het verhaal tot inkeer komende hoofdpersoon ingezet. Deze strategie kenmerkt tevens de pseudo-autobiografie. Daarnaast ontstaat, doordat het verhaal over het algemeen geschreven wordt alsof alle gebeurtenissen reeds plaatsgevonden hebben, de mogelijkheid om hier en daar tussendoor al vooruit te wijzen naar straffen of het tot inkeer komen van de hoofdpersoon.65

Het doel van de schrijvers van pseudo-autobiografische verhalen was om de lezer ervan te overtuigen dat het verhaal dat ze lazen niets anders dan de waarheid weerspiegelde. De lezer was echter niet zomaar overtuigd van de beweringen van de schrijver en daarom deden de schrijvers een aantal geraffineerde kunstgrepen en trucs die de lezer moesten misleiden. Het feit dat de verhalen gedrukt werden, gaf ze meer gewicht, wat in combinatie met de kunstgrepen van de auteurs misleidend kon zijn want de verhalen stonden meestal bol van de verzonnen verhalen in plaats van feitelijke gebeurtenissen.66

De kenmerkende literaire trucs die de auteur inzette, zijn ook terug te vinden in Het

wonderlyk leven en de dappere oorlogs-daden, van de kloekmoedige land en zee-heldin en De Bredasche heldinne. Een eerste kenmerk is dat de misleiding reeds begint bij de titel, want het

woord ‘roman’ werd van de titelpagina verbannen. Romans hadden de reputatie lichtzinnig en immoreel te zijn en dit paste niet bij het realistische gevoel dat de auteur wilde opwekken met

64 Ibidem, 74. 65 Ibidem. 66 Lynn II, 169.

(22)

zijn of haar verhaal.67Met de titels en ondertitels van de bronnen voor dit onderzoek worden

de verhalen dan ook ‘merkwaardige levens-gevallen’, ‘Het wonderlyk leven’ en ‘warachtige geschiedenis’ genoemd, waarmee aangegeven wordt dat de verhalen niet slechts een roman zijn, maar een heuse geschiedenis. Vervolgens gaat de misleiding verder in het voorwoord, vaak geschreven door de ‘uitgever’. De uitgever is één van de drie ‘personen’ die een aandeel hebben in het verhaal. Allereerst is er de auteur, die meestal anoniem blijft. Vervolgens is er de verteller, dat is de ik-persoon, en tot slot de uitgever. Beide laatste ‘personen’ zijn verzonnen: ze zijn vaak één en dezelfde als de auteur, die zich dus bijvoorbeeld uitgever noemt en stelt dat hij slechts iets uitgeeft wat per toeval in zijn handen terecht gekomen is.68

Daarnaast is de functie van ‘uitgever’ noodzakelijk om het verschil te verklaren tussen de naam van de auteur op de kaft, of de anonieme auteur, en de naam van de hoofdrolspeler, die het verhaal vertelt, althans, daarvan moet de lezer overtuigd worden.69

Zowel Het wonderlyk leven als De Bredasche heldinne is voorzien van een voorwoord. Van De Bredasche heldinne weet de lezer wie het voorwoord heeft geschreven, namelijk Franciscus Lievens Kersteman, maar het voorwoord van Het wonderlyk leven is geschreven door de ‘boekverkoper’ die vervolgens anoniem blijft. Kenmerkend voor de pseudo-autobiografie is dat in het door de uitgever geschreven voorwoord een aantal trucs te ontdekken is dat de lezer van het hoge waarheidsgehalte van het verhaal moet overtuigen. Allereerst is een verklaring belangrijk: waarom heeft de uitgever het verhaal gepubliceerd? De lezer moest er van overtuigd worden dat het verhaal daadwerkelijk iemands levensverhaal was en daarom moest er een plausibele reden voor de uitgave op papier gezet worden. Volgens Kersteman wilde hij De Bredasche heldinne schrijven en uitgeven omdat het verhaal van Maria van Antwerpen zo snel zo veel aandacht had gekregen, ‘dog soo verwart’70

dat hij zichzelf ten doel had gesteld om ‘het Egt in ’t ligd te brengen’.71 Dit werd hem

ingegeven toen hij tegelijk met Maria van Antwerpen ‘een klyne retraite van eenige maanden in deselfde plaats’72 moest nemen. Kersteman achtte het als zijn morele verplichting jegens de

lezer om zijn bevindingen in boekvorm uit te brengen, om er tevens voor te zorgen dat het verhaal van Maria van Antwerpen eens en voor altijd op de juiste manier op papier voor groot

67 Leemans en Johannes, 59, 355 – 356; Kusters, 2; P. Stewart, Imitation and Illusion in the French Memoir-Novel, 1700-1750. The Art of Make-Believe (Londen: Yale University Press, 1969), 6.

68 Stewart, Imitation and Illusion, 33, 61.

69 H. Vandevoorde, “Le nouveau journal in de Nederlandse literatuur. Een terreinverkenning.” in De experimentele encyclopedische roman: tussen archief en autofictie, ed. G. Martens (Gent: Academia Press, 2009), 44.

70 Kersteman en Dekker, 25. 71 Ibidem.

(23)

publiek bekend zou worden. Een heel nobel streven zou men kunnen concluderen. In Het

wonderlyk leven stelt de uitgever dat er meer voorbeelden zijn van vrouwen die hun leven op

het spel hebben gezet voor het vaderland, maar dat er geen enkele vrouw is die met zoveel ‘drift’ mannelijke kleren aan wilde trekken om vervolgens ten strijde te trekken als de heldin in dit verhaal.73 Dit was voor de uitgever reden genoeg om het ‘waargebeurde’ verhaal van

Hendrik van den Berg uit te geven.

Een kenmerk van de pseudo-autobiografie is ook de letterlijke mededeling dat het betreffende verhaal waar gebeurd is.74 Dit is terug te zien in Het wonderlyk leven, waarbij

tegelijk gerefereerd wordt aan de immoraliteit van de roman en het volgende kenmerk: (oog)getuigen. Door deze getuigen hoeft de lezer er niet aan te twijfelen dat hetgeen hij of zij leest de waarheid is. In een ander geval zou er wel degelijk reden tot twijfel zijn, ‘vermids’er al meer Boeken in het licht zyn gekomen die van Heldinnen handelen welke juyst in alles de waarheyd niet en zeggen.’75 Die verhalen laat de uitgever echter over aan ‘de genen die

vermaak scheppen in Romans te lesen, daar de gevallen wel zo wonderlyk in zyn’.76

Hoe wonderlijk de gebeurtenissen in romans doorgaans zijn, zo wonderlijk zijn echter ook de gebeurtenissen die in dit ‘waar gebeurde’ verhaal voorkomen. De boekverkoper waarschuwt de lezer vooraf voor deze bizarre gebeurtenissen, die toch echt waarheid zijn, ‘Een ieder weet wel, hoe veel aangenamer het is de waarheid te lesen als diengen die slechts versind zyn om den geeft te lief-koosen.’77 Deze waarschuwing vooraf is een truc die de

auteur inzette om zichzelf niet te verdacht te maken door juist allerlei excuses te bedenken voor de bizarre gebeurtenissen die in het verhaal zouden worden beschreven. Het was namelijk tevens gebruikelijk om de lezer te vertellen dat hoe bizar het verhaal ook mocht klinken, dat de gebeurtenissen lang zo vreemd niet waren als men in staat was ze goed te begrijpen. Maar om dit te vaak vooraf te zeggen en zichzelf daarmee verdacht te maken, vermelde de auteur er in sommige gevallen slechts een waarschuwing vooraf.78

De voorwoorden van de pseudo-autobiografieën staan bol van de literaire tactieken waarmee de lezer overgehaald wordt het verhaal als waarheid te beschouwen. In het verhaal zelf werd echter ook een aantal tactieken toegepast om hetzelfde doel te bereiken. De belangrijkste en meest voor de hand liggende is de ik-vorm waarin de verhalen werden 73 Boosten en Kusters, 11. 74 Stewart, 96, 172. 75 Boosten en Kusters, 11. 76 Ibidem, 12. 77 Ibidem, 12. 78 Stewart, 176-181.

(24)

geschreven.79 Zowel De Bredasche heldinne als Het wonderlyk leven zijn in de ik-vorm

geschreven. Ook het gebruik van streepjes en puntjes op de plaats waar namen horen te staan, was een manier om het vertrouwen van de lezer te winnen. De streepjes en puntjes moesten de anonimiteit van de betreffende persoon waarborgen en de lezer het idee geven dat het om een belangrijk persoon ging wier reputatie beschermd diende te worden.80 In De Bredasche

heldinne is dit een veel toegepaste tactiek. De namen van bijvoorbeeld de huishoudens waar

Maria van Antwerpen als meid werkte en de namen van haar oversten in het leger worden op deze manier geheim gehouden en alleen weergegeven met een initiaal gevolgd door een aantal puntjes, bijvoorbeeld ‘den Oversten T …., onder wiens Compagnie ik was’.81

Een tegenovergestelde tactiek was juist het volledig vermelden van namen van bekende personen.82 Deze tactiek wordt in Het wonderlyk leven toegepast. Hierbij past ook het

verwerken van contemporaine, grote gebeurtenissen in het verhaal. Met name oorlogen namen in de pseudo-autobiografieën een prominente rol in omdat oorlogen impact hadden op de gehele bevolking en de lezer zich dus (deels) kon identificeren met de belevenissen van de hoofdrolspeler.83 In Het wonderlyk leven worden bijvoorbeeld meerdere militaire

gebeurtenissen bij naam genoemd, zoals de belegering van Atrecht en de Slag bij Lowestoft.84

Deze militaire gebeurtenissen hebben beide werkelijk plaatsgevonden en dit kon de lezer overtuigen van de waarheid van het verhaal. Daarnaast noemt de auteur meerdere namen van bekende mensen die deel hadden genomen aan deze veld- en zeeslagen, zoals Cornelis Tromp.85

Opvallend is dat Hendrik van den Berg zich in het tweede deel van Het wonderlyk

leven samen met Willempje Gerrits aanmeldt bij de vloot. Willempje Gerrits is namelijk een

historische figuur. Ze was busschieter op de vloot en contemporaine kranten melden dat Willempje na haar diensttijd aan het hof van Willem III werd ontvangen.86 Door het

waargebeurde verhaal van Willempje in het verhaal van Hendrik van den Berg te verwerken, werd het verhaal van Hendrik van den Berg geloofwaardiger. Immers, andere vrouwen waren Hendrik voorgegaan en hadden dergelijke avonturen beleefd dus dit was een echte mogelijkheid. Ook de ontmoeting met de koning wordt in het verhaal gebruikt, want ook

79 Ibidem, 34.

80 Ibidem, 273; Leemans, 43.

81 Kersteman en Dekker, 47, Dekker concludeert dat het hier om H. J. Trip gaat. 82 Stewart, 217, 270.

83 Ibidem, 213.

84 Boosten en Kusters, 16, 91; Kusters, 3. 85 Boosten en Kusters, 91; Stewart, 233.

(25)

Hendrik van den Berg wordt aan het hof uitgenodigd. De lezer moest nu haast wel overtuigd zijn van het waarheidsgehalte van het verhaal.

In De Bredasche heldinne zien we tevens af en toe dat Maria van Antwerpen zich verontschuldigt voor de daden die ze heeft begaan of zal begaan. Hiermee sluit het verhaal aan bij de moralistische vermaningen die men terug kan vinden in de vroegmoderne pseudo-autobiografie. Echter, in het geval van Maria van Antwerpen is het tevens van belang om bewust te blijven van het feit dat Maria een historische figuur is en dat haar pseudo-autobiografie geschreven is vóór het plaatsvinden van haar rechtszaak. Het kan dus zijn dat zij deze moralistische vermaningen tevens heeft ingezet om in positief daglicht te komen. Op het moment dat Maria wil gaan vertellen over haar voorgenomen huwelijk, maakt ze vooraf een soort excuus aan de lezer: ‘Dit is de plaats daar ik de grootste buytenspoorigheid en de meeste onbedagtsaamheid heb bedreven, die ik my wel wagten soude aan ’t gemeen kundig te maken’.87 Aan het einde van De Bredasche heldinne wordt tevens een soortgelijke

verontschuldiging gemaakt:

‘Ick heb alles van de genade van een grootmoedig Vorst, en de wysheid van myn Regters te hoopen, met al myn onbedreventheid stel ik geensints in twyfel, of hetgeen ik ter Liefde, genegentheid, en als eene loutere sugd voor het Vaderland heb gedaan, tot myn

verontschuldiging in aanmerking sal koomen, dog soo de buytenspoorigheeden en den misslag, waar in ik my onbedagtelyk gewikkeld hebbe, te veel teegen de wetten sondigen, dat men daar op geen gade kan slaan, en mitsdien myn Eer niet kan gedekt blyven, vertrouw ik nogtans dat myn leeven uyt dien hoofden gereddet sal zyn.’88

In dit citaat verontschuldigt Maria zich tevens voor het sluiten van haar huwelijk met een vrouw. Wat betreft het huwelijk vertelt ze de lezer meerdere malen dat zij haar vrouw ‘als Suster’89 heeft aangenomen, wellicht als geruststelling voor de lezer, of als verdediging voor

haar op handen zijnde rechtszaak.

Aldus werden diverse kunstgrepen gedaan om de lezer te overtuigen van de waarheid van het geschreven verhaal. Zowel De Bredasche heldinne als Het wonderlyk leven hebben de kenmerken van een vroegmoderne pseudo-autobiografie en zoals uit de vorige paragraaf gebleken is, de kenmerken van de picareske roman. Beide genres waren populair in de achttiende eeuw en de auteurs van de verhalen zijn hierdoor hetzij bewust, hetzij onbewust

87 Kersteman en Dekker, 62. 88 Ibidem, 76.

(26)

beïnvloed. Deze analyse laat zien dat bij het onderzoeken van de bronnen, het van belang is de literaire achtergronden waartegen de verhalen geschreven zijn te onderzoeken om zo te bepalen wat gebruikelijk was in de achttiende eeuw en wat ongebruikelijk was. Welke omschrijvingen of scènes waren volledig volgens de normen van de achttiende eeuw en welke juist niet? Met name voor De Bredasche heldinne geldt dat ondanks dat deze biografie grotendeels gebaseerd is op historische feiten, men toch rekening moet houden met het feit dat er bepaalde literaire strategieën zijn toegepast om het verhaal nóg geloofwaardiger te maken. Hieruit blijkt dat grens tussen feit en fictie flinterdun is.

(27)

Hoofdstuk 3

Vrouwen versus mannen

‘eyndelyk sy deed alles, wat men van een Vrouwspersoon verwachten kon, die sig tot so ver door haer driften heeft laten vervoeren’90

3.1. De koude vrouw en de warme man

Het gedachtegoed van Galenus bepaalde lange tijd hoe men dacht over het vrouwelijk en het mannelijk lichaam en over de positie die vrouwen en mannen in de samenleving behoorden in te nemen. De vrouw werd geacht gehoorzaam te zijn aan de man. Dit was gebaseerd op de Bijbel maar ook op de klassieke ‘humorenleer’ van Galenus. De Wetenschappelijke Revolutie veranderde, net als de Reformatie, niet veel aan de opvattingen over de ondergeschiktheid van de vrouw aan de man. Het discussiepunt waarover wetenschappers zich in de eerste helft van de achttiende eeuw vooral bogen, was het bestaan en de functie van vrouwelijk sperma. Pas halverwege de achttiende eeuw veranderden de opvattingen over de vrouw enigszins.91 Deze

opvattingen veranderden echter niet rigoureus: de humorenleer van Galenus was nog steeds een autoriteit in de medische wetenschap en deze rechtvaardigde ook in de achttiende eeuw de ondergeschiktheid van de vrouw.

Centraal in deze leer stond het idee dat het lichaam bestond uit vier sappen, ‘humores’, namelijk bloed, slijm, gele gal en zwarte gal. Deze sappen werden geacht te corresponderen met de elementen aarde, lucht, vuur en water die vervolgens geassocieerd werden met de kwaliteiten hitte, koude, vochtigheid en droogte. Ieder persoon bezat deze kwaliteiten in meerdere of mindere mate, maar ze waren seksegerelateerd waarbij Galenus stelde dat mannen heter en droger waren en vrouwen kouder en natter.92 Vanuit de humorenleer

ontstond de temperamentenleer die gericht was op fysieke aanleg en karakter. De kwaliteiten uit de humorenleer werden verbonden aan bepaalde fysieke en mentale eigenschappen.93

90 Boosten en Kusters, 27.

91 T. Laqueur, Making Sex. Body and gender from the Greeks to Freud (Londen: Harvard University Press,

1990), 149-150; Wiesner, 30.

92 Wiesner, 32.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Zou het bijvoorbeeld een idee zijn om de lange termijn planning kritisch door te lopen en te kijken welke projecten uitgesteld zouden kunnen worden..

Hoewel de federale minister van Arbeid bevoegd is voor de paritaire comités, had ik de Vlaamse minis- ter bevoegd voor Welzijn hierbij willen vragen in welke mate hij of zijn

“Als ik voor het leven had gekozen, dan zou ik voor foltering hebben gekozen.” Ewerts vrouw Mary, die haar man in zijn laatste uren bijstond, verdedigde de documentaire.. “Wanneer

Ik ben er zeker van dat deze verhalen – ik ken er veel andere – herkenbaar zijn: velen hebben het in hun eigen omgeving?. meegemaakt, met de eigen ouders

De politieke werkelijkheid van eind twaalfde eeuw, waarin de spanningen tussen de Capetingische Franse koning en diens grote leenmannen hoog opliepen, leidde dus tot het ontstaan

[r]

Hoe rijmt het college bovenstaande met het feit dat het onderzoek van Bureau Beke laat zien dat Ecovrede voor een belangrijk deel verantwoordelijk is voor de dagbesteding van dak-

Slegs algemene wette word nagespeur en die mens word objek. In hierdie maatskappy van versaaklikte kollektiwisme word die medemens benut vir eie behoefte, selfs