• No results found

‘eyndelyk sy deed alles, wat men van een Vrouwspersoon verwachten kon, die sig tot so ver door haer driften heeft laten vervoeren’90

3.1. De koude vrouw en de warme man

Het gedachtegoed van Galenus bepaalde lange tijd hoe men dacht over het vrouwelijk en het mannelijk lichaam en over de positie die vrouwen en mannen in de samenleving behoorden in te nemen. De vrouw werd geacht gehoorzaam te zijn aan de man. Dit was gebaseerd op de Bijbel maar ook op de klassieke ‘humorenleer’ van Galenus. De Wetenschappelijke Revolutie veranderde, net als de Reformatie, niet veel aan de opvattingen over de ondergeschiktheid van de vrouw aan de man. Het discussiepunt waarover wetenschappers zich in de eerste helft van de achttiende eeuw vooral bogen, was het bestaan en de functie van vrouwelijk sperma. Pas halverwege de achttiende eeuw veranderden de opvattingen over de vrouw enigszins.91 Deze opvattingen veranderden echter niet rigoureus: de humorenleer van Galenus was nog steeds een autoriteit in de medische wetenschap en deze rechtvaardigde ook in de achttiende eeuw de ondergeschiktheid van de vrouw.

Centraal in deze leer stond het idee dat het lichaam bestond uit vier sappen, ‘humores’, namelijk bloed, slijm, gele gal en zwarte gal. Deze sappen werden geacht te corresponderen met de elementen aarde, lucht, vuur en water die vervolgens geassocieerd werden met de kwaliteiten hitte, koude, vochtigheid en droogte. Ieder persoon bezat deze kwaliteiten in meerdere of mindere mate, maar ze waren seksegerelateerd waarbij Galenus stelde dat mannen heter en droger waren en vrouwen kouder en natter.92 Vanuit de humorenleer ontstond de temperamentenleer die gericht was op fysieke aanleg en karakter. De kwaliteiten uit de humorenleer werden verbonden aan bepaalde fysieke en mentale eigenschappen.93

90 Boosten en Kusters, 27.

91 T. Laqueur, Making Sex. Body and gender from the Greeks to Freud (Londen: Harvard University Press, 1990), 149-150; Wiesner, 30.

92 Wiesner, 32.

Hitte werd beschouwd als de beste kwaliteit, waardoor mannen, zijnde heet en droog, rationeler en creatiever waren dan de vrouwen, die door hun koude en natte kwaliteiten als zwak, passief, jaloers en leugenachtig werden beschouwd. Mannen daarentegen werden geassocieerd met kwaliteiten als moed, eerlijkheid, rede en fysieke en mentale kracht.94

Wetenschappers, niet geheel toevallig ook mannen, waren het erover eens: mannen waren superieur aan vrouwen. Maar de opvatting van Galenus was tevens dat vrouwen en mannen beide perfect waren in hun sekse: ze complementeerden elkaar. Deze opvatting werd na 1600 steeds meer algemeen geaccepteerd, hoewel ook de opvatting van Aristoteles een plaats innam in de samenleving. Deze opvatting kwam overeen met de leer van Galenus, maar verschilde ervan door de overtuiging dat vrouwen imperfect waren doordat hun geslachtsorganen, door gebrek aan hitte, niet verder naar buiten waren gegroeid zoals bij mannen. Hierdoor zouden vrouwen het verlangen hebben te zijn zoals een man, want imperfectie streefde naar perfectie.95

Bovenstaande leren hadden grote invloed op wat men verstond onder vrouwelijke en mannelijke karaktereigenschappen en op welke rol een vrouw of een man hoorde aan te nemen in de samenleving. Zoals genoemd, kwam het idee van de ondergeschikte vrouw onder andere voort uit de humorenleer, waaruit vervolgens de opvatting ontstond dat vrouwen bestemd waren voor het huwelijk en een rol binnenshuis.96 De discussie over vrouwen en het vaak negatieve beeld van vrouwen waarin de ‘koude en natte’ kwaliteiten en de ondergeschiktheid van de vrouw centraal stonden, lagen verankerd in de westerse cultuur, niet alleen in de wetenschap maar ook in de publieke opinie.97 Deze denkbeelden werden uitgedrukt in satirische printen en in bijvoorbeeld gedichten, theaterstukken en fictionele verhalen. Hierin werden negatieve, vrouwelijke stereotypes tegenover positieve, mannelijke stereotypes geplaatst.98 Vrouwen die te veel zelfstandigheid toonden, op seksueel gebied of andere vlakken, werden in deze populaire literatuur gestraft en soms zelfs vermoord. De ‘goede’ vrouw werd vaak afgebeeld als een min of meer heilige maagd die haar kuisheid koste wat kost beschermde of als een vrouw die trouw bleef aan haar echtgenoot.99 Kortom, vrouwen werden geassocieerd met bepaalde karaktereigenschappen, zoals jaloezie, passiviteit, emotie en zwakte van lichaam en geest. Mannen beheersten de

94 L. Gowing, Common Bodies. Women, Touch and Power in Seventeenth-century England (Londen: Yale University Press, 2003), 2; Sturkenboom, 107 – 110, 259.

95 Wiesner, 32-33; Laqueur, Making Sex, 28 – 35.

96 Kloek, Vrouw des Huizes, 108; Hufton, The prospect before her, 60.

97 Sturkenboom, 126.

98 Kloek, 18; Wiesner, 24 – 25.

tegenovergestelde karaktereigenschappen en waren moedig, sterk, rationeel en eerlijk. Gebaseerd hierop, en op religieuze opvattingen, werd de vrouw als ondergeschikt aan de man beschouwd, waaraan zij haar positie in de samenleving ontleende. Voor de vrouw waren kansen op de arbeidsmarkt kleiner omdat zij bestemd was voor het huwelijk en het baren van kinderen.100 Ze werd geacht haar kuisheid te bewaren totdat ze in het huwelijk trad met een man die ze vanaf dat moment trouw bleef. Vrouwelijkheid werd aldus bepaald door het hebben van bepaalde emoties en karaktereigenschappen die de plaats en activiteiten van de vrouw binnen het huwelijk en het huishouden bepaalden.

3.2. Emotie en ratio

Met name in Het wonderlyk leven worden de contrasten tussen vrouw en man voortdurend zichtbaar gemaakt door de tegenstelling van de emotionele vrouw en de rationele man. De vrouwen in Het wonderlyk leven die zich daadwerkelijk voordoen als vrouw laten zich allemaal leiden door hun emoties. Dit blijkt met name uit beide affaires waarin Hendrik zich slechts met moeite weet te beschermen tegen de ‘driften’ van de jongedames. Hendriks’ eerste affaire is met de boerendochter Margo. Hendrik ontmoet haar als ze gewond is geraakt en verpleegt wordt door de vader van Margo. Nadat het Hendrik duidelijk is geworden dat Margo verliefd is, besluit Hendrik om in te gaan op haar avances. Waar Margo zich laat leiden door haar gevoel, laat Hendrik zich leiden door de praktische voordelen die deze affaire met zich mee kan brengen en wordt haar besluit een rationele keuze. Door Margo aan te moedigen in haar verliefdheid, wordt Hendrik namelijk beter verzorgd, wat bevorderlijk is voor haar herstel.101

Het wordt echter problematisch als Margo alle morele principes overboord gooit. Ze zoekt Hendrik midden in de nacht op om haar te verleiden en was Hendrik van het mannelijk geslacht geweest, dan had zij Margo zeker niet weten te weerstaan, stelt ze.102

100 Kloek, 108.

101 Boosten en Kusters, 25.

Maar Hendrik kan niet toegeven aan de verleidingen en ze zoekt allerlei uitvluchten, maar het mag niet baten want:

‘eyndelyk sy deed alles, wat men van een Vrouwspersoon verwachten kon, die sig tot so ver door haer driften heeft laten vervoeren’103

Uiteindelijk moet Hendrik Margo duidelijk maken dat ze een vrouw is, en dat ze helaas niet in kan gaan op de verleidelijke ‘troetelingen’ van Margo. Haar emoties worden Margo te veel, en zij doet een poging tot een crime passionnel, nadat Hendrik het verstandige besluit genomen heeft om het boerengezin te verlaten.

Ook Hendriks’ tweede affaire ontstaat vanuit praktische overwegingen. Hendrik ontmoet Maaike bij zijn hospita. Maaike is de dochter van een voorname winkelier, wat haar extra aantrekkelijk maakt:

‘niet onraedsaem een aenslag hier op te wagen, want het was onseker hoe lang myn capitael duren, en of ik wel weer een zo brave buit bekomen zou; en derhalven liet ik my voorstaen; dat de gunst van een juffertje, welkers Ouders in een goede winkel saten, my by gelegentheid niet t’onpas komen soude. Ik liefkoosde haer dan noch eens so veel.’104

Maaike valt als een blok voor de charmes van Hendrik en geeft haar toestemming om haar zo vaak als ze wil ‘in eerbaerheid’ te bezoeken. Echter, al gauw verbieden de ouders van Maaike de relatie want Maaike is zichzelf niet meer:

‘hun dochter geweldig van inborst veranderde, op gene dingen acht gaf, ende gans geen geheugenis had van alles wat haer door een ander, als my [Hendrik] gesegd wierd.’105

Maar Maaike heeft haar hart al verloren en het stel blijft hun relatie in het geheim voortzetten. Dan raakt Hendrik gewond en moet ze de hulp van Maaike inschakelen ‘dewyl ik wel voorsag dat ik haar bystand nu seer wel van nooden soude hebben.’106 Ze komen met elkaar in contact en Maaike stuurt hem een emotionele brief waarin zij haar verdriet en ongerustheid uit en Hendrik smeekt iets van zich te laten horen omdat ‘(…) ik my gans en al van de

103 Ibidem, 27.

104 Ibidem, 44.

105 Ibidem.

droefheid zal laten overmeesteren’.107 Opvallend is dat Hendrik, de man in het verhaal, koeltjes en rationeel op de zeer emotionele brief van Maaike reageert. Het eerste wat Hendrik zegt nadat ze de brief heeft ontvangen is:

‘Dese ses ducatonnen, en de drie hembden quamen my seer wel te pas; want ik was om de waerheid te zeggen, zo van linden als van geld seer sober versien.’108

De praktische voordelen van het hebben van een geliefde zijn groot en nuttig, zo blijkt. Vervolgens gaat ze verder,

‘Wat de brief betreft, het scheelde my seer weinig, al had ze so verliefd niet geschreven geweest, vermits ik altyd beducht was dat den bommel noch eens uit soude breken; want als de meysjes tot so ver in de liefde verward zyn geraekt, konnen zy zig selden by d’eerbaerheyd houden’109

Waar Hendrik, de man, de affaire rationeel bekijkt en er de praktische voordelen van plukt, is Maaike, de vrouw, verloren en verblind door haar liefde voor Hendrik.

Gedurende de gehele affaire van Hendrik en Maaike blijft de tegenstelling tussen man en vrouw zichtbaar. Als Maaike haar gewonde geliefde komt bezoeken, valt ze Hendrik om de hals en begint ze erbarmelijk te huilen. Hendrik probeert haar tot stilte te manen, uit angst voor ontdekking van zijn geheime bezoeker. Maaike, verblind door liefde, zo zegt Hendrik, blijft haar geliefde bezoeken, geeft haar geld en nieuwe kleren, dit alles omdat ze hoopt dat Hendrik en zij op den duur zullen gaan trouwen.110 Hendrik weet de verleidingen van Maaike

echter te weerstaan, tot groot verdriet van Maaike, en uiteindelijk komt de affaire tot een einde. Maaike beseft dan zelf ook dat ze zich heeft laten leiden door haar emoties:

‘Ach Hendrik (…) tegenwoordig ben ik geen meesteres meer van my zelve; mijn liefde pynigt my onophoudelik, en ik weet niet of ik ooit het beminde voorwerp genieten zal, en ondertusschen ben ik in de haat geraakt van de genen [haar ouders], daar ik al myn geluk af verwachten, moet.’111

Ze wil hun relatie beëindigen, maar nog voordat ze dat kan doen, komt haar vader de kamer binnen en verblind door woede probeert hij zijn dochter te vermoorden. Hendrik weet dit ternauwernood te voorkomen en Maaike valt op haar knieën voor haar vader neer en zegt 107 Ibidem, 50. 108 Ibidem. 109 Ibidem, 50. 110 Ibidem, 51. 111 Ibidem, 64.

huilend ‘(…) de liefde beneemt my alle insichten, welke ik behoorde te hebben.’112 De vader komt enigszins tot inkeer en laat zijn dochter leven, maar als straf stuurt hij haar naar de enige plaats waar ze zich niet weer door liefde kan laten verblinden: het klooster.

In bovenstaande voorbeelden maakt de auteur van Het wonderlyk leven heel duidelijk onderscheid in het gedrag van de emotionele vrouw en de rationele man, wat aansluit bij het gedachtegoed van Galenus. In De Bredasche heldinne is de beschreven tegenstelling tussen emotionele vrouwen en rationele mannen veel minder prominent aanwezig. De Bredasche

heldinne is minder ‘emotioneel’, in die zin dat er minder vaak over emoties geschreven wordt.

Wanneer er geschreven wordt over emoties, heeft dit vrijwel altijd te maken met de vrees van Maria zich tot een oneerbaar leven te moeten wenden of de angst ontdekking. Er zijn veel voorbeelden te noemen waaruit blijkt hoe bang Maria van Antwerpen was om ontdekt te worden en op het moment dat het dan werkelijk gebeurt, blijkt hoe gespannen zij moet zijn geweest gedurende de jaren waarin zij zich als man kleedde. In moderne bewoordingen zou men zeggen dat Maria op het moment van ontdekking een zenuwinzinking nabij is.

De steeds groter wordende vrees voor ontdekking begint als het leger in Maria’s geboorteplaats Breda wordt gestationeerd en zij verplicht is om mee te gaan. ‘ik beefde op die tyding als een Juffrouws Hontje’113 maar de gedachte dat men niet zal verwachten dat Maria een vrouw is omdat ze getrouwd is, stelt haar enigszins gerust. Echter niet voor lang, want ze wordt tijdens het marcheren herkent door een lid van de familie waar ze als meid heeft gediend.114 Maria’s reactie op het besef dat ze ontdekt is, is niet gering:

‘(…) ik meende van ontsteltenisse te beswyken, en de schrik had my in alle de leeden sodanig bevangen, dat ik tot deser uur nog niet weet, hoe ik de Wapen-oeffening dien namiddag heb goed gemaakt. Ik kon de droefheid, die op dat onverwagt voorval in myn Ziel huysveste, soo niet verberge, dat myn vrouw op myn ’t huys komst sulks niet gewaar wier, myn bedrukt gelaat en verslagene gedaante gaf dat genoegsaam te kennen, daar waaren geen liefkoosingen, die sy niet in ’t werk stelde om ‘er de redens van te doorgronden.’115

Even later zegt ze:

‘ik was ‘er egter soo over ontroerd en aangedaan, dat het my onmogelyk was van eenige diepe zugten te weerhouden, het geen door een onophoudelyke vloet van tranen gevolgd

112 Ibidem.

113 Kersteman en Dekker, 71.

114 Ibidem, 72-73.

wierd, ik ontveynsde en wederhield my voor myn vrouw soo goet als ik konde, haar toevoerende dat ik my seer slegt en benaauwt bevond, dat de helft niet gelogen was.’116

Het lijkt erop dat de spanning van de afgelopen jaren nu tot uiting wordt gebracht en even later blijkt dan ook dat ze opgelucht is dat het allemaal voorbij is.

Hoewel Maria’s reactie erg emotioneel is, lijkt het gezien de omstandigheden waarop zij reageert, niet juist om haar reactie te vergelijken met de emotionele uitlatingen van de vrouwen uit Het wonderlyk leven. Maria reageert op een gebeurtenis die haar wellicht het leven kan kosten, omdat het voor vrouwen verboden was om een liefdesaffaire met elkaar aan te gaan, laat staan met elkaar te trouwen. Daarnaast is haar reactie waarschijnlijk een ontlading van de spanning die ze de voorgaande zes jaren heeft opgebouwd, iedere keer wanneer ze vreesde voor ontdekking. De vrouwen in Het wonderlyk leven reageren zeer emotioneel op liefdesproblemen waar ze mee om moeten zien te gaan. Problemen die in verhouding met Maria’s angsten wellicht minder ernstig lijken. Toch worden door de emotionele uitlatingen van de vrouwen en de rationaliteit van de mannen de achttiende-eeuwse stereotypen van de vrouw en de vrouw expliciet weergegeven, zij het in De

Bredasche heldinne iets gematigder dan in Het wonderlyk leven. De auteurs lijken met deze

tegenstelling het gedachtegoed van Galenus te bevestigen.

3.3. Vrouwelijke en mannelijke eigenschappen

3.3.1. Omschrijvingen van mannelijkheid

In Het wonderlyk leven wordt in het voorwoord van de boekverkoper al duidelijk gemaakt hoe het vrouwelijk geslacht doorgaans beschouwd wordt:

‘een geslacht, hetgeen zo geweldig teder is, en dat de natuur allenlyk geschapen schynt te hebben om door een kwynende lieftaligheid en andere aanlokselen de mannen te bekoren.’117

De boekverkoper vindt het ongebruikelijk deze vrouwen ‘de ruwe oeffeningen van den Oorlogs-God te zien waarnemen’118, maar desalniettemin is de schrijver lovend over de

116 Ibidem, 74.

117 Boosten en Kusters, 11.

‘mannelyke dapperheyd’119 die de heldin van het verhaal heeft getoond. Verderop wordt het vrouwelijk geslacht neergezet als het zwakkere, minder volmaakte geslacht:

‘De Vrouwen, of ten minsten den genen van het Vrouwelyk geslacht ziende dat de Mannen volmaakter geschapen, en op ver na zo vele swakheden niet onderworpen zyn, wenschen gestadig dat zy sich ook met dit voorrecht begunstigd mochten vinden.’120 Hendrik behoort tot deze categorie vrouwen die beseft dat de mannen volmaakter geschapen zijn:

‘Ik ben van myn tederste jeugd af met een van desen geweest, en my dogt dat de natuur my het grootste ongelyk des werelds had gedaen, datze my in een staet had doen geboren worden waer in ik niet veel geluks te verhopen had; te meer, daerze my een hert had ingeboesemt dat door geen gevaerlykheden verschrikt kon worden en dat de dood met bezadigde oogen zoude hebben konnen aensien.’121

In bovenstaande citaten wordt door het woordgebruik reeds duidelijk welke karaktereigenschappen typerend zijn voor de vrouw, namelijk teder, zwak, lieftallig en voor sommige vrouwen geldt dat ze streven naar de perfectie van de man. Het onderscheid tussen mannen en vrouwen waarbij mannen de belichaming zijn van volmaaktheid is typerend voor vroegmodern Europa. Hendrik van den Berg en Maria van Antwerpen streven naar die volmaaktheid en zij hebben een heel andere inborst dan werd verwacht van de gemiddelde vrouw. Hendrik heeft een hart dat geen angst kent en dat verlangt naar oorlog; ‘en de rasende oorlogszugt, dien ik in myn boesem voelde woelen’.122 Uit de inleiding van het verhaal is op te maken dat het slagveld geen plaats was voor ‘tedere’ vrouwen maar een plaats voor ‘ruwe’ mannen. Een hart dat overstroomt van verlangen naar gevaar en oorlog is dan ook een mannelijke karaktereigenschap. Het tegenovergestelde moet dan een kenmerk voor een vrouw zijn: een hart dat verlangt naar veiligheid, geborgenheid en huiselijkheid. Andere mannelijke eigenschappen zijn volgens Hendrik een bepaalde stem en een stevige tred. Hendrik beschikt over deze eigenschappen waardoor ze op een man lijkt:

‘en hebbende altyd een Mannelyk weesen en stem gehad, gelyk ook een gewoonte, van lustiger de beenen voort te setten als de vroului gemeenlyk doen geleek ik in dese kleeding en met deze toetakeling so natuurlyk een Manspersoon, dat niet alleen alle

119 Ibidem.

120 Ibidem, 13.

121 Ibidem.

anderen daer in bedrogen waren, maer dat ik my ook self by na inbeelde te gelyk, met de kleeding van geslacht veranderd te zyn’123

Ook Maria van Antwerpen lijkt bij de categorie vrouwen te horen die wenst dat ze net zo volmaakt geschapen is als de man. In De Bredasche heldinne wordt een aantal keren geschreven over de mannelijke inborst van Maria van Antwerpen. Maria is teleurgesteld in het feit dat ‘Moeder Natuur’ haar op een andere manier op de wereld heeft gebracht dan zou moeten.124 Als Maria met al haar ‘mannelyke Inborst tot de uytterste wanhoop souden syn vervallen’ omdat ze niet weet hoe ze op een fatsoenlijke manier de kost kan verdienen, wordt ze gered door een goddelijke ingeving.125 Ook later in het verhaal wordt er aan haar lichamelijk geslacht gerefereerd: ‘het heeft my selver dikmaals verbolgen gemaakt, dat

Mevrouw de Natuur soo onmededoogent, tegens myn neyging en gemoets driften, met my

gehandelt heeft.’126 Uiterlijk een vrouw zijnde, kunnen haar ‘mannelijke’ karaktereigenschappen niet volledig tot bloei komen, maar als ze besluit om mannenkleren