• No results found

De eer van een vrouw: haar kostbaarste bezit?

‘(…) op die manier kan ik ook best een ryne en suyvere Maagd blijven’159

4.1. Seksuele omgang buiten het huwelijk

Onder geen enkele voorwaarde werd in de vroegmoderne Nederlandse samenleving seksuele omgang buiten het huwelijk geaccepteerd. Van stellen die zich hadden verloofd door het uitwisselen van trouwbeloften werd verwacht dat ze pas na het voltrekken van het huwelijk het bed deelden. Ongehuwd samenwonen of stiekeme vrijpartijen waren niet toegestaan.160

Over het algemeen werd geaccepteerd dat mannen hun mannelijkheid bewezen en tevens hun seksuele lusten onder controle hielden door wel degelijk seksueel actief te zijn, maar voor vrouwen uit met name de hogere sociale klassen gold dat zij tot aan hun huwelijk nauwkeurig in de gaten werden gehouden om juist te voorkomen dat ze seksueel actief waren voor het aangaan van een huwelijk.161

Eer was in de vroegmoderne tijd afhankelijk van gender: de eer van een man hing samen met kwaliteiten zoals moed en loyaliteit, terwijl de eer van een vrouw een seksuele aangelegenheid was en verder niets te maken had met bovenstaande ‘mannelijke’ kwaliteiten.162 Vrouwen die toch geslachtsgemeenschap hadden voordat ze gehuwd waren, raakten niet alleen hun maagdelijkheid kwijt. Ernstiger was dat hun reputatie aangetast was, wat betekende dat de vrouwen van een eervol leven vervielen in een oneervol leven. Door

voor het huwelijk het bed te delen met een man verspeelde het meisje mogelijk haar kansen

op een huwelijk.163 De bescherming van de eer van een vrouw was echter niet alleen de taak van de vrouw zelf. De kuisheid van de vrouw hing tevens af van de plichtmatige en zorgzame bescherming ervan door een mannelijk figuur, maar niet alle mannen streefden ernaar dit doel

159 Kersteman en Dekker, 30.

160 M. van der Heijden, Huwelijk in Holland. Stedelijke rechtspraak en kerkelijke tucht 1550 – 1700 (Amsterdam: Uitgeverij Bert Bakker, 1998), 96.

161 Hufton, 300.

162 Wiesner, 40.

in het leven te bereiken. Als gevolg hiervan kon het leven van zowel de man als de vrouw negatief bepaald worden door het niet navolgen van de normen die de maatschappij legde op het een of het andere geslacht.164

Voorechtelijke geslachtsgemeenschap werd beschouwd als een misdrijf, voor zowel mannen als vrouwen. Het kwam dan ook regelmatig voor dat er rechtszaken plaatsvonden waarin dit soort misdrijven centraal stonden. Bij deze rechtszaken waren eer en trouwbeloften onlosmakelijk met elkaar verbonden. Over het algemeen was de rechter milder als de vrouw in kwestie kon aantonen dat zij haar eer verloren had nadat zij en haar partner zich verloofd hadden. Dit kon ze doen door haar verloofde als getuige op te roepen of door bijvoorbeeld een ring of een geschreven trouwbelofte te tonen. Lukte het de vrouw om de rechter ervan te overtuigen dat er daadwerkelijk een trouwbelofte was afgelegd, dan werden beide partijen vrijgesproken. Lukte dit echter niet, dan volgde meestal een verbanning.165 Doorslaggevend in de uiteindelijke straf was tevens het (seksuele) verleden van de vrouw in kwestie. Een kuise reputatie sprak meer in het voordeel van de verdachte dan een losbandige reputatie.166

Eenmaal de eer verloren, en daarmee een goede reputatie, werd de kans op een goed huwelijk aanzienlijk kleiner. De vrouw kon vervallen tot een oneervol leven in de prostitutie. Het aantal vrouwen dat hun lichaam aanbood in ruil voor geld steeg in tijden van honger, oorlog en economische malaise. De overheid beschouwde prostitutie als moreel onacceptabel, maar voor vrouwen was prostitutie soms de enige mogelijkheid om niet te vervallen in een leven vol armoede en honger.167 Toen in de achttiende eeuw het verval van de Republiek werd beschouwd als gevolg van de slechte zeden van de samenleving, kwam de roman op als zedenkundige les. In de tweede helft van de achttiende eeuw kwam adolescentie meer centraal te staan in de verhalen en gebruikten auteurs hun romans om jongeren te waarschuwen voor zedelijk verval. Verhalen van meisjes die hun eer (bijna) verloren werden als waarschuwing meegegeven aan de jongeren. Liep het verkeerd af met het meisje in kwestie, dan was dat niet alleen een waarschuwing voor meisjes in het algemeen, maar voor de gehele samenleving want iedere lezer wilde immers een samenleving waarin meisjes veilig konden zijn.168

164 Hufton, 257.

165 Van der Heijden, 98.

166 Hufton, 262.

167 Wiesner, 124.

4.2. Eer in Het wonderlyk leven en De Bredasche heldinne

Het thema ‘de eer van een vrouw’ speelt, net als in het leven van de vroegmoderne vrouw, een belangrijke rol in de romans De Bredasche heldinne en Het wonderlyk leven. Met name de gevolgen van het eerverlies komen in beide romans regelmatig aan de orde. Hoewel er voor achttiende-eeuwse vrouwen in de Republiek meer werk was dan voorheen verondersteld werd, is één van de redenen die Maria van Antwerpen noemt om mannenkleren aan te trekken dat zij op deze manier kon voorkomen dat ze tot een oneervol leven zou vervallen.169 Als Maria door slecht weer niet op tijd terug kan komen van verlof, vindt ze een ander dienstmeisje in haar plaats. Omdat het echter midden in de winter is en er pas in het voorjaar weer nieuwe dienstmeisjes aangenomen worden, kan ze geen werk vinden.

‘(…) dit alles maakte my als ontsint, my tot een oneerbaar Leeven te begeeven, wilden ik absoluut niet doen, veel min naar myn Vrinden in myn Geboorteplaets (die ik als de eerste en voornaamste oorspronk van myn begaane dolingen moet aanmerken) te gaan, tot het eerste had ik eerlyk gemoed, en tot het laetste had my het onwaardig onthaal te veel afgeschrikt, ick voorsag wel dat ik in een elledige staat stond gebracht te worden.’170

Maria is de wanhoop nabij, als ze plots een goddelijke ingeving krijgt en besluit mannenkleren aan te trekken, want ‘op die manier kan ik ook best een ryne en suyvere Maagd blyven.’171

Hoewel Maria van Antwerpen haar eer weet te beschermen door zich als man te kleden en de wapens op te nemen, blijkt uit haar verhaal dat in andere situaties een vrouw wel degelijk haar eer kwijt kan raken. In De Bredasche heldinne wordt bijvoorbeeld verteld welke gewoontes jonge vrouwen en soldaten hadden in hun hofmakerij. Als het ’s avonds donker werd, kwamen de vrouwen naar buiten om te wandelen en op die manier soldaten te ontmoeten. Dit kon alleen ’s avonds als het donker was:

‘den dag is daar te heylig toe, en hoe beleeft men dan ook groet, wert een Soldaat naauwlyks aangesien, uyt vrees dat die jonge maagden daar door haar goede naam en reputatie souden kunnen krenken, swaarighedens die heel gegront schynen.’172

169 Van der Heijden, Van Nederveen Meerkerk en Schmidt, 29.

170 Kersteman en Dekker, 30.

171 Ibidem.

Dat vrouwen in de praktijk daadwerkelijk hun reputatie verloren, blijkt uit een voorval waarin Maria van Antwerpen een liefdesaffaire aangaat met Agnietje, een bakkersdochter. Agnietje wordt al snel ongeduldig want ze verlangt iets van Maria wat Maria haar niet kan geven.

‘Ik bespeurde aan dat lief kind, dat sy hoe langer hoe koelder ’t mywaarts wierd, sy dagt mogelyk reede te hebben, om over my misnoegt te kunnen wesen (…) mogelyk dat die soete meyd (…) haar reekening beeter by een ander vont’173

Ze zoekt Agnietje op om verhaal te halen en betrapt haar met een andere soldaat met wie Maria vervolgens aan het vechten slaat. Dat Agnietje hierdoor haar goede reputatie is verloren, wordt duidelijk in de volgende zin: ‘door de opspraak, die dat voorval haar had veroosaakt, en het slegt denkbeelt, dat men daar door wegens haar gedrag had opgevat, sy naderhand van dat Dorp naar elders is verhuyst.’174

Verderop in De Bredasche heldinne wordt de levensgeschiedenis van Catootje verteld. Uit het ‘Verhaal van Catootje’ blijkt wederom hoe kwetsbaar een vrouw was als ze haar eer verloor. Catootje groeide als wees op in een huis vol ‘ontugt en ongereegeltheeden, den oorspronk der rampspoeden, waar onder ik nu versonken leg.’175 Zonder ouders en zonder goed voorbeeld ‘moet een jonge dogter ongetwyfelt tot dat geene vervalle, dat op het laatst het schandelykste Leeven, en de uyterste ellende met sig naarsleept.’176 Catootje raakte zwanger maar de vader van het kind trouwde met iemand anders. Vervolgens verloofde ze zich aan een sergeant die echter tijdens een veldslag om het leven kwam, nog voordat ze getrouwd waren.177

‘die twee schrikkelyke gevallen hadde my doen ondervinden, hoe weynig op de wereldsche saaken staat te maken is, en dat het verlies van onse Eer ordinaar met de grootste ongelucken verseld gaan, buyten hoop van alle onderstand en hulp, moest ik my wel tot dit oneerlyk leeven begeven.’178

Catootje vertelt dat ze door het verlies van haar eer geen andere keuze had dan als prostituee te gaan werken.

Maria zegt vervolgens dat dit precies was waar ze voor vreesde toen ze haar baan als dienstmeid verloor. Met het verhaal van Agnietje en Catootje lijkt de auteur een morele 173 Ibidem, 54-55. 174 Ibidem, 57. 175 Ibidem, 59. 176 Ibidem. 177 Ibidem, 60. 178 Ibidem, 61.

boodschap aan de lezer te willen doorgeven: een goede opvoeding zorgt ervoor dat meisjes niet hetzelfde hoefde te overkomen als wat Catootje overkwam. Deze morele boodschap dient tevens als waarschuwing voor jonge vrouwen: dit kan er gebeuren als een jonge vrouw zich laat leiden door haar driften. Maria bedacht echter net op tijd een oplossing voor haar probleem, en eenmaal gehuld in mannenkleren heeft ze er alles aan gedaan om de vrouwelijke eer die ze onder de mannelijke kleding verborgen hield te beschermen.

Als ze gedwongen wordt om met een soldaat het bed te delen, vertelt ze dat het verlies van haar eerbaarheid haar angstiger maakt dan de dood:

‘ick ontken niet dat my de toegevoegde Slaepmakker eenigsints ontruste, dog door seekere precautie, die de kuysheid my niet kan doen seggen, had ik my teegens alle drygende gevaeren soo veel mogelyk gedekt, dit belette egter niet dat ik verscheyde nagten met open oogen heb doorgebragd, dewyl de vrees van onteert te worden, altoos veel schrikkelyker indrukselen op myn gemoet als de doot heeft gemaakt, en door de wulpsigheid en speelagtigen aart van verscheyde jonge Slaapcameraats heb ik inderdaat

dikwyls aan dat gevaar blootgesteld geweest.’179

Maria wil koste wat kost haar eer beschermen en dus treft ze ook de tweede keer als ze bij soldaten moet slapen bepaalde maatregelen om te voorkomen dat ze onteerd kan worden.

‘ik voorsag my altoos van myn entje stael [mes], om my daer van des noods te kunnen bedienen, die voorsorg was onnodig (…) en hoewel ik myn broekje aenhield, beefde ik sodanig van angst, dat ik naeuwlyks een oog kon toedoen.’180

Voor Maria van Antwerpen is de eer van een vrouw een kostbaar goed en ze is dan ook bereid zich met een wapen te verdedigen mocht iemand erop uit zijn om haar eer te bezoedelen. Hendrik van den Berg is in Het wonderlyk leven niet bereid zo ver te gaan. Op een bepaald moment in het verhaal is Hendrik gevangen genomen en staan haar ontvoerders op het punt om haar te martelen in een pan met heet water. Ze kleden haar uit ‘maer welk een verwondering bespeurde ik in hun ogen, wanneer zy sagen dat ik van een gantsch ander geslacht was, als zy zig hadden ingebeeld.’181 Vervolgens wordt haar vrijheid in ruil voor seks geboden en ondanks dat elders in het verhaal de vrouwelijke eer als hoogste goed wordt beschouwd, hoger dan het leven zelf, staat Hendrik in twijfel over wat ze zal doen.

179 Ibidem, 35-36.

180 Ibidem, 48.

‘want hoewel ik myn eer niet geerne besoedelen wilde, was my echter ’t leven noch veel liever; en ik geloof, dat het met de meeste menschen zo gelegen is, en datse’er valschelik aen liegen, wanneerse voorgeven, liever te willen sterven, als hun kuisheid in het minst te bevlecken.’182

Uiteindelijk komt het niet zo ver dat ze moet kiezen en ziet ze een mogelijkheid om te ontsnappen. De auteur van Het wonderlyk leven houdt dus een bepaalde grens aan wat betreft het beschermen van de eer van een vrouw. Kwam het daadwerkelijk aan op een kwestie van leven of dood, dan was het de vrouw blijkbaar toch toegestaan om te kiezen voor het leven. Zoals gezegd wordt de eer van de vrouw elders in Het wonderlyk leven wel beschouwd als een kostbaar goed en dan toont Hendrik van den Berg zich een ‘echte man’ door te stellen dat ze de eer van haar geliefde heeft beschermd door niet in te gaan op diens avances. Hendrik gaat een liefdesaffaire aan met Maaike. Maaike geeft Hendrik toestemming om haar ‘in eerbaerheid’ te ontmoeten, zo vaak als Hendrik dat wil. Maar, stelt Hendrik, na een tijdje komt ze er achter dat de ‘eerbaerheid’ van Maaike ‘haer zo heel sterk niet ter herte ging.’ Maaike verlangt naar meer. Door ‘honderden tekenen’ laat ze merken dat ze ‘geerne van den ondragelyken last haers maegdoms verlost wilde zyn’.183 Tot groot verdriet van Maaike gaat Hendrik niet in op haar avances. Hendrik beschermt op deze manier de eer van Maaike, echter is het wel de vraag of ze dit doet omdat ze Maaike niet kan onteren of omdat ze Maaike’s eer echt wil beschermen. Wat Hendriks’ beweegredenen ook zijn, door Maaike’s eer niet te bezoedelen, voldoet ze aan het ideaalbeeld van de beschermende man.

In een andere scène maakt de auteur duidelijk wat er gedacht wordt van meisjes die te lichtzinnig met hun eer omgaan. Over het algemeen, zo schijnt het volgens Hendrik, moeten ‘die lieve diertjes in ’t eerst zo een weinigje vies wesen; doch als men wat beter met

malkander bekend is, en men somtyds wat begint te mallen, dan denkt men naeuwelyks meer om de eerbaerheid’184

Met andere woorden, in het begin doen sommige meisjes alsof hun eer heel belangrijk is, maar naarmate de relatie vordert, is de eer lang zo belangrijk niet meer en laten ze zich leiden door hun ‘driften’. Maar, gaat Hendrik verder,

182 Ibidem, 61.

183 Ibidem, 52.

‘(…)ik sal van dese materie liever afscheiden, dewyl het my niet en past een geslacht, waer onder ik zelf behoor, te schandvlecken, hoewel’er verscheyden onder zyn, die dit door hun geyle lusten niet te konnen betemmen, wel een weinig verdienen.’185

Hier wordt enigszins afkeurend gesproken over vrouwen die te lichtzinnig omgaan met hun eer en die zich laten leiden door hun lusten, en zulke vrouwen bestaan wel degelijk volgens de auteur.

Maria van Antwerpen laat zien dat zij, in de gedaante van Jan van Ant, een echte heer is en regelmatig in de bres springt voor dames in nood. Alhoewel het hier gaat om vrouwen wiens eer niet meer te redden valt, laat Maria hier wel de kant van de man zien die in de achttiende eeuw van een man verwacht werd en daarmee voldoet ook zij aan het ideaalbeeld van de man. Tot tweemaal toe verhaalt ze van een situatie waarin ze vrouwen beschermd heeft tegen andere mannen, eerst vrouwen in het algemeen, en later Catootje die achterna gezeten wordt door twee mannen die oneerbare bedoelingen met haar hebben.186 Maria van Antwerpen wil dus niet alleen haar eigen eer beschermen, maar ze is ook ‘mans’ genoeg om op te komen voor andere vrouwen in nood.

Toch blijkt uit scènes in Het wonderlyk leven dat het voor soldaten niet meer dan normaal was om in iedere stad een ander liefje te hebben. Dit was niet alleen voor het plezier, het was zelfs noodzakelijk omdat het ervoor kon zorgen dat de soldaat meer middelen tot zijn beschikking had. Hendrik komt hier al gauw achter:

‘ook heb ik dikwijls genoeg bevonden, dat het vryen, ’t zy voor Ruiter of Voetknecht, een seer noodzakelyk ding is, en dat den geen die sig, wanneer men ergens in garnisoen of besetting legd, daer niet mee weet te behelpen, menigmael een seer schrale tafel moet houden, daer men anders (…) ’t beste leven van de wereld kan voeren.’187

Zelfs getrouwde soldaten hadden deze gewoonte: ‘’t is waar, se zyn ongelukkig, maar se vryen soo wel als d’ongetrouwden.’188 De affaires die Hendrik weloverwogen is aangegaan passen dus in het beeld dat de auteur schetst van gewoontes onder soldaten.

Op het schip bestaan ook bepaalde gebruiken, zoals het delen van sterke verhalen. Hierin kan Hendrik niet achterblijven en ze vertelt een aantal verhalen over haar ervaringen als ruiter. Ze vertelt dat ze niet minder dan drie vrouwen op het vasteland achter heeft moeten

185 Ibidem.

186 Kersteman en Dekker, 46, 58.

187 Boosten en Kusters, 31.

laten, omdat deze vrouwen allemaal in verwachting waren van haar kind en dat zou nogal wat problemen op kunnen leveren. Daarom heeft Hendrik ervoor gekozen om aan te monsteren aan boord van het schip. ‘Met dusdanige praetjes bragt ik ’t in ’t kort so ver, dat de Matrosen wel souden gesworen hebben, dat ik een van de grootste Venusruiters van de gantse vloot was’.189 Om niet als vrouw door de mand te vallen, doet Hendrik dus mee met het vertellen van sterke verhalen.

Met de verhalen die verteld worden, lijkt de auteur aan te sluiten bij de algemene opvatting dat het mannen toegestaan was seksueel actief te zijn voor het huwelijk, in tegenstelling tot vrouwen. Over lichtzinnige vrouwen is de auteur vrij uitgesproken. Voor hen geldt de opvatting dat de eer van een vrouw beschermd moet worden. Daarbij geeft de auteur wel impliciet aan dat een deel van die bescherming ook bij de man, de ouders en de samenleving ligt. Ouderloos opgroeien resulteerde niet in welopgevoede dochters en zij waren dan ook weerloos in een samenleving waar vrouwen zonder degelijke basis als prostituee aan het werk moesten. In de ideale samenleving beschermden dus zowel de vrouw zelf als de man en de ouders de eer van de vrouw.

Hoofdstuk 5