Vraag nr. 66 van 8 januari 1999
van mevrouw RIET VAN CLEUVENBERGEN
Paritair subcomité welzijnssector – Vrouwelijke vertegenwoordiging
In het Belgisch Staatsblad van 27 oktober 1998 ver- scheen het KB (koninklijk besluit) tot benoeming van de leden van het Paritair Subcomité voor de Opvoedings- en Huisvestingsinrichtingen van de Vlaamse Gemeenschap. Voor Vlaanderen is dit Co- mité enorm belangrijk : het staat borg voor de te- werkstellingsvoorwaarden in de welzijnssector.
Het is één van de sectoren waarin de tewerkstel- ling van vrouwen zeer hoog is op alle niveaus. Ook in de raden van bestuur zetelen heel wat vrouwen.
Daarom is het des te opvallender dat als vertegen- woordigers van de werkgeversorganisaties uitslui- tend mannen (negen op negen), werden benoemd, en bij de vertegenwoordigers van de werknemers zeven mannen op negen leden.
Ik veronderstel dat ook de Vlaamse minister be- voegd voor Welzijn zich ergert aan dergelijke sek- seonvriendelijke benoemingen.
Hoewel de federale minister van Arbeid bevoegd is voor de paritaire comités, had ik de Vlaamse minis- ter bevoegd voor Welzijn hierbij willen vragen in welke mate hij of zijn diensten bij dergelijke voor- drachten betrokken zijn.
1. Wordt de minister zelf op een of ander ogenblik betrokken bij de voordracht of benoeming van deze kandidaten ?
Zo ja, waarom houdt hij dan geen rekening met de geest van het decreet voor een gewaarborgde aanwezigheid van mannen en vrouwen ?
Zo neen, waarom wordt de sector dan niet op- merkzaam gemaakt op het belang van een dub- bele voordracht (m+v) voor alle sectoren, zeker voor een sector waarin hoofdzakelijk vrouwen werken ?
2. Heeft de minister, die toch bekommerd is om vrouwen en mannen in de welzijnssectoren aan hun trekken te laten komen, dit reeds aange- kaart bij de bevoegde federale ministers ? Zo ja, wat was het resultaat ?
Antwoord
De Vlaamse volksvertegenwoordiger doet een aan- tal vaststellingen inzake de vrouwelijke vertegen- woordiging in beslissingsorganen, die inderdaad te opvallend zijn opdat ze niet zouden worden opge- merkt.
Ze merkt terecht op dat het de federale minister van Arbeid is die bevoegd is voor de paritaire co- mités. De Vlaamse minister van Welzijn wordt daarbij op geen enkele manier betrokken.
Trouwens, ook de inhoudelijke betrokkenheid van de federale minister van Arbeid op het vlak van de voordrachten tot benoeming van de leden van de paritaire (sub)comités moet worden gerelativeerd.
Nadat is uitgemaakt welke organisaties representa- tief zijn en hoeveel vertegenwoordigers elke orga- nisatie krijgt toebedeeld, worden de leden aange- wezen. Het zijn de organisaties zelf die een dubbe- le lijst voorleggen per mandaat. De organisaties hanteren hierbij, voorzover mij bekend, geen eigen regels op het vlak van man-vrouwvertegenwoordi- ging. Er zijn evenmin wettelijke verplichtingen, vermits het over mandaten in een beslissingsor- gaan gaat. Hiervoor telt de 1/3 gegarandeerde ver- tegenwoordiging niet, zoals voor adviesorganen.
Het behoort tot de geplogenheden dat de minister de eerste van de lijst kiest. De benoeming gebeurt bij KB.