Vraag nr. 327
van 18 september 1998
van mevrouw RIET VAN CLEUVENBERGEN
Federale Planningscommissie Medisch Aanbod – Betrokkenheid
Bij het federale ministerie van Sociale Zaken, Volksgezondheid en Leefmilieu werd een Plan- ningscommissie Medisch Aanbod opgericht (Bel- gisch Staatsblad van 30 april 1996). De opdracht van deze commissie bestaat erin "de weerslag te evalueren die de behoeftebepaling heeft op de toe- gang tot de studies van zorgverstrekkers". Jaarlijks wordt er een verslag opgesteld over "de relatie tus- sen behoeften, studies en de doorstroming o.a. voor bijzondere beroepstitels wat betreft verpleegkundi- gen".
Omdat deze resultaten voor Vlaanderen, dat de opleiding van zorgverstrekkers organiseert, belang- rijk zijn, had ik graag een antwoord gekregen op de volgende vragen.
1. Is de minister op de hoogte van deze Plannings- commissie ?
2. Worden de effecten van maatregelen, specifiek genomen door de Vlaamse Gemeenschap, hier- in mee verzekerd ?
3. Werkt de minister of werken ambtenaren die onder zijn bevoegdheid vallen, mee aan deze commissie wat zorgverstrekkers uit de welzijns- sector betreft ?
4. Werden/worden deze resultaten besproken met – de Vlaamse minister bevoegd voor Welzijn, – betrokkenen uit de welzijnssector,
– adviesorganen van welzijn,
– interdepartementale of interministeriële commissies waarbij de minister of ambtena- ren die onder zijn verantwoordelijkheid val- len, zijn betrokken ?
Wat is het resultaat van deze besprekingen ? 5. In welke mate verzamelt ook de Vlaamse
Gemeenschap deze gegevens ?
N.B. Deze vraag werd eveneens gesteld aan de heer Luc Van den Bossche, minister vice-pre- sident van de Vlaamse regering, Vlaams minister van Onderwijs en Ambtenarenzaken
en mevrouw Wivina Demeester-De Meyer, Vlaams minister van Financiën, Begroting en Gezondheidsbeleid.
Antwoord
1. Ik ben wel degelijk op de hoogte van het bestaan van de Planningscommissie Medisch Aanbod op het federale niveau. De oprichting, de werking en de doelstellingen van deze com- missie worden bepaald in hoofdstuk IV Volks- gezondheid van de wet van 29 april 1996 hou- dende sociale bepalingen.
2. Momenteel worden binnen de Vlaamse Gemeenschap geen specifieke maatregelen genomen wat de toegang tot de studies van zorgverstrekker betreft : er is enkel in een geza- menlijke toelatingsproef voorzien voor de rich- tingen geneeskunde en tandheelkunde.
De evolutie van de behoeften aan zorg wordt binnen het departement Welzijn, Volksgezond- heid en Cultuur (WVC) bewaakt door het Management Informatiesysteem (MIS), een operationele entiteit die op basis van statisti- sche gegevens de behoeften aan zorg in kaart brengt en tevens toekomstgericht een planning in ruimte en tijd uitwerkt : de uitbouw van een dergelijk geïntegreerd monitoring-instrument was trouwens één van de doelstellingen van het Strategisch Plan Zorgzaam Vlaanderen.
De nagestreefde doelstellingen van het Vlaams welzijnsbeleid zijn drieërlei :
– prioriteit aan de thuiszorg,
– versterking van de gezinsondersteuning, namelijk door het bevorderen van de man- telzorg via professionele begeleiding voor thuisverzorgers, door het bevorderen van de dagzorg zodat de zorgbehoevende 's avonds naar zijn familiaal milieu kan terugkeren, en door het invoeren van maatregelen die de familieleden van zorgbehoevenden tijdelijk psychisch kunnen ontlasten.
– uitbreiding van het residentiële aanbod vooral binnen de gespecialiseerde sectoren.
Wat de personeelsformatie voor de implemen- tatie van dit beleid betreft, gelden voor alle sec- toren erkennings- en subsidiëringsnormen waarin de toegangsmogelijkheden tot de func- ties en de quota worden vastgelegd : dit geldt zowel voor de algemene begeleiding als voor de
gespecialiseerde functies.
De koppeling van deze drie factoren, namelijk planning, programmatie en erkenning, zorgt er dan ook voor dat het contingent personeelsle- den/zorgverstrekkers binnen het Vlaamse zorg- landschap vrij goed kan worden ingeschat. Zo kan in deze context formeel worden gesteld dat bij het in werking treden van de bepalingen van het decreet van 14 juli 1998 houdende de erken- ning en subsidiëring van verenigingen en wel- zijnsvoorzieningen in de thuiszorg en de daar- aan gekoppelde begrotingsmiddelen, de reële behoefte aan "verzorgende functies" beduidend groter zal worden.
3. De administratie Gezin en Maatschappelijk Welzijn, noch één van mijn medewerkers zijn betrokken bij de werking van deze commissie.
4. Ik heb de intentie om de door mij opgevraagde verslagen van de commissie ter bespreking voor te leggen aan de Gezins- en Welzijnsraad, zodat deze raad advies kan uitbrengen inzake de noodzakelijke evoluties van behoeften en kwali- ficaties met betrekking tot de zorgverstrekker.
5. Binnen de Vlaamse gemeenschap worden deze gegevens verzameld door, zoals hierboven ver- meld, de operationele entiteit MIS van het departement WVC en door de administratie Planning en Statistiek in het kader van de Vlaamse Regionale Indicatoren (Vrind).