• No results found

Vraag nr. 21 van 16 november 1999 van de heer FILIP DEWINTER

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Vraag nr. 21 van 16 november 1999 van de heer FILIP DEWINTER"

Copied!
3
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Vraag nr. 21

van 16 november 1999

van de heer FILIP DEWINTER Investeringsklimaat – Maatregelen

Uit een rapport van het Waalse Office for Fo r e i g n Investors (OFI) blijkt dat 28 % van de totale inves-teringen in Wallonië (35 miljard frank) in de perio-de 1995-1998 afkomstig zijn uit V l a a n d e r e n . Dit is goed voor een investeringsvolume van om en bij de 10 miljard frank. Uit diezelfde studie blijkt boven-dien dat de Vlaamse investeringen in Wallonië in-staan voor niet minder dan 32 % van de nieuwe jobs.

Ter vergelijking. Duitsland was in de periode 1 9 9 5-1998 goed voor 11 % van het totale investe-ringsbedrag en leverde daarmee 5,8 % van de nieuw gecreëerde jobs. Voor Italië bedragen deze cijfers respectievelijk 13 % en 1,4 %.

Uit het rapport mag dus nog maar eens blijken dat het van uitermate groot belang is om een gunstig investeringsklimaat te creëren, teneinde onder an-dere het hoofd te bieden aan het vraagstuk van de w e r k l o o s h e i d . Het aantrekken van buitenlandse in-vesteerders en het in Vlaanderen houden van Vlaamse investeringen kan dus niet genoeg wor-den bewerkstelligd.

1. Bestaat er gelijkaardig cijfermateriaal over de Waalse investeringen in Vlaanderen ?

Zo neen, is het dan niet aangewezen om over een gelijkaardig rapport te beschikken, t e n e i n d e het beleid beter op de investeerders in V l a a n d e-ren te kunnen afstemmen ?

2. Welke maatregelen heeft de minister reeds ge-nomen om het voor Vlaamse investeerders aan-trekkelijk te maken om in eerste instantie in Vlaanderen te investeren, behalve dan het aan-stellen van een Vlaams volksvertegenwoordiger tot bijzonder vertegenwoordiger voor het Vlaams investeringsbeleid ?

Antwoord

1. Er bestaat bij de Vlaamse administratie geen cijfermateriaal over de Waalse investeringen in V l a a n d e r e n . Dit geldt zowel voor de administra-tie Economie, de Dienst Investeren in V l a a n d e-r e n , als de gewestelijke ontwikkelingsmaat-schappijen (GOM).

De administratie verzamelt wel gegevens over buitenlandse investeringen in Vlaanderen waar-aan economische expansiesteun wordt toege-k e n d . De informatie hierover wordt opgenomen in het jaarlijks aan het Vlaams Parlement voor-gelegde "Jaarverslag van de FEERR's, KO en MGO" van de administratie Economie bij het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap ( F E E R R : Fonds voor Economische Expansie en Regionale Reconversie ; KO : kleine nemingen ; MGO : middelgrote en grote onder-nemingen).

De registratie van een buitenlandse onderne-ming gebeurt volgens een codering op basis van de gereferentieerde en genormaliseerde codeta-bel der nationaliteiten die door het Rijksregis-ter voor rechtspersonen wordt gehanteerd. I n deze classificatie zijn geen deelregio's van sta-ten opgenomen.

Op basis van het rapport van het Waalse Office for Foreign Investors kon niet worden uitge-maakt welke criteria deze instantie hanteert om een investeerder in Wallonië als Vlaams te cata-l o g e r e n . Een vraag vanwege de administratie Economie aan deze instelling bleef tot op heden onbeantwoord.

Meer algemeen moet worden gesteld dat finan-ciële investeringsstromen tussen de regio's slechts objectief in kaart kunnen worden ge-bracht indien men beschikt over een betalings-balans tussen de betrokken regio's. Dit is voor-alsnog niet het geval en wordt trouwens niet op-gelegd door Eurostat. Er zijn mij bovendien geen EU-lidstaten bekend waar betalingsbalan-sen op regionale basis worden geraamd.

Tot slot moet worden benadrukt dat een dienst voor internationale investeringen slechts een partiële kijk heeft op het totale investeringsvo-lume en grotendeels afhankelijk is van de good-will van de bedrijven inzake de kwaliteit van de data.

2. Vlaamse ondernemingen kunnen gebruikmaken van een ganse set van hefbomen, dit in het kader van de vigerende expansiewetgeving (ex-pansiesteun op basis van de wet van 30 ber 1970 en het expansiedecreet van 15 decem-ber 1993).

(2)

ni-v e a u , is de expansiesteun stilaan geëni-volueerd tot een ondoorzichtig instrument dat verschil-lende heren/doelstellingen moet dienen (milieu, startende ondernemingen, ... ).

Daarnaast wordt steeds meer de vraag gesteld naar de doeltreffendheid van de investerings-s t e u n . In 1999 zal er bijvoorbeeld door de Vlaamse ondernemingen voor een totaalbedrag van bijna 600 miljard frank worden geïnves-t e e r d , een cijfer dageïnves-t moegeïnves-t worden vergeleken met de 8 miljard frank expansiesteun die zal worden uitgekeerd.

In procenten betekent de expansiesteun dus 1,5 % van de totale investeringsmassa.

Vragen naar de impact van deze maatregel zijn bijgevolg terecht.

Met het oog op de uitdagingen van de eenen-twintigste eeuw is een grondige evaluatie van het bestaande stelsel noodzakelijk. Vo l g e n d e pistes zouden daarbij kunnen worden bewan-d e l bewan-d . Internationaal kunnen we vaststellen bewan-dat kapitaal steeds meer een footloose karakter k r i j g t . Renault is daar helaas een typerend voor-beeld van. Wie had gedacht dat een onderne-ming die voordien nog substantieel had geïnves-teerd in de Vilvoordse vestiging zich zo snel zou terugtrekken ? De Renault-case maakte op een pijnlijke wijze duidelijk dat deze investeringen op een relatief eenvoudige wijze konden wor-den gerecupereerd in een buitenlandse vesti-ging.

Voor de Vlaamse overheid is het bijgevolg inte-ressanter om steun te verstrekken aan produc-tiefactoren die minder gemakkelijk naar het buitenland zijn te verplaatsen. Daarbij kan in de eerste plaats worden gedacht aan industrieter-reinen en arbeid.

Industrieterreinen

In Vlaanderen zijn industrieterreinen steeds vaker een schaars goed. Nochtans zijn er toch wel wat brown sites beschikbaar die op dit ogenblik niet of slechts moeizaam worden her-b r u i k t . Een sanering van deze oude industrieter-reinen is vaak duur en schrikt nieuwe bedrijven a f. Een heroriëntering van de expansiesteun in deze richting valt te overwegen. Deze piste past bovendien in een streven naar een meer duurza-me economie.

Voorts is het investeren in instapklare bedrijfs-g e b o u w e n , incubatie- en innovatiecentra even-eens een te overwegen piste. Nieuwe bedrijven in de Internet- en communicatiesector redene-ren veeleer in maanden dan in jaredene-ren. De moge-lijkheid om zich snel te kunnen vestigen, is bij-gevolg een belangrijke beslissingsfactor.

Arbeid

A r b e i d , en meer bepaald menselijk kapitaal, i s een tweede productiefactor die in de economie van de eenentwintigste eeuw sterk aan belang zal winnen. De nieuwe groeisectoren zijn sterk k e n n i s i n t e n s i e f. Daarnaast stelt men ook in be-staande ondernemingen en sectoren een ver-schuiving vast van laag- naar hooggeschoolde arbeid weg (bv. van bankbedienden die vroeger met een diploma algemeen secundair onderwijs konden beginnen, wordt nu een universitair di-ploma verwacht). Een goed opgeleide beroeps-bevolking vormt in deze optiek een belangrijk concurrentiewapen.

De toekomstige evolutie binnen de arbeids-markt is een tweede element waarom een bijsturing van de expansiesteun noodzakelijk is. In de komende decennia wordt V l a a n d e r e n steeds meer geconfronteerd met een vergrijzen-de beroepsbevolking. Om vergrijzen-deze groep werkne-mers optimaal te kunnen blijven inschakelen in de informatie- en communicatiemaatschappij van de 21ste eeuw, wordt bij- en omscholing steeds meer een noodzakelijke voorwaarde. Het herdenken van de expansiesteun in de rich-ting van meer immateriële investeringen (on-derzoek en ontwikkeling, voornamelijk oplei-ding/permanente vorming) is bijgevolg een te overwegen piste. Deze piste sluit bovendien aan bij strategieën die ondernemingen hanteren om zich al dan niet in Vlaanderen te komen vesti-g e n . Naast een vesti-goed klimaat op het vlak van productie en distributie, wordt steeds meer de aanwezigheid van gekwalificeerde mensen en van tal van ondersteunende diensten op het ge-bied van klantenservice, v e r k o o p, r e p a r a t i e, f i-n a i-n c i ë i-n , admii-nistratie ei-n marketii-ng ii-n hoge mate geapprecieerd. Ook de aanwezigheid van een goed kennisklimaat wordt steeds belangrij-ker voor ondernemingen. Zo is de aanwezigheid van spillovers van kennis voor bepaalde onder-nemingen een belangrijke reden om zich in een bepaalde regio te vestigen.

(3)

be-trekking tot overheidssteun werd opgesteld. E x-pliciet wordt gesteld dat de steun moet gericht zijn op de verbetering van het kader waarin on-dernemingen starten en groeien. Dit impliceert investeringen in onderzoek en ontwikkeling, o n-derwijs en opleiding, en stimulansen voor de di-rect begunstigden om de vereiste kennis te ver-werven.

Het gaat voorlopig nog om pistes die in de ko-mende maanden verder worden uitgewerkt, maar samenvattend kan toch worden gesteld dat op deze wijze de slagkracht van de V l a a m s e economie ook in de toekomst zal kunnen wor-den gewaarborgd. Het spreekt voor zich dat on-derzoek en gedetailleerde data-analyse noodza-kelijk is om de transformatie van expansiesteun in goede banen te leiden. Alvast werden reeds enkele onderzoeksinstituten gecontacteerd om bepaalde lacunes in te vullen met betrekking tot expansiesteun.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

De afdeling Milieu-inspectie is absoluut niet van oordeel dat bij de opstart van de huisvuil- verbrandingsoven van de intercommunale Isvag lichte overschrijdingen van de

De kostprijs voor het slibruimen (baggeren), d e bouw van het ontwateringsbekken en het stor- ten in dit bekken bedraagt 4.575.000 frank, i n- clusief

Dit zegelrecht, dat wordt geheven ten voordele van de federale fiscus, is alleen toepasselijk op de afgifte aan particulieren van de in het We t- boek der Zegelrechten bedoelde

Welke maatregelen heeft de minister genomen opdat de gemeente Kraainem de correcte pro- cedure inzake het innen van belastingen zou respecteren3. Welke sancties worden

In elk geval zullen de wegen langs de Leie in stand worden gehouden en zullen indien nodig lokale herstellingen worden uitgevoerd. Ook indien de veiligheid van de

Aldus kan worden geconcludeerd dat de reizi- gers op schooldagen tussen 7.05 en 7.40 uur vanuit Eernegem nog steeds beschikken over vijf autobussen met bestemming Oostende..

De keuze voor het mogelijk inzetten van belbussen wordt mede bepaald door de ervaring dat deze for- mule een meer efficiënte oplossing is, als men er rekening mee houdt dat zodoende

Het decreet van 2 maart 1999 houdende het beleid en het beheer van de zeehavens, voorzag in de op- richting van een aantal instellingen.. Artikel 23 voorzag in de aanstelling van