Vraag nr. 52
van 3 november 1999
van mevrouw VEERLE DECLERCQ Luchthaven Oostende – Concessieprocedure Op 1 september jongstleden verliep de termijn waarbinnen kandidaat-concessionarissen voor de Oostendse luchthaven een offerte konden indie-nen.
In de Commissie voor Openbare We r k e n , M o b i l i-teit en Energie van 14 oktober 1999 verklaarde de minister dat een offerte werd ingediend door B I AC (Brussels International Airport Company), dat een ander bedrijf belangstelling heeft getoond maar geen offerte heeft ingediend, en dat de GOM We s t-Vlaanderen (gewestelijke ontwikkelings-maatschappij) een alternatief voorstel van beheers-formule heeft gedaan.
Aangezien de overheid meer dan de helft van de aandelen van BIAC bezit, kan uit dit resultaat wor-den geconcludeerd dat geen enkele privé-i n v e s-teerder gelooft in de rendabiliteit, nu en in de toe-komst, van de Oostendse luchthaven.
1. Is er, gezien het feit dat er slechts één offerte werd ingediend, nog sprake van een echte me-dedinging ?
Heeft dit financiële consequenties voor het Vlaams Gewest en zo ja, welke ?
Is dit in overeenstemming met de Europese ver-ordeningen op de vrije concurrentie ?
2. Wat is de huidige stand van het dossier ?
Welke respectieve termijnen moeten hierbij worden gerespecteerd ?
Wanneer is de procedure voor het in concessie geven in feite ten einde ?
3. Wat heeft de minister bedoeld met zijn uit-spraak in de vermelde commissievergadering over een mogelijke decreetswijziging ?
Antwoord
1. Het feit dat, na beroep op de mededinging via het Europees Publicatieblad en het Bulletin der A a n b e s t e d i n g e n , slechts één offerte werd inge-d i e n inge-d , inge-doet op zich geen probleem rijzen van overeenstemming met de Europese
verordenin-g e n , vermits de markt voldoende werd verordenin- geraad-pleegd.
Door het feit dat slechts één offerte werd inge-d i e n inge-d , is het uiteraaringe-d niet mogelijk een verge-lijking te maken. Derhalve is het conformiteits-onderzoek het belangrijkste deel van de evalu-a t i e. In het huidige gevevalu-al kevalu-an eventueel princi-pieel worden onderhandeld alvorens eventueel een overeenkomst af te sluiten. De financiële consequenties voor het Vlaams Gewest hangen dan af van het resultaat van de onderhandelin-gen.
Ik zal evenwel eerst het evaluatierapport ter be-raadslaging aan de Vlaamse regering voorleg-g e n , vooraleer nieuwe stappen te doen in de be-sluitvorming.
2. De Participatiemaatschappij Vlaanderen werd belast met het onderzoek van het dossier. D i t onderzoek is nog niet afgerond.
De offertes hebben een geldigheidsduur van zes m a a n d e n , te rekenen vanaf 1 september 1999. Binnen die tijd moet de Vlaamse regering een uitspraak doen.