• No results found

Onderwijs- en examenregeling masteropleiding Artificial Intelligence

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Onderwijs- en examenregeling masteropleiding Artificial Intelligence"

Copied!
18
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Onderwijs- en examenregeling masteropleiding Artificial Intelligence 2016-2017

Overzicht inhoud

Deel 1 Algemene bepalingen Paragraaf 1 Algemene bepalingen Artikel 1.1 Toepasselijkheid regeling Artikel 1.2 Begripsbepalingen Deel 2 Algemeen deel

Paragraaf 2 Toegang opleiding en onderwijs Artikel 2.1 Toelating en toelatingseisen

Artikel 2.2 Ingangseisen

Paragraaf 3 Inrichting en vormgeving Artikel 3.1 Masterexamen, graad en judicium Artikel 3.2 Algemene eindtermen

Artikel 3.3 Curriculum

Artikel 3.4 Vrij onderwijsprogramma Artikel 3.5 Indeling onderwijs en tentamens Artikel 3.6 Vorm van het onderwijs

Artikel 3.7 Opnemen van examenonderdelen behaald buiten de opleiding Artikel 3.8 Vervangen van examenonderdelen Artikel 3.9 Vrijstelling

Paragraaf 4 Toetsing

Artikel 4.1 Tentamenvormen en tentameneisen Artikel 4.2 Aantal tentamens per examenonderdeel Artikel 4.3 Aanmelding voor tentamens

Artikel 4.4 Herkansing van tentamens Artikel 4.5 Geldigheidsduur tentamens

Artikel 4.6 Vaststelling uitslag tentamens en cesuur Artikel 4.7 Bekendmaking uitslag tentamens Artikel 4.8 Inzage- en kennisnamerecht Artikel 4.9 Vaststelling uitslag masterexamen Paragraaf 5 Studievoortgang, studiebegeleiding

en studieadvies

Artikel 5.1 Studievoortgang en studiebegeleiding Paragraaf 6 Overige bepalingen

Artikel 6.1 Berichtgeving aan studenten Artikel 6.2 Omgangsregels

Deel 3 Opleidingsspecifiek deel Paragraaf 7 Toegang opleiding en onderwijs Artikel 7.1. Instroommomenten

Artikel 7.2 Toelatingseisen Artikel 7.3 Taaleis opleiding

Artikel 7.4 Opleidingsspecifieke ingangseisen Paragraaf 8 Inrichting en vormgeving Artikel 8.1 Toepasselijkheid van deze paragraaf Artikel 8.2 Specifieke eindtermen

Artikel 8.3 Studielast van de opleiding Artikel 8.4 Vorm van de opleiding Artikel 8.5 Taal van de opleiding Artikel 8.6 Samenstelling opleiding Artikel 8.7 Deelname aan het onderwijs Artikel 8.8 Generieke vrijstellingen Paragraaf 9 Toetsing

Artikel 9.1 Beperking geldigheidsduur behaalde studieresultaten

Artikel 9.2 Deelname aan tentamens

Deel 4 Overgangs- en slotbepalingen Paragraaf 10 Overgangsbepalingen

Artikel 10.1 Overgangsbepaling betreffende judicia Paragraaf 11 Slotbepalingen

Artikel 11.1 Vangnetregeling en hardheidsclausule Artikel 11.2 Vaststelling en wijziging

Artikel 11.3 Bekendmaking Artikel 11.4 Inwerkingtreding Bijlage 1 Judicium

Bijlage 2 Fraude en plagiaat

Bijlage 3 Omgangsregels Faculteit der Sociale Wetenschappen

Bijlage 4 Nadere uitwerking doelstelling en eindtermen masteropleiding Bijlage 5 Wetenschappelijke integriteit

(2)

Deel 1 Algemene bepalingen Paragraaf 1 Algemene bepalingen Artikel 1.1 Toepasselijkheid regeling

1. Deze onderwijs- en examenregeling (hierna verder: regeling) is van toepassing op de masteropleiding Artificial Intelligence (hierna verder: de opleiding) die in de faculteit Sociale wetenschappen (hierna verder: de faculteit) is ingesteld en beschrijft de geldende procedures, rechten en plichten met betrekking tot het onderwijs, de tentamens en de examens. Deel 2 van de regeling omvat bepalingen die van

toepassing zijn op alle initiële masteropleidingen van de faculteit. In deel 3 zijn aanvullende specifieke bepalingen per opleiding opgenomen.

2. Deze regeling geldt voor alle studenten die in het studiejaar 2016-2017 voor de opleiding zijn ingeschreven.

3. Ter voorkoming van nadeel voor studenten als gevolg van een wijziging van deze regeling ten opzichte van de OER die gold bij de start van de opleiding zijn, zo nodig, passende overgangsregelingen getroffen.

Indien er geen overgangsregeling is getroffen kunnen studenten een beroep doen op de hardheidsclausule (artikel 11.1).

Artikel 1.2 Begripsbepalingen

1. De in deze regeling voorkomende begrippen hebben, indien die begrippen ook voorkomen in de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (hierna verder: de WHW), de betekenis die de WHW daaraan geeft.

2. Naast de in lid 1 bedoelde begrippen wordt in deze regeling verstaan onder:

- EC: European Credit: de eenheid van studielast volgens het European Credit Transfer System, waarbij 1 EC gelijk staat aan 28 uren studie.

- Blackboard: de digitale leeromgeving van de opleiding.

- Tentamen: verzamelnaam voor alle in de opleiding voorkomende toetsvormen, zoals nader omschreven in artikel 4.1, lid 1.

- Examenonderdeel: onderwijseenheid, cf. art. 7.3 van de wet.

- Extracurriculair keuzeonderdeel: door de student vrij in te vullen onderdeel, dat geen deel uitmaakt van het examenprogramma.

- Vrije keuzeonderdeel: door de student vrij in te vullen examenonderdeel, dat deel uitmaakt van het examenprogramma.

- Fraude: elk (opzettelijk) handelen of nalaten van een student dat het vormen van een juist oordeel omtrent diens kennis, inzicht en vaardigheden geheel of gedeeltelijk onmogelijk maakt. Een nadere uitwerking van dit begrip is opgenomen in bijlage 2.

- Wetenschappelijke integriteit: wat betreft het onderzoek en onderwijs binnen de faculteit worden de regels onderschreven zoals die zijn geformuleerd in de Notitie wetenschappelijke integriteit van de KNAW en zijn uitgewerkt in de Nederlandse gedragscode wetenschapsbeoefening door de VSNU.

- Eindwerkstuk: eindwerkstuk van de opleiding, ook wel scriptie of thesis genoemd.

(3)

Deel 2 Algemeen deel

Paragraaf 2 Toegang opleiding en onderwijs Artikel 2.1 Toelating en toelatingseisen

1. Besluiten over toelating worden genomen door de examencommissie.

2. In het opleidingsspecifiek deel van deze regeling is omschreven aan welke toelatingseisen de student moet voldoen om toegelaten te kunnen worden tot de opleiding.

Artikel 2.2 Ingangseisen

Het is de student toegestaan om alle examenonderdelenvan de opleiding te volgen en de desbetreffende tentamens af te leggen, tenzij bij een examenonderdeel sprake is van ingangseisen. Deze ingangseisen zijn in het opleidingsspecifiek deel van deze regeling opgenomen.

Paragraaf 3 Inrichting en vormgeving Artikel 3.1 Masterexamen, graad en judicium

1. De opleiding wordt afgesloten met het masterexamen.

2. Aan degene die het masterexamen van de opleiding met goed gevolg heeft afgelegd, wordt de graad Master of Science verleend.

3. Aan degene die het masterexamen van de opleiding met goed gevolg heeft afgelegd, kan door de examencommissie een judicium worden toegekend. De regels voor de toekenning van het judicium zijn als bijlage 1 bij deze regeling aangehecht.

Artikel 3.2 Algemene eindtermen De opleiding beoogt de studenten:

a. kennis, inzicht en vaardigheden op het desbetreffende gebied bij te brengen;

b. wetenschappelijk te vormen; en

c. voor te bereiden op een verdere (studie-)loopbaan.

Artikel 3.3 Curriculum

1. De opleiding bestaat uit het in het opleidingsspecifiek deel van deze regeling omschreven geheel van examenonderdelen gericht op de verwezenlijking van welomschreven doelstellingen op het gebied van kennis, inzicht en vaardigheden waarover degene die de opleiding voltooit, dient te beschikken.

2. Naast de onderdelen als bedoeld in het voorgaande lid, is het de student toegestaan om extra-curriculaire keuzeonderdelen van buiten de opleiding in te passen.

3. In de opleiding is de student verplicht, als individuele proeve van bekwaamheid, een eindwerkstuk te schrijven, tenzij de examencommissie besluit dat deze verplichting wordt vervangen door deelname aan een onderzoeksproject dan wel een stage waarvan door de student op wetenschappelijke wijze verslag wordt gedaan.

Artikel 3.4 Vrij onderwijsprogramma

1. De examencommissie van de opleiding beslist over een verzoek tot toestemming voor het volgen van een vrij onderwijsprogramma als bedoeld in artikel 7.3d van de WHW. De examencommissie toetst daarbij of het programma past binnen het domein van de opleiding, waaronder de commissie ressorteert, of het voldoende samenhangend is en of het voldoende niveau heeft gelet op de eindtermen van de opleiding.

2. Het desbetreffende verzoek dient tenminste twee maanden voor de aanvang van het programma te zijn ingediend.

Artikel 3.5 Indeling onderwijs en tentamens

1. De opleiding wordt verzorgd in een jaarindeling met twee semesters.

2. Voor het onderwijs in de masteropleidingen kan worden afgeweken van de semesterindeling als bedoeld in lid 1.

Artikel 3.6 Vorm van het onderwijs

1. In het opleidingsspecifiek deel van deze regeling is per examenonderdeel de (werk)vorm van het onderwijs vastgelegd.

(4)

2. In het opleidingsspecifiek deel van deze regeling is vastgelegd in welke taal/talen het onderwijs wordt verzorgd.

Artikel 3.7 Opnemen van examenonderdelen behaald buiten de opleiding

1. De examencommissie kan de student op diens verzoek toestemming geven keuzeonderdelen van buiten de opleiding op te nemen.

2. Het opnemen van de examenonderdelen als bedoeld in lid 1 is slechts toegestaan voor aanvang van dat examenonderdeel.

3. Indien aan de op te nemen examenonderdelen geen EC als bedoeld in deze regeling zijn toegekend, bepaalt de examencommissie hoeveel EC zullen worden toegekend.

4. De examencommissie bepaalt hoeveel EC voor aan buitenlandse universiteiten behaalde

examenonderdelen worden toegekend en draagt voor zover nodig zorg voor de conversie van de behaalde resultaten.

Artikel 3.8 Vervangen van examenonderdelen

In bijzondere gevallen kan de student met toestemming van de examencommissie een examenonderdeel vervangen door een examenonderdeel van buiten de opleiding.

Artikel 3.9 Vrijstelling

1. De examencommissie kan een student op diens verzoek, gehoord de desbetreffende examinator, geheel of gedeeltelijke vrijstelling verlenen van een tentamen indien de student:

a. hetzij een qua inhoud, omvang en niveau overeenkomstig examenonderdeel van een universitaire of hogere beroepsopleiding heeft voltooid;

b. hetzij aantoont door relevante werk- of beroepservaring over voldoende kennis en vaardigheden te beschikken ten aanzien van het desbetreffende examenonderdeel.

2. Vrijstelling moet aangevraagd worden vóór de start van het examenonderdeel.

3. Het aantal EC aan vrijstellingen als bedoeld in lid 1 is nooit hoger dan 50% van het programma.

4. Het eindwerkstuk van de opleiding is van de in lid 1 bedoelde vrijstellingsmogelijkheid uitgezonderd.

5. Indien de opleiding generieke vrijstellingen kent, dan zijn deze opgenomen in het opleidingsspecifiek deel van deze regeling.

Paragraaf 4 Toetsing

Nadere regelingen omtrent de toetsing van de examenonderdelen van de opleiding zijn opgenomen in de Regels en Richtlijnen van de Examencommissie (zie: R&R Kunstmatige intelligentie [NL] / www.ru.nl/fsw/onderwijs/oer-eer-rr- 2016-2017/).

Artikel 4.1 Tentamenvormen en tentameneisen

1. Examenonderdelen van de opleiding worden afgerond met een tentamen. Tentamens kunnen uit meerdere deeltentamens bestaan en worden schriftelijk dan wel mondeling afgelegd. Voorkomende

tentamenvormen zijn: toetsen met meerkeuze en/of open vragen, werkstukken, scripties/thesen, opdrachten, take home tentamens, verslagen, presentaties of combinaties van de eerdergenoemde varianten.

2. In aanvulling op het gestelde in lid 1 van dit artikel kunnen bij examenonderdelen die (mede) deelname aan een practicum of werkgroep omvatten, aanwezigheid en actieve deelname deel uitmaken van het tentamen.

3. Mondelinge tentamens zijn in beginsel openbaar en bestaan uit een individuele toets, waarbij in beginsel niet meer dan één persoon tegelijk wordt getentamineerd.

4. Het mondeling afnemen van tentamens geschiedt tenminste in aanwezigheid van een tweede examinator of een door de examencommissie aangewezen waarnemer. Indien dat niet mogelijk, is wordt van het mondeling tentamen een audio-opname gemaakt. Indien een presentatie onderdeel vormt van de toetsing van het eindwerkstuk geldt hiervoor dezelfde regeling. Datzelfde geldt voor presentaties die voor meer dan 40% meetellen bij de vaststelling van het eindcijfer. Praktijkopdrachten vallen niet onder deze regeling.

(5)

5. Aan studenten met een functiebeperking kan de examencommissie de mogelijkheid bieden tentamens af te leggen op een wijze die aan hun individuele handicap is aangepast. Alvorens hierover te beslissen kan de examencommissie deskundig advies inwinnen.

6. Per examenonderdeel wordt vóór het begin van het studiejaar bekend gemaakt op welke wijze de tentaminering zal plaatsvinden.

7. Minimaal één week voordat het tentamen plaats zal vinden worden representatieve voorbeeldvragen aan studenten ter beschikking gesteld.

8. De cursushandleiding dient uiterlijk één week voor de aanvang van een examenonderdeel te zijn gepubliceerd op de elektronische leeromgeving. In de cursushandleiding zijn mede opgenomen de tentamenstof, tentamenvormen en de weging van de verschillende deeltoetsen bij de bepaling van het eindresultaat.

9. Tentamendata zijn uiterlijk een maand voor de aanvang van een semester bekend.

10. Tussen de laatste onderwijszitting met voor het tentamen relevante nieuwe stof en het tentamen dient tenminste één werkdag te zijn gepland, indien er sprake is van gespreide toetsmomenten. Indien er uitsluitend sprake is van één eindtentamen geldt de regel dat er minimaal drie werkdagen gepland moeten zijn tussen de laatste onderwijszitting en het tentamen.

11. Indien een examenonderdeel start op de eerste dag van een door het college van bestuur vastgestelde onderwijsperiode kunnen geen eisen aan de studenten gesteld worden met betrekking tot op die dag reeds bestudeerde literatuur of gemaakte opdrachten van dat examenonderdeel. Noodzakelijke voorbereidende activiteiten, zoals het lezen van de cursushandleiding of het zoeken van een stageplaats, zijn wel

toegestaan.

12. Indien daarvoor gegronde redenen bestaan kan de examencommissie besluiten een tentamen af te nemen op een andere wijze dan in de studiegids beschreven.

Artikel 4.2 Aantal tentamens per examenonderdeel

1. Studenten mogen per examenonderdeel twee maal per studiejaar deelnemen aan tentamens.

2. In afwijking van het bepaalde in lid 1 wordt tot het afleggen van het tentamen van een examenonderdeel, waarvan het onderwijs in een bepaald studiejaar niet is gegeven, in dat jaar slechts eenmaal de

gelegenheid gegeven. De examinator kan besluiten hiervan af te wijken.

Artikel 4.3 Aanmelding voor tentamens

1. Studenten die zich via OSIRIS inschrijven voor examenonderdelen van de opleiding waarvoor zij zijn ingeschreven, zijn tevens aangemeld voor de eerstvolgende tentamengelegenheid in het desbetreffende studiejaar.

2. Indien een student niet wenst deel te nemen aan het tentamen, dient hij/zij zich uiterlijk vijf werkdagen voor de tentamendatum, af te melden via OSIRIS. Wanneer een student zich niet tijdig afmeldt, wordt het niet verschijnen als een gebruikte tentamenpoging aangemerkt. Dit kan gevolgen hebben voor de

toekenning van een judicium.

3 Indien er sprake is van overmacht, kan een student zich later afmelden. De examencommissie bepaalt of er sprake is van overmacht.

Artikel 4.4 Herkansing van tentamens

1. Elk afgelegd tentamen mag binnen hetzelfde studiejaar eenmaal worden herkanst, ook wanneer de uitslag voldoende is.

2. Studenten dienen zich uiterlijk vijf werkdagen voor de datum van de betreffende herkansing, conform de daarvoor door of namens de examencommissie vastgelegde richtlijnen en aanwijzingen, in te schrijven voor een herkansing.

3. Als er binnen een redelijke termijn een eerder inhoudelijk feedbackmoment heeft plaatsgevonden mag een voldoende beoordeeld werkstuk (verslag, opdracht, essay) niet worden herkanst, tenzij anders aangegeven in de cursushandleiding. Een voldoende beoordeeld eindwerkstuk van de opleiding mag alleen worden herkanst in die zin dat een geheel nieuw eindwerkstuk geschreven wordt.

4. Wanneer een tentamen wordt herkanst, is in alle gevallen het laatst behaalde cijfer bepalend voor het behaalde resultaat.

(6)

5. Bepalingen over de herkansing van deeltoetsen (zoals werkstukken en opdrachten) zijn opgenomen in de cursushandleiding

6. Ieder examenonderdeel moet behaald worden binnen het academisch jaar dat men aan het

examenonderdeel deelneemt. Indien een student het examenonderdeel binnen één academisch jaar niet behaalt, zal hij/zij het betreffende examenonderdeel in het volgend academisch jaar volledig over moeten doen, tenzij de examinator anders bepaalt.

Artikel 4.5 Geldigheidsduur tentamens

1. De geldigheidsduur van behaalde tentamens is onbeperkt, tenzij in het opleidingsspecifiek deel anders is bepaald.

2. Indien sprake is van een beperkte geldigheidsduur, heeft de examencommissie de bevoegdheid om de geldigheidsduur van behaalde tentamens in individuele gevallen te verlengen.

Artikel 4.6 Vaststelling uitslag tentamens en cesuur

1. Tenzij anders is bepaald in het opleidingsspecifieke deel, wordt de uitslag van een tentamen uitgedrukt in hele of halve punten.

2. In afwijking van het eerste lid wordt de uitslag van een tentamen niet vastgesteld op 5,5 punten. Bij een score tussen 5 en 6 wordt een score lager dan 5,50 afgerond naar 5, en een score van of groter dan 5,50 naar 6. Bepalingen over de afronding van deeltentamens van specifieke examen-onderdelen zijn opgenomen in de studiegids van de opleiding.

3. Wanneer de uitslag van een tentamen groter of gelijk is aan 6,0 wordt het tentamen geacht te zijn behaald.

Wanneer de uitslag van het tentamen kleiner of gelijk is aan 5,0 wordt het tentamen geacht niet te zijn behaald.

Artikel 4.7 Bekendmaking uitslag tentamens

1. De examinator stelt de uitslag van een schriftelijk tentamen zo snel mogelijk vast en verschaft de administratie de benodigde gegevens ten behoeve van de bekendmaking daarvan.

2. Voor een mondeling tentamen geldt dat de uitslag terstond of anders binnen vijf werkdagen na het tentamen bekendgemaakt dient te zijn. Voor een schriftelijk tentamen is de termijn vijftien werkdagen na de dag waarop het tentamen is afgelegd. Deze laatste regel geldt ook voor schriftelijke deeltentamens. Bij open vragen tentamens met meer dan honderd deelnemers geldt een nakijktermijn van twintig werkdagen.

Bij werkstukken geldt de regel, dat deze nagekeken dienen te zijn binnen vijftien werkdagen en bij meer dan honderd studenten binnen twintig werkdagen.

3. De nakijktermijn dient op het tentamenformulier vermeld te worden.

4. Tussen de bekendmaking van de uitslag van een schriftelijk tentamen en het hertentamen dient een termijn van tenminste tien werkdagen te liggen.

5. De examencommissie kan de termijn, bedoeld in het tweede lid, in overleg met de examinator verlengen dan wel bekorten.

6. Bij de bekendmaking van een tentamenuitslag wordt de student gewezen op het inzagerecht, zoals bedoeld in artikel 4.8, en op de mogelijkheid van beroep bij het college van beroep voor de examens binnen de daarvoor geldende beroepstermijn en op de mogelijkheid tot herbeoordeling. Een verzoek tot herbeoordeling moet ingediend worden bij de examencommissie en schort de termijn voor het indienen van een beroepsschrift niet op.

7. Bij de vaststelling van de uitslag voor het eindwerkstuk van de opleiding is naast de dagelijkse begeleider altijd een onafhankelijke tweede lezer geconsulteerd.

8. In geval van een vermoeden van fraude of plagiaat dient er gehandeld te worden volgens de regels en richtlijnen van de examencommissie.

Artikel 4.8 Inzage- en kennisnamerecht

1. Deelnemers aan een schriftelijk tentamen hebben binnen maximaal twintig werkdagen na de

bekendmaking van de uitslag recht op inzage. De inzage vindt plaats onder toezicht van in ieder geval een examinator en/of een andere persoon met inhoudelijke kennis van de cursus, in de tentamenopgaven en hun eigen beoordeelde werk, alsmede op uitleg over de formele beoordelingsnormen.

2. In afwijking van het eerste lid kan de examinator bepalen, dat de inzage collectief geschiedt op een vooraf vastgestelde datum, tijdstip en plaats.

(7)

3. Van de in lid 2 van dit artikel bedoelde inzage worden tenminste de datum en tijd en bij voorkeur ook de plaats uiterlijk vijf werkdagen voor aanvang van de inzage bekendgemaakt.

4. Indien een student aantoonbaar door overmacht verhinderd is de collectieve inzage bij te wonen, kan desgevraagd afzonderlijk inzage worden verleend op een ander tijdstip, bij voorkeur binnen de termijn genoemd in het eerste lid.

5. In alle gevallen vindt de inzagemogelijkheid plaats uiterlijk vijf werkdagen voorafgaand aan het hertentamen.

Artikel 4.9 Vaststelling uitslag masterexamen

1. Wanneer de student alle examenonderdelen met positief resultaat heeft afgelegd, dient hij/zij het masterexamen zelf aan te vragen

2. De examencommissie stelt de uitslag van het masterexamen vast, zodra de student de tentamens van de examenonderdelen behorende bij de desbetreffende opleiding met goed gevolg heeft afgelegd en daarvan het bewijs heeft overlegd.

3. Alvorens de uitslag van het masterexamen vast te stellen kan de examencommissie zelf een onderzoek instellen naar de kennis van de student met betrekking tot één of meer examenonderdelen of aspecten van de opleiding. Indien dit het geval is, is dat uitgewerkt in het opleidingsspecifiek deel van deze regeling.

Paragraaf 5 Studievoortgang, studiebegeleiding en studieadvies Artikel 5.1 Studievoortgang en studiebegeleiding

1. De decaan draagt zorg voor een zodanige registratie van de studieresultaten dat elke student een overzicht kan krijgen van de op dat moment in het systeem OSIRIS vastgelegde behaalde resultaten.

2. De decaan draagt zorg voor een adequate studiebegeleiding.

Paragraaf 6 Overige bepalingen Artikel 6.1 Berichtgeving aan studenten

Berichten die voor alle of voor grote groepen studenten van een opleiding gelden worden gepubliceerd op Blackboard. Berichten die bestemd zijn voor studenten van een bepaald examenonderdeel worden geplaatst op de Blackboardcommunity van het betreffende onderdeel. Berichten bestemd voor individuele studenten worden gestuurd naar de e-mailadressen die door de universiteit zijn verstrekt (....@student.ru.nl). In bijzondere gevallen wordt per brief gecommuniceerd. Brieven worden verzonden naar het adres dat door de student is aangegeven als postadres.

Artikel 6.2 Omgangsregels

Studenten en medewerkers dienen te handelen naar de binnen de faculteit geldende omgangsregels. Deze regels zijn opgenomen als bijlage 3 bij deze regeling.

(8)

Deel 3 Opleidingsspecifiek deel

Paragraaf 7 Toegang opleiding en onderwijs Artikel 7.1. Instroommomenten

1. De opleiding kent de volgende instroommomenten. Inschrijving voor de opleiding is alleen mogelijk per één van deze data:

a. 1 september;

b. 1 februari.

2. Inschrijving voor de opleiding is alleen mogelijk als de afstudeerdatum van de toelating gevende opleiding vooraf gaat aan de inschrijfdatum.

Artikel 7.2 Toelatingseisen

1. Toelaatbaar tot de opleiding is in ieder geval:

a. degene die het bachelorexamen Kunstmatige intelligentie c.q. Artificial Intelligence aan de Radboud Universiteit met goed gevolg heeft afgelegd;

b. degene die een graad heeft behaald aan één van de volgende bacheloropleidingen:

- de bacheloropleiding Informatica met de minor overgangspakket KI aan de Radboud Universiteit;

- de bacheloropleiding Informatiekunde met de minor overgangspakket KI aan de Radboud Universiteit;

- de bacheloropleiding Kunstmatige intelligentie c.q. Artificial Intelligence aan één der andere Nederlandse universiteiten;

c. degene die in het bezit is van een bewijs van toelating verstrekt door of namens het college van bestuur voor het desbetreffende studiejaar op grond van het bezit van een getuigschrift dat ten minste gelijkwaardig is aan één der eerder in dit lid genoemde diploma's.

2. Tot de opleiding is ook toelaatbaar degene die naar het oordeel van de examencommissie voldoende blijk heeft gegeven van geschiktheid voor het volgen van de opleiding en het bewijs heeft geleverd van voldoende beheersing van de Engelse taal, zoals bepaald in artikel 7.3.

Artikel 7.3 Taaleis opleiding

1. Voor deelname aan het onderwijs en de tentamens van de opleiding is een voldoende beheersing van de Engelse taal vereist.

2. Aan deze eis is in ieder geval voldaan wanneer de student:

- in het bezit is van een diploma voorbereidend wetenschappelijk onderwijs; of

- in het bezit is van een diploma van voortgezet onderwijs, behaald aan een Engelstalige instelling van voortgezet onderwijs binnen of buiten Nederland; of

- één van de onderstaande toetsen heeft afgelegd:

a. de Test of English as a Foreign Language (TOEFL) met een score van 550 punten of hoger (paper based), 213 punten of hoger (computer based) of 90 punten of hoger (internet based);

b. de International English Language Testing System (IELTS) met een score van 6.5 of hoger;

c. Cambridge Certificate of Advanced English ofwel Cambridge Certificate of Proficiency in English met een score van ten minste C.

Artikel 7.4 Opleidingsspecifieke ingangseisen

1. In afwijking van het bepaalde in het algemeen deel van deze regeling kan aan het onderwijs en de tentamens van de hierna te noemen onderdelen slechts worden deelgenomen, indien aan de navolgende ingangseisen in voldaan.

2. Met de onderdelen Internship, Condensed Research Project en Extended Research Project mag pas worden begonnen, als minimaal 48 EC van het masterprogramma is behaald.

3. Per onderdeel kunnen specifieke toelatingseisen worden gesteld, zoals vermeld in de studiegids van de opleiding.

(9)

Paragraaf 8 Inrichting en vormgeving Artikel 8.1 Toepasselijkheid van deze paragraaf

1. Artikel 8.6 is van toepassing op de studenten die in het studiejaar 2016-2017 instromen in de masteropleiding.

2. Voor studenten van eerdere cohorten is in beginsel het programma van toepassing zoals beschreven in de OER van het studiejaar waarin zij zijn ingestroomd.

Artikel 8.2 Specifieke eindtermen

1. In aanvulling op de algemene eindtermen in het algemeen deel van deze regeling zijn voor de masteropleiding Artificial Intelligence de volgende eindtermen vastgesteld:

a. de student beschikt over gevorderde kennis, vaardigheden en inzicht op het gebied van de kunstmatige intelligentie;

b. de student beschikt over een gevorderde academische vorming;

c. de student beschikt over het onder sub a en b genoemde op zodanig niveau dat dit aansluit op de bacheloropleiding op het gebied van de kunstmatige intelligentie;

d. de student is in staat tot het zelfstandig verrichten van onderzoek op het gebied van de kunstmatige intelligentie.

2. De nadere uitwerking van lid 1 is opgenomen in bijlage 4.

3. De specifieke doelstelling per onderdeel is opgenomen in de cursusbeschrijving in de meest recente studiegids.

Artikel 8.3 Studielast van de opleiding

De opleiding heeft een studielast van 120 EC.

Artikel 8.4 Vorm van de opleiding

De opleiding wordt uitsluitend voltijds verzorgd.

Artikel 8.5 Taal van de opleiding

De opleiding wordt verzorgd in het Engels.

Artikel 8.6 Samenstelling opleiding

1. Met inachtneming van het hierover bepaalde in het algemeen deel van deze regeling kent de masteropleiding de volgende onderdelen met de daarbij vermelde studielast in EC (totaal 120 EC):

N.B.: Onder voorbehoud van wijziging in details van cursusnamen.

a. Algemeen verplichte onderdelen:

- Trends in Artificial Intelligence ... 6

- Advanced Research Methods for MSc AI ... 3

- Academic Writing and Reviewing ... 3

- Filosofisch onderdeel naar keuze: ... 3

ofwel: Theoretical Cognitive Science 2: Science and Society; ofwel: Evolution and the mind; ofwel: Upgrading the human; ofwel: enig ander filosofisch onderdeel mits goedgekeurd door de examencommissie; - Naar keuze: ... 48

- ofwel: Internship ... 18 plus Master’s Research Project ... 30

- ofwel: Extended Master’s Research Project ... 48

b. Verdieping in één van de drie afstudeerspecialisaties van de opleiding: b1 afstudeerspecialisatie Web and Language Interaction: - Computational modeling for language and interaction ... 6

- App-lab: Intelligent mobile Apps ... 6

- Text Mining ... 6

(10)

b2 afstudeerspecialisatie Robot Cognition:

- Advances in Cognitive robotics ... 6

- Theoretical foundations for cognitive agents ... 6

- Motor Control of Perception ... 6

- Beperkte keuzeonderdelen binnen de afstudeerspecialisatie ... 18

b3 afstudeerspecialisatie Computation in neural and artificial Systems: - Computational Cognitive Neuroscience ... 6

- Cognition and Complexity ... 6

- Brain-Computer Interfacing practical ... 6

- Beperkte keuzeonderdelen binnen de afstudeerspecialisatie ... 18

c Algemene beperkte keuzeonderdelen ... 9

d Vrije keuze ... 12 2. Een beschrijving van de in lid 1 genoemde examenonderdelen, inclusief contacturen, (samenvatting van

de) leerdoelen, werkvormen en tentamenvormen, is opgenomen in de studiegids van de opleiding.

3. Examenonderdelen die deel uitmaken van het verplichte curriculum van een toelatend bachelorexamen mogen niet ook deel uitmaken van het masterexamen. Indien dit een verplicht examenonderdeel van het masterexamen betreft bepaalt de examencommissie een vervangend examenonderdeel. Deze regeling is ook van toepassing op onderdelen van het toelatende bachelorexamen die naar het oordeel van de examencommissie te veel overlap vertonen met onderdelen van het masterexamen.

4. De beperkte keuzeonderdelen van de afstudeerspecialisatie, genoemd in lid 1 sub b, dienen gekozen te worden uit de lijst van beperkte keuze-onderdelen van de desbetreffende afstudeerspecialisatie, die voor het begin van het studiejaar wordt gepubliceerd in de Blackboard van de opleiding.

5. De algemene beperkte keuze-onderdelen genoemd in lid 1 sub c dienen gekozen te worden uit:

- ofwel één der verplichte onderdelen van een andere dan de eigen afstudeerspecialisatie;

- ofwel één der lijsten van beperkte keuzeonderdelen van enigerlei afstudeerspecialisatie zoals genoemd in lid 4;

- ofwel de lijst van beperkte keuzeonderdelen buiten een afstudeerspecialisatie die voor het begin van het studiejaar wordt gepubliceerd in de Blackboard van de opleiding.

6. De vrije keuzeonderdelen genoemd in lid 1 sub d kunnen vrij gekozen worden, onder het voorbehoud dat de keuze voldoende niveau en inhoudelijke relevantie heeft ten aanzien van het studieprogramma. Niveau en relevantie zijn ter beoordeling van de examencommissie.

Artikel 8.7 Deelname aan het onderwijs

1. Tenzij anders aangegeven in de studiegids geldt voor deelname aan het onderwijs:

a. deelname aan practica is verplicht, tenzij het practicum impliceert dat in te leveren opdrachten onder begeleiding gemaakt worden;

b. deelname aan hoor- en responsiecolleges is facultatief;

c. deelname aan werkgroepen is facultatief.

2. De invulling van de deelnameverplichting en de eventuele sancties die verbonden zijn aan het niet naleven van deze verplichting dienen aangegeven te worden in de cursushandleiding van het betreffende examenonderdeel.

3. Indien niet is voldaan aan de in lid 2 genoemde voorwaarden kan er geen sprake zijn van een deelnameverplichting.

Artikel 8.8 Generieke vrijstellingen

De examencommissie verleent geen standaardvrijstellingen op grond van eerder genoten opleidingen.

Paragraaf 9 Toetsing

Artikel 9.1 Beperking geldigheidsduur behaalde studieresultaten

In afwijking van het bepaalde artikel 4.5 kan de examencommissie, indien daar geldige inhoudelijke dan wel onderwijskundige redenen voor zijn, voor een onderdeel waarvan het tentamen langer dan zes jaar geleden is behaald een aanvullend dan wel vervangend tentamen opleggen, alvorens de student wordt toegelaten tot het

(11)

afleggen van het masterexamen. Een dergelijk vervangend dan wel aanvullend tentamen levert geen extra EC op.

Artikel 9.2 Deelname aan tentamens

Ieder die studeert voor het masterexamen en in een academisch jaar niet slaagt voor een studieonderdeel, kan in het volgend academisch jaar opnieuw aan het tentamen deelnemen, maar zal dan getoetst worden over de inhoud die het onderdeel heeft in dat betreffende jaar, dan wel over de inhoud van een door de opleiding als vervanging aangewezen onderdeel.

(12)

Deel 4 Overgangs- en slotbepalingen Paragraaf 10 Overgangsbepalingen

Artikel 10.1 Overgangsbepaling betreffende judicia

Voor studenten die ononderbroken voor de masteropleiding stonden ingeschreven geldt tot drie jaar na het starten van de opleiding de judiciumregeling zoals die opgenomen was in de OER die gold bij de aanvang van de studie

Paragraaf 11 Slotbepalingen

Artikel 11.1 Vangnetregeling en hardheidsclausule

1. In alle gevallen waarin deze regeling niet voorziet of niet duidelijk voorziet beslist de decaan.

2. De examencommissie danwel de decaan is bevoegd om in geval van onbillijkheden van overwegende aard in individuele gevallen ten voordele van de student een uitzondering te maken op het bepaalde in deze regeling.

Artikel 11.2 Vaststelling en wijziging

1. Onverminderd het bepaalde in artikel 7 van de structuurregeling, wordt deze regeling vastgesteld of gewijzigd door de decaan nadat de opleidingscommissie daarover heeft geadviseerd en de facultaire gezamenlijke vergadering daarmee heeft ingestemd.

2. Een wijziging van deze regeling kan in bijzondere gevallen betrekking hebben op het lopende studiejaar, echter alleen als de belangen van de studenten daardoor niet onevenredig worden geschaad.

Artikel 11.3 Bekendmaking

1. De decaan draagt zorg voor een passende bekendmaking van deze regeling, alsmede van eventuele wijzigingen.

2. Elke belanghebbende kan op de website van de faculteit de OER raadplegen.

Artikel 11.4 Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking op 1 september 2016.

De eerder voor genoemde opleiding vastgestelde onderwijs- en examenregelingen komen per die datum te vervallen.

Aldus vastgesteld door de decaan op 7 juli 2016.

(13)

Bijlagen

Bijlage 1 Judicium

1. Met inachtneming van het in dit artikel bepaalde is de examencommissie het orgaan dat vaststelt of een, en zo ja welk, judicium wordt toegekend.

2. Het judicium:

a. ‘cum laude’ wordt toegekend als de gewogen gemiddelde uitslag van de eindbeoordeling van de in lid 3 bedoelde examenonderdelen groter is dan of gelijk is aan 8,0; óf

b. ‘summa cum laude’ wordt toegekend als de gewogen gemiddelde uitslag van de eindbeoordeling van de in lid 3 bedoelde examenonderdelen groter is dan of gelijk is aan 9,0.

3. Het judicium wordt berekend over alle onderdelen van het examenprogramma waarvoor een cijfer is toegekend op een schaal van 1 tot en met 10, met uitzondering van de extracurriculaire

examenonderdelen.

4. Als weegfactor bij de berekening van het gewogen gemiddelde uitslag geldt het aantal EC van het examenonderdeel als bedoeld in lid 3, tenzij in het opleidingsspecifieke deel anders is bepaald.

5. Het judicium wordt niet toegekend indien meer dan 10 procent van de totale studielast van het examenprogramma (zijnde een of meer examenonderdelen) is herkanst óf als tentamens meer dan eenmaal zijn herkanst, behoudens de bevoegdheid van de examencommissie om gemotiveerd anders te beslissen.

6. Het judicium wordt niet toegekend indien bij een van de examenonderdelen van het gehele examenprogramma fraude is geconstateerd.

Bijlage 2 Fraude en plagiaat

1. Onverminderd het bepaalde in artikel 1.2, lid 2 van de OER kan fraude bij een schriftelijk meerkeuze en/of open vragen (her)tentamen bestaan uit:

a. afkijken of spieknotities gebruiken;

b. tijdens het (her)tentamen gebruik maken van hulpmiddelen (woordenboeken, rekenmachine, mobiele telefoon, camera etc.), waarvoor geen toestemming is gegeven;

c. binnen of buiten de tentamenruimte informatie uitwisselen gedurende het afnemen van het (her)tentamen;

d. zich tijdens het (her)tentamen uitgeven voor iemand anders of zich tijdens het (her)tentamen door iemand anders laten vertegenwoordigen;

e. zich voor de afname van het (her)tentamen in het bezit stellen van de opgaven van het desbetreffende (her)tentamen;

f. het tijdens of na het (her)tentamen of tijdens de inzage meenemen of dupliceren van het tentamen en/of het verspreiden daarvan, als daar door de examinator geen toestemming voor is gegeven.

Bovengenoemde opsomming is niet uitputtend.

2. Bij andere tentamenvormen kan fraude bestaan uit fabricatie van gegevens en/of falsificatie van gegevens en/of plagiaat. Onder fabricatie wordt verstaan het verzinnen of anderszins fabriceren van

onderzoekgegevens. Onder falsificatie wordt verstaan het manipuleren of valselijk presenteren van onderzoeksgegevens en -uitkomsten. Onder plagiaat wordt verstaan de volgende en vergelijkbare gedragingen:

a. het overnemen van teksten, gedachten, redeneringen van anderen en deze laten doorgaan voor eigen werk;

b. het indienen van een eerder ingediende of daarmee vergelijkbare tekst voor opdrachten van andere opleidingsonderdelen zonder bronvermelding;

c. het indienen van werkstukken die verworven zijn van een commerciële instelling of die - al dan niet tegen betaling - door iemand anders zijn geschreven.

Bovengenoemde opsomming is niet uitputtend.

(14)

3. Ingeval van fraude en plagiaat kunnen - behalve de dader - ook medeplichtigen worden bestraft. Van medeplichtigheid als bedoeld in de vorige volzin is in ieder geval sprake indien het overnemen van werk van medestudenten gebeurt met toestemming en/of medewerking van de medestudent.

4. Vermoedens van fraude of plagiaat kunnen zowel voor, tijdens als na afloop van het (her)tentamen worden vastgesteld.

5. Wanneer tijdens het afleggen van een schriftelijk (her)tentamen de surveillant bij een deelnemer fraude meent te constateren, wordt hiervan door de surveillant terstond op een daartoe aanwezig protocol aantekening gemaakt. De surveillant maakt tevens een aantekening op het antwoordblad van de

deelnemer die van fraude verdacht wordt, hetzij op het moment dat de fraude geconstateerd wordt, hetzij wanneer de deelnemer zijn/haar tentamenset inlevert. Na afloop van het tentamen maakt de surveillant een schriftelijk verslag op van de geconstateerde fraude. De examinandus wordt in de gelegenheid gesteld hieraan een schriftelijk commentaar toe te voegen. Het schriftelijke verslag en het eventuele commentaar hierop worden ter hand gesteld aan de betrokken examinator. Deze is verplicht contact op te nemen met de examencommissie ter verdere afhandeling.

6. Ter opsporing van plagiaat kan een examinator gebruik maken van een plagiaatopsporings-programma.

7. Ingeval de examinator of een andere betrokkene voor, tijdens of na het beoordelen van andere toetsvormen fraude of plagiaat meent te constateren, meldt hij/zij dit aan de examencommissie en overlegt daarbij een dossier met bewijsstukken.

8. De examencommissie stelt na onderzoek vast of er fraude is opgetreden.

9. Ingeval van geconstateerde fraude kan de examencommissie de examinandus uitsluiten van verdere deelname aan het desbetreffende examenonderdeel of (her)tentamen, alsmede van deelname aan andere (her)tentamens voor ten hoogste één jaar nadat de fraude is geconstateerd.

10. Bij ernstige fraude kan het CvB op voorstel van de examencommissie de inschrijving voor de opleiding van de betrokkene definitief beëindigen.

Bijlage 3 Omgangsregels Faculteit der Sociale Wetenschappen

De Faculteit der Sociale Wetenschappen wil een inspirerende omgeving bieden waarbinnen medewerkers en studenten kunnen werken en studeren met inzet, plezier en resultaat. In dit verband heeft de Faculteit der Sociale Wetenschappen een aantal omgangsregels vastgesteld dat wij binnen de faculteit hanteren. Deze omgangsregels worden gezien als basis voor een motiverende en inspirerende werkomgeving. Het is een gezamenlijke verantwoordelijkheid van medewerkers en studenten om hiervoor zorg te dragen.

Uitgangspunten

De faculteit streeft naar een sfeer die gekenmerkt wordt door:

- wederzijds respect en persoonlijke ontwikkeling;

- openheid en vertrouwen;

- samenwerken en verantwoordelijkheid nemen.

Dit houdt in dat

- iedereen respectvol met elkaar omgaat zonder denigrerend of kwetsend te zijn;

- iedereen een ander behandelt zoals hij/zij zelf behandeld wil worden. Dit geldt voor alle contacten op de campus tussen medewerkers en studenten en voor alle manieren van communiceren, mondeling en schriftelijk, o.a. via e-mail, Blackboard, chatrooms en onderwijsevaluaties;

- iedereen ervoor zorgt dat hij/zij bekend is met de regels zoals die vastgelegd zijn in de verschillende reglementen (o.a. OER, studentenstatuut, regeling wetenschappelijke integriteit, gebruiksreglement RU- netwerk en Surfnet) en met de afspraken die gemaakt zijn ten aanzien van bijvoorbeeld aanwezigheid, inlevertermijn, nakijktermijn, maken van opdrachten;

- iedereen zich ook aan de regels en afspraken houdt;

- studenten en examinatoren samen verantwoordelijk zijn voor het goed verlopen van het leerproces en elkaar daar ook op kunnen en mogen aanspreken;

- iedereen uitgaat van de goede bedoelingen van elkaar en zich niet baseert op algemene (voor)oordelen;

- iedereen ervoor zorgt dat hij/zij op de hoogte is van relevante informatie en van de laatste wijzigingen ten aanzien van organisatie en inhoud van het onderwijs;

(15)

- iedereen respect heeft voor elkaars eigendommen en zorg draagt voor de ruimtes en materialen die gebruikt worden.

Dit alles komt in essentie op hetzelfde neer: behandel elkaar met respect. De faculteit vertrouwt erop dat studenten en medewerkers hiernaar zullen handelen.

Bijlage 4 Nadere uitwerking doelstelling en eindtermen masteropleiding

Voor zowel de BSc- als de MSc-opleiding zijn de centrale doelen de integratie van kennis en vaardigheden, alsmede het verwerven van een kritische en academische houding. Ze kunnen worden geoperationaliseerd in termen van vijf leerdoelen die het Nijmeegse KI profiel weerspiegelen. Deze leerdoelen corresponderen met de vijf zogeheten Dublin descriptoren die het niveau van bachelor- en master-programma's in algemene termen beschrijven.

De vijf leerdoelen voor KI zijn geïmplementeerd via tien eindtermen voor de bachelor- en elf voor de masteropleiding. Zowel de leerdoelen als de eindtermen voldoen aan de beschrijving in het domein- specifieke Frame of Reference van de KION (KION-FoR), maar doen ook recht aan het Nijmeegse KI- profiel. Deze eindtermen vormen het middel om enerzijds de vijf leerdoelen te handhaven, en anderzijds solide vereisten te verschaffen voor het implementeren van de educatieve leeromgeving. Zoals figuur 1 weergeeft, is het via de specificatie, toetsing en evaluatie van de leerdoelen van ieder individueel vak dat de BSc en MSc-opleidingen een kwalitatief hoogwaardige educatieve leeromgeving implementeren die zowel voldoet aan academische normen als aan de KION-FoR.

Figuur 1. Implementatieschema voor de beoogde leerresultaten van de BSc/MSc-opleidingen:

profiel, leerdoelen, eindtermen en cursusdoelen. Leerdoelen voor de MSc opleiding

MSc studenten worden getraind op een niveau van academische en wetenschappelijke competentie die voortbouwt op de in een universitaire BSc-opleiding ontwikkelde competenties, en deze uitbreidt in termen van zelfstandigheid, kritisch oordeel en de bekwaamheid om hun kennis, vaardigheden, begrip en

probleemoplossend vermogen systematisch toe te passen in nieuwe of onbekende omgevingen binnen een multidisciplinaire context gerelateerd aan hun studierichting. MSc-studenten verwerven geavanceerde competenties, kennis en begrip aangaande het vakgebied AI, die een fundament of mogelijkheid bieden tot originaliteit in het ontwikkelen en/of toepassen van ideeën in een specifiek subdomain van de AI, zoals Linguistic web interaction, Robot cognition en Neural computation. De focus op wetenschappelijk onderzoek en onderzoeksmethoden is één van de hoofdprincipes in het onderwijsprogramma. Als zodanig weerspiegelen de eindtermen van de MSc-opleiding een uitgesproken wetenschappelijke oriëntatie.

Afgestudeerde masterstudenten zijn volledig toegerust voor werk in professionele onderzoeksomgevingen of in wetenschappelijke onderzoeksinstituten, bijvoorbeeld als junior onderzoekers die werken aan hun PhD.

(16)

Leerdoel 1 Verwerven van kennis en begrip

Studenten verwerven up-to-date en diepgaande kennis en begrip over AI, geïnformeerd door de huidige wetenschap en onderzoek dat de breedte van de specialisatie bestrijkt. Dit behelst kernbegrippen en - theorieën, zowel als onderzoekstechnieken en -methoden in het vakgebied.

Leerdoel 2 Toepassen van kennis en begrip

Studenten kunnen verworven kennis en begrip toepassen op theoretische en praktische problemen in de KI.

Zij zijn in staat om zelfstandig een gegeven onderzoeksvraag te formaliseren en om op creatieve en

innovatieve wijze een antwoord, oplossing of applicatie aangaande die vraag te produceren, gewoonlijk via computationele middelen.

Leerdoel 3 Kritisch oordeel

Studenten zijn in staat om te redeneren op een kritische, academische wijze, zodat ze verder kunnen gaan dan de state of the art en kunnen bijdragen aan het verleggen van de grenzen in hun onderzoeksgebied. Dit houdt in dat studenten een kritisch bewustzijn van het huidige onderzoek en geavanceerde wetenschap in hun onderzoeksgebied hebben. Zij zijn in staat om onderzoeksmethoden te evalueren, er kritiek op te ontwikkelen en, waar toepasselijk, nieuwe hypothesen voor te stellen. Studenten zijn zich bewust van vooronderstellingen en maatschappelijke consequenties van onderzoek en zijn in staat om kritisch te reflecteren op hun eigen professioneel handelen.

Leerdoel 4 Communicatie

Studenten zijn in staat om hun kennis, inzichten en bevindingen zowel mondeling als schriftelijk adequaat uit te drukken. Ze zijn getraind in het presenteren, begrijpen en beoordelen van onderzoeksresultaten, zodat ze effectief kunnen communiceren met gespecialiseerd en niet-gespecialiseerd publiek in een verscheidenheid van media en voor verschillende doeleinden (wetenschappelijke publicatie, algemene publieksinformatie, initiëren/onderhouden van samenwerking, verwerven van financiering).

Leerdoel 5 Leervaardigheden

Studenten nemen initiatief en verantwoordelijkheid voor hun eigen onderricht en zijn in staat om hun eigen leerproces te sturen, waardoor zij zelfstandig kunnen blijven leren en zich professioneel kunnen ontwikkelen, inclusief het vermogen tot verder onderzoek, bijvoorbeeld als PhD student aan een onderzoeksinstelling.

Eindtermen van de MSc-opleiding

In vergelijking met de BSc-opleiding ontwikkelt de MSc-opleiding hogere niveaus van zelf-management alsmede onafhankelijke en kritische zelf-reflectie, en biedt het studenten de mogelijkheid om zich te specialiseren in geavanceerde, state-of-the-art thema's in AI. Elk individueel vak draagt bij aan de training voor de in totaal elf eindtermen van de MSc-opleiding. Dit is het geval voor zowel de Web and Language Interaction als de Robot Cognition en de Computation in Neural and Artificial Systems specialisatie. Zoals weergegeven in figuur 1 implementeren de elf eindtermen de vijf leerdoelen voor AI, die op hun beurt de vijf Dublin descriptoren operationaliseren met betrekking tot het Nijmeegse AI profiel. Deze eindtermen zijn:

1. Relevant niveau: de master heeft aangetoond kennis en begrip te hebben op het gebied van de AI, gebaseerd op de kennis en het inzicht op bachelorniveau, die deze uitbreiden en/of verdiepen, en die de mogelijkheid bieden tot een originele bijdrage te leveren aan het ontwikkelen en/of toepassen van ideeën, vaak in onderzoeksverband. Het niveau van de MSc-opleiding overtreft dat van de BSc-opleiding op de punten van meer geavanceerd cursusmateriaal (zoals wetenschappelijke artikelen), werkvormen (zoals het ontwerp van innovatieve interactie-platforms) en de mate van zelfstandigheid en verantwoordelijkheid, bijv. in ontwerp en uitvoering van experimenten en in wetenschappelijke communicatie (zowel

mondeling als schriftelijk).

2. Relevante disciplines: de master heeft relevante kennis en begrip op het gebied van de psychologie, informatica, wiskunde, logica, linguïstiek, filosofie en neurowetenschappen, op een niveau waarop zij/hij actief verbanden kan leggen tussen de AI en deze verschillende disciplines, en in staat is de inbreng van wetenschappers in verschillende disciplines te integreren binnen AI-projecten.

3. Cognitie: de master beschikt over relevante kennis van diverse menselijke cognitieve functies en vaardigheden, zoals probleemoplossen, waarneming, taalgebruik en motoriek, op een niveau dat een originele bijdrage aan het computationeel modelleren van een dergelijke functionaliteit mogelijk maakt.

(17)

4. Paradigma's: de master heft kennis van en inzicht in de overeenkomsten en verschillen in architectuur en werking van verschillende modeltypen, zoals de klassiek-symbolische, de connectionistische en de meer recente dynamische en probabilistische modeltypen. Tevens heeft de master oog voor de theoretische implicaties daarvan en voor de relevantie van verschillende modellen voor verschillende

toepassingsdomeinen.

5. Analytische vaardigheden: de master is in staat om zelfstandig een abstract probleem dat complex en ondergespecificeerd is zodanig te analyseren dat d.m.v. een werkend computerprogramma een oplossing kan worden gezocht en, indien relevant, een theoretische generalisatie plaats kan vinden. Daarnaast is zij/hij in staat om een theorie te vertalen in een algoritme of een computationeel model,

modelvoorspellingen af te leiden, en deze te toetsen.

6. Research: de master is in staat tot zelfstandig en methodologisch zuiver opzetten, uitvoeren en analyseren van empirisch onderzoek.

7. Praktische toepassing: de master is in staat om rationeel te denken en te handelen, en om complexe en/of uitgebreide eisen vanuit de praktijk (bijvoorbeeld van een gebruikersgroep) te vertalen naar een werkplan tot ontwikkeling, verbetering of uitbreiding van een computerprogramma.

8. Filosofie: de master heeft oog voor de wijsgerige grondslagen en implicaties van de invloedrijke paradigma's en modeltypen in de AI, alsmede voor de maatschappelijke en ethische consequenties van ontwikkelingen binnen het vakgebied.

9. Kritische attitude: de master heeft een kritische, wetenschappelijke instelling ten opzichte van onderzoek in het algemeen en de AI in het bijzonder, en is in staat een goed onderbouwde eigen mening te vormen aangaande de laatste ontwikkelingen in diverse deelgebieden van de AI.

10. Communicatie: de master is in staat om zich schriftelijk uit te drukken overeenkomstig de binnen de AI gangbare normen voor wetenschappelijke publicaties (zowel formeel, bijvoorbeeld IEEE [Institute of Electrical and Electronics Engineers], Computer Society, APA [American Psychology Association], als inhoudelijk), en om artikelen in relevante tijdschriften effectief te verwerken. Daarnaast beschikt zij/hij over voldoende mondelinge uitdrukkingsvaardigheid om verslag te doen van uitgevoerd onderzoek en op voet van gelijkheid te communiceren met specialisten op het gebied van de AI en de in het tweede punt genoemde disciplines, alsmede met niet-specialisten.

11. Zelfstandig leren: de master beschikt over de leervaardigheden die noodzakelijk zijn om zich op zelfstandige en zelfgestuurde wijze verder te scholen.

1 Niv.

2 Disc.

3 Cogn.

4 Para.

5 Anal.

6 Res.

7 Prakt.

8 Fil.

9 Krit.

10 Com.

11 Zelfst.

1. Verwerving K/B x x x x

2. Toepassing K/B x x x x x x x x

3. Kritisch oordeel x x x x x x x x

4. Communicatie x x x x

5. Leervaardigheden x x x x

Tabel 1. Relaties tussen de vijf AI leerdoelen en de elf eindtermen van het MSc-programma (K/B staat voor Kennis en Begrip).

Bijlage 5 Wetenschappelijke integriteit

Wetenschappelijke integriteit is een essentieel aandachtsgebied in de onderzoekswereld. In 2012 werden de nationale en internationale onderzoeksgemeenschappen geschokt door een ernstige schending van de wetenschappelijke integriteit. Als gevolg hiervan zijn er in 2012 en begin 2013 verschillende rapporten verschenen over dit onderwerp (bijvoorbeeld door het College van Bestuur, de KNAW (commissie Schuyt) en de FSW). De commissie Schuyt noemt drie categorieen waarin schending van de wetenschappelijke integriteit evident is:

- fabricatie: fraude met onderzoeksgegevens - deze verzinnen of anderszins fabriceren;

- falsificatie: onderzoeksgegevens en -uitkomsten manipuleren of valselijk presenteren, bijvoorbeeld door gegevens te verwijderen die de onderzoeksresultaten anders negatief zouden beïnvloeden;

- plagiaat: het werk of de ideeën van iemand anders overnemen en presenteren als eigen werk of ideeën, zonder op een correcte manier te verwijzen naar de bron van het werk of de ideeën.

(18)

Wetenschappelijke integriteit is niet slechts een zaak voor onderzoekers, ook studenten en docenten dienen de internationaal aanvaarde principes van wetenschappelijke integriteit op te volgen en uit te dragen. In

afwachting van gedetailleerde instructies van het CvB en de FSW, dienen de volgende gedragsregels te worden nageleefd in een onderzoeksproject, of het nu voor de afstudeerscriptie of een andere cursusopdracht is. Dat geldt voor zowel de student die het onderzoek uitvoert als zijn of haar docent-begeleider:

- Vermijd ten alle tijde de bovengenoemde drie categorieën van schending der wetenschappelijke integriteit.

- Indien werk van anderen wordt gebruikt, maak dat dan duidelijk door er op een correcte wijze naar te refereren. Claim nooit werk van anderen (software/ideeën/tekst) als eigen werk, noch impliciet (niet vermelden van de oorspronkelijke auteur), noch expliciet (beweren dat het eigen werk is).

- Respecteer elkaar, zowel staf, medestudenten als anderen.

- In geval van twijfel, bijvoorbeeld als het niet duidelijk is welke procedure te volgen, dient de examencommissie geraadpleegd te worden.

- Elk onderzoeksverslag dient (een verwijzing naar) een gedetailleerde onderbouwing van de in het onderzoek gebruikte methoden en data te bevatten, tenzij die onderbouwing overduidelijk is.

- Nadat het onderzoek is afgerond dient de student alle data, sourcecode en resultaten aan de begeleidende docent over te dragen, voor zo ver die docent dat relevant vindt en in het formaat dat de docent wenst. De begeleidende docent dient dit materiaal adequaat te archiveren volgens de richtlijnen die daarvoor binnen de opleiding gelden.

Houd er rekening mee dat deze gedragsregels niet uitputtend zijn. Een zorgvuldige en professionele houding wordt verwacht van de begeleidende docenten. Bovendien wordt van de student verwacht dat deze een dergelijke houding in de loop van de opleiding ontwikkelt en dat hij/zij zich aan het eind daarvan een passend niveau van wetenschappelijke integriteit heeft eigengemaakt.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Omdat je het proces zelf niet (of niet goed genoeg) kent zal het bij een aantal vragen op de checklist noodzakelijk zijn om gebruik te maken van kennis die in het bedrijf aanwezig

 Je hebt niet aan alle algemene voorwaarden voor bewijs voldaan..  Je hebt minder dan 75% van de criteria bij een werkproces uit het beoordelingsformulier bewijs

Geef aan de hand van je uitkomsten van je inventarisatie bij Deel A aan, hoe deze verhoogd zou kunnen worden. Taak 1.9 Luchtonderzoek

De kandidaat toont de juiste houding van de hand bij de meridiaanmassage door afhankelijk van het gebied met de duimtoppen of de zijkant van de duimen druk op de meridiaan uit

Ter vermijding van een onbillijkheid van overwegende aard kan de examencommissie besluiten een student, die staat ingeschreven voor een bacheloropleiding aan de universiteit

In afwijking van het bepaalde artikel 4.6 lid 1 kan de examencommissie, wanneer daar geldige inhoudelijke danwel onderwijskunde redenen voor zijn, voor een examenonderdeel, waarvan

In afwijking van het bepaalde in artikel 4.5 kan de examencommissie, wanneer daar geldige inhoudelijke danwel onderwijskundige redenen voor zijn, voor een onderdeel, waarvan

Met inachtneming van het bepaalde in artikel 4.5 kan de examencommissie, wanneer daar geldige inhoudelijke danwel onderwijskundige redenen voor zijn, voor een onderwijseenheid,