• No results found

UITTREKSELS EN BEOOBBEELINGEN.

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "UITTREKSELS EN BEOOBBEELINGEN."

Copied!
48
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

UITTREKSELS E N BEOOBBEELINGEN.

De Foorirtfiijkhcid van de Leer der Roomsch-K<atht- Ujke Kerk gefcAetst, door j . G . L E SAGE T E N BROEK, getoetst door j . j . S C H O L T E N , Prejident va»

het Provifioneel Kerkbctluur van Noord Braband en Predikant te Breda. Tweede Druk. -tien iege- lijk, die uit de waarheid is, hoort mijne Rem. J E -

zu s . Te Breda, bij W. van Bergen en Comp., 1 8 1 6 . Met goedkeuring. V I en 168 Bladz. In Octavo.

De prijs is f 1 - : - :

Befcheidene Aanmerkingen over een Stukje van J. c.

I E SAGE T E N BROEK, Notaris U Naaldwij k, J>eU- teld: de Voortreffelijkheid van de Leer der R. Kath, Kerk; nevens eene opwekking aan de Nederland!che Hervormde Christenen tot een getrouw en _ naar/dg onderzoek der waarheden van den Godsdienst, in Brieven, door ALETHOFILUS aan zijn'' vriend FILEK- KLEZIUS. Te Utrecht, bij J. van Schoonhoven, 1816.

51 Bladz. In gr. Octavo. De prijs is ƒ ; - 1 0 - i

Vervol* op de Befcheidene. Aanmerkingen, enz. enz.

81 Bladz. In gr. Octavo. De prijs is ƒ : - 16- ;

L E SAGE T E N BROEK en zijne fchets van de Voortreffe- liikheid van de Leer der R. Kath. Kerk, getoetst An6r een JJdmaat der Hervormde Gemeente te Ut-

arecht Te Utrecht, bij J . C . Fluck, 181Ó.

32. Bladz. In gr. Octavo. 'De prijs is f i - « - :

D

eze Stukjes zijn, hoezeer op onderfcheiden' trant, alle zeer wel gefchreven.

De Schrijver van het EERSTE beklaagt zich, dat uj uit hoofde van tijdsgebrek eti van den fpoec1, weifcen de uitgave vereischte, met overhaasting heeft moeten werken: wij hebben ook cleze overhaasting, mind-er in het begin, en meer naar het midden en einde, mee- Re.-, te befpeuren; maar desniettegenltaaade hebben

ï - E T ï . MAG. iSlÓ". NO. 12. hl Wij

(2)

53° G E S C H R I F T E N W E G E N S H E T S T U K J E

wij deze Proeve zoo goed en volledig gevonden dat

mten

Schriivcr bewonderen die in der & zoo heelt kunnen lchnjven. - Het Boekje van T E N B R O E K draagt, alle _ kenteekenen van lang onder handen ge- weest te zijn; dit van S C H O L T E N is vlugtig gefchre ven ; en echter durven wij zeggen , dat de laatöe den eerfren voldoende beantwoord, en wederlead heeft

ScH0LTKN k , a a? t , en met reut, dat de" eer/ie afdee- lingvan T E N BROERS betoog orde en regelmatigs" out- wikkeling mist; en zulks minder, om T E N B R O P K te befchuldigen dan om zich zeiven te verdedigen', in- dien het blijken mog., dat hij fonimige" • (tokken'niet opgemerkt en beantwoord had, welke T E N BROEK

most meenen bewezen te hebben! — K

De E E R S T E A F D E E L I N G van T E N BROEKS Werkje behelst, volgens de gedachte van S C H O L T E N , de voe- gende vijf hoofdzaken. 1. Re invoering van den Gods- dienst en de wijze van deszelfs invoering en bewarins door wonderen en geregelde opvolging van zijne Lee?, aars. bxadz. i - u . II. De afwijkingen bij de en,- dere gezindheden en der ze her onzekerheid en weifelin- gen. Bladz. 1 1 - 2 2 . HF. Onderzoek naar het bezit de> lieinge hoeken en derzelver regte verklaring door eene magt hebbende onfeilbare Kerk. Bladz. 2 2 — IV Kenmerken der, Ware Kerk, naar de Hervormden.

ijladz, 31—39. V . Kenmerken der Ware Kerk; naar etc Roomschgezinden. Bladz. 39—52.

O f deze verdeeiirg van S C H O L T E N juist z i i . we en wij met. De E E R S T E A F D E E L I N G van T E N B R O E K is ons voorgekomen te behelzen eene hfabouwim van de altoos weifelende, onzekere en veranderlijke Proicllart- jche Leer in vergelijking met de zich immer gelijk- blijvende Catholijke Kerk. (Zie de Voorrede van T E N B R O E K , Bladz. V . ) Maar deze befchouwing js 7 0 0 zamengefteld; het eene volgt in dezelve zoo op en is zoo aan het andere verbonden, en dikwijls met- en onder hetzelve vermengd, j a , wij mogen wel zwegen verward, dat wij niet durven zeggen, hoe T E N SRQEK eigenlijk geredeneerd heeft. Misfchien \$-®t~fophisti- Jche kunst, om de Lezers te verbijsteren, en de we- derlegging moeijelijk te maken; wat er van zij, de hoojdzaken, waartoe S C H O L T E N deze afdeelinp « b e a a t heett, worden in dezelve gevonden; deze zijne ve?- deelmg ] S di.enftig, om geregelder T E N B R O E K bij de

ftuk-

É

(3)

VAN J . G. L E SAGE T E N BROEK. 531 Hukken te antwoorden: SCHOLTEN volgt hem op dat {boor: en zoo T E N BROEK ocrdeelen mogt, dat zime redenering, hier of daar, niet wel begrepen, de in- houd van zijn gefchrift niet naauwkeung vt-rdce d Qf zijne gezegden in een verkeerd licht gefield zijn, dan kan b | antwoorden: en het zal ons aangenaam wezen, wanneer bij ons dan duidelijk, naauwkeurig en jutst

z eg t wat hij eigenlijk heeft willen zeggen.

Volgens deze" verdeeling behandelt SCHOLTEN dan deze 5 gemelde hoofdzaken, in zijn eerfle Hoofdfluk, T E N BROEK overal met bondige redenen wederleggen- de. — Ter proeve fthrijven wij af: (want wij kun- nen den Schrijver niet overal volgen om onzen Leze- ren een uittrekfel uit deszelfs Boekje te geven; het- geen wij Bladz. 35 en volgg. aantreffen, en netwelk een iegelijk zal doen zien, dat dit Boekje ter weaer- legging vau T E N BROEKS gefchrift voldoende is.

,, D o c h , al wave er, in de eerfte tijden en zells m , , de eerde eeuwen des Christendoms, eene, elkander afwisfelende aanftelling en geregelde opvolging, in de K e r k , geweest; zij bellaat zins (•') i a r>g n l e t

" meer ; zij bellaat, het allerminst, in de R . K . ; en de Schrijver, die ftellig verzekert, „ dat zij, daar,

" „ ontegenzeglijk, plaats heeft en dat niemand, onder de bezadigde en in de Kerkelijke Gefchie-

" " denis ervaren Proteftanten, dit ontkennen z a l ; '*

" (Bladz. 1 0 , 1 1 , ) misleidt zich zei ven en anderen,

" daar de Proteftanten dien waan, menigmalcn, op

" grond der Kerkelijke Gefchiedenis, Wederfproken

"" hebben. Wij voeren niet aan, dat, al vroeg, de

" wijze der aanftelling groote verandering heeft on-

" der«aan, zelfs in de benoeming van het opperhoofd

" der" Roomfche K e r k , en [dat dezelve] dikwijls,

" door de wereldlijke overheid gefclnedde; noch dat

" de inwijding tot de leerbediening, menigwerf, door

" onregtzinnige van de leer en zeden des Christen*

" d o m s afdwalende Bisfchoppen, verrigt w e r d , , W en dus voor krachteloos moet gehouden worden;

',' wij vragen alleenlijk: waar was de geregelde op.

'I volging, „ t o e n vericheide(«) Paufen, elkander,

„ „ d e n Roomfchen Stoel betwisteden ; ,en elK nun- ' I ner zijne aanhangelingen, tot Kerkelijke waardig-

!, ' h e d e n s&xheftt (hief)? Toen de Paufen. met

„ , , door wettige keus, maar door omko(o)pmg, list

L I 2, „ „ e n

(4)

53- G E S C H R I F T E N W E G E N S IJET S T U K J E

„ „ en geweld, zich zeiven indrongen en de heilige

„ bedieningen te koop veilden?" toen de gefteldhetd

„ der Kerk aller]ammerlij'kst was, en Römp bèheerscht ,, w'mrd (c) door Jmode boelinnen, 0p wier wenk, de ,, zetels vcnvisfeld, de Bisfchopswaardigheden wesgege-

„ ven; en f hetwelk verjclirikhelij k is o»2 te hoor en

„ hare minnaars, valfche Paufen, op den Stoel van

„ P E T R U S gedrongen marden (e). — Wie kan zulke

„ door jnoode vrouwsperfonen O'corta)-onwettig ingedron-

„ genen, wettige Roomfche Paufen noemen?" enz.

(liet zijn de woorden van den Kardinaal BARONIUS, ge- lijk de Schrijver in eene aant. aanwijst.) — „ Waar

„ was de geregelde opvolging, „ toen gedurende 1 7 7

„ „ jaren, bijna 50 Paufen, namelijk van JOHANNES dén

„ „ V I I I , die in het jaar 872 Paus werd, tot aai: L É G

„ „ den I X , in den jare 1049, tot deze waardigheid

„ „ verheven, van der Voorvaderen deugd, geheel af-

„ „ geweken waren; en eerder afvalligen, dan Aposto-

„ ,,'lifchen verdienen genoemd te worden." (Het zijn de woorden van GILB. G E N E B R A R D Ü S , gelijk de Schrij- ver aanteekent.) enz. enz.

Hierbij voegen wij eene andere proeve uit de lilde afdeeling des Schrijvers, waarin over de 3e. der gemelde hoofdzaken gehandeld wordt.

Gezegd hebbende, dat de onfeilbare Kerk, die de gave der onfeilbare fehrifcverklaring bezit ! het weldadige gefebenk eerier onfeilbare uitlegging der ganfche IJ.

Schrift aan hare kinderen behoorde te geven, merkt hij aan, dat ftezelve, in de plaats van met de uitfpraken der H . Schrift, integendeel met het gezag der Vaderen, en met de befluiten der Kerkvergaderingen, enz. hare Leer zoekt te bewijzen en te verdedigen; en in cenige Haaltjes doet hij zien , dat dezelve, de uitfpraken der H._ Schrift aanvoerende, dat doet op eene wijze, die weinig het merk van ware en oordeelkundige, veel minder van onfeilbare verklaringen draagt. —— Ziet hier dezelve: „ De tweede Kerkvergadering van Jficeèn

„ bewees de vereering der Beelden uit .kxod. X V I ; t:

„ 7. MOZfiS boog zich voor IETHRO en kuste hem (ae/e

„ ravit cum. Vulgl) Uit Genef. XXVIII Ï 18. JAKOB

„ nam een' /leen, en zate hem tot een opgerigt teeken.

„ Uit M A R K . V : 27. Eene zekere vrouw raakte zijn

„ kleed aan; en meer anderen."

„ INNOCENTIUS de III verilond door de grapte hemel- lich-

(5)

VAN J . G . L E SAGE T E N BROER. 533

„ lichten Gen. II: 26. den R. Paus, enden R Kci- ,zcr; de Paus was het grootfte licht, hetwelk over

„ den dag, dat i s , over de Kerk, de Keizer het klem-

„ fte licht, hetwelk over den nacht, dat is, over liet

„ wereldlijk rijk, heerfchappij voert."

„ CLEMENS de X I verklaarde de woorden, HOSEA ,, VIII: 4. Zij hebben Koningen gemaakt, doch niet ,, uit mij; zij hebben Vorflen gefield, doch ik heb het

„ niet gekend, van ketterfche Vorftên, welke hij niet had aangefteld, en die zonder hem regeerden."

„ A. REDING A BIBEREGG , Theol. Doctor, is er niet vreemd van, dat door de vrouw Gen. III: 15.

„ verftaan moet worden de Heilige Kerk, door het zaad

„ van CHRISTUS zoo vruchtbaar geworden, dat zij,

„ door de kracht der Sacramenten, liet vergiftig ilan-

„ genzaad, namelijk de erfzonde, wegneme. E n OVER- j , BERG vindt in die vrouw, de allerzaligjle Maagd

„ MARIA."

„ Doch wat zullen wij meer aanvoeren; waar men ,, zulke onfeilbare fchriftverklaringen vindt, daar heeft men eene even onfeilbare Kerk; en onze Schrijver

" h a d groote oorzaak, om, vol vreugde, uit te roe-

„ pen: „ Wij Katholijken vreezen, door deze zon be- ,', „ fchenen, geene mistasting, zij verwarmt ons hart,

„ „ maar verblindt ons gezigt nimmer 1" " (*) Meer zullen wij niet ter proeve mededeelen: de Schrijver behandelt in dit EERSTE HOOFDSTUK de 5 ge- melde hoofdzaken zeer goed; en zoo^ TEN BROEK mee- nen mogt, dat iets onbeantwoord gebleven, of dat hij niet wel begrepen i s , hij heeft Hechts te fchrijven; en wij twijfelen niet, of SCHOLTEN , als daar voor wel be- rekend , zal hem, en een ieder die, onder welk een' naam ook, mogt verkiezen tegen hem te fchrijven, wel weten te antwoorden. - —

Het TWEEDE HOOFDSTUK, ten opfchrift hebbende;

De Roomfche Leer onderzocht, handelt over de. Hukken bij T E N BROEK in de tweede afdeeling van zijn Boekje

voor- (*) Men zegge niet. dat ook bij de Proteftanten de H. S.

ibmtijds wonderlijk verklaard wordt. De zaak is waar. Ten voorbeeld diene de verklaring van den barmhartiger Samaritaan

bij de Engeifche Godgeleerden. Maar wij matigen ons ook de onfaalbaarheid niet aan.

L I 3

(6)

534 G E S C H R I F T E N W E G E N S H E T S T U K J E voorkomende. De Doop. Het Vormfel of de Bevesti- ging. De wezenlijke tegenwoordigheid van JEZUS CHRIS- T U S in het allerheilig/ie Sacrament, enz. enz. Zeer veel bijzonders hebben wij hier in niet gevonden; en dat kon ook bijna niet; omdat deze zaken zoo dikwijls betwist zijn, dat er weinig' nieuws over te zeggen valt:

misfchicn zoude onze Leer hier en daar nog gelukkiger en krachtiger verdedigd kunnen zijn, dan de Schrijver gedaan heeft: de ongerijmdheid b. v. van de Leer der tranfubjiantiatic, enz. had fterker kunnen aangewezen worden: maar, met dat a l , het door S C H O L T E N ge- fehrevene is voldoende: wij verblijden ons over zijn Werkje, en wij twijfelen niet, of hij zal de dankerken- tenis wegdragen van de ganfche Nederlanclfche Hervorm- de Kerk, bij dewelke hij zich verdienftelijk gemaakt heeft.

Wat de Befcheidene Aanmerkingen en het vervolg op dezelve betreft, aan het hoofd dezes in de tweede plaats opgegeven; — deze hebben ook hare verdienden. ——

De vorm van brieven, waarin dezelve gegoten zijn, bevalt ons minder; omdat dit aanleiding tot 'herhalingen geeft. — W e l mogen deze Aanmerkingen bejeheiden ge- noemd worden: hier en daar Ichijnt zelfs de befchei- denheid overdreven te zijn: w i j , ten minfte, hebben zoo veel met de R . K . , en met den Heer T E N BROEK niet o p , als dc Schrijver Bladz. 3 , 9 en elders fchijnt te hebben. — Intusl'cben behelzen dezelve veel goeds, en leveren allerwegen blijken op van des Schrijvers fchranderheid en kunde; fommige dingen worden zelfs door hem wel eens meer ontwikkeld en berer in het licht gefteld dan bij SCHOL T E N : men vergelijke b. v.

hetgeen hier Bladz. 79 en volgg. gezegd wordt ter weg- neming van de ftrijdigheid, welke T E N BROEK zegt dat tusl'chen de Aitgsburgfche Confes/te en de Smalkaldifche Artikelen, ten opzigte der M i s , zoude beftaan, met hetgeen SGHOLTEN Bladz. 4-3 ten gelijke einde zegt: —.

men vergelijke hetgeen hier Bladz. 103, volg. ten ant- woord op het gezegde .van T E N B R O E K , Bladz. 2 3 , ge- zegd wordt met hetgeen S C H O L T E N in eene aanteeke- Bing Bladz. 62 volg. hier op zegt. — Ook vonden wij enkele aanmerkingen, die wij ons niet herinneren, in de andere fchriften tegen T E N BROEK \ gelezen te heb- ben : b. v. dat de Rooinfche K e r k , die zich beroemt,

de

(7)

V A N J . G . L E SAGE T E N BROEK. 535 de baf der wonderwerken als nog te bezitten, van de-

zelve

bii de Heidenfche volken, onder we ke hare indelingen zich ophouden, gebruik moest maken. — Met dat al willen wij deze Befcheidene Aan merk mgm

niet

boven het Werkje van S C H O L T E N verheffen . WIJ.

achten dezelve zelfs minder; maar wij meenen cJiter S z i j , als eene belangrijke bijdrage bij het Werkje van

S C H O L T E N mogen gevoegd worden; en als zoodanig

«rijzen wij dezelve zeer aan. — - . . .

L Intusfchcn, en dit willen en mogen wi met ontvein- zen fpijt het ons, dat de ongenoemde Schrijver , waai- fehijnlik door overdreven' zucht voor de rcgtzmnig- hdd 'hier en daar, iets heeft gefield, hetwelk den toets der waarheid met kan doorftaan. — - Van men aard b- v. fchijnt ons toe te zijn, hetgeen hij Lladz.

8 3

^"f'waar,

men geeft onzen C A L V I J N na, dat hij de oorzaak geweest is van den vuurdood van S E R -

" t r - - - Dan de echt gefchicdkundige weet,

" Har dit gcheele nageven op niets anders , dan op

" ptiio-e valfche vermoedens en hatelijke gisfingea

" fteunt terwijl onpartijdige gefchicdfchrhvcrs ,

zelfs

" S f n ^ n r i v c r k g e i i o o t f c h a p , den grooten man van

" deze aantiiajna geheel vrijpleiten*-

"Wn

heb ben zoo veel achting

Voor

C A L V I J N , als de

ScSveï, en

's mans fehriften zijn voor ons geen ge- sterfboek- maar waarheid gaat toch boven alles. De S g v e f b a d zoo ftellig en beflisfend met moeten fpre- Ven? hij had de woorden valfche vermoedens , hatelijke Sriken\

enz.

niet moeten gebruiken, zonder de

zaak

behoorlijk onderzocht te hebben, en dus dezelve goed

tCM Ï Ï i F i ^ e beroemde Schrijver der Kerkelijke Ge-

l e l d e ™

was

toch wel

M^^ZtÜM

«rip weet niet, wat deze over dit ituk geienreven n e e n -

ï E n

z o m e n hem voor partijdig tegen C A L V I J N

.enomen houden mogt, dan zal wn toch den Eerw.

A M A C L A i K E niet van partijdigheid tegen C A L V I J N be- h u l d i g e n : - en deze fchrWt m eene aan ƒ Kerkel. . Gefch.

T ^ ^ S ^ ' ^ i J S f ,

'm de

„ Het is niet mogelrjic het gedrag wn C A L ,

^ zaak van. S E R V E T G S

te

rgmardgen ™ dood

„ eene onuitwischbare VRi^ zijn zaï ^ ^

(8)

53<5 GESCHRIFTEN WEGENS H E T STUKJE

„ dien grooten en uitmuntenden Hervormer. Het eeni-

„ ge, dat, niet ter uitwisfchinge, maar ter verminde-

„ ringe van zijne misdaad kan worden aangevoerd, i s ,

„ dat het voor hem geene ligte zaak was, zich op

„ eenmaal te ontdoen van dien Geest van vervolginge,

„ welke zoo langen tijd aangekweekt en verfterkt was

„ door den Paapjehen Godsdienst, in welken hij was

„ opgevoed. Het was een overblijffel van den Geest

„ van het Pausdom in het hart van CALVIN, hetwelk

„ zijnen Onchristelijken ijver aanftookte tegen SERVE-

„ T U S . " Men zie ook j . A . T U R R E T I N I , Comp.

Hst. ecclcs. fee. XVI. fect. XVI. en andere Kerkelijke Gefchiedfchrijvers. — M A R T I N E T , Bist. der IVcr. D . IV. Bladz. 101 en 102, weet ook niets beters ter vcr- fchooning van CALVIN bij te brengen. —

Doch misfehien zijn dit, in het qog van onzen Schrij- ver , of geene echt gefchiedkundigen, of geene onpar- tijdige Gefchiedfchrijvers? Dat zoo zijnde, weten wij er niets beter o p , dan hem naar de fchriften van CALVIN zeiven te wijzen, die niet loochent; maar er- kent , dat hij oorzaak van SERVETUS gevangenneming geweest i s , dat zijn Nicolaus als befchuldiger in zaak van hals misdaad tegen dénzclven opgetreden i s , en dat hij de doodftraf van, SERVETUS gewenscht, maar in plaats van den brancfftapel eene zachtere doodftraf voor hem begeerd heeft. Men zie de Werken van CALVIN, te Amfierdam bij j . j . SCHIPPERS gedrukt. VIII. D . Pag.

510, j'eqq. waar men een vefflag der zaak, eene verde- diging van het ketterdooden, enz. en Pag. 517 a. de erkentenis van CALVIN vindt, dat hij oorzaak der ge- vangenneming van SERVETUS geweest is en dat deszelfs befchuldiger van hem is voortgekomen. Hierbij leze men, om niet te veel bij te halen in het IX D . Bladz. 70 der Brieven, den 2dcn, daar voorkomenden Brief, aan FARELLUS ; in dtnwejken CALVIN fchrijft:

Jam novum habcmus negotium cum Servet0.. Hete tranfire forte cogitabat.. Necdum enim fcitur, quo confilio vencrit. Scd cjuum agnitus fuisfet, retinen- dum putavi. Nicolaus meus ad capilah judicium, poenae •talio.nis fe 0forens, ipfum vocavit.. — Dimis- fus est è care ere Nicolaus die tertio, quum fratrem

riieum fponforem dedisfet. Spero capitak faltem for.e judicium: pocnac vero atrocitatem remitti cujpio.

Men

(9)

VAN J. G. L E SAGE 1EN BROEK/ 5 3 ? M e n zie ook den volgenden b r i e f aan CALV. S U L T - Z E R U S , I t de Herders der K e r k van F f * * * .

^ H i e r b i j ' zullen wij het l a t e n , om over te gaan tot het DERDE dsr gemelde S t u k j e s , dat van een L i d m a a t der Hervormde Gemeente te Utrecht.

D e ongenoemde Schrijver is een zeer k u n d i g L i d - maat. H i j bepaalt z i c h bij de h o o f d z a k e n , waarop het i n het gefchil met T E N BROEK a a n k o m t , zonder h e m jn al de bijzonderheden te v o l g e n . Z o o wijst hy aan dat T E N BROEK vergeeffche pogingen d o e t ^ o m ons o p te d r i n g e n , dat de Bedienaars van de R . K . K e r k n o g ne- den Priesters zouden z i j n , uit hoofde van_de eeuwige i n z e t t i n g , waarmede weleer het A a r o m s c h Priesterfchap betiteld w e r d , - en dat h u n Opperpriester, een ge- heel feilbaar m e n s c h , de Plaatsvervanger zoude z n van H e m , die leeft aan 's Vaders regterhand en v a n Sar zijne' Gemeenten en derzelver Opzieners toeroept:

ik weef uwe werken! - H i j handelt over de onfeilbaar- heid der R . K e r k ; het regt der Hervormers tot her- v o r m e n , en andere h o o f d z a k e n , en dat alles beknopt, en zaakrijk; zoo dat w i j dit Stukje mede zeer aan-

FM e t ' dat al k o m t het ons v o o r , dat niet alleen de . r o n d door T E N BROEK i n de ecrfle afdeeling g e l e g d , w e g g e n o m ï n , maar dat ook de bijzondere leerpunten i n de tweede afdeeling voorgedragen, hoe dikwijls en goed w e d e r l e g d , w é f o p nieuw wederlegd mogen w o - den. E n wij zijn het ten dezen met den Schnjvei der Befcheidene Aanmerkingen e e n s , die dit even z o o 1100- di<r k e u r t , als de wederlegging van fommige N e o l o g i - fclïe B e g r i p p e n , w e l k e ook meermalen wederlegd z i j n , en ter welker wederlegging echter zoo vele prijsvragen uitgefchreven w o r d e n .

T l é £>e

(10)

5*8 J . HEITEN,

De Voortreffelijkheid van de Leer der Hervormde Kerk of Bedenkingen op een Werkje, ten titel hebbende*

de VoortreireDjkheid van de Leer der Roomsch-Ka- thoirjfce Kerk geicbetst door j . G. L E S A G E T E N BROEK , Notaris te Naaldwijk. Door JOHANNES H E I J E N , Lidmaat der Hervormde Kerk te Amfler- dam. — Te Am fier dam, bij J . A . Pothuis, 1816.

Vlü en 112 Bladz. In Octavo. De prijs is f:- 14- :

D

e Schrijver fchijnt een welmeenend man te zijn;

maar welmeenendheid alleen is niet genoeg, om in eene zaak als deze openlijk te fchrijven: en jufs' om het gewigt der zaak, wenschten wij w e l , dat hij zijne bedenkingen voor zich gehouden, of ten minfte alleen aan zijne vrienden medegedeeld, en niet in druk gege-

ven had. 0

De man begint met een verhaal van zijne afkomst, levensgeschiedenis en den weg zijner bekeering, het- welk hij liever had moeten voor zich houden: en aller- wegen treft men in zijn Boekje dingen a a n , die den ïpotlust gaande maken, en zelfs den ernffigftcn man doen grimlagchen.

Van dien aard b. v. is hetgeen Bladz. 107 en 108 ge- vonden wordt:

„ SALOMON zegt in zijn Spreukbock, het X X X Cap.

„ het 21 vs. Om drie dingen ontroert zig (ch) de aar-

„ de, ja vic-e die zij niet dragen kan. Maar om 5

„ redenen heb ik gefchreven."

» l . De Heer T E N B R O E K vraagt Pag. 1 1 , naar de

„ wettige zending; doch heeft de zijne nog niet bewezen, 'J

„ 2. Dat hij Gods Woord verdraait."

„ 3. Dat hij allen, die gelo_(o)ven in den Hemel te

„ zullen komen, der verdoemenis onderwerpt."

„ 4. Daar hij ook maar een L i d van de Catholijke

„ Kerk is, gelijk ik ben van de Hervormde."

„ 5. Wijl hij zegt: „ ik fchrij ve voor cenvoudiaren."

,, Hier maak ik gebruik van; had hij voor Geleerden

„ gefchreven, zo(o) had ik moeten zwijgen. Gij Heer

„ No-

(11)

EE VOOR.TR. VAN DE LEER DER HERVORMDE. KERK, ENZ. 535 Notaris ziit te voorfchiin getreden als GOLIATH voor

" het Feï'er d « M i j n e n , en hebt den GOD van

" Is aël ï h o o n d door haar (wie?) zo(o) diep, t e ^

" werpenl doch ik kome als DAVID tegen u , ™*^f

" S en ecnige fteenen. De flinger is ^ W

" S n zijn de woorden des Heeren der Heuichaien,

* voren, na van

" ' r z f t w e

S

e

C

S f ^

ter flaving v a n o r . ^

^ d T U t r ^ ^ S J ^

komt, als ongepast of onnut, zouden atkemen.

H de Inleiding haalt de Schrijver uit een Werkje van P DO O U U N , Schild des geloofs, tegen ARNOUT het ee'n en ander aan, dat wel herinnerd mag worden,

Sacramen des Avondmaals; maar zij regelt en ichitt zich zijnen w i l . Zij gebruikt het Sacr. van t H . Avondmaal niet, om CHRISTÜS *

CIÏRISTUS te teren; niet om zijn hgchaam tot or.s te S nederdalen; maar om onze harten tot hem e 7<Z opheffen. — Zij vreest niet, dat GOD zoude kunnen vallen, of geftolen, of door de ratten wegge- dra e 11 of van zijne vijanden gegeten worden 2£

g Z f t niet, dat de Zoon GODS en de Duivel te g d £ in TUDAS zouden gevaren zijn; noch dat J . C. ^ zeiven zoude hebben gegeten. Want dat was niet 000-

^r^r^tf

v e i " o ^ Woord leze daarom de-

« t f zii niet vreest dat men hare veroordeeling daar in S v n m e n1 zij fpreekt in eene verilanibare t a a l ^ a . m dewijl zij zich v e r haar g e ^ o f m e t ^ ^ a n J a

hervormen. £n

(12)

540 J - H E I J E N ,

E n niet alleen zulke fchoone gezegden door den Schrij- ver overgenomen; maar ook verfcheiden aanmerkingen van hem zeiven, daar hij T E N B R O E K op den voet volgt en beantwoordt, verdienen aandacht, b. v.

Gij gewaagt Bladz. 28 van een Kerkbeftuur — wij hebben dit ook, doch geen eenhoofdig, zo(o) als uwe Kerk, maar zulk een, als de Apostelen te Jerufalevi hadden. —- — Neen, onze Bijbel is niet maar voor ge- leerde verftanden, gelijk gij Bladz. 33 ter neder fielt;

maar zij (dezelve) is zeer duidelijk in de grondwaarhe- den, die wij noodig hebben ter zaligheid te kennen;

en het waren niet maar menigvuldige eenvoudigen en kleinen, welke de vrienden van J E Z U S heeten, neen, maar armen _ van Geest. Was dat niet waar, dan kon de Paus, zijne ÈisJ'choppen en Cardinahn althans niet 111 den Hemel komen. Gij zegt Bladz. 35, men heeft veelal onder de Proteftanten een vooroordeel dat de meeste althans de ieverigfte Katholijken, domme \ dweepzieke, bijgeloovige menlchen zijn. Ik kan niet ontveinzen, dat z i j , welke ik aantrof, dezulke waren:

want, als ik met hen over cie ware'gronden van den Godsdienst wilde fpreken, kreeg ik telkens ten ant- woord : „ gij moest maar bij die en die 1 wezen, die zouden u wel antwoorden." Maar, ter goeder trouw, wanneer onze Zaligmaker op de wolken des Hemels eenmaal komen z a l , om gerigte te houden, en bij deze vragen zal „ hoe hebt gij met mijn woord gehandeld?

hebt gij het naarfüg onderzocht? enz." zal het dan ook iets afdoen, te kunnen antwoorden: „ Heere J E Z U S !

vraag het onze Priesters, die zullen voor ons wel ant- woorden?" Ondertusichen fchrijft gij Bladz. 37 , O / wij Vilten kleine kinderen zijn en * blijven, lieve Zaligmaker! wij willen de Voogden, welke gij over ons, zwakke, kortzigtige menfehen aanjlelde, uwe Kerk, gehoorzamen, enz.; maar dat leert J E Z U S U nergens, noch zijne Apostelen; maar dit leeren z i j , dat wij "moe- ten opwaslen in de kennisfe en genade, van Zuigelingen tot Kinderen, van Kinderen tot Jongelingen, van To;i- gelingen tot Mannen, van Mannen tot Vaders in C . J . enz.

Het Boekje kan dus zijn nut hebben, om eene zekere ibort van menfehen tegen de listige verleiding tot het Pausdom te beveiligen: dat nut ftichte hetzelve rijke-

!ijk! doch wij zien er zoo veel nut niet van te ge- moet ,

(13)

DE V 0 O R T R . V A N D E L E E R D E R H E R V O R M D E K E R K , E N Z . 5 4 I

moet, dat wij ons boven geuit oordeel terug nemen, dewijl het door aanleiding tot fpotternij te geven, ook kwaad genoeg doen kan. *

Kort Begrip der Christelijke Kerkgefchiedenisfe, voor Folk en Jeugd; door j . j . F . S C H M I D , Predikant, te Bickelsberg, in het Hertogdom Wurtemberg. Vervolgd tot op den tegemvoordigen tijd door A . I J P E I J , Doc- tor en Hoogleeraar in de Godgeleerdheid te Gronin- gen. Eerfte Deel. Te Groningen, bij]. Romclmgn,

1816. 21a Bladz. In gr. Octavo.

Tweede Deel, 326 Bladz. De prijs van dit Werk « ƒ 3 - 1 2 - :

D

it W e r k , vertaald door den Eerw. S A N D E R V A N H O E K , verfcheen reëels in het licht in het begin dezer eeuwe met eene aanprijzende Voorrede van d e n , vooral in het vak der Kerkelijke Gefchiedenis, kundigen Hoogleeraar A . ITPEIT. Het werd toen, over het al- gemeen , door onderfcheidene Tijdfchriften, met lot vermeld.

Thans ontvangen wij dit Werk wel met eencn nieu- wen titel, echter moeten de Lezers niet denken, dat het weder geheel op nieuw uitgegeven of herdrukt is.

Neen! het heeft alleen een bijvoegfel ontvangen, dat i s : men heeft er eenige vellen bij gedrukt en bij het tweede Deel gevoegd, waardoor dus het merkelijk on- derfcheid in het getal der bladzijden is veroorzaakt. De Hoogleeraar IJPEIJ werd door den Uitgever verzocht, om den draad der Kerkelijke Gefchiedenisfen, in net Werk van S C H M I D geboekt, te vervolgen tot het jaar

1815; aan dit verzoek voldeed Zijn Hoog Eerw. en van zijne hand hebben wij dus de zes laatfte bladen van dit W e r k , of Bladz. 225—326 van het tweede Deel.

Wij hebben ons met de beoordceling van het Werk van S. thans niet op te houden, alleen zeggen w i j , dat w i j , zoo wel als wij het geheele Werk op nieuw

met

(14)

542 J . J . F . S C H M I D , K O R T B E G R I P D E R C I I R I S T . K E R K G E S C H .

met genoegen hebben doorbladerd, met geen minder ge- noegen het bijvoegfel hebben gelezen. De Hoogleeraar IJ. heeft zijne taak zeer wel bearbeid, hij toont"in alle opzigten zijne kunde in dit vak, en zijn bijvoegfel be- antwoordt , over het algemeen, zeer goed aan het ge- heele Werk. Wij keuren het ten hoogfte goed, om op deze wijze Werken over de Gefchiedenislen te vervol- gen, dewijl zij daardoor altijd belangrijk blijven en hare waarde behouden, daar integendeel een dergelijk Werk, hoe belangrijk het ook z i j , dikwerf achter de bank wordt gefmeten, omdat men er de jongde gebeurtenisfen van onzen tijd niet in vinden kan.

Het kan onzen Lezer niet onaangenaam zijn, wan- neer wij hem opgeven, wat hij in het bijvoegfel kan vinden, en dus willen wij gaarne de moeite nemen, om den inhoud van hetzelve af te fchrijven. Het bijvoegfel van den lieer I J . , uitmakende het zesde Boek van het geheele W e r k , gaat van bet jaar 1795 tot 1815, en be- vat zes Hoofddeeien, welker inhoud deze i s : 1. Invloed der groote Staatsomwentelingen in het Westm op de Christelijke Kerk. 2 . Gefchiedenis der Theologifche Studiën in de Proteflanlfche Kerk. 3. Gefchiedenis van het gedrag der onderfcheidene Christelijke Gemeenfchap- pen jegens elkander. 4. Gefchiedenis van het gedrag der" onderfcheidene Christelijke Gemeenfchappen jegens de Heidenen, Mohammedanen en Joden. 5. Gefchiede- nis van de bijzondere Kerkgenootfchappen en Gods- dienstfektcn onder de Roomsch-Catholijke en Protcflant- fche Christenen. 6. Gefchiedenis der Oosterfche Kerk.

Wij willen geen uittrekfel geven uit het bijvoegfel, maar verwijzen onze Lezers tot hetzelve, hun verzeke- rende , dat zij, hetzelve aandachtig doorbladerende, hunne moeite rijkelijk beloond zullen vinden, terwijl wij aan den Hoogleeraar onzen hartelijken dank betuigen, dat hij dit feboone Werk van S. niet alleen nuttig ver- meerderd, maar' eenen waren luister aan hetzelve bij- gezet heeft. Dat het geheele Werk vele Lezers, die er nut uit trekken, vinden moge, is onze opregte wensch.,

Al-

(15)

J. DE GELDER, A L L E R E E R S T E GRONDEN DER CIJFERK. 543

Aller eerfe Gronden der Cijferkunst, tweede Deel, be- vattende de leer der evenredigheden, der Reken- en Meetkundige reek/en; de verklaring van de eigen- 'fcnappen en het gebruik der Logarithmen; benevens

het trekken van de Qjiadraats- en Cubuswortelen, in heele en gebrokene getallen, en ticndeeligc breuken, alles toegepast op voorbeelden, getrokken uit het da- gelij ksch leven, den Koophandel, de Kun f en en IFe- tcnj'chappen, en bijzonderlijk ingerigt naar de be- hoefte van den tegemvoordigen tijd; opgejleld ten ge- bruike der Scholen en Collegiën, door JACOC DE GELDER , Profesj'or voor de hoogere Wiskunde, als- mede voor de Astronomifche, Hydraulifche, Pliyfi- fche, hoogere Mechanifche en Geodefifche FFetenjchap- pen, aan de Artillerie- en Genie-fchool te Delft.

Te Amjlerdam en in den Haag, bij de Gebroeders van Cleef, 1814. IV en 192 Bladz. In Octavo. De prijs is f : - 15 - '•

D

e Heer DE GELDER befluit met dit Deel zijne Gron- den der Cijferkunst, voor welk uitmuntend Leer- boek in dit vak', wij den Schrijver onzen hartelijken dank betuigen. Wij verklaren, na eene aandachtige le- zin<* der beide Dcelen, zonder hierdoor echter de ver- dienften van het fchoone Werk van AENEAE, van BRUNT

of van anderen te ontkennen, of dezelve voor overtol- h> te houden, dat wij hetzelve befchouwen als de vol- ledige Verhandeling over de Gronden der Rekenkunde, zoo' naauwkeurig als Wiskundig uitgevoerd, welke ons is voorgekomen, zelfs bij onze naburen de Duitfchcrs en Franfchen, die zoo veel voortreffelijks in het vak der Wiskunde hebben opgeleverd.

Dit tweede Deel is afgedeeld in drie en twintig lcs- fen, waarvan de zestien eerftc geheel aan de leer der evenredigheden en derzelver toepasfing zijn gewijd. De Schrijver behandelt dit veelal op eene hein eigene wijze en met zeer veel volledigheid. De eigenfehappen der evenredigheden, met regt tot een grooter aantal gebragt, dan dit in de srewone Rekenboeken gefchiedt, worden met Wiskundige^ ftrengheid — ook met Wiskundige te-

(16)

544 J. D E G E L D E R ,

genfpraak — bewezen, uitmuntend toegepast op de be*

hoeften van den handel en het dagelijkf'che leven, en doormengd met een aantal zeer oordeelkundig gekozene voordellen tot oefening van den leerling. De overige lesfen bevatten het trekken van den Quadraat- en Cu- biekvvortel, waarbij de behandeling der vertel- l o é z e , door den Schrijver onvolkomene Quadraat- enz. getal- len genaamd, niet wordt vergeten; eene befchoawing der Reken- en Meetkundige reekfen, en eenig aanvan- kelijk onderrigt in de Logarithmen.

Bijzonder zouden wij dit Werk beftemmen voor de Onderwijzers of voor Collegien, waarin jongelingen tot eene hoogere befternming worden opgeleid: want, öf- fchoon de Schrijver het op den titel en in de Voorrede een Schoolboek noemt, meenen wij uit eene veeljarige ondervinding in dit vak van onderwijs verkregen, dat het voor onze lagere fcholen, door de Wiskundige tee- kenfpraak, en betoogtrant, te moeijelijk i s ; dat de ver- eischten tot het wel kennen der Cijferkunst (welke wij met den Heer D E G E L D E R ftellen in eene vaardige en gemakkelijke uitvoering van de vier hoofdgrondregelcn • in een duidelijk begrip, waarop dezelve rusten; en in een gezond oordeel, om met. vaardigheid te gevoelen welke weg ter oplosfing van een vraagftuk bréngen moet) niet alleen door zulk een wetenfchappelnV of fystematisch onderwijs , maar ook op eene voor kinde- ren meer berekende wijze zijn te verkrijgen, en dat zoo- danig een onderwijs even zeer verwijderd is van het ware doel van een oordeelkundig ingerigt fchoolonder- wijs, als / het voormalige werktuigelijke fommetjes ma- ken. Ondertusfchen denke men niet, dat wij door dit gezegde de door ons zeiven erkende verdiende van het onderhavige Werkje zouden willen verkleinen; geens- zins! wij houden elk ander Theoretisch Rekenboek ten gebruike der fcholen voor overtollig; doch het is hiel- de, plaats niet, om zulks in het breede te ontwikkelen;

wij hebben alleen aan denkende Schoolonderwijzers eener, wenk willen geven, omtrent de behandeling van een vak, waarbij men, naar het ons voorkomt, aan den eenen of anderen kant, nog tegenwoordig tot liiterften vervalt.

Wij wenfehen dit Werk in handen van alle Onder- wijzers en liefhebbers der Rekenkunde; en men verbe- tere de volgende drukfeilen, die ons zijn voorgekomen:

Bladz.

(17)

A L L E R E E R S T E GRONDEN DER CIJFERKUNST. 545 Bladz, 19. Rhijnl. voet, lees: Rhijnl. rode; Bladz. 75 (onder aan) - , lees: i ; Bladz. 78. %• 666. ci A lees:

p: q,- Bladz. 150 1 / 7 6 = 4 ^ 1 9 , lees: 21/19; Bladz.

163. §. 867. a—3V, lees: a—iV, Bladz. 166. § . 877.

i — i , lees: I r- ° . Voor het overige is alles zeef naauw-

tl +1 B+ I

keurig.

De Écht, door de Goden gefloten en gevierd. Zinne- beeldige voor/lelling , ter viering van het hooge Hu- welijk van Zijne . koninklijke Hoogheid, den Kroon- prins der Nederlanden, en Hare Keizerlijke Hoog- heid, de Grootvorstin van Rusland. Door M r . Ai VAN HALMAEL j a . Te Amjlerdam, bij S. Delachaux^

1816. (Voor rekening van den Schrijver'.) 24 Bladzi In gr. Octavo. De prijs is f t - 8 * J

TT7"ij namen dit Zinnefpel met een gunftig vooroordeel W ter hand, en vonden ons, bij de lezing, in onze verwachting niet bedrogen'. De Heer VAN HALMAEL

(uit een oud Nederlandsch gedacht, hetwelk, ten tijde der vervolgingen tegen de Onroomfchen, met vele an- deren, uit de Zuidelijke- en Noordelijke gewesten der zeventien , te voren en hü weder, Vereenigae Provin- ciën, verhuisde) toont daarin, dat hij van der Vaderen deugd en gevoelens niet is vérbasterd, maar dat edele vuur in zijnen boezem voelt blaken, hetwelk onze Landgenooten fteeds zoo zeer heeft doen kennen. :— Ook van den kant der Dichtkunst zijn wij zeer voldaan.

Bijzonder behaagde ons de volgende; der Nederlandfche' Maagd in den mond gelegde, regelen:

Sinds twintig jaren leed" het braaffte volk der aard, . Het v o l k , dat deugd en trouw ftandvastig had bewaard,' D o o r eigen nijverheid tot magt en eer vedieven, . Welks zeebanier weleer der vreemden trots deed beven; - Welks moed eens tachtig jaar voor godsdienst, vrijheid, ftreed,' Öen zwaarden ramporkaan, dien immer Natie leed; .;

È E T T . M A » . 1816. NO. 12. M m Ja»

(18)

54Ö A . V A N H A L M A E L J R „ , D E E C H T , E N Z .

J a , rampen knaagden *t v o l k , gelijk de worm de dijken Om zijne beemden knaagt, tot z i j , verteerd, bezwijken, Wanneer de woeste z e e , als 't roofdier heet op b l o e d , D e tanden zet in 't erf, ontworfteld aan den vloed !

't Is waar, dat burgertwist, wiens oorzaak op te haien, M i j van mijns Vorsten w i l misdadig af deed dwalen;) Den band des bloeds, der liefde en huwlijkstrouw verbrak, D e toorts dier rampen 't eerst in Nederland ontftak;

Maar fchoon ook eigen fchuld mijn dierbaar volk deed lijden, 't Zag toch zich al te f e l , fchier te onverdiend, beftrijden.

D e trotfche nagebuur, op zijne welvaart t u k , Toen vijand van de deugd, van regt en volksgeluk, E n 't monfterdier, wiens naam als vloek ons klinkt indeooren, Napo!e!on, heel de aard' ten geefelroê beichoren,

Ontrukten 't — alles: A c h ! 't was weinig dat de fchat, D e vrucht van eeuwen vlijts, door rooversklaauw gevat, In vreemde fchatkist fmolt; mijntaal, mijn regt,'s volks zeden, Befchimpt, vervolgd, verguisd, tot nietig flof vertreden, Vergingen; a c h ! mijn kroost, in Havendienst gedeept, Der oudren hart ontrukt, naar 't flagveld voortgezweept, Moest zelfs 't misdadig doel der heerschzucht onderfchragen, Rampzalig gijzlaar zijn voor diep verdrukte magen!

Ik xelv', geboeid, gehoond » tot razernij gebragt, Zonk troostloos neêr op 't graf van 't ede! voorgedacht;

In mijner Barden lied beftond ik hoop te zoeken, O m niet dé onfterflijkheid van mijn beftaan te vloeken!

E n z . enz.

Dit zij genoeg om onzen L e z e r e n dit ftuk van den H e e r v . H . te doen kennen. W i j hopen, dat die Heer tijd en gelegenheid hebben z a l , om ons op meer der- gelijke regt Vaderlandfche Gedichten te onthalen!

Lotgevallen op eene Reis van Fries-CVries^land, door West'falen en het Waldekfche, naar Ilanau, in Sep- tember 1813. Door H . P O T T E R , Medelid van het Groot-Hertoglijk Frankfortsch Confijloric , en Predi- kant bij de Neder landfche Gemeente te Ilanau. Te Amjlerdam, bij A . E . Saakes, 1816. 141 Bladz.

In gr. Octavo. De prijs is f 1 - 10 - :

P

O T T E R is reeds voor lang, door zijne uitgegevene Werkjes, met lof bij onze Landgenooten bekend.

Ieder bijna weet, dat zijne fchriften zijn opgefteld op eene

(19)

II. POTTER, L O T G E V . OP E E N E REIS V . VRIESLAND,ENZ. 547 eene wijze, die den leeslust gaande houdt; dat hij een oplettend Reiziger i s ; dat hij zijn verhaal door gefchied- en oudheidkundige invoegfels weet te veraangenamen;

met een woord: dat hij, in eenen aanlokkenden ftijl, het aangename en nuttige weet te vereenigen. Ten be- wijze van dit gezegde (trekt ook dit W e r k , waarin men zijne reis leest, welke hij ondernam uit Friesland naar iianau, en wel in 1813, en dus in eenen tijd, waarin de oorlog in het hart van Duicschland woedde, waarin de trotfche benden van den Aartsoverweldiger moesten wijken en vlugten voor de overwinnende wapenen der Rusfen en andere volken. Eene reis, in zulk eenen tijd en onder zulke omftandigheden ondernomen, kan niet anders dan vele onaangenaamheden, doch tevens ook met aangenaamheden verzeld, bevatten. Doch ge- noeg! — Wij verwijzen onze Lezers tot het Werkje zelf, terwijl wij hun verzekeren, dat wij het pet ge- noegen hebben gelezen, en eiat wij volftrekt niet twij- felen , of hetzelve z a l , in een ledig uur, hun eene aangename lectuur veri'chaffen.

Een uittrekfel zal onzen Lezeren gewis niet onaange- naam zijn, doch wij Honden lang in twijfel, wat wij kiezen zouden; eindelijk viel onze aandacht op Biadz.

127 en 128, van welke wij het volgende overnemen:

„ Men zegt, dat, naast de Zwitfers, geen volk buiten

„ 's lands ligter door het zoogenaamde heimwee wordt

„ aangetast, dan de IValdekkers, doch zoo fchielijk enr

„ geweldig zich dit ongemak openbaart, zoo fchielijk

„ is het ook weder genezen, zelfs dan, wanneer de

„ lijder ook maar de geringde hope heeft van naar zijn

„ vaderland terug te zullen kunnen keeren. Het vol-

„ gende zonderlinge geval had plaats onder het volk

„ van den Overfte»(e) Lieutenant van NOSTITZ. Een

„ Waldelzfche foldaat werd in Holland door het heimwee aangetast, en vraagde om eenigen tijd verlof, hetwelk hem echter om zeer gewigtige redenen moest gewei-

„ gerd worden. Van dat oogenblik af aan verloor hij

„' allen eetlust, zijne krachten namen zigfbaar af, en

„ binnen weinige weken was hij zoodanig uitgeteerd,

„ dat de artfen hem opgaven. Op zekeren morgen zijn

„ Major hem bezoekende, vond deze hem zoo goed als

„ half dood. Hij beloofde hem oogenblikkelijk verlof,

„ waarvan hij hem ook denzelfden namiddag de verzeke-

» ring deed' toekomen, welke geldend was tot zijne

M m a 9 9 her-

(20)

54§ H . P O T T E R , L O T G E V * OP E E N E REIS V . V R I E S L A N D , E N Z .

„ herftelling, die zeer verre af fcheen te zijn. E n , wat

„ gebeurt? — Nog op denzelfden avond zag men den-

„ zeilden man, die 's morgens niet regt op zitten konde,

„ met den ranfel op den rug de poert uitflappen. Hij kwam te beftemden tijd van zijn dorp. bij zijn rege- ment terug: zijn verlangen was voor. altijd geftild,

„ en hij lachte, wanneer zijne kameraden hem nader-

„ hand aan zijne woonplaats en vaderlandfche bergen

„ herinnerden. In het algemeen heeft men bevonden, dat zulke lieden maar eenmaal door dit ongemak aan-

„ getast worden, en dat z i j , wanneer zij maar eens

„ aan hun groot verlangen voldoen, en naar huis rei- , , zen kunnen, naderhand voor altoos genezen zijn, en

„ dan zoo gezond en vrolijk buiten 's lands leven als , , in hun vaderland zelf." Recenfent kende een' Zwitferfchen Officier, welke, feboon hier te lande ge- trouwd , en kinderen en eene eigene woning bezittende, te tweedenmale door het heimwee werd overvallen, en wel zoo Merk, dat h i j , wilde hij herdeden, naar zijn vaderland moest reizen. Hij had reeds vele jaren in ons vaderland gewoond. — Bij fommigen onzer Land- genootcn heeft men ook deze ziekte opgemerkt, fchoon dezelve bij de meesten geene plaats grijpt.

Groninger Maandfchrift tot Nut van *t Algemeen, voor het jaar 1815. Uitgegeven door het Departe- ment Groningen der Maatj'chappij tot Nut yan f Al- gemeen. Te Groningen, bij Wijbe Wouters. VIII en

384 Bladz. In gr. Octavo. De prijs is / 1 - 16 - :

V

an dit Werk zien, gelijk bekend i s , buiten dit, reeds vijftien deelen, onder verfchillende titels, het licht, en hetzelve zou geene drie jaren geftaakt zijn gebleven, ware het niet, dat door het Keizerlijk decreet van den 26 September 1811, aan boord van den Char- lemagne genomen, ook de uitgave van dit nuttig Tijd- lchrift, hoewel hetzelve nimmer eenige daatkundige par- tijdigheid had aan den dag gelegd en blijkbaar, uit een Warm gevoel van liefde jegens onze iriedemenfchen,

volks-

(21)

GRONINGER MAANDSCHRIFT TOT NUT VAN'T ALGEM. 549 volksverlichting en de voortplanting van deugd en Godsdienst beoogde, mede verboden werd. -— Zoo zeer het ons, ja verre weg een groot gedeelte van het publiek fpeet, ons van een zoo aangenaam, put.

tig en onderhoudend Maandfchrift beroofd te zien, zoo zeer verblijden wij ons, en gewis elk, vvien net heil van zijnen evenmensch ter harte gaat, dat, dade- lijk na de heugelijke omwenteling, waardoor ook de drukpers van hare knellende banden ontflagen w e r d , het werkzame Departement Groningen, door een ver-

eerend befluit der algemeene Vergadering van 1814 op voordel van het Departement Hoorn genomen, werd aangemoedigd, om hare afgebrokene taak te hervatten;

en zoo zien wij nu dit werk op nieuw aangevangen, hetwelk wij hartelijk wenfchen dat deszelfs voortdu-

rend befiaan moge blijven genieten en geene hinderpa- len vinden in den weg daan, maar even gretig door het publiek moge worden ontvangen als de vorige Deelen. E n hieraan twijfelen wij niet, daar het den- zelfden geest ademt en eene gelijke ftrekking heelt, namelijk, om , zonder zich te mengen in godgeleeide of ftaatkundige gefchillen, door over onderwerpen over Godsdienst, zedekunde, wijsgeerte, opvoeding, onderwijs, redeneer-, natuur- en aardrijkskunde, na- tuurlijke, algemeene en vaderlandfche gefchiedemsfen, kimden, handwerken, landbouw en andere kundighe- den, bij afwisfeling te handelen, algemeene kundig- heden in het dageïijkfche leven te verbreiden, fchade- lijke vooroordeelen te keer te gaan en inzonderheid tot de beoefening van deugd en Godsvrucht op te leiden.

Nut en vermaak gaan in deze lectuur gepaard door de verfcheidenheid van onderwerpen, welke in dezelve voorkomen, welke in alles bevordering van kennis en vermeerdering van zedelijkheid bedoelen. De ganfche opgave des inhotids af te fchrijven van dezen geheelerr jaar?ang laat ons bedek niet toe; en wat zouden onze Lezers ook aan deze drooge opfomming hebben ? Wij meenen genoeg te zeggen, dat eene Godsdienftige en zedekundige redevoering nu eens met een belangrijk onderwerp uit de natuurkunde of natuurlijke Historie, en dan eens door een gewigtig voorval uit de vaderlandlche of algemeene gefchiedenis wordt afgewisfelo, terwijl dit alles doormengd is met anekdoten, welke of eene zedelijk goede daad ter navolging, of eene zedelnk

fe M m 3 flech-

(22)

5 5 ° G R O N I N G E R M A A N D S C H R I F T T O T N U T V A N ' l ' A L G E M .

Hechte ter vermijding voordellen. In plaats van het dorre geraamte des Inhouds dus, verkiezen wij liever, reeds dadelijk uit het eerde nommer, onzen Lezeren een paar llukjes af te'fchrijven, en wel de navolgende:

Z I N R I J K E G E D A C H T E N .

„ De natuur herleeft elk jaar op nieuw 5 hare krach- ten verminderen niet. Maar wij hebben niet meer dan één voorjaar, en, wordt van hetzelve geen goed ge- bruik gemaakt, zoo is de winter van onzen leeftijd treurig."

„ Neem niet uit de hand des hoogmoedigen, en wacht u voor verpligting aan den gierigaard. De ijdel- heid des eerden zal u zoeken te vernederen; terwijl de grootde dankbaarheid de hebzucht des tweeden nim- mer kan bevredigen."

„ Doe uw best om een waar vriend te vinden; hij is het grootde kleinood des levens; maar laat jaren voorbijgaan, eer gij voor zijne trouw borg blijft."

D E K R E E F T E N .

Eene ware gebeurtenis-.

„ D e h u i s v a d e r leest in de Rotterdammer Cou~

rant: , , Op heden zijn te bekomen verfche kreeften,

„ tot 16, 20 en 24 duivers het duk." H a ! die moes- ten wij dezen mkidag eten; daarnaar gevoel ik eenen bijzonderen trek en nog meer nieuwsgierigheid, hoe zij wel finaken. Eenmaal in mijn ganfche leven heb ik ze geproefd; maar dat is reeds omtrent dertig jaar geleden.

Waren zij flechts niet zoo duur!

„ Z i j n e v r o u w . Ja, manlief! Wij hebben er voor ons allen, ieder op een gerekend, juist zeven noodig, dat is a >6 St. ƒ 5 - 12- : , a 20 St. ƒ 7 - :- : en k 24 St. ƒ 8- 8 - : Zulk een maal kan niet wel dooi- den beugel: doch — laat ons nu eens eene enkele reis fmullen, daar wij thans, federt eenige jaren, wegens de vermindering onzer inkomden en de groote bezwa- ren onzer huishouding, bijna dagelijks enkel aardappelen met een weinig vleesch gegeten, en rogge met cichorij in plaats van koffij, water in dede van bier, en flappe, gemeene thee, zonder melk of fuiker, gedronken heb-

ben.

(23)

GRONINGER MAANDSCHRIFT T O T N U T VAN ' T A L G E M . 551 ben. Gij werkt en ' fchrijft toch alle dagen van den vroegen morgen tot laat in den nacht en moogt dus

wel eens uwen lust boeten ..

„ D e h u is v a d e r. Alles waar , brave vrouw! en gy , die insgelijks, federt jaren, huisvrouw en moeder met alleen, maar tevens meid, werkder en naai fier waan, verdiende mede wel eens eenen lekkeren maaltijd. Uoca te veel is te veel. Met al mijn zwoegen en al uwe bezuinigingen in het ten einde loopend jaar (1814), hebben wij nog Hechts de helft der fchulden kunnen afdoen, die wij in de laafde jaren hebben moeten ma- k e n , e n , zoo de fchulden niet voldaan zijn, teren wij van een anders goed."

„ Z ij n e v r 0 u w . Het is z o o , vaderlief! doch, met GODS hulp, komen wij er in het volgende jaar geheel door Ook behoeft de ganfche huishouding juist geene kreeften te eten. Neem gij, die vroeg en laat alles ver- dienen moet, er eenen enkel voor u , en w e l eenen besten; dat is toch maar 24 duivers.

„ D e h u i s v a d e r . E n ik zou alleen een lekker maal doen. terwijl g i j , henevens de kinderen en de overige leden van het huisgezin, toezaagt? Neen, dan kon ik geenen brok doorzwelgen en ware mij al het aangename der kreeften benomen. Wie eene vreugde

kan genieten, zonder er anderen, zoo het 111 zijn ver- mogen i s , in te doen deelen, bezit geene ware men- fchenliefde, ja verdient den eerwaardigen naam van mensen niet. W i e iets lekkers kan eten, terwijl hij vrouw en kinderen, ja zelfs Hechts de dienstboden, laat toezien, is den naam van man, vader en heer des

huizes onwaardig." . Onder dit gefprek kwam er een arm en ziekehjte

man binnen, d i e , om zijne bekende braafheid en zijn ongelukkig lot, menige weldaad van dit huisgezin ge- noot. ' H i j zeeg op eenen doel neder, berstte in tranen uit, maar kon geen woord fpreken."

D e h u i s m o e d e r . Wat deert u lieve man^ & u een nieuw ongeluk overgekomen? Spreek, waarin Kun-

nen wij u helpen? tshiverhoiiï D e a r m e m a n {[nikkende na eenig H.e'J°J>m

Aeh meiufvrouw! nu is ook mijne vrouw ziek ö..uor- S e n t o S laatde deun w e g , daar gij weet, dat

wegenï %fï zwakheid en J=v d e ^ b o r s t , ™ arbeiden k a n , en mijne vrouw derhalve, ma uit wer

M m 4 K e n

(24)

55^ GRONINGER MAANDSCHRIFT TOT NUT VAN'T ALGEM.

ken te gaan, den kost voor ons beiden en onze kinde- ren winnen moet. Wij hebben nu allen federt eergister middag niet gegeten, en zijn verkleumd van koude, dewijl wij turf noch hout hebben, om ons te ver- warmen.

„ D e h u i s v a d e r . Moederlief! nu eten wij dezen middag allen kreeften; zie daar den kreeftenman! (Tot den armen man'). Daar zijn zeven gulden, ongeluk- kige man! koop er wat aardappelen , brood, reuzel en brand voor, opdat gij u met uwe vrouw en kinderen verzadigt en verwarmt. Bedeed er ook iets van tot eene verfnapering voor de zieke, en gevoel u verfterkt in het vertrouwen op de algoede Voorzienigheid."

„ D e h u i s m o e d e r . Morgen eten wii ibep. Dan moet gij een potje vol komen halen of er een uwer kin- deren om zenden.

„ D e a r m e m a n (heengaande). Duizendmaal dank, goede weldoeners! Wij zullen u zegenen en GOD voor u bidden, terwijl wij ons warmen en ons verkwikken, gelijk wij reeds zoo menigmaal gedaan hebben, als gij ons jj daar wij te befchroomd zijn, om onzen nood open- lijk bekend te maken, uwe weldaden fchonkt.

„ D e h u i s v a d e r . N u hebben wij dezen middag nog 28 St. te verteren, wijfjelief! en daarvoor willen wij ook fm uilen. Laat dus eene goede partij bokkingen haf n en bak die bij de aardappelen 5 dan zullen wij allen ons hart eens heerlijk ophalen; want zulk een yooreten als wij nu gefmaakt hebben, zal ons den eigen- lijken maaltijd geenszins bederven.

„ D e h u i s m o d e r . Neen, vast niet, brave man!

maar het Ipijt mij toch, dat gij heden aan uw verlan- gen, om kreeften te eten niet vokloen kunt.

„ Oe h u i s v a d e r , Heb daar geenen fpijt van, moe- derlief! Elke bokking za! ons thans als een kreeft fmakert, en nog vaak zullen w i j , als treurigheid ons overvalt, ons met de herdenking van dezen dag opbeu- ren, en eikander toeroepen: „ herinneren wij ons

„ het kreeftenrnaai i " Ja misfchien verzacht ons deze herdenking zelfs eens de fmart onzer fcheiding en de angden des doods."

Dit Werk wordt door fchrandere en geleerde men- fchenvrienden in ons Vaderland gefchreven en door de bijdragen van de met den meesten lof bekende en be- roemdlle Schrijvers onderdeund, onder welke wij tel- len

(25)

GRONINGER M A A N D S C H R I F T T O T N U T V A N ST A L G E M . 553

len Ë . T I N GA , R . E N G E L S , J. S. SWAAN , W . G O E D E , H . B R A N D E N B U R G , P . A , DRIESSEN P Z . , W , W O U T E R S , J. KUIJPERS H Z . , T H . V A N S W I N D E R E N , S. S T R A T I N G H E Z . , S. E . W I E L I N G , H . W E S T E R , J. A . O O S T K A M P , G . J. G E R S E N , J. M U L D E R , J. B E E R T A , Cll HOg V e r -

fcheiden andere, wier namen ilechts met de voorletters geteekend daan.

Wij wenfchen hartelijk dat het doel, hetwelk het ijverige Groningfche Departement der Maatfchappi tot Nut van 't Algemeen zich met de uitgave dezes Maande jfchrifts voordek, namelijk om den mensch, inzonder- heid den minvermogenden, zijne vooroordeelen aan te wijzen, hem zijne duistere denkbeelden op te klaren , de beginiels van reine zedekunde mede te deelen, de voortreffelijkheid van den Christelijken Godsdienst te

doen gevoelen, kortom, den mensch verdandiger en be- ter en daardoor gelukkiger te maken, onder den Godde- lijken zegen moge bereikt worden, en twijfelen geens- zins, of ieder die bet belangrijke van zulk een der menschheid veredelend d o e l befeftv zal eene zoodanige

«nderneming d o o r eene werkdadige hulp k r a c h t d a d i g

voortvaren te onderfteunen.

Anekdoten en Karaktertrekken, als mede Historifche ta- fercelen uit den oorlog der Geallieerden tegen de Fran/chen, in 181a , 1813 en 1814. Uit het Hoog- duit sch. Achtjle en Negende Stukje. Elk met eene Plaat. Te Am fier dam, bij J . van der Hey , 1814.

Behalve Voorberigt en Inhoud T 68 en 152 Bladz.

In Octavo. De prijs van ieder Stukje is f 1 - 10 - :

M

et deze beide Stukjes is dan dit Werk geëindigd en zoo hebben wij derhalve volgens des Vertalers ver- klaring in het Voorberigt van het Negende Stukje geen vervolg meer te wachten, en dus geene Anekdoten en Karaktertrekken, als mede Historifche tafereelen meer uit den merkwaardigden oorlog, die er immer gevoerd is.

Toen de Vertaler dit betuigde, had hij zeker m het minst niet kunnen denken (en wie zou het immer kun-

M m 5 nen

(26)

554 ANEKDOTEN EN KARAKTERTREKKEN

nen gedacht hebben?) dat de verwoester van land en menschdorn, de alverderver van Europa, nogmaals zou toonen, dat zijn bloeddorst nog niet gelescht was, we- derom zou optreden, om nieuwe verwoestingen en o n - heilen aan te regten en trachten z o u , zijnen troon te herkrijgen, van welke zijne roekelooze ondernemingen hem gebonsd hadden; maar B U O N A P A R T E kende de Franfche natie, hij kende hare wispelturigheid; hii wist, hoezeer zij deeds naar verandering haakt, de rust haar niet eigen i s , en hoedanig de Franfchen op vechten en doodflaan, hetwelk zij dapperheid noemen, gedeld zijn;

het groote jaar van rust, hetwelk hun door den val van B U O N A P A R T E was gelchonken, duurde hun te lang:

en nu in_ het bezit van hunnen vorigen bloedhond, w i e n , gelijk wij veilig durven vertrouwen, vooraf de verzekering is gegeven , dat zijne wederverfchijning hem een nieuw aantal aanhangers en zoogenaamde verdedigers verzorgen zoude, delden vele Franfchen zich voor, eene groote fortuin met hem te zullen maken. Doch welke was onze verwachting ? Dat de tiran, in het oog van den Onzigtbaren niet langer kon geduld worden, en zelfs zijn moordfchavot te gemoet trad en weldra ook deze aarde met zijn bloed zoude drenken en in dit geval alleen kan en zal Europa rust en welvaart ge- nieten !

Men vergeve ons deze uitweiding, welke bij geene recenfie past, maar wij konden moeijelijk daar buiten, eensdeels uit ontboezeming van zuivere mensch- en V a - derlandsliefde en anderdeels, omdat wij onze veronder- Itelling wilden te kennen geven, dat de boven vermelde noodlottige omdandigheid, den Verzamelaar, Vertaler en Uitgever dezer Anekdoten, enz. nog ongetwijfeld wel in daat zou dellen, om hun Werk hier niet te eindi- gen, maar hetzelve met een bijvoegfel te vermeerderen.

È n hoe gaarne wij liever wenschten van geene Anek- doten , Karaktertrekken en Historifche tafereelen uit oor- logen meer te hooren, kunnen wij aan den anderen kant nier ontveinzen begeerig te zijn naar een vervolg van een Werk hetwelk ons, in velerlei opzigten, bij de lezing de genoegelijkde uurtjes heeft gebaard : het eenige voordeel, dat ons de oorlog heeft opgeleverd.

Iets tot aanprijzing dezer beide Stukjes te zeggen, achten wij noodeloos, daar hetgeen, wat wij van al de vorige verklaard hebben, ook op deze toepasfelijb is.

De

(27)

U I T D E O O R L O G E N , E N Z . 555

De inhoud derzelve, dien wij thans voor onze Lezers wden affchrijven, waarborgt ons, dat de bezitters der vorige Stukjes zich zullen haasten, om zich ook deze eigen te maken; alleenlijk willen wij aanmerken, dat het tafereel der krijgsgebeurUnisJeh tot aan den val des tirans, en het 'fluiten van den vrede, zoo beknopt als volledig gefchetst i s , dat men Biet behoeft, nieuws- papieren of andere gefchriften daaromtrent in handen te nemen, en ons bij de lezing uitmuntend heeft bevallen.

__ De inhoud van het achtfle Stukje is deze:

H I S T O R I S C H E T A F E R E E L E N . 1'afereel des oorlogs van de hooge Bondgenoot en tegen B U O N A P A R T E , van den Slag bij Leipzig af, tot aan de voltooijing des heiligen oorlogs ter verlosfmg van Europa en den val des onder- drukkers: I. Redevoering van den gedeputeerden R A Y -

N O U A R D , gehouden in de vergadering van het Wetge- vend Ligchaam den 28 December 1 8 1 3 . a. Verklaring van den Koning van D E N E M A R K E N . 3. Verklaring over de betrekking der vereenigde Mogendheden tot Z W I T - S E R L A N D . 4 . Oproeping aan de Franfchen. 5* Aan de bewoners van den linker Rijnoever. 6. Aan de Sile- zifche armée. 7. Berigt van den Veldmaarfchalk B L U -

C H E R , aangaande het gevecht bij Brienne, en den Slag bij L a Rotiere. 8. Gevecht bij Brienne. 9. Slag van L a Rotiere. 1 0 . Berigt van den Generaal V A N W R E D E .

11. Berigt van den Kroonprins van W U R T E M B E R G aan den Vorst van S C H W A R Z E N B E R G . i a . Berigt uit den Moniteur van den $den Februarij. 13. Berigt des

Generaals V A N B U L O W , wegens de gevechten van Hoog- ftraten en Merxem, op den 11 den en i^den Januarij.

14. Fransch berigt.

A N E K D O T E N E N K A R A K T E R T R E K K E N . Liefde der Rusfen voor de muzijk. Afgewezene kavallerij - aanval.

De floutraocdige zwemmer. Vedoren moed. Geest der Pruisfifche vrijwilligers. De Heldhaftige jood. De va- derlandlievende Pruis. Pruisfifche landflorm. Het Tes- tament. Het Pruisfifche praalgraf. Rusfifche karakter- trekken en anekdoten. Joodfche Speculatie geest. Ge- wetensangst. Die rijk willen worden vallen in verzoe- king en flrikken. 'Zonderlinge fchapen. , Opgehelderd misverftand. Twee karakteristieke anekdoten. Basckie- ren. Gepast antwoord van eenen Kozak. Pruisfifche heldenmoed. D- beloonde hulpbetooning. Koelbloeelige vermetelheid van eenen Pruis. Leipziger plaizier-meis-

jes.

(28)

550- ANEKDOTEN E N KARAKTERTREKKEN

fes. Edelmoedigheid. Nog een paar tafereelen uit den Slag bij Leipzig. De dappere osfen. Middel, om zie- ken tot zwijgen te brengen. De Kozak heeft mij. De milddadige Kozakken. Kamer aden-troost. Verkeerd doel.

Het negende Stukje bevat het volgende:

HISTORISCHE T A F E R E E L E N . Tafereel der gebeurtenis- fen van den Slag bij Brienne af tot de verovering van Parijs, i . Fransch berigt over de gevechten op den l^den Februari/. 2. Berigt van den Engelfchen Üverfce J-OWE, aangejield in het hoofdkwartier van B L U C H E R , aangaande de gevechten op den 14 Fcbmarij. 3. Be-, rigt van den Kroonprins van WURTEMBERG, over de gevechten bij Montereau, op den i8den Februari/. 4.

Fransch berigt. 5. Berigt van den Maarfchalk BLU- CHER. 6. Berigt van den Generaal YORK. 7. Berigt van den Generaal WREDE. 8. Berigt van den Kroon- prins van WURTEMBERG. 9. LODEWIJK X V I I I aan de Franfchen. 10. Berigt van den Engelfchen Generaal STEWART. 11. Berigt van den Engelfchen Over fit BURGERSH. 12. Berigt van den Kroonprins van WUR- TEMBERG. 13. Berigt van den Veldmaarfchalk BLU- CHER. 34. Adres van het provifionele Gouvernement aan het Franfche volk.

A N E K D O T E N E N KARAKTERTREKKEN. Twee anekdoten uit den Slag bij Bautzen. De Engelfche brandraketten.

De dappere jager. De Kozakken en de Franfche dra- gonders. De betrapte jpion. Kozakken visfcherij. Ge- hechtheid van eenen Kozak aan zijne kameraden. Het rijke bruidgefchenk. Heldenmoed der Duitfche vrouwen.

Vrijwillige Sauvegarde. Brood-pantoffels. Strenge mans- tucht. NAPOLEONS zondenfchuld. Het lagchen verbo'- dcn. De fmullende en niet betalende Hertog van Pa- dlia. Krijgslist der Franfchen. Tafereelen voor den Slag bij Leipzig. De Generaal AVINZINGERODE. Zon- derling ontbijt. De vrees der Franfchen voor de Ko- zakken. Viderlandsliefde, nog ?ia den dood door ALEX- ANDER beloond. Voorbeeldige opoffering voor het Vader- land.

Uit elk dezer beide Stukjes dienen wij toch voor onze Lezers hier iets over te nemen en kiezen daarom, uit het achtfle Stukje,

GE-

(29)

UIT DE OORLOGEN, ENZ. 557 GEPAST ANTWOORD VAN EENEN KOZAK..

„ In de Bivouak bij Leipzig vraagde iemand , die Rusfisch verdond, aan eenen ouden Kozak: „ Zeg nuj eens vadertje! zijn er in Rusland, gedurende dien 'kouden winter - veldtogt, ook niet velen van u Be-

vroren?" — „ N e e n ! " was het antwoord, — „ de

" Rusfen bevriezen nooit!" . „ M i a r , " bragt de eerde i n , — „ er zijn evenwel zoo veel Franichen,

, van de koude omgekomen ? " „ Dat is geheel

" iets anders," —: hernam de Kozak, — de Fran-

" fchen zijn flechte menfehen; de Rus draagt eenen

", goeden pels en onder dezen^ een goed hart, •— beide

„ ontbreekt aan de Franfchen."

„ Doet zoodanig antwoord den Kozakken geene eer aan? "

DE BELOONDE HULPBETOONING.

, , Bij den terugtogt der F r a n f c h e n , na den flag bij Leip"ii Vond een groot gedeelte derzelve zijnen dood , welen! de enge pasfages door deze dad, in het wa- ter Dagelijks, zelfs nog lang naden flag, werd een aantal dooden daaruit gehaald, en de menigte van wapenen, die weg geworpen werden, was ongeloolelijk.

Zij werden nogtans van daar weg gehaald en bijeen ver- zameld. Dewijl men voor ieder geweer, en andere wapens, die ingeleverd werden, eenen zekeren prijs be- paalde , maakten vele inwoners hiervan, als van eenen handeltak, gebruik. Men zag aan de oevers der rivier, bijna ieder uur van den dag, menfehen met lange dok- ken waaraan eene krom gebogene bajonet vastgemaakt was.' Zoo dond ook eens een Pruis aan de Pleife en zocht geweren.

Het haakte in een zwaar ding, en, met veel moeite, bragt de foldaat eenen Franschman tot aan de opper- vlakte des waters. Hij deed alle mogelijke moeite , om bet lijk aan den oever te trekken; doch hij was te zwak, en viel, bij zijne al te derke infpanning, m net water.' Hij zonk dadelijk naar den grond en was ver- dwenen. De omstanders poogden vergeefs, hem te hulp te komen, en riepen, toen zij zulks niet konden, eenen van verre daanden Rus tot onderdeuning. Deze had naauwelijks door een: .— . „ Prusfak kamer ad

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

W ANNEER wij eerlijk zijn, moeten wij erkennen, dat Erasmus in onze geschiedenis weliswaar een grote rol gespeeld heeft, maar dat zijn werk tegenwoordig bij de meerderheid van

De vraag van het begin – ‘wat moeten wij doen?’ – vat ik in dit artikel op als het in- nerlijke moeten dat patiënten en hun naas- ten kunnen ervaren in een grenssituatie,

waarop thans te bogen valt. Maar hiermede is in geenen.. AI dadelijk zij mij hier de vraag veroorloofd, of zij, die dezen laatsten eisch stellen, wel weten, dat

Luister naar wat je leerkracht opnoemt.. Heb jij

Wanneer u kiest voor minderwerk, kunt u geen aanspraak maken op het eerder opleveren van uw woning dan de geprognosticeerde oplevering... Hierbij dient u bij het (laten) uitvoeren

menschen, die de Schryvers deezer Bybelboeken zyn, die overal zulk eene zelfverlochening, zulk eene zugt voor Gods eere aan den dag leggen, moeten geheel andere menschen zyn, als

Als wij dus lezen: door dezen hebt gij vergeving van zonden, door dezen hebt gij kwijtschelding van alles, waarvan gij door de Wet van Nlozes niet kondt

Als wij den toestand van land en volk nagaan, dan gevoelen wij het, op zulk een land, op zulk een vulk, dat den God zijner vaderen zoo schandelijk vergeet, door te doen wat kwaad