ntl
Hij, die zulk
eenlast van
toornop zijn
schouders neemt, moet God tegenover God ziin.5.
Er moetzijn
een volkomen herstel van het verloren geganeen
verdorvene, een volkomen genoegdoeningvoor de
ge- leden schade; ernoet
eenrestitutio
integrazijn.
Ja, meer nog,het is niet
voldoendedat het
,,debet" betaald wordt.Want dan zouden
wij
nogin
onze armoede gebleven ziin.Dat
zou precies eenderzijn
als wanneerik
iemands schul- den volledig betalen zou, mèar hem niet terzelfdertijd
ook schenken zou zoovele goederenof
nog meerdere alshij
ver- loren had.Dan
zouzijn
schuldwel
betaald zijn, maaral
heefthij
nu geen schulden meer, leven kanhij
ook niet!De gerechtigheid en het leven moeten voor ons verworven en
téruggebrachtïorden.
Enin zulk
een overvloed, datin
deze wegvan recht alle
deugdenen
volkomenheden van God worden grootgemaakt.-
In
Adam was allestijdelijk.
Er
moet een gehoorzaamheid, eeu gerechtigheid aanwezig zijn, welke van oneindige waarde is en waarvan Godmij in
het bezit stelt.De gehoorzaamheid van Christus verheerlijkt God méér dan wanneer de wet door Adam en door ons niet zou overtreden
zijn.
Nu
hebbenwij
meer alswij
haddenin
Adam, voor de val.Omdat Christus onze waarachtige God en het eeuwige leven is, zoo is alles
wat wij
hebben, door onze gemeenschap met Christus, eeuwig: eeuwige gerechtigheid, eeuwigleven
in Christus Jezus.Ons leven is nu veel heerlijker dan dat van Adam of van dtr Eng-elen.
-
1. Om de eeuwige toorn te dragen is de menschelijke natuur van Christus door de Goddelijke
natuur
ondersteund.2. Hier is geschied allerlei mededeeling van gaven, werkingen en eigenschappen der beide naturen.
3. Christus alsBondshoofd enPlaatsbekleeder heet: Immanuel, God met ons.
4.
Daarom heeft alleswat Hij
voor ons gedaan heeft een on- cindige waarde, een eeuwige geldigheid en eeuwige werking.DE CHRISTET,{ GELOOFT GODS BELOFTE,
VRAAG EN ANTWOORD 22.
Vraag: Wat is dan een Christen noodig te gelooven?
Antrcoord: Al wat ons in het Evangelie beloofd wordt, hetwelk ons de Artikelen van ons algemeen en ongetwij- feld Christelijk Geloof in een hoofdsom leeren.
r,Vli lezen Hand. 13 z 32z,,En
wij
verkondigen u de belofte, dietot
de vaderen geschied is, dat nameliik God dezelve vervuld heeft aan ons, hunne kinderen, alsHij
Jezus verwekt heeft".Hieruit
zienwij,
dat de belofte van den Christus nietis
voor de vaderen alleen, maar dat zij ook bestemd is voor hun kinde- ren en voor allen, die Goduit
alle volken, talen en natiën zou toebrengen.Opdat nu
dezebelofte aan de kinderen
wordt overgeleverd, zoodat zij er voordeel en vrucht van hebben voor zichzelf,
moesthun
deze belofte verkondigd, gepredikt wor- den; gepredikt wortlen als een Evangelie, zoodatzij
door deze prediking de belofte ontvingen, wanneer de Heilige Geestbij
deprediking het
geloof werkte.Dit
zegtde
Apostelhier
nuniet, hij
zegt alleen:míj
oerkondigenu de
belofte.Hij
zegthier
dus met andere woorden- want
waartoeis
anders deverkondiging?
-:
de belofte is voor u, zij is voor u en vooruw
kinderen. En daarop laat
hij
volgen: ,,Dat namelijk God deze- t. w.
de verlossing-
oeroulC. heeft aan ons, hunne kinde-ren".De
gansche belofte nu bestaat daarin, datHij
zegt:Gii
zult een Held hebben, die den Satan, die u zoo vreeselijkkwelt,
de kop zal vermorzelen.
Gij zult
een Koning hebben, die u wèl zal regeeren en die recht en gerechtigheid zal doeh op aarde, en dus ookin uw hart. Gij zult
een Heiland hebben,in
wiens wonden gij genezing z:ult vinden en die u voorzeker van aluw
zondenzal
verlossen.Nu zult gij
vragen: 'Waar hebbenwij
deze belofte? Wel,
zij
isuit
Gods mond uitgegaanin
het para-tt4
-{
15,
dijs,
vervolgensheeft Adam haar zijn kinderen
bekend g"- maakt. Zoo is dan de belofte gekomentot
de patriarchen,tot
Mozes, David en de Profeten. Gij
vindt
deze beloftein
Psalm 2.Nu zegt de Apostel, dat God deze belofte aan de kinderen ver- vuld heeft, als
Hij
Jezus oermekt heeft, d.i. alsHii
Hem in hun midden heeft gesteld als hun Koning.Dit
,,verwekken" is een woord, wa.armee menin het
Hebreeuwschwil
zeggen: een koning, een helper verwekken en hem macht en eer geven. Als God de Vader dusin de
tweede Psalmzegt: ,,Gij zijt Mijn
Zoon, heden heb
Ik U
gegenereerd", dan zegtHij dit
als Ko- ningtot
God den Zoon,totZijnZoon,
en zegt tot Hem: Voor de oogen vanal Mijn
vijanden en dieMijner
Gemeente hebIk Il
gegenereerd en
zij
zullen zien, datGij Mijn
Zoon zijt en datIk
U als
Mijn
Zoon zal handhaven, dus datGij Mijn
eeuwige Zoonzljt en Gij zult
bezitten een eeuwigKoninkrijk,
een eeuwigvolk en zult dit volk
aanbrengenal Uw
schatten, waarvanGij,
alsMijn
Zoon, de eenige Erfgenaamzijt! Yan dit
hand- haven van den Zoon spreekt Paulus verder, alshij
zegt, daIdezeZoon
wel
de dood heeft ondergaan, maar datdit
geweest is, om alzoo de dood ten dood te zijn en den armen zondaar ten leven endat
God de Vader, die Hem verwekt had als onzen Jezus, Hem ook zou opwekken van de dooden. Ditzelfde, zegt hij, vindenwij
ookin
de 16de Psalm enbij
den Profeet Jesaja, met de woorden:,,Ik zal u
de weldadigheden Davids geven, die getrouwzijn".
Tenslotte werpt de Apostel het laatste voor- oordeelder Joden omver, alsof de Heere
Jezusde
Wet zou hebben afgebrokenen Zijn
discipelen eveneensde
'Wetvan
Mozeste niet
doen.Daar
toonthij
dan aan,dat dit
nietzoo is, maar dat integendeel
Jezusen Zíjn
Apostelen cleWet hebben opgericht door te leeren: hetgeen aan de Wet on- mogelijk was, daar
zij
door het vleesch krachteloos was, dat heeft de Heere Jezus aangebracht. Daaromzegthij:
,,Zoozij.o dan
bekend, mannen broeders!dat
door Dezenu
vergeving der zonden verkondigdwordt.
Endat van
alles, waarvan gij nietkondt
gerechtvaardigd worden door deWet
van Mozes".U wordt
dus de belofte verkondigd. Deze belofteis
gekomen tot de aartsvaders en de Boeken van Mozes en de gansche Wet doorwordt
deze belofte gehandhaafd. En deze belofteis:
-rer- gevingder
zonden envan
alles,waarvan gij niet kondt
ge- rechtvaardigd worden door de'Wetvan
Mozes. Vandat
alles verkondigenwij
u kwijtschelding, aflaat, vergeving, zoodat gij nochtans rechtvaardíg zijt, zoo gij gelooftin
dezen fezus, dien Godu
heeft verwekt.Wij zijn
zoo gewoon,,om hetgeenwii
leeren, aan te nemen,.als rvare het een blocte leer. Doch de leer der gerechtigheid en des levens is geen dor leerstuk, geen bloot dogma, maarzij is:
be-lofte uit
Gods mond, ons betuigd door de Apostelen en Pro- feten.Als wij
dus lezen: door dezenhebt gij
vergeving van zonden, door dezen hebtgij
kwijtschelding van alles, waarvan gij door de Wet van Nlozes niet kondt gerechtvaardigd worden, dan is dat,ja,
een prediking, maar tevens een belofte:wie in
dezen, dezen Jezus,
dien
Godverwekt
heeft, gelooft,die
is rechtvaardig. Dat is niet maar een dor leerstuk of dogma, maar een belofte,uit
de mond van dien God, voor wienwij
toch eens moeten verschijnen en voor wien dan niets zal gelden, dan aI- leenwat uit
Gods mond is uitgegaan.Ik
wenschtenu
daarop urv aandacht te vestigen,dat
de leer der waarheid, des levens en der gerechtigheid van ouds herin
de Gereformeerde Kerk naar het Woord Gods en de prediking der Apostelen is beschouwd als een
belofte.Ik
verzoek daar- voorin
het bijzonderuw
aandacht.Wat ik u
zal mededeelen, is oud. Wantik
zeg, het is de leer der Gereformeerde Kerk, dusder
ChristelijkeKerk
vanalle
eeuwen.En
toch is hetin
zooverre
nieuw, alshet
oude door de gewoonteniet
meer onze aandacht trelat.Ik
zeide:wat wii
leer noemen, is belofteuit
Gods mond.
Wie in
Hem gelooft,is
rechtvaardig!In
Hem is vergeving van zonden, kwijtsehelding en rechtvaardiging vanal
hetgeen, waarvanwij
door de Wetvan
Mozes niet gerecht- vaardigd kunnen worden!Dat is
belofte,ik
herhaalhet:
be- lofte. Doch niet een belofte, die gegrond is op onze werken, op onze verdienste, nietzulk
een, die zegt: ,,Alsgij dit
of dat hebt gedaan, danzult gij dit of
dat hebben", maar hetis
een be-lofte
voor het gansche leven tegen onze groote dood. Een be- loftein
onze vreeselijke armoede en hulpeloosheid, dat God de Heere voorzien zalin al
onze nooden en behoeften.Nu
vraagt onze Catechismusin
de 59ste vraag: o,Maar wat baat het u nu, datgij dit
alles gelooft?". Namelijk alles,wat gij
te voren hebt gezegd,wat gij
belijdt volgens de Catechismus. ,,lV'at baat het u, datgij dit
alles gelooft?" alles-
om het nog eens samen tevatten
God den Vader, van God den Zoon, van God deHeilige Geest, en van Zijn genade, Zijn voorzienigheid, van de weldaad van Christus, van de zegen des Heiligen Geestes. En het antwoord
luidt:
,,Datik in
Christus voor God rechtvaardig ben". Dat is het eerste deel. En dan het andere deel, dat daaropvolgt:
,,en een erfgenaam des eeuwigen levens".Hier hebt gij uzelf
"e'lijk
devr::,;
-ro^- te leggen: Is dat waar?,,Ik
geloofdit
alles. Ja,wat ik
geleerd heb, de Catechismus, dat geloofik
alles. Maar benik nu
daardoor voor God recht-vaardig en
een erfgenaam des eeuwigen levens?Dat vat ik
niet.
Ik
zoli- zeggeln dan moetik dit
toch eerst geooelenl"Dat wij
brjdit punt
blijven staan, komt, omdatwij
het woord ,,ge- looven"in
de vraag: ,,Wat baat hetu
nu, dat Sijdit
alles ge-looft?" -
omdatwi| dit
,,gelooyen"gelijk
stellenmet:
,,voor waar houden".En
steeds vergeten,dat
hetgeenwrj
gelooven niet van ons komt, maar dat alles buiten ons om voor ons is tot stand gebracht. En dat alles, watwii
gelooven, geen dorre leer is, maar belofte.Dat blijkt
o.a. ookuit
hetgeen de Apostelin
Hand. 73 zegt:,,'Wij verkondigen u de belofte".
Laat mij u dit
nog nader uiteenzetten aande
handvan
de 22ste vraag van onze Cateclismus. Het is den Christen noodíg te geloooenlDat wij dit
gobd verstaan: noodig te gelooven,in zijn hart
enin zijn
geweten, opdathij
het dan als Christenin
toepassing brengt
in ziin
leven en onder de menschen. 'Want een Christenis
door God gemaakttot
ptofeet, om de Naamvan
den Heere Jezus te belijden,- tot
priester, om zichzelf voor God den Heere te stellen als een welbehaaglijke offerande met zijn lichaam en met zijn wandel,-
en tot koning, om meteen goed geweten,
dat
dus gewasschenis in het
bloed van Jezus Christus, tegen zonde,duivel
en dood, die hem voort- durend als ongedierte op hetlijf
vallen, moedig te strijden.-
'Wat
moetnu zulk een Christen
gelooven?Het
Antwoordluidt: Almat
onsinhet
Eoangelie bel,oofdmordt.,,In
het Evan- gelie"-,
d.i,in
het gansche 'lV'oord, dat als een Evangelie te-gen alle
verórdeeling der
'\{'et voor ons openligt. Alles dus,wat
onsin
het Evangelie beloofdwordt
van Gods wege, door Gods mond, geschrevenin Zijn
Boek,dat
alles,wat
God be-loofd
heeft, moet eenChristen
gelooven, d.w.z.:dat
maghij
gelooven.
Dit
,,alles"nu
vat,ja wat niet al,
samen. Daaraan komt, zoote
zeggen, geen einde.Nu komt
de Catechismusen schrijft:
,,AI
rcat ons deArtikelen oan
ons algemeenen
ongetmijfeldChristelijk
Geloofin
één hoof dsom leeren". Zoo vraagik
dan:Wat zijn
deArtikelen
v&n hetChristelijk
Geloof ? Hetzijn èf
artikelen, die bloot op het papier staan, bloote dogma's, leer- stellingen, waarvan men hetnut
niet weet,- àf
hetzijn
allebeloften, als het ware een echo van Gods belofte.
Wij
hebben met Godte
doen, hebben God verantwoordingte
doen. 'Watwij
toch leven, dat levenwij
door Hem en det zullenwij
leventot
Hem.'Wij hangen geheel van Hem af, kunnen geen oogen- 158blik
bestaan buiten Hem, zijr_ zó6 door en door zondaars, dat alwat in
en aan ons is, ook tegenover alles,wat
God aan ons doet, ons aanklaagt en veroordeelt. Hier is geen staanin
eigen kracht,in
eigen wijsheid ofin
eigen werken, alwilt
gij het ook werken des geloofs noemen. Zoo staat de mensch.-
enzooligt
hrj op de grond. Zoo ziet hij,
-
en zoo ishij
blind. Zoo heefthij
een
overwinning
behaald,- en
zooligt hij
weer terneder.Alles had Adam
in
het paradijs, alles van God,in
God en door God.Er
staat:hij
was geschapenin
Gods beeld. Naar hetin-
wendige hadhij
gerechtigheid en heiligheid en naar hetuit-
vrendige alle heerschappij. Eén ding ontbrak hem.En dat was:
hij
was van deze gansehe gelukzaligheid niet zeker, alles hing er vanaf, of
niet eensluw
enlistig vijand
en bedrieger hem vanal wat hij
had berooven zou. Alleshing
er vanaf, of hii
dezen listigen bedrieger
dadelijk
zott doorzien en hem met hel Woord zott afwTjzen,of hij in
de gehoorzaamheid der werkenzou blijven. Nu, dat was toch
vreeselijk.Alles te
hebben, doch zonder zekerheid van het alles te behouden, aangezien het nameliik van den mensch afhing, of hif 's vijandslist
zou door- zien enin
de gehoorzaamheid der werken zoubliiven.
Adamviel,
ennu -
bedenkenwij
het toch-
is hierbeneden allesslijk,
striid, tranen, bloed, hartstochten, vreeselijk verderf, on- peilbare ellende, allerlei lichamelijke krankheden, allerlei aan- vechtingen des duivels, en eindelijk-
een treurige toestand-:
daar
ligt
de menschin
de doodkist enwordt
naar hetgraf
ge- dragen. Nu ziet men van de hemel en van alle heerlijkheid nadit
leven niets.Er zijn
schoone oogenblikkenin dit
leven, erzijn
schoone bloemenin dit
leven, er isdikwijls
zeer veel ge- not,-
maar waaraan knaagt de worm niet? God is hoog bo- ven ons menschen verheven en deze God is het, die om onze zondeZijn
heerlijkheidvan
ons heeft moeten nemenen
Zijn vloek op ons heeft moeten leggen.En
God nu,die
ons alzooheeft
moeten vervloekenen
verdoemenen van Zijn
Aange- zicht verstooten,*
deze zelfde God toont ons onverwacht Zijn ontferming, geeft Zijn Zoon als den Zoon des menschen. En nu zegtHij tot
hem, die voorZijn
Woord beeft, voorZijn
Woord wegzinktin
zijn ongeluk en zijn ondergang:Ik
heb u tochlief,
Ik
on-tfermMii
overu, Ik wil u tot
een Godzijn
engij zult Mijn kind zijn. Ik wil u
een Vaderzijn,
een Yader, díe alles oe"toug, eeri almachtig Vader.Dat Ik
'hemelen
aarde heb gemaakt,is u
een teeken en onderpand,dat Ik
alles voor u kan tot stand brengen, datIk
alles vooru wil
en zaltot
stand brengen. Niets zalu
schaden,uw
zonde niet, de ellende niet,t9
de dood niet. maar ailes
wil Ik
met een Yaderlijke hand ten beste keeren. Dat kanIk
doen en datwil Ik
doen! En nu hoor verder:SÍ
zrjt een verlorenkind,
geheel en al.Ik
zieu
liggenin uw
bloed,gii zult
echter toch geenprooi
des doods zijn, maar: daar hebt SrjMtjn
Zoon,Mijn
Eeniggeborene, Hem geefIk u tot
een Heere. Hemlaat Ik
ontvangen wordenvan
de Heilige Geest, opdatHij uw
volkomen Borg zij,uw
onbevlekt, schuldeloos Lam.Hij
komt en wordt geborenuit
een maagd en neemt alzoo de gansche erfzonde, waaringij
ontvangen en ge- borenzijt,
vanu af
op zich. Hemzal lk
vooru
aan het hout laten nagelen met al uw zonden aan Zijn lichaam en dan wordt glj, d.i. uw oude mensch,in
en met Hem op het hout verbrand.Gij zult niet sterven, en toch zult gij sterven,
gij nlt
stervenin
het sterven vanMijn
Zoon, enHij,
engij
met Hem, begraven worden, zoodatgij
moogt behjden:Al wat ik
heb misdreven, Isin
Uw graf gebleven.Gij
hadt het meegenomen, Van daar zal't
niet meer komen.Vrees
niet de
smaadheidvan Christus!
Vreesniet, om
metuw
bloedte
onderteekenen, oMijn kind, dat gij
de eeuwige dood hebt verdiend! Vrees niet, te bekennen, datgij
geen pen- ning hebt, om te betalen, beken uw dood, sterf met Hem! Sterf alzoo, datgij
voorMij belijdt:
metalmijn
tranen, metal
mijn voornemens, met almijí
ijver vermagik
niets,ik
kan het heir van duivelen en geestelijke booshedenin
de lucht, datmij
om- zwermt als millioenen vliegen, niet vanmij
afhouden;ik
ver- mag den duivel geen haar te krenken,ik
vermag niets,ik
benniet in
staat, om de dood onder de oogente
zien,ik kan
niet vertrouwen, niet gelooven. Vrees niet, dat te belijden en houd u aan het kruis, houd u aan Jezus'bloed zonder meer.-
,,Maardat is mij
een hellevaart, alsik
niets heb dan zonden en de dondervan
Sinaï achtermij
hoor, enik
niets dan duisternis voor oogen heb!"-
Zinggij
metuw
Borg de 16de Psalm: Op- staan,- verblijdt u
niet,mijn
vijanden,al lig ik
ookop
degrond!
-
Opstaan zalik
toch! God heeft beloofd:Miin
Heiligezal
de ve;.Cervingniet zien!
Meer nog,Mijn kind: gij
komt niet alleen met Hemuit
het graf te voorschijn, maarIk wil
ook alzoo voor u zor gen, dat, hoewelgij
hierbeneden op aarde zijt,Ik u
nochtansin
de hemel heb. Daarvoor neemIk u
opin
het lichaarn vanMijn
lieven Zoon en alsHij
ten hemel vaart, hebIk
ooku
reedsin
de hemel en zendIk u
de Heilige Geest tot een tegenpand, opdatgij in uw
nood,in
de angst vanuw
ziel, in uw nacht en in uw doodnietvertwijfelt,
maarverbeidt, Hem, die zalwederkomen, omte oordeelen de levenden en de dooden.Wanhoop niet, als
gij
niet lveet, ho"Sï
aan goede werkenzult
komen,daar gij
nietsdan
een gebroken ding, niets dan een gebroken Verbond aanuw
voeten ziet liggen. Weesniet
ver- legen,als gij niet
weet, hoegij
genoeg geldzult krijgen,
ommet
Goden met
eeredoor de wereld te
komen, hoewel gij schuldbrief op schuldbrief voor uw oogen hebt en ze nietkunt
betalen! Wees niet verlegen, hoe gli naar de inwendige menschzult worden
toegerust-: Mijn
Geestwil Ik u
geven, diegaat
uit van Mij,
den Vader envan Miin
Zoon,en komt in
uw hart.Hij
zal u troosten, u helpen, voor u bidden, als gii niet biddenkunt
en zalu
nabij blijven.En voorts
zult gif
hierbeneden gewis een grootefamilie
heb- ben van enkel broeders en zusters. Gij behoeft die niet allen te zien en te kennen, maar als gij er een van ontmoet, dan zult gij zien, dat zij allen dezelfde taal spreken, zooals zij die op de dag hunner geboorte hebben geleerd en dat is voorwaar een schoo- ne taal, welke de wereld niet kent,-
en allen zingen hetzelfdelied:
,,Het Lam heeft het gedaan!".,,Ik zal u ook bewaren voor de poorten der hel en het waterbad zal
in uw
middenblijven,
nameliik de vergeving der zonden!Hebt goeden moed, ook
uw
vleesch zalIk
opwekken ten laat- sten dage, zoodat er geenklauw
vanu
zal achterblijven,-
endan, en dan: het eeuwige leven!"
Ziet, zoo
zijn
deArtikelen
van hetChristelijk
Geloof enkel be- loften, beloften voor u en voor uw kinderen, voor het tijdel[ikeen het eeuwige leven. Amen.
16t
HET EENï/OUDIGE.
VRAAG EN ANTWOORD 22.
De Gemeente van Christus heeft een geloofsbelijdenis, zooals er g-eel-tweede bestaat.
Er
isin
de wereld allerlei geloof, men heeft allerlei evangelie, hier een Jezus en daar een-Jerus, hier qees! e3. daar ge_est. Het gaathier
dus om het*ard
en juiste, dat de kinderen kutrtren vèrstaan en waarop de ouden van hierqaal_. H-et-gaat h_ier o_m hetgeen
wij
lezenif
de ZZste vraag van de Heidelbgrglche Catechismrs:Wat
ís een Christen náodíg te geloooen?Dit
is.: w-a!_poethij
hebben, zonder hetwelkhij
niet Fan zalig worden? Waaraan moethij
zich onvoorwaarde--llik
houdeq? Waarvanzich tot
geenpriis laten
afbrengen?'W_at
moet dus bii hem zoo onbeweèglilkitaan als zon en
mian?
,,Wat is een
Christel
nogd,ig te gelooven?"wil
derhalve zeg-gen: Of
- óf! Dat
heefthij
te-gelooven,of hii is.verlorei!
Daarva''-noag
bij
ook zelfs niót een'tittel oi
;ota Áfwilken. Het antwcord op de v_raagluidt: Al roat
onsii
het Eoingelíe-
geopenbaard wordt?
-
neen, er staatwat
anders-: iat
onsin het
Evangelie beloofd mordt, Zookomt
dan devraag tot
den eenvoudige,tot
den hooggeleerde,tot
den een zoowe."l als tot den ander: 'Wat is uin
het Evangelie beloof d? Daarop ant- woordegwij
dan:,,Ik
geloofin
God, den Vader, den Almach- tige, Schepper des hemels en der aarde. Enin
Jezus Christus, Zijn _e_eniggeboren Zoo4, onzen Heere;die
onivangenis
van den^Heillgen Geest, glbgrenuit
de maagdMaria;
àie geledenheeft
onder Pontius Pilatus,is
gekruisigd, gestorven'en be- graven, nedergedaald ter helle, tenderdá
dáge wederom op- ges_taalvan de dooden, opgevaren ten hemel, zittende ter Reeh- terhand Gods, desalTachtige!
Vaders, vanwaar Hij
komenZal, om te oordeelen de levenden en de dooden.
Ik feloof in
{9_n llgiliSen_ Geest.
Ik
geloof ééne heilige, algemeen","Ch.iste-lrjke Kerk,
de gemeenschap der heiligàn, vàrgevingder
zon- ,len, wederopstanding des vleesches eo eeneÀwig1even".
162
I)it
alles, dat door ons deArtikelen
van hetChristelijk
Geloof genoemd wordt, zijn beloften, zooalswij
die ookbij
de Heilige Doop hooren, alswij uit
het Formulier vernemen, dat, alswij
gedoopt worden
in
de Naam des Vaders,Hij
ons als met een zichtbare eedbetuigt, dat de God en Vader
onzes Heeren Jezus Christus onze Vader en de Vader van ons zaadwil
zijn.Dat,
alswii in
de Naam des Zoons gedoopt worden,Hij
onsbelooft, dat al wat
Hij,
Ce Zoon Gods, gedaan en geleden heeft, ons eigendomis. En dat, als wrj in de
lYaam des Heiligen Geestes gedoopt worden, ons beloofdwordt, dat de
Heilige Geest onze Leeraar en Trooster en die onzer kinderenwil
zijntot in
eeuwigheid.Dat zijn
dus alles beloften.-
O,laat mij
het
u
toch ophet hart binden! Als wij, of
een engeluit
de hemel, zegt Paulus, u een ander evangelie brengen dan dit, diezij vervloekt!
(Gal. 1 : 8).Wij, of
een engeluit
de hemel? Ja,wij, wij
Apostelen,wij
predikers der gerechtigheid,wij
zegger' u:Blijft bij
deze Artikelen van hetChristelijk
Geloof,blijft bij dit
eenvoudige,gij kunt
hier niet te eenvoudigzijn in uw
ge-loof, blijft daarbij. En al
zoudenwti u
een andere belofte brengen, zoozijnwij
vervloekt! Wij, of een engeluit
de hemel?Een engel? Kan dan een engel een ander evangelie verkondi- gen?
Laat mij
eerstvragen: Is er
een ander evangelie?In
waarheid niet, maar erzijn
wel wassen beeldenin
de wereld,die
levende menschen moeten voorstellenen waarvan
menwerkelijk
zou gelooven,dat zij
leefden.In
dezezin kan
men zeggeln, dat er tweeërlei evangelieis:
een Evangelie, dat waaris en
een evangelie,dat
valschis. Het ware
Evangelie mag menigeenwat
scherp voorkomen, want het is reinewijn,
voortlen kranke
ingeschonken.Het
valsche evangelieis
zoet als vcrvalschtewijn,
zoet op de tong, doch voor een zieke deugthct
niet,het is
hem alsvergif,
eenkunstig
namaaksel, geennatuurwijn.
Het valsche evangelie heeft,- j",
hoeveel vrien-tlen wel? De
ganschewereld.
Niemandter wereld zal
het v&lsche evangelie verwerpen. Maar het ware Evangelie heeftwcinig
vrienden.Iilaarom? Het is te
eenvoudig, veelte
een- voudig! Waar het ware Evangelie komt, daar heeft de mensch nicts dan een:Ik
geloof,ik
stel mijn vertrouwen daar en daar op! Verder hebik
nietste
zeggern, te eischenof in
te brengen,ik
heber
niets toe bijgedragen,het zijn
enkel weldaden van lloven.Het is
tochniet
de mensch,die
hemelen
aarde ge- rnaaktheeft! Het is
tochniet
de mensch,die zich
als Vader rrlrenbaart enu
leert bidden: ,,Onze Vader, diein
de hemelenzijtl" Gij zijt
toch niet ontvangen ven de Heilige Geest enuit
t6t
de maagd Maria als het Heilige geboren, daar
gij
integendeel in_zondeen
ongerechtigheid ontvangenen
geborenztltl Gij hebt
ookniet voor
anderen geleden! Niemand onzeris
toch voor anderen gestorven, opgestaan en ten hemel gevaren! Nie, mand o'nzeÍzit
ter Rechterhand Gods, niemand onzer zal eens oordeelende
levendenen de
dooden.Wij zijn toch niet
deHeilige
Geest!Ach,
integendeel,wat
hebbenwlj voor
een geest enwat
voor geestenzijn wij! Wij
bouwen toch de Kerk niet!Wij
doen toch geen kinderen geboren worden en hebben deleilige
Doopniet
ingesteld!Of
hebbenwij
het geloof ge- werkt, om van deze jonge en kleine kinderen, die zoo verkeèrd en verdraaid zijn, die zulke dwingelandenkunnen zijn,Ie
zeg-ge\:
,,21jzijn in het
Verbondder
genade,zij zijn in
GoclsRijk"?
Is er iemand onder ons,die
zichzelf. de zonde kan ver- geven,zonder zichzelf te
bedriegen?Of die
anderen ver- geving van zonden kan schenken, doordienhij
zijn bloed voor hen_vergoot?lot hij de
doodenkunnen
doen opstaan? Zíj zouden dan allen welin
de graven blijven liggen!Of
kan een van ons het eeuwige leven geven?Maar zie,
wij zijn
zoo gew'oon, deze dingen te hooren, zoodat zij ons te alledaagschzijn
en niet meer onze aandacht trekken.Het
moetiets
vreemdszijn, iets pikants, iets
nieuws, diep- zinnigs, o{ buitengewoons. Dat is dan treffend en meesleepend.Dit
toch is zeer algemeen!Er zijn
tegenwoordig geheelÀ lan- den, waar de kinderen dezeArtikelen
van hetChiistelllk
Ge- loof niet meer leeren en opzeggen. Overigenso wien onzer komthetinde
1i4, om te denken: Datkind
daar, dat jonge kind, is Godskind, is het
eigendomvan
den Heere Jetuslmet
Zijn bloed gekocht,en Hij
heeftdat
in. de Heilíge Doop aan hètkind
laten verzegelen?! Neen,wij
denken veeleer: Hetkind
is des dujvels. Ja, het is wel mijnlief
zoontje, mijnlief
dochtertje, maar het is toch vol van de wereld, vol zonde en ongerechtfu- heid,het
moet eerst bekeerd worden.En dat is
een moeilij:k ding,dat
zullenwij
aan den dominee overlaten en eens zien,wat
er vanwordt! Dat
komt, doordatwij
de beloften van hetIvalSelie
zoo alledaagsch vinden.Zegmij
toch, watkrijgt
eenkindje,
zoodrahet in
de wereld komt?Zijn het niet
doeken, kousjes,_kleertjes, die hetkind
worden aangetrokken?Zijn
dat gcen beloften voordit
leven?En
alsnu
God aan de moeder verstand geeft, om hetkind
aan te trekken, wat voordit
leven t og4ig is, zal de Heere God dan in het geestelijke anders doen, zalHij
hetkind
groot laten worden zonder melk? Hetkind
en de melkzijn
toch niet te scheiden! Zoo is het leven verbondenT&
met de waarheid, met de waarheid der leer en zonder de waar- heid der leer
blijft
er nietsin
het leven, maarsterft
alles, het sterft de geestelijke dood.-
Hoe zalik
nu de",9 dood ontgaan?Antwoorà: welrio, wat is
een Christen noodigte
gelooven?tshjf bij
hetgeenin het
Evangelie be-loofdwordt
en waarvangij"een"beetà
trelt in de'fwa"lf Artikelen
van hetChristelij\
bfloof,
zoodatgij u
steeds voorstelt:Wat is
God de Vader?Wat is-God de Zoïn? Wat is God de Heilige Geest? Wat heeft
l{íj
voormij
en aanmij
gedaan? Zoek het tochniet in of-bij ,rrltf,
dat gij het leveni."lt nt
tot het leven-komt, datgij
deelhebt
aan Ëóteeo*ige
leven. Zoekdat i''
hetgeenu
met demoedermelk
is
ingegeven,in de
eenvoudige, -zuivere eYan- gelische waarheid.Zàg niei tot het rcinri: ,,Dat is het u-we, als-gijáit of dat
hebt, a/s gi3u
bekeert", maat zegàet: ,Dat
is heturve,
dat is uw Heóó
Jezus,dat is uw
Goden Vader!" -.
;Í;;. it "i"
niets aan"hetkind!' --Ja, ik zie
aanPijzelf
ook niets, en
ik
denk,dat g7
aanuzelf
ookniets ziell
Bezíeuzelf
toch,is niet al wat uá" ,' is dood? Niet alles
zondeo"
"""t """dheid? Is niet
alies ondank,twijfel en
ongeloof ? Komt datniet
alles daarvandaan,dat gij altijd
gaat naar uÍ.J eigen kast en daar de hemelwilt
zoeke$- duj
gij. gaat, naaraËkirt,
die gij vanuw
moeder hebt en daar onder de oudeaf' g"au"f.t"
kl"eËrenuw bruiloftskleed
zoekt!Niet
alzoo!in
deiL""
het danit
het gelegen,in
Gods waarheidl-
,:Ja maar' hoe staat-"1 dJH"ilige
Geest?" Ach,laat
die vraag rusten,-
i"o"" sij-uls gij
dorsihebt,drink
gez-ond, koel wate-r en zie,of
;;-g"";i oi"ï ï"d""keert! Drink,
alsgij
vermoeiden
geheel uitgJput zijt, een dronkwijn
e-n zie' of uw-geest niet weder tot" Ë"àt. Gi;-kunt g""tt *ijo krijggn
zonder fleschof vat,
er-olt i"t.
zijn, dat Jewijn
houdt. En dat is de leer: al wat onsi"
t"t
Eoungó1i" beloofá wordt, hetgeen ons deArtikelen
oan<tns
algemeà
"n
ongetmijfetd Chrisleliilc GeIoSfin
een hoof d- romlíeren
Waar dàre leêr gehandhaafd wordt, daar zal voor- zcker de Geestniet uitblijo"n, *u"* van
binnen troosten en,-SÀ"",
i\'[ijn kind, dat is waarachtig waar, verlaat u daarop!WiJ
is een-Christen noodig te gelooven? Omu
&an te toonen,lne
náodig het een ChristJn is,wil ik
u iets verhalen.-
Eensrnrrcst
"en"P"ofeet
uit
Judatot
den koningvan
Israël gaan enir",,' ,"gg"n, dat
de Háere God hem en hetland
zou straffen,,* "i;"
Ëlgádendienst. Alzoo spr-akhij
iegenhei altaar
doorlt*t W"otdï"s
Hee.en: ,,Altaar,altaar!
zoo zegt de Heere: Zie' ccn zoon zal aan het hrris vanDavid
geboreg worden, wiens;;;,"
zal zijn Josia.Die
zal op.
of feren de priesteren derhoog- í65ten, die op u rooken en rnen zal menschenbeenderen op u \rer_
branden". ,,En
hij
gaf", lezen*;
""ia"",
,,ten zelvenàlg"
""r,
wonderteek"n,,ég"g"oáu,Uit ir' i;t
wonderteeken, waarvanr-le Heere,gesprokà-heeft: ,-i"t,
t"t
uitaar zal vaneengescheurd en de asch, die duu."gp.il.,afgeátort*"rá"";'tiïàr.'?lï't_
deArtikelen
des christ'elilken"Geloofs echterzullen nooit
van- eengescheurd worden). -De konine bevalá"";; bnJr"ï"
g",j_pen;
doch toenhij
de hand,ruu."lrl-
uitstrekte,ààáia"
r;;,9lt lri
ze niet *edl"_rruu",i;h
'."1;;kken
kon. Toen verzochthij
dan den man G9ds,"- ;;;r'Í;-i" liááàï^e"ïï'ii*,
*"_bed werd zi.fn hand
yi,"" gr;;;"ol'ir.u"op *".d
oo'-du tooirrg dankbaar: na zoo!e zijn
g;.t*ii""1"""àà""d,-;í;iiá; _."
Gods een geschenk
gË"á. U"""
-d":,r","gt.,,,Al gaaft
grjrnï
de
helft
vanuw huii",
- aui *.,
iË*einig
gezegd, het gan_sche huis des konings_'ware
i"á á weinig ;"ï#ii;nover
één
Artikel van het-chrisr"t;Ë clto.r, ;.i; d;;-lË-ru.gt
Gods huis en de Eansche
h";Ë|.;;;;i'_;;i J".rffimij
dehelft
van uw huis] zoo zouif."i"i -"t
u g.aan enik
zouin
dezenfyts
geen brood eten,_noch*ut"" d"i'k;;;;ó;;;Jaï ilï
"i"t
it.í:"ffi *'"ïffi?,ï11ïr#i:,U,,#::1.íxÍïtiïl"sï
eten, noch water
drinken;
engi; à,;tt niet
wederkeeren door9ï1y:r,dien
grj gegaan?ijt".
óË F"oteer had alleen de bood_schap te brengen,_dat de Heere op het
altaar;";;;h""ÈLod"-
ren zou doen verbranden,
maar^"""d*
huáhï^;;;h-;;
geen raensehin
te laten.Hij
zou niet eens e"r, _"oË"hà"f"s;lr"ia
geven' om met hem te spreken, opdat er tocL_*ee"
tïtt"iài iri"
zou verloren Eaan van hetgee" Ë;; io
óràr..rvïrï ir"i's;"ga.
Zoo vertrekt Ëij
drtt luttgrï"_o-;á""1 *"g,
de wererd is over, wonnen, destrik
Eebrokón- Jawel! DL"orreo van een profeet, die
in
de stad*o,iod",
a"ànl""ii^[;;;Jï;iËh"d, fii, a""
koning
deze_ loodschrpte b-"enàà ï"u"
een stomme hond was, verhaalden hun vàder,watir g"b"rr"d;r. Ë;;ï"rrkt,
]{9el
9en man Gods? E".-,j U""fïniigeen
bezoek eebrachr!?Hii
behoordemii
tochookË
""."ïrï ten
tochooË""r,
iood.Al
heb.ik ooknilt in
alles;;lk;;;;Ë"r .ïït;:ï,:;:ï juu._
om toch ook een broeder en een
pÀf"*r Hí;JAft;ïàr
"r, ijlt
hem na en alshij
h"m,ir,ái,'""giti;
tothen:
,,Lieve broe_der,
ik
bidu,
zex nij,_wat isd;;?-\4i;";á* f,"ilt eij _ri
","
u"_zocht? Is dat lieTdei Ga
tg"q-"t
*i;_Jg"."S, opdatgij
ubij
mij versterkt!" Maar de.manGods-zegi.l,ti tur,
niet met u wecler- keeren, noeh metu
inkomen, iËrïi *i.
g*"r, brood eten. noch metu
ryaterdrinken in
deze plaats."Hf h;à;;;;;"f;;
".,,, 166
oorveeg moeten geven en gezegd hebben: Ga henen achter mij, Satanas,
want gij verzint
niet de dingen, die Godszijn,
maardie
der menschenzijn!
Maarin
plaats daarvan zegthij: .,Ik
lcan
niet! Ik
zouwel
gaarnewillen,
maarik
lcanniet!
Denk toch niet, datik
zooonvriendelijk
en onbroederliik ben, dochik
mag niet, Gods Woord verbiedt hetmij!" - Nu
ishij
ver-loren! Men
moetzich niet achter
GodsWoord
verschuilen, maar alsik
weet, dat Gods Woordmij
is gegeven, dan zegik:
nlgi'r Evangelie! Of
-
óf ! deze weg gaat gij, of gijzijt
verloren!Wat is den Christen noodig te gelooven?
Het
eenvoudige, het eenvoudige! brood eten, water drinken, uw weg reizen,-
datis
uw
zaakniet!
Um zaak is het, teblijven bij
het eenvoudige Woord en het andere hebtgij
over telaten
aan God, Yader, Zoon en Heilige Geest, om waar te maken en te vervullen aan denbidder,
a&nzijn huis en zijn
kinderen,wat Hij
belooftl heeft.-
Zoodra de man Gods zich achter het verbod verborg, washij
verloren. ,,Je,ik
zou het wel gaarnewillen
doen, maar,ziet gij, de dominee
heeft
gezegd,dat ik
het moestlaten"
dat
iïï"o g"ouu"lijk reás;J Clf li"tt
op twees"du"ht"ri -
"rt
meent: de dominee zal het voor uin
orde brengen. Heefthij
u de waarheid gezegden
zegtuw
gewetendaar ,,j&"
op, ver- schuil u dan niet achter hern, maar kom rond voor de dag met deTwaalf Artikelen
des Christelijken Geloofsen
zeg; daaropleef en sterf ik! Die echter zichzell zoo achter het
gebodverschuilen,
zijn in
de regel verloren,want
ten slotte doen zij toch dewil
des vleesches. De oude profeet zegt:,,Ik
ben ookeen
profeet!"
Ja, zoo heet het dan:,,Ik
ben ook een profeet!wat gaat het
mij
aan,of gii
gezonden zijt,- ik
ben het ook!"O dat
,,ook"! endat
zeggenvan:
,,Datis
ook evangelie; welniet in
alles zoo als het uwe, maar hetis
toch ook zoo iets!"l)och al
warehet
ook,dat wij, of
een engeluit
de hemel u ccn Bvangelie verkondigde, buiten hetgeenwrj u
verkondigd lrcbben,die zii vervloekt!
,,Een engel," zegt de oude profeót, .,lrceft metmij
gesproken doorhet Woord
des Heerón,zlg-
gcttde: Breng hem weder met u in uw
huis!"
Ja, dan! zoo denkt rncrr bij zulk een woord, als er een engel met u heeft gesproken.Jrt. rlan!
-
is u een engelin
de nacht verschenen, hebtgii
zulkrrr,'rr goclzalige droom gehad, een bijzondere
openbaring,-
wie wcct,of
danwerkelijk
deTwaalf Artikelen
zooin
allen deelewtnrheid zijn!
Een engel isu
verschenen? dat zegt toeh wat!llnd
dc man Gods toch maar geantwoord: Wat gaatmij
een r:rrgcl,wat
gnatmij
de gansche hemel aan!Dit
.areetik,
dat,zrrrr ik nict
blijf
bij het eenvoudige,ik
GodenZijn
zalige hemeli t67
nooit zal zien! Maar de man Gods
laat
zich verleiden en gaat met den ouden profeet mede.-
Toen doodde hem een leeuw.God had die geÍondern. Treurig einde! En ten bewijze, dat
dit
van-God was, bleef deleeuw-bii
den ezel enhet-lijk
staan, zonderdit
verder aan te roeren.Wat
zullenwii nu daaruit
leeren?Dat, wat
de Catechismus bedoelt,.-als hij_vraagt: ,,Wat is
eenChristen
noodigte
ge-I,oo.veg
?"
en: ,,Zijt_nuèhter en waakt, wantuw
tegenp"artij,ïe duivel, gaat om_ als_ een brieschende leeuw,zoekeide'wieí nil
?.ou mogen_verslinden".-Of gij valt
in
zijn muil,óf gij blijft bij
de onvervalschte melk der àenvoudigeïaarheld! " " Á-"rr.
ZIET NAAR DE MUSSCHET,{I
VRAAG EN ANTWOORD 22_2'.
Vraa!: Wat is dan een Christen noodig te gelooven?
Anhooord: Al wat ons in het Evangelie beloofd wordt, hetwelk ons de Artikelen van ons algemeen en onge- twijÍeld Christelijk geloof in een hoofdsom leeren.
Vraa!: Hoe luiden die Artikelen?
Antrooord: Ik geloof in God den Vader, den Almachtige, Schepper des hemels en der aarde.
En
in
Jezus Christus, zijn eeniggeboren Zoon, onzen Heere; die ontvangen is van de Heilige Geest, geborenuit de maagd Maria; die geleden heeft onder Pontius Pilatus, is gekruisigd, gestorven en begraven, nederge-
daald ter helle; ten derden dage wederom opgestaan van de dooden; opgevaren ten hemel, zittende ter rech' terhand Gods, des Àlmachtigen Yaders; van waar Hij komen zal om te oordeelen de levenden en de dooden.
Ik
geloofin
de Heilige Geest.Ik
geloof een heilige, algemeene Christelijke Kerk, de gemeenschap der heili- gen; vergeving der zonden; wederopstanding des vlee- sches; en een eeuwig leven.Vraag: Hoe worden deze Artikelen gedeeld?
Antmoord:
In
drie deelen. Het eerste is van God den Vader en onze schepping. Het andere van God den Zoon en onze verlossing. Het derde van God de Heilige Geest en onze heiligmaking.Vraag: Aangezien er maar een eenig Goddelijk wezen is, waarom noemt gij den Yader, den Zoon en de Heilige Geest?
Antmoord.: Omdat God zich alzoo in Zijn Woord geopen- baard heeft, dat deze drie onderscheiden Personen de eenige, waarachtige en eeuwige God zijn.
llet
eenvoudige!ja
het eenvoudige! Dat is meestal alleen waar enbruikbaar.
Toch latenwij
het steeds weerlinks
liggen enwillen
naar het hoogegrijpen
enwij
vergeten ondertusschenwat
voor de voetenligt. Wij willen
hetaltijd zelf
doen,willen altijd
in eigen hand houden, wat toch alleenin
Gods handligt,
168
5,T
DE RECHTVAARDIGHEID DES GELOOFS,
VRAAG EN ANTWOORD 59, óO EN 61.
(Schets).
Vraag: Maar wat baat het u nu, dat gij dit alles gelooÍt?
Ánlmoord: Dat
ik in
Christus voor God rechtvaardig ben, en een erfgenaam des eeuwigen levens.Vraag: Hoe zijt gij rechtvaardig voor God?
Antrcoord: Alleen door een waar geloof in Jezus Chris- tus, alzoo dat, al is het dat mij mijn consciëntie aan- klaagt, dat ik tegen al de geboden Gods zwaarliik gezon- digd en geen daarvan gehouden heb, en nog steeds iot alle boosheiil geneigd ben, nochtans God, zonder e :nige verdienste mijnerzijds,
uit
loutere genade mij de vol- komen genoegdoening, gerechtigheid en heiligheid van Christus schenkt en toerekent, evenals hadik
nooit zonde gehad, noch gedaan, ja, als had ikzelf al de ge-hoorzaamheid volbracht, die Christus voor
mij
vol-bracht heeft, in zooverre ik zulke weldaad met een ge-
loovig harte aaDneem.
'
llraag: 'Waarom zegt gij, dat gij alleen door hei geloof rechtvaardig zijt?Antmoord: Niet, dat
ik
vanwege de waardigheid mijns geloofs Gode aangenaam ben; maar daarom, dut ulleen de genoegdoening, gerechtigheid en heiligheid van Chris- tus mijn gerechtigheid voor God is, en datik
die niet anders dan alleen door het geloof aannemen en mij toe- eigenen kan.1.
Wtj ziin niet van
zonde, dooden
cluivel verlost door onszelf
maar door hetwerk
van een Ander, van Christus.2. De Satan stelde zieh van het begin of tegen deze waarheid.
3. Met den Satan is de Joodsche
kerk
het óens, ook de Syna- goge en de valsche christelijke kerk.4. Des_te ijveriger moet deze waarheid gehandhaafd worden.
5. De Satan bemoeit zich niet speciaal met degenen, die dood zijn, maar met hen, die godzalig leven en de zonde laterr.
140
6.
Godter
eere en de laatsten ten leven entot
troost \^rordt deze waarheid gehandhaafd.7. De ware
kerk
zal nooit rusthebben in
deze \^rereld.B.
De
anti-nomianenwillen niet dat de
menschendoor
de wet verschrikt worden.9.
Er is
eenburgerlijke
reehtvaardigheid; een rechtvaardig- heid dat menzijn plicht
doet, eenuiterlijke
rechtvaardig-heid naar
deletter der
10 geboden.De
rechtvaardigheid des geloofs is hiervan scherp te onderscheiden.10.
De
rechtvaardigheid des geloofsheeft met
onze werken geen gemeenschep, maarzij
is passief.Wij
ontvangenwat wij
niet hebben.De
rechtvaardigheid van dewet
bestaatin
activiteit.11.
De
rechtvaardigheid des geloofsis
alléén troostbrengend.Om deze reden: Onze consciëntie neemt alleen onze werken
in
aanmerking en danklinkt het:
,,Och, hoe ellendig hebik
geleefd".De wet vertroost geen bedroefd
hart, zij wekt
toorn.De aarde brengt de regen niet voort.
Het is en bliift
dewijsheid der
christenen: onkundig te zijn van de wet.1í.
Wat de wet eischt, komt niet door de wet tot stand; de goe- deren van hetrijk
der genade komen door de genade.16. De gerechtigheid van de wet is aardsch en behandelt aard- sche dingen. De gerechtigheid
in
het geloof is hemelsch enwordt
door onsniet verwerkelijkt
maar ontvengen.17.
Wij
hebben de heerschappijvan
dewet niet
toete
laten over de consciëntie, daarover moet alleen dekoninklijke
heerschappij, de genade van Christus gezag voeren!18.
Hij, die de
rechtvaardigheid des geloofsin zich
heeft, daalt om zoo te sprekenuit
de hemel, enverricht zijn
ar- beid staande onder het gezag van een Ander. ')1) Het manuscript heeft hier: en verricht uitwendig het werk onder een ander gebied staande.
12.
13.
14.
541