• No results found

Mr. N. P. VAN DEN BERG.

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Mr. N. P. VAN DEN BERG. "

Copied!
70
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

V

I

DE

VOOR- en NADEELEN

VAN O!\ZE

VOORUZING GEHOUDEN IN DE ALGEMEENE VER·

GADERl~G YAN DE SOEKABOEMISCIIE LAND·

BOUW.VEREENIGING, DEN 1<1 APRIL 1887,

DOOR

Mr. N. P. VAN DEN BERG.

BATAVIA, OGILVIE &; Co.

1887.

(2)
(3)

VOOR- EN NADEEL EN

VAN ONZl!:

(4)

1796

... h.,

(5)

VOOR- EN NADEELEN

VAN ONZE

VOORLEZING GEHOUDEN IN DE ALGE~lEENE VER.

GADERING VAN DE SOEKAJlOEMISCHE LAND.

BOUW.VEREENIGING, DEN 14 APRIL 1887,

DOOR

Mr. N. P. VAN DEN BERG.

DATAvrA,

OGILVIE & Co.

1887.

(6)

v

-

(7)

TEGENWOORDIGE MUNTREGELING.

yOORLEZING GEHOUDEN IN DE J'tLGEMEENE yERGADERING VAN DE "soEKABOEMtSCHE J..-ANOBOUW-yEREENIGING,

DEN 14 foPRJL 188J.

"La monnaie cst en quolque $Om uno mesure commune d'ostimation des valolUB;

ma.i. (lette moaUfO Iloit roujOUfl être fixo et conforme I. la l'èglo ótablioi autremoll\

iJ y aumit, de toute nócouitá. dÓiOrdre dan's l'l:tllt: llchotours et vOlldeurs 8oraiollt A tout momont trom{X\a, comme Bi l'auno, Ie bOÎ8B6ftU ou Ie poids na conaorvniont point uno quotitá comino".

CoUJll'fJC, 'lhliU d~ la. MON/wie, p. 49.

,,[Jot ia ten opzichte van de waarde van een ruilmiddoillot wonlKlholijkrrt., dat zij ZOG- veel mogoHjk standvastig dj, 6n vooral tegen snelle wisaolingcn gewaarborgd blijve". M.r. W. O. lab:d. Uil YlllUlt'U4H i,.

:N,lkr~m4d-rru/jl; bI. 89.

MUne Heeren, Geachte Toehoorders!

Gij kent vermoedelijk de geestige ballade van GÖTm~,

waarin hij ons de vertwijfeling schetst van den toovenaars- leerling, die, gebruik makende van het weinigje wetenschap in dienst van deo meester opgedaan, de geesten ook aan zijnen wil meende te kunnen doen gehoorzamen, en inder- daad op het uitgesproken tooverwool'd gehoorzaamd werd,

(8)

maar het woord .der bezwering had vergeten toen hij de van alle kanten opdoemende geesten wilde afweren.

Herr, die Noth iat grou!

Die ich rier, die GeÎatcr Werd' ich Dun nicht losl

roept hij in wanboop uit; doch te vergeefs, tot eindelijk de meester zelf terugkomt en redding brengt door de losgebroken geesten terug te wijzen naar de plaats, waar hij ze onder zijne macht hondt.

'Velnu, het is nog niet lang geleden. dat ik, naar aanleiding van eene ten vorigen jare gevoerde polemiek over den invloed van onze tegenwoordige muntregeling op de belangen van onze landbouwnijverheid, door een van mijne vrienden in Nederland aan dit zinrijke gedicht herinnerd werd. Rij gaf mij te verstaan, dat mijn be- wering omtrent het nadeel, dat in die muntregeling voor onze producenten gelegen was, vroeg of laat zou kunnen leiden tot eene van dien kant uitgaande beweging om op die mnntregeling terug te komen, en het mij in dat geval wellicht even moeilijk vallen zou om die beweging te weerstaan, als aan den onvoorzichtigen toovenaar om zich de ter kwader ure opgeroepen booze geesten van het lijf te houden.

A nderen weder hebben mij verweten, dat ik, door ook de aandacht te vestigen op de schaduwzijde vnn onze muntregelillg, voor wier invoering ik zelf onverdroten ben werkzaam geweest, op onverantwoordelijke en licbt- zinnige wijze met vuur heb gespeeld, en nu laatstelijk is mij de opmerking voor de voeten geworpen, dat het van mijn kant wreed gehandeld is om onze landbouw- ondernemers te wijzen op het nadeel, dat die muntregeling bun berokkent, en niettemin vóór die regeling met nadruk partij te kiezen.

Ook hier weder blijkt de waarheid van het Fransche spreekwoord: qu'on ne peut contenter tout Ie monde et 80n père. De voorstanders van den enkelen gouden standaard, ook voor Indië, beschouwen mij als een afvallige, omdat

(9)

ik niet met hen instem, dat de op dien leost geschoeide muntregeling een onverdeelde weldaad voor ecn ieder in deze gewesten geweest is; - de zilver-mannen daarentegen maken mij er een grief van, dat ik niet aan hunne zijde sta, niettegenstaande ik bij herhaling heb doen uitkomen, dat het behoud van den enkel zil veren standaard aan de landen, waar hij van kracht bleef, niet die nadeelige gevolgen heeft berokkend, welke men a priori onvermijdelijk achtte; - en wie weet of beide partijen vereenigd mij niet weldra de woorden van DE GENESTET naar het hoofd zullen werpen:

Zoo'n middelman, Wat heb je er on?

Zoo'n sukkelaar, Zoo'n modderaAr,

tlie eigenlijk zelf niet weet wat hij wil; die den lieden aan de neus hangt, dat huune belangen scbade lijden, tengevolge van regeeringsmaatregelen, wier verdediging hij niettemin op zich blijft nemen!

Toch kan ik nog geen aanleiding vinden om mijne sinds tal van jaren verkondigde meening over het aan- bangige vraagstuk los te laten, en allerminst zal ik mij storen aan den ontvangen wenk om liever af te zien van de verdere hespreking vun bet onderwerp, wijl zoodoclldc verwachtingen kunnen worden opgewekt, op wier ver- wezenlijking toch niet de minste kans bestnan kan. Geen vrees voor het mogelijk te voorschijn roepen van booze geesten mag mij terughouden van het zoeken naar hetgeen in deze als waarheid is aan te nemen. Aan eeDe struis- vogelpolitiek als de aangeprezene doe ik niet mede, en ik blijf mij dnn ook tot taak stellen lIet v66r en het tegen van den bestaanden toestand goed onder de oogen te zien, en zoo nauwgezet mogelijk te wikken en te wegen. De leer van het quieta non move1'e, van de rustige 1"Ust, is nooit de mijne geweest, en wie haar met betrekking tot het vraagstuk, dat OIlS op het oogenblik bezig houdt, mocht toegedaan zijn, behoort zich ook te verzetten tegen enquêtes als thans in Nederland de gemoederen bezig

(10)

houden, want ook daardoor kunnen verwachtiugen woruen opgewekt, wier verwezenlijking in de naaste toekomst nog volstrekt geen uitgemaakte zaak is. Ik zou zelfs durven beweren, dat de booze geesten, die de besp"eking van het sociale vraagstuk in Nederland heeft doeu te voorschijn treden, heel wat moeilijker zullen te bezweren zijn dan die, welke, naar sommiger oordeel, zich hier als tegen- standers van onze tegenwoordige muntregeling hebben docn kennen.

In elk geval meen ik met volkomen onpartijdigheid en vrijmoedigheid OVCl' het ouderwcl'p te kunnen medespreken, want mijne persoonlijke belangen zijn Cl' in volkomen tegenovergestelden zin bij betrokken. Eene betrekking bekleedende waaraan CClle vaste bezoldiging is verbonden, kunnen mijne Lij~ondel'e belangen slecbts gebaat worden door eene bestendiging van den bestaanden toestand; maar als mede-aandeelbouder in eenige van de hier in Uw midden vertegenwoordigde cultnlll'maat,cbappUen, zou mUn eigen geldelijk belang nog meel' gebaat zijn misschien met eClle omverwerping van dien toestand. Zoodoende bestaat er voor mij minder kans dan voor menig ander mij aan eenzijdigheid te bezondigen j ma31' hiermede zij niet gezegd dat ik mijne opvatting van het vraagstuk als dc eenig juiste aan U wensch aan te prijzen. Dit ware ce ne aanmatiging, waarvoor ik mij te cel' wachten zal, omdat wij te doen hebben met verschijnselen, die tot dusver op het gebied van bet muntwezen onbekend zUn.

Men beboeft niet veel studie van bet onderwerp te bebben gemaakt om te weten, dat zicb van oudsher in het ge- regeld maatscbappelijk verkeer allerlei stoornissen hebben voorgedaan tengevolge van moedwillig muntbcdelf door verzwakking van eenmaal aangenomen standaal'dmunten, door misbruik van papiergeld en van pasmunt, gelijk deze gewesten hebben ondervonden toen, "tOIl gerie,'c van de goede ingezetenen dezer landen," gelijk het heette, ettelijke miUlarden aan duiten in den omloop wcrden gedrongen; - maar zonder voorbeeld in de geschiedenis van het mensch-

(11)

dom is ecne uit elkander gerukte waardeverhouding tusschen het goud en het zilver als waarvan

wU

sedert de laatste twaalf jaren getuigen zijn, en juist op grond hiervan dunkt het mij uiterst vermetel om a priori te willen vaststellen, welke gevolgen hieruit voor het maatschappelijk verkeer in het algemeen en voor elk afzonderlijk land in het bijzonder moeten voortvloeien. De leer van het geld rust op natuurlijke wetten, die onwrikbaar '-ast st~an

en gecnerlei inbreuk gedoogen, zooals de ervaring van een wen geleerd heeft; maar de tijd is nog te kort om met juistheid te kunnen oordeelen over de .werking van het verschijnsel, waarvoor het wereldverkeer zich tegenwoordig geplaat.t vindt, namelijk de niet te loochenen waardever- mindering van het eene, en de zeel' waarschijnlijke waal'de- '· .. ·meerdering van het andere der beide edele metalen, die van' de oudste tijden af steeds naast elkaar, en bijna twee eeuwen achtereen, in nagenoeg dezelfde onderlinge waarde- ,·erhouding als standaard ruilmiddelen hebben dienst ge- daan. Alleen door nauwgezet waar te nemen wat omtrent die wel'king in de verschillende landen, waar zij zich doet gevoelen, valt op te merken, zal men eenmnal de wetten leeren kpnncll, waaraan

zU

gehoorzaamt. Op het oogen- blik hecrscht hieromtrent nog veel onzekerheid, zooal. het verschil in inzicht onder de mannen van bet vak oyer- tuigend bewijst; doc.h alvorens meer opzettelijk stil te staan bij de yerscbijnselen, waarop bet eigenlijk aankomt, zal bet, dunkt mij, niet overbodig zijn om na te gaan aan welke eischen een goed ingericht muntwezen behoort te voldoen. en welke eigenlijk de toestand is, waarin op bet oogenblik 0118 muntwezen verkeert, want de dagblad-litera- tuur van den laatsten tijd heeft het slechts al te duidelijk gemaakt welke zonderlinge opvattingen hieromtrent nog bij velen bestaan. De een beweert, dat Nederlandsch-Indiê nog in het bezit is van den enkel zilveren standaard, omdat in den omloop in het geheel geen goud gezien wordt;

een ander beschouwt de nog in omloop gebleven zilveren standpenningen van weleer als een ramp, waaraan zonder

(12)

verwijl en tot eIken prijs een eind moet worden gemaakt;

een derde is van meening, dat het cr weinig op aankomt welke de innerlijke waarde van onze gulden is, zoolang hij maar onder den naam van gulden in omloop blijft;

en een vierde verkondigt de stelling, dat van waarde- vastheid der mnnt evenmin sprake zijn kan als van waardevastheid van eenig ander artikel of utiliteit, omdat noch goud, noch zilver, noch welke zaak ook, op zich zet}

eenige waarde hebben kan.

Zonder bezwaar ware deze staalkaart van meeningen voor verdere uitbreiding vatbaar; doch voorloopig kan er mede worden volstaan. Zij leert ons hoe uileenloopend de in- zichten zijn van ben, die, bevoegd of onbevoegd, over de zaak meenen te kunnen medepraten, en de gelegenheid zal ons niet ontbreken om ze in den loop van deze voor- dracht nader ter toetse te brengen.

I

Aan welke eischen een behoorlijk ingericht muntwezen moet beantwoorden heeft niemand wellicht beIer doen uitkomen dan eene zekere Mlle. ZÉLlE, chanteuse vnn het TMatre Lyriqne te Parijs, loen zij in een en door den bekenden economist

,'V

OLOWSKI onderschepten en in een zijner werken (1) afgedrnkten brief aan haar ach- tergebleven tante volgenderwijze verslag gaf van haar wedervaren op een van de eilanden van de Stille Zuidzee, waar zij op een kunsireis rond de wereld toevallig was aangeland.

"Voor de derde maal", dus luidt haar verhaal, "heeft koning MAKIA in persoon ons concert bijgewoond.

Geld, zelfs klein geld, houdt hij er niet op na, en hij heeft dus zijn entrée hetaald met kunstig besneden kale- bassen, die slecbts een voetstnk behoeven om ten uwent als suikerpot dienst Ie doen. Bij gelegenheid zal ik ze

(1) L. WOLO\'fSltt, ]Je la Móm'luu; Pnd6, 1867; [l. 5û.

(13)

u toezenden, beste tante, en als ge dan uw kop koffie drinkt zult ge nu en dan wel eens denken aan uwe arme

ZÉLIE, die het wel hard heeft te verantwoorden, daar zij verreweg het grootste deel van het programma voor haar rekening heeft te nemen, maar daarentegen dan ook aan- spraak mag maken op het leeuwen-aandeel van de recette.

Ik kan voor mij zelve zoo wat op een derde rekenen, en vraagt ge mij nu wat ik voor mijn aandeel heb ontvan- gen van de ruim 800 entrée-biljetten, die dien avond verkocht zijn, dan diene tot nw naricht dat ik geïncasseerd beb: drie varkens, drie en twintig kalkoenen, viel' en veertig kippen, vijf duizend klappers, twaalf honderd ananassen, honderd twintig trossen pisang, honderd twintig pompoe- neD en vijftieD hODderd djeroeks. Maar wat heb ik DU per slot "an rekeDing eigenlijk verdiend? Te Parijs zou men voor dat alles misschien 4000 francs in handen kunnen krijgen, aangenomen dat genoeg gegadigden zich zullen opdoen voor de klappers en de pisang; - en 4000 francs ware zeker een niet onaardig buitenkansje voor bet zingen

"an een vijftal stukjes, al is het ook nog niet ten volle ééD varken of vijf kalkoenen per stuk. Maar hoe het aan te leggen om den boel hier van de hand te zetten, en er geld voor in ruil te krijgen? Het spreekt van zelf dat wij niet tel' markt behoeven te gaan bij onze bezoe- kers, die het genot van ons te hooren zingen zelf met ananassen en djeroeks hehben betaald. Het weinige ge- munt geld, dat zich nog in handen bevindt van de be- woners van deze eilanden.groep, die men met den naam van V riendschaps-eilanden vereerd heeft, vermoedelijk wijl men er alleen wilden aantreft, wordt bij uitsluiting gebe- zigd voor het voldoen van belastingen, omdat Z. M. MAKIA

er natuurlijk niet mede gediend is om groenten en ge- vogelte in betaling aan te nemen. Wij zitten derhalve niet w~inig verlegen met onze recette j want om de varkens in het leven te bonden moeten wij ze onze pompoenen te eten geven; reeds doeu de kalkoenen en de kippen zich te goed aan de pisangs en de djeroeks, en lang kan het niet duren

(14)

of bet plantaardig deel van mline recette zal verbruikt .ijn om het in betaling ontvangen gedierte op de been te doen blijven".

Is het mogellik, vrangt VVOT~owSTa terecht, om duidelijker dan dool' het hier medegedeelde verhaal de groote ,"oordeelen te doen uitkomen van een ruilmiddel, dat bewaard kan werden zonder bederf, al1erwcge gt!wild is. mot weinig kosten kan worden verzonden, en altijd aan zich zelf gelijk blijft, zoodat het naar verkiezing deelbaar is, en de deelen even zoo zonder nadeel of noemenswaardig verlies weder tot een gebeel kunnen worden vereenigd? Geen enkele andere zaak bezit al deze eigenschappen in zó6 volkomen mate als het goud en het zilver, en geen wonder dan ook dat allren deze beide metalen op den duur als het algemeen aangenomen ruilmiddel, waarmede alle maatscbappelijke ruilingen kunnen worden vereffend, ,.ijn blijven dienst doen. Geen twee stuks vec, geen twee zakken graan, geen twee bunders grond zijn volkomen identiscb; alleen het goud en bet zilver, hoe of waar ook voortgebracbt, kunnen altijd tot volkomen denzelfden graad van zuiverlleid en deugdzaamheid gebracht worden, zood at van geen vel'schil van hoedanigheid of soort ooit sprake kan zijn. Goud is goud. en zilver is zilver, terwijl koper, tin, ijzer, onz aanmerkelijk in hoedanigheid en deugdzaam- heid verschillen kunnen.

Tengevolge nu van het algemeen gebruik vlln goud en zilver als overal geldend ruil- of betaalmiddel, is van beide metalen voortdurend eene hoeveelheid op de markt, on- eindig grooter dan die van eenig ander artikel. De waarde dier metalen kan dus door de wisselingen in vraag en aanbod nooit in die mate worden aangedaan als dit bij andere artikelen wordt waargenomen. Het is mogelijk dat meer ijzor en koper dan goud en zilver voortgebracht en thans nog op de wereld aanwezig is; maar beschikbaar is het niet. De niet edele metalen zijn verwerkt en ver- bruikt, en zoo is van de in vroegere eeuwen voortgebrachte hoC\'celhcden weinig of niets meer over, waal'uit ter voor-

(15)

ziening in de bestaande vraag zou kunnen geput worden.

Anders echter is het met de edele metnlen gesteld. Al het goud en "ilver, dut uit den school der aarde is op- gedolven. is slechts voor een betrekkelijk klein deel tot vool'werpen van nijverheid, weelde of kunst verwerkt, en voor zooler het niet uit anderen hoofde verloren is gegaan, vormt het een als gemunt geld steeds beschikbare voorraad;

een voorraad, z66 aanzienlijk overtreffende de tcgcnwoor- waardige jnarlijkschc yoortbl'enging, dat de hieruit voort ...

vloeiende vcnneel'Clering zoo gord als geen invloed op de waarde van het geheel kan uitoefenen, zonlang ten minste het nieuw voortgebrachte goud 011 zih"er a18 gemunt geld een uitweg in het wereldverkeer "inden kan (1).

(1) Alm de \'oorst.-mrlcr8 vnll de hieT tegenwoordig verkondigde It'cr, dat l1et dwansheid ia om te Ipreken \"un ·(10 zoogcnRllmrle vraRgatnkkeli der w8l\rde, wnnrdevlUltlleid, wnllMemctcr, cn1.." (zie Locomofief vnll 4 Aprilii.) worden (le volgende be~cho\lwingell van Prof. W. LEXIS. voorkomendc in CONRAD'S JahrOkc"er fiir Naliotlnläl'onomi6 f/lul SlatÎ,'i!; VAn .Juli ]886 tcr ovcrwc~il1g nnnbcvolen:

-Viir einen indultriellcn Robstoff bestC~lt immer nur tine beschriinkte.

'Ion einem ganz kOllkreten Bcdiirfnil Ilbbiingige Nl\Chrrllgc; nberdies Îst tier nlJf dcm Mnrkte befinrlJichc Vorrat im Vergleieh mit der lnufendcn "Pro·

all1ction immer sehr miissig oder !:lein, weil fortwiihrend ein meidens dcfinit.ivtr Ahnnss in die Konsumtion stnttfindet. Verbältllismiissig kleine Atnrlerungcl1 der Zufllhr könncn dnhcr bettiichtlicl1e Sehwllnkllngcn dl's Marktwertes ei nes solchen StolTI's crzeugcn, ulld hu bcsondcre kann unter lJmstiinden eill Z wn n g s n n geb 0 t 1.11 jed~m Preis und damit ei ne RIlssernr·

dentliehc Entwcrtung des ~tolfes cntstehen. }~in nIs Geldslolf dienendes F,delmetnll clngegcn enupticbt in dieser Eigeusehnft nicht einem bep:rcnzten nnd kon kreten, SOnaCrll eincm g'llnz nlgl'lIlcinen Hediirfnisse uud findet einc prnktisch unbegrenztc Nnchfrnge vat; die jiihrlich nOIl produor.ierte Mengc ist im Vergleich mit dem nuf <lcm Mnrktc bleihenden Gel<lvorrnt i1lrer·

seits sehr mii.ssig 0 'er klein, unll bcdclltende Sch"\'l'"Imkiingen des Wettcs oder 7.wlI.ngsangehot mit gro8Sem Preisstllrll könllen SChOll deswegen inncrltalb fles Verkehrs der Kllltnrwelt fijr cin Geldmetnll nicht vorkommen.

~ Wenn nun cin Er1clmetall gleicht7.citig nIs indllstrieller Rol1stofl' nnn nl~

Geldstoff mit lInhesf'hriinkter Pnïgungsberechtigung dient. 80 wird troh:dem die entere Verwclndllng p; e 9 c h i c h ti i c la aie primiire ist, flie gegenwiirt.iJ!;e Wertbewegllng desselben dennocb gRil.'': ii he r w i ege nd be h e rr sc h t durch den Gebrauch des l.letnlls 7.11 Geld7.wecken. Braucht die LuxlIsiDdustrie 6i11mal

\'I'l:nigu, 80 finclct der UeberschllBs, der bei 6iner gewöhnlichcn Ware 80fott.

(16)

Beproeven wij dit door cijfers duidelijk te maken. Juiste gegevens omtrent het bedrag, dat over de geheele wereld aan goud en zilver aanwezig is, kunnen natuurlijk niet verstrekt worden, want omtrent de goud-en zilverproductie in de eeuwen voorafgaande aan de ontdekking van Amerika, weet men zoo goed als niets; maar met vrij veel zeker- heid kan men aannemen, dat sedert 1493 de toen reeds aanwezige voorraad van beide edele metalen tot heden vermeerderd is met een waardebedrag aan gond van 118.920.000.000

en zilver van .. 22.717 500.000

of te zamen

1

41.637.500.000, terwijl de delde jaarlijksche productie tegenwoordig van goud

1

256.500.000

en zilver .. 312.500.000

gemid- bedraagt

of te znmon

1

569.000.000, zijnde niet meer dan Oln- streeks

P/,

perceut van de vroeger voortgebrachte en grootendeels nog aanwezige massa, en dit maakt het duidelijk, dat de op zich zelf zoo hoogst aanzienlijke jaar- lijksche voortbrenging der edele metalen tot voor korten tijd betrekkelijk zoo weinig invloed heeft uitgeoefend op de waarde van den gebeelen voorraad (1).

In deze omstandigheid nu ligt de verklaring van de betrekkelijke waardevastheid van goud en zilver, die ze

einen bedeutenden Preisdrück erz:eugt bi\tte, 01lne weitere8 Aufnahme in den Müntstü.tten, obne dan dadurch eine mcrkliche Wertiinderung der Gelder entstebt; nimmt umgekehrt dos industrielIe Hedürfnis ungcwöhnlich zu, 80 können .Münzcn mit miniroalen Kosten eingeschrooJzen wenJen, wiederuro ohne dau der aUgemeine Geldwert merklich berübrt wird. Die selbstän- digen Bewcgnngen des Marktwertea des Robstoffmetalls werden daber fast giinzlich Ilusgegliehen durch die Einwirkung der grossen Maase des Geld- vorrates, ühnlieh wie die Verändero.ngen des Was&erspiegels in einem engen GernS8, das mit einem sehr weilen in Verbindung atebt. Wenn freilich lange Zeit hindurch der induetrielle Yerbrauch eines GeldmetalIs eine Aenderung, z. B. eine ZUDahme ernLhrt, 60 wird feWicaslich aneh eine cntsprechclIdc Vcnebiebung dcs Gcldwertes eintreten, liuer lIut eeht lang- sam, sletig und kaum dirckt fiihlbar, nicht Ilber stoas- nnd riickweilc, wic die Preisändernngen gewöhnlicher Waren".

(l) Zie verder het IlIlD deze voordracht toegevoegde Naschrift.

(17)

zoo bU uitnemendheid geschikt maakt om niet alleen als ruilmiddel, maar ook als waaruemeter bU aIJe maatschap- pelijke ruilingen te worden gebezigd. Immers hoe meer van een artikel aanwezig is, des te minder invloed heeft eene kleine verzwakking of versterking van den voorraad op de waarde van dat artikel. Van geen enkel ander metaal bestaat op de wereld een zoo groote voorraad als van goud en zilver, en dientengevolge bezitten juist deze metalen nit den aard der zaak een betrekkelUke vastheid van waarde, waarvan bij geen enkel ander artikel ook in de verte zelfs sprake zijn kan, en die bovendien haren steun vindt in de ook alleen aan het goud en zilver eigen omstandigheid, dat zij over een uitgestrekt gebied als ruilmiddel, als geld gebezigd, en als zoodanig algemeen gevraagd worden.

Valt deze vraag, om welke redenen ook, weg, en blUft voor het goud of het zilver geen andere uitweg lII~el'

over dan het gebruik voor iudustrieele oogmerken, dan zal de aanwezige voorraad op zich zelf niet bU machte wezen om het als rnilmiddel niet meer begeerdo metaal zijne vroegere waardevastheid te doen behouden. Het lijdt geen twijfel, dat, wanneer indertijd ware ingegaan op den raad van MICHEI.. CHEV ALlER en anderen, en dienovereenkomstig tot eene algemeene demonetisatie van het goud ware besloten, de waarde van dat metaal op het oogenblik nog veel wisselvalliger en onvaster zijn zou dan die van het zilver gewOl'den is, sedert nu een vijftien tal jaren geleden met het uitstaaten daarvan dool' Dnitschland

een begin werd gemaak t.

Hierdoor, en dool' de maatregelen die andere staten in navolging van Duitschland met betrekking tot het zilver hebben genomen, is aan de vroegere waardevastheid van dat metaal een slag toegebracht, waarvan op grond yan de toegenomen voortbrenging alleen zeker nimmer sprake zou geweest zijn.

Wel is waal' bedroeg de zih'erprodnctie een twintigtal jaren geleden niet meel' dan ruim lIs percent van de

(18)

toen aanwezige massa, terwijl de verhouding thans tot

JIj, percent ruim is geklommen; maar met betrekking tot de goud productie vallen nog grooter afwijkingen waar te nemen, zonder dat de bet,'ekkelijke waardevastheid, ten opzichte van het zilver althans, er merkbaar noor is aangedaan, Vóó,' de ontdekking van de Californische en de Australische goudmijnen namelijk stond de toen aan- wezige goudmassa in vel'houding tot de gemiddelde jaar- Iijksche productie als 100 tot iets meer dan 1, terwijl die verhouding slechts weinige jaren Inter, in het tijdperk

1856- 1860, als 100 tot 31/2 was geworden en thans nog 100 tot

Jl /,

bedraagt, of juist dezelfde verhouding, die op bet oog,'nblik nog hestaat tusschen de aanwezige zitvermassa en de jaal'lijksche productie van dit laatste metaal.

Om de zaak volkomen duidelijk voor U te maken beb ik het graphisch overûcbt ,ycrvanrdigd, waan"OOl' ik thans een oogenblik Uwe aandacht vI'aag (1), Het geeft U eene voorstelling van den loop der goud- en der zil- verproductie sedert den aan vang van deze eeuw, gesplitst in twee van elkander gescheiden tijdperken, waarvan de grens getrokken is bij het eind van het jaar 1872, het jaar waat'in Duitschland begonnen is met de voor- bereidende maatregelen van zijne 1l1unth~rvorming, die op de uitstooting van bet zitver is nitgeloopen en de eerflte aanleiding is geweest van de sedert zoo belang- rijk toegenomen depreciatie van dat metaal. En wat blijkt nu zonneklaar uit de onder Uwe oogen gebracbte lijnen, waarvan de een de productie van het goud en de ander de productie van het ziJ ver voorstelt? Dat in de jaren vóór 1872 oneindig grooter afwijkingen in de productie van beide metalen te constaleeren vallen dan daarna. Zt1lfs ziet men de productie van goud van ge- middeld 50 millioen marken in de jaren 1831-1840 stijgen tot gemiddeld 550 millioen in dejaren 1851- 1855,

(1) Zie bijltuag J.

(19)

en derhalve meer dan vertienvoudigen binnen een tijds- verloop van 25 jaren, zonder dat zulks eenige noemenswaar- dige ,'el'andel'ing te weeg brengt in de onderlinge waarde- verhouding van het goud en het zilver, want de horizontale stippellijn stelt voor de in FrankrUk sede,'t den aanvang del' eeuw wettelUk beslaan hebbende vaste wam'dever- houding van 1 goud tot] 51/2 zilver, en de zich daarom' heen slingerende lijn geeft aan hoe die 'verhouding in werkelijkheid geweest is volgens de zilverprijzen op de Londensehe markt, Gedurende de eerste zeventig jaren van deze eeuw, die getuigen waren van fene onge- kende vermeerdering del' goud productie, is dio verhouding nooit ongnnstiger geweest voor het zilver dan 153/4 tot 1 goud, nooit gunstiger uau 151/4 tot 1 goud j maat' na dien tijd wordt die verhouding schier van jaar totjaal' ongun- stiger, om in 1886 terug te loopcn tot gemiddeld 20'/10, en tot 21';'0 volgens hct van bet begin dezer maand dagteckellend telegram, dat ons bericht geeft van de daling van den zilverprijs tot 43 pence per ons standaard, - en nu moge men oewercn, dat hierbij in het spel zijn de uit het overûcht blijkende toeneming der zilverproduclie en de afneming der gouJpl'oductie j maar wat hebben deze afwijkingen te beteekenen tegenover de oneindig veel groo- ter afwijkingen, die in het voorafgaande tijdperk vallen waal' Ie nemen (I)?

Ik geloof dan ook als zeker te mogen stellen, dat de waardevermindering van hl!t zilver, waarvan het thans levend-geslacht getuige is, niet kan worden toegeschreven aan de vermeerderde productie, die, gelijk wij re~ds vroeger zagen, in vel'houding tot de op de wereld aanwezige zil- vcrmassa nog altijd veel geringer is dan de goud productie in de jaren 1850-1860 tegen den van dat metaal toen aanwezigen voorraad, - maar alleen aan de verminderde

(1) Nog duidelijker springen die afwijkingen in het oog, wanneer men bet pereentsgewijze aandeel van goud en zilver in de gezamenlijke IJrodudie van beide edtle mfltnlen nagaat. zoon.ls bet als bijlaag I[ Ban dit opdel toegevoegd graphische overzicht II.I\llgeeJt.

(20)

vraag ten gevolge van de maatregelen dool' alle staten in Europa genomen om de aanmunting van zilveren stand·

penningen niet meer toe te laten. Zoolang op die maat- regelen niet wordt teruggekomen, zal bet zilver de vastheid van waarde, die het Yroeger in gelijke mate met het goud bezat, blijven ontberen, want cr is thans niemand meer die zicb redelijkerwijs nog vleien kan en mag met de vroeger vrij algemeen gekoesterde verwachting, dat bij eene daling van den zilverprijs in Europa Azië oneindig meer zilver trekken zou dan vroeger, en dat hierdoor eene vermeerderde vraag zou ontstaan, die den prijs spoedig weder tot bet normale peil zon opvoeren.

Misschien herinneren sommigen U wel' zich nog de levendige polemiE>k, nu twaalf, veertien jaren geleden over dit onderwerp gevoerd, doch in elk geval acht ik het niet van belang ontbloot om enkele bijzonderbeden daar- van in Uw geheugen terug te roepen.

Nauwelijks toch was het eerste verslag verschenen van de in 1872 benoemde Staatscommissie, die tot taak had om na te gaan welke maatregelen ten opzichte van het muntwezen van Nederland zouden noodig zijn in verband met de voorgenomen munthervorming in Duitschland,- of Mr. S. VAN HOUTÉN achtte zicb gerechtigd om diel' commissie het verwijt voor de voeten te werpen, dat zij zich achtaloos van hare taak had gekweten, door in ge- breke te zijn gebleven duidelijk uiteen te zetten, dat de vrees voor daling van de waarde van het zilver wer- kelijk gegrond was. Hij aebtte die vrees volkomen her- senschimmig, want bij hem stond het vast, dat het zilver, al hield het in de naburige staten op standaardmunt te zijn, daarom nog geenszins zijne vroegere waardevastheid zou zien verloren gaan. Immers, zoo beweerde bij, zal in de eerste plaats de nitgebreide zih'ermarkt in bet Oosten onveranderd blijven, en in de tweede plaata zal in de landen, die den gouden standaard aannemen, steeds zooveel zilveren pasmunt van bijna volle reëele waarde Doodig zijn, dat een goed deel van het door Duitschland te

(21)

ontmunten zilveren standaardgeld voor dit doel zal moeten worden aangehouden.

Iu eene ter Algemeene Vergadering van het Bataviaasch Genootschap van Kunsten en Wetenscbappen op den 16 Juni 1873 gehouden voorlezing over de Munthervorming in Nederland in hare gevolge" "oor Nederland8eh IndiD, zette ik de redenen uiteen, waarom ik mij met de opvatting des heeren VAN HOUTEN niet kon vel'cenigen, en integen- deel van de toen in Duitschland heraamd wordende maat- regelen op het gebied van het muntwezen "ecne zeer aanmerkelijke waardedaling van bet zilver" meende te moeten verwachten; doch bet duurde niet lang of de toenmalige hoogleeraal' PIERSON gaf zUn Twee Adviezen over MuntweZ81l in het licht, in het eerste waarvan hij met nadruk tegen mUn betoog opkwam, en in gedeeltelUke aansluiting met Mr. VAN HOUTEN de stelling verdedigde, die men op bladz. 23 in de volgende woorden omschreven vindt:

"TijdelUk zal het zilver stellig blUven dalen, doch wij kunnen niet meer ver verwijderd zijn van het oogenblik, waarop die daling zal ophou- den, en duurzaam kan

zU

in geen geval wezen;

daarvoor staat de onmetelijke Aziatische zilver- markt ons genoegzaam borg."

Ook hierop bleef ik het antwoord niet schuldig, blijkens eelle op den 1 Juni 1874 gehouden voordracht, opgeuomen in mijn in den loop van dat jaar uitgegeven geschrift:

De muntquae8tie met betrekking lot Indiè, dat aanleiding gaf tot een hC1'nieuwd debat, waarbU ik thans echter niet verder beboef stil te staan, nu de sedert waargenomen loop van zaken mij op de meest overtuigende wijze in het gelUk heeft gesteld. Wel verre toch dat de uitvoeren van zilver van Europa naar Britsch-Indië, de eenige toon- gevende markt op dit gebied, zouden zijn toegenomeu naarmate het ziher in waarde terug Hep, is veeleer het tegendeel bet geval geweest, want blijkens d.

officieele handels-statistiek van Britsch-Illdiê beeft de netto invoer van zilver in de twaalf jaren vóór 187~,

(22)

d. i. v66r het intreden van de zilverdeprceiatie, gemiddeld per jaar bedragen ruim 90.000.000 roepijen, bij een gemiddelden zilverprijs van 61'/, pence p. o. st., terwijl in het daaropvolgend vijftienjarig tijdperk, in de jaren 1872 tot en met 1886, die invoel' gedaald i. tot gemiddeld 61. 000.000 roepijen, bij een gemiddelden zilverprij, van slechts 53'/, pence pel' o. st. Werkelijk is de prijs van het zilver op de Londensehe markt gestadig blijven dalen, en wel in veel sterker mate nog dan ik aanvankelijk meende te moeten Vl't!czen, want in 1874 dacht b. v. et!ll prijs van 54 pence p. o. st. mij een uiterste grens, bene- den welke de waarde van het zil ver wel nimmer zou terugloopeIl (I). Maal' reeds twee jaren later, in 1876, daal do de prijs tot 463/4 , om nog v60r het eind van dat- zelfde jaar weder te stijgen tot 5~1/4 j cunc noteCling, die sedert erhtel' niet meer voorkwam, want gaandeweg maakte do daling verdere vorderingen, eerst lallg:.mam en gestadi,g, doch nu laatstelijk soms met geweldige rukken eu stooten, onder den invloed waarvan in Augnstus van het vorige jaar zelfs uiet meel' dan 42 pence kon worden bedongen voor het zilver, dat toen aan de !parkt gebracht werd.

(1) ... SUAUSPEARE, geloof ik, heeft Cr~e1l8 gezegd: ... noubting thillg8go ilJ, often hllrts more than to be suro they do", CIl in overeensIemming hiermede erken ik gaarne de juistheid van de bij rIe bernadslagingen der Kamer in herinne"ing gebrachte opmerking. dat gevreesde oorzaken van 8toornis in bet muntwezen in hare uitwerkselen gewoonlijk medevallen; maar bet woord meêvallen is zeer betrekkelijk. Wanneer men met een lebrijvcr in het Paderl.M aan bet .. droomen" gaat over de muntwet, en de goede gemoonle angst aanjaagt door eene waardedaling van het zilver met p. m.

25 liet. a18 aanstaande voor te atellen, dan kan men dien droomer wet vrij veel Ztlkerbeid voorspellen. dat de werkelijkheid zijne voonllelJing te scbande zal maken. Maar ga ik na, dat bij ecn, oan het aanbod volkomen geëvenredigde vraag. de prij8 van bet zilver reedt bijna 4 pGt. gedaald ia, dan vrees ik niet alleen. maar acht ik: het onvermijdelijk. dot bij afne·

meade vraag. gepaard aaD tot nemend flanbod. die dllliug reed. spoedig eell l'crcent of tien zal bedragen, cn dat wij de noteering der Londclleche markt weldra tot omatraeks 54 d. zullclI zien terugloopen, - teo7.ij het blijkcll mocht, dat, zoodfl\ het zilver eenige percenten beneden de gemiddelde waarde van de Il\8tste jaren dar.lt. de prodnctie za.l verminderen." D~ MUlI(quallti6 m(J1 66lrtJkJ:ing (ot bulië; blo 114.

(23)

Wij staan dus op het oogenblik voor eene zeer belang- rijke en duurz.ame waardevermindering van het zilver, eene vermindering, waarvan de mogelijkheid, gelijk wij zagen, door gezaghebbende autoriteiten in Nederland en ook daar- huiten iudertijd ten stelligste werd ontkend, eu tevens voor gedurige waardewi."elingen, in verband waarmede de koers- verhoudingen in die landen, waar het zilver standaard bleef) niet alleen van dag tot dag, maar soms van uur tot uur uiteen. loopen, en men zelfs niet gissen kan hoe het in dit opzicht in het naaste oogenblik met de zaken zal gesteld zijn. "l<:ach day and very of ten each hour carries its OWD rate, nnd no one 880ms to have tbe slightest idea wbat the next move will be'" zoo las meD dan ook in een van de Britsch-Indische bladen van Maart 11. voór- komend bericht over den toestand der geldmarkt (1); - en te beweren dat onder dergelijke omstandigheden het zilver nog als waardemeter kan blU\1en dic:>nst doen, ware eelle volslagen miskenning vaD een vaD de onwrikbare grondbeginselen van de leer van het geld.

needs de groote sterrekundige COPERNICUS, ouder inroe- ping van wiens naam wij onlangs in het Tijdschrift van de Maatschappij van Nijverheid en Landbouw stellingen hebben hooren verkondigen, die het hewijs leveren, dat sommigen van die beginselen geen begrip hoegenaamd hebben en ze daarom zeker als onnoodige ballast een- voudig over boûrd werpen, - reeds COJ>ERNICUS, zeg ik, heeft nu ruim 350 jaren geleden in zijne op verzoek van den Koning van Polen SIGISMUND I samengestelde ver- handeling over het geld de opmerking gemaakt (volgens de daarvan door WOLOWSKI bezorgde vertaling), "que la JIIDonuaie est en quelque sorte unc mesure commune

"d'cstimntion des valeurs; mais cette mesul'C doit toujours

"être fixe et conforme à la règle établie; antrement i1

"yaurait, de toute nécessité, désordre dans I'État: acheteurs

"et vendcul's sel'aient à tout moment trompés, comme si

"raune, .Ic boisseau ou Ie poids ne conservaient point UDC

(1) 1'1""61 Dj India; 4 Mareh, 1887; IJ. 3.

(24)

"quotité certaine." Ieder begrijpt, dat het gebruik van een onvaste lengtemaat of van een veranderlijk gewicht aan sommigen groote vool'deelen m('et opleveren; maar het verkeer in het algemeen kan er e"enmin mede ge~

dicnd zijn, als met een waardemeter, die aan voortdu- rende wisselingen cn gestadige inkrimping onderhevig is, vooral sedert het karakter van waardemeter de hoofdei- genschap van het geld is geworden. Als ruilmiddellleemt het gebruik van het geld volstrekt niet toe naar gelang het verkeer zich uitbreidt. Tijdens de middeleeuwen speelde het zelfR een veel gl'ootel'c rol in den handel dan in onze dagen, nu verreweg bet mecrendeel der omzet- tingen door middel van wissels, cheques of andere cre- dietmiddelen wordt vereffend. Maar daarentegen worden bij het vorderen der beschaving alle diensten boe langer hoe meer in geld gewaardeerd, en zoodoende is het geld inzonderheid als 1.vaardemeter, veel llleer nog dan als ruit..

middel, onmisbaar voor het verkeer (J).

In dit opzicht nu komt alles aan op de waarde van het metaal, dat een geldstuk bevat, en geen grover dwaal- begrip is dientengevolge denkbaar dan de thans weder met zonderlinge driestheid voorgebrachte meening, dat een geldstuk dezelfde diensten iu het "er keer blijft bew\izen, mits bet slechts denzelfden naam behoude, en men bet met tien tinnen guldens even goed als met tien zilveren zou kunnen stellen. "Naar ons inzien," heette het onlangs in een ingezonden stuk in de Locomotief van 22 Maart IJ.,

"is één gulden één gulden waard, en een rijksdaalder twee en een halve gulden, ' en een ander van mijne bestrijders komt in een van zijne jongste betoogen tot de slotsom, dat het er voor het verkeer weinig toe doet hoeveel het zilver tegenover het goud waard is, mits bet slecbts niet volkomen waardeloos wordt.

Het is nu juist vijf en twintig jaren geleden, dat ik tegen dergelijke dwaalbegrippen een levendigen strijd beb

(1) }Ir. N. G. PlERSON. Grondoeginllisn der Staat!witlloudlmnde;

Haarlem, 1886 j I, bl. 127.

(25)

gevoerd, in verband met de toen bij het groote publiek algemeen ingang vindende ketterijen van wijlen den heer H. J. LroN, aan wien professor VISSERING indertijd een eerste plaats toekende onder de scheppers van verwarring op dit gebied (1), en sedert voortgezette studie, gepaard aan de pl'akti~l(·he ervaring, die ik in mijn tegenwoOL'digen en in wijn vl'oegeren werkkring kon opdoen, heeft mij slechts kunnen versterken in mijne toenmaals voorgedragen overtuiging, dat het bij quaestiën van muntwezen en geldsomloop noch op den naam, noch op het gewicht van een gegeven muntstuk aankomt; maal' dat alles enkel en alleen afhangt van de hoeveelheid fijn metaal, die elk muntstuk bevat. Die hoeveelheid bepaalt zijne waarde voor het maatschappelijk verkeer, en hoe men ook aan den naam van gulden moge hechten, een stukje zilver van 9. '6 wichties fijn kan, wat naam 't ook drage, nooit meel' of minder dan 9.45 fijn zilvcl' waard zijn, - tenzij van staatswege bijzondere maatregelen wOl'den getroffen

(1) De in den tekst bedoelde ketterijen van wijlen den heer H. J. LION, waartegen ik indertijd oJlkvtnm in mijne BeschouwingeN OV6Y (un !l8ttkom- luop in N8àtr/fltlrlsch-lndië (Bntavia, H. M. VAN l~oRP, 18(2) en volgende broehurell, werden door professor VISSERING in het 'J'ijrllcllrift voor N8à(Jf'- landlch-/ndië van Januari ]864, bI. 94, als volgt samengevat:

.. Ik heb mijn oordeel (dat de heer LION, beter gedann had zieh van eene quae!ltie te onthoudeu, waarvall hij toont niet bet minste verstand te bebben) gestAafd door te herinneren:

·]0. Dat Ilij bij de vergelijking tussehen de Calcutta-ropij en den Java-

gulden bet !l8hnlttt der beide muntstukken verward heeft met den i!CÀolld jijn. zill1,r .

... 20. Dat bij als afdoend redmiddel tegen de bezwaren, die men in den

geldsomloop o'P Jnva ondervindt. heeft voorgesteld den N. 1. gulden met I> liet. te deprceiëeron .

.. Sa. Dat hij tracht te bewijzen, dnt het geld al of niet handelswaar ia, naarmate het door een bijzonder persoon of door de regeering wordt uit- gegeven .

• 40. Dat hij de regeering hard valt, omdat zij weigert een reeht van uitvoer van het zilver te heffen .

• 50. (Lalt, flot t,alt), Dat bij de inwendige waarde vsn het geld vnn tijd tot tijd door de wet wil vastgesteld hebbelt met meerdere of mindere toevoeging van allooi, naarmate van rijzing of daling van den llrijs van het metaal fiJn ...

(26)

om mnne .. zekere grenzen aan sommige muntstukken een hoogere dan hare intrinsieke waarde toe te kennen, zooals dit in nagenoeg alle landen het geval was en nog steeds is met de zilveren en koperen pasmunt, in die mate zelfs dat in Engeland voor een geraamd bedrag van ruim ol! 21 millioen of rGim

f

250 millioen aan zilveren pasmunt circuleert, die tegenwoordig intrinsiek p. m. 40 percent minder waard is dan waarvoor zij tot een bedrag van 2 ponden sterling door een ieder in betaling moet worden aangenomeu (1). ln meerdere of mindere mate is dit ook bet geval met de thans hier omloopende teekenmunt, die nu laatstelijk de hoofdrol speelt in den geldsomloop in deze gewesten, en wanrvan ik den oorsprong thans meel' in het bijzonder met U wensch na te gaan; doch

In 't verleden Ligt het beden.

en daarom zal het tot beter begrip van den tegenwoor- digen toestand aanbeveling yerdienen om een terugblik te werpen op de vroegere geschiedenis van ons muntwezen, voor zoover dit tbans nog van praktiscb belang zijn kan.

Il.

Van oudsber beeft de toestand vau bet muntwezen in deze gewesten veel te wenschen overgelaten, maar bet betreurenswaardigste tijdperk, dat Indiè in dit opzicbt ge- kend heeft. behoort tot een nog niet ver verwijderd verleden.

Het vangt aan kort na de herstelling van het N ederlandscb gezag in 1816 en duurt voort tot 1846, toen eene eerste poging beproefd werd om leniging te brengen in den onhoudbaar geworden staat van zaken, waaraan eerst door de munthervorming van 1854 voor goed een eind werd gemaakt.

De muntverwarring, die zich gedurende het bedoelde

(1) O'l"I'O:a.U.R HAUPT, llilloire monltaire dil no/rl tnJlpd; Poris, 1886;

IJ. ]07.

(27)

tijdvak in steeds toenemende mate openbaarde, was ook ditmaal weder aan niets anders te wijten dan aan verkeerde inzichten en daarmede samenhangende maatregelen van de Regeering. Vasthoudende aan de meening, dat de bewo- ners van den Indischen archipel, wier ontwikkeling en maatschappelijke behoeften nog zoo verre ten ach ter staan bij die van de beschaafde natiën van Enropa, niet alleen geen belang konden hebben bij het bezit van ruilmiddelen van edel metaal, maar het integendeel voor "de goede

"ingezetenen dezer landen dienstig moest worden geacht

,,0111 de koperen munt zooveel doenlijk te vermeerderen'\

zooals het lnidt in de Publicatie der Indische Regeering van 25 Juni 1818 (Staatsblad No. 46), werd aan de uit- gifte van de voor Regeerings rekening aa.ngemaakte koperen duiten cene zoo onmatige uitbreiding gegeven, dat na vel'loop van eenige jaren feitelijk niets anders meer dan kopergeld in omloop was. Ten einde onder die om- standigheden het verkeer niet gebeel onmogelijk te maken, werd aan de in 1828 opgericbte Javasche jjank in 1832 gelast (1) om voor

f

3.000.000 en weldra voor j 6.000.000 aan bankbiljetten tegen dépM van kopergeld aan de Regeeril1g te verschaffen; maal' de verwarring werd er slechts te grooter door, want dit kopervertegellwoordigend papier werd in den olllioop niet altijd voor gelijke waarde als het koper, dat trouwens in verschillende soorten omliep, aangenomen, zoodat soms koper opgeld deed boven papier, en de eene soort van koper weder boven de andere.

Voor alle belangen, zoo van de inlandsehe bevolking als van d~n Europeescheu handel en nijverheid. zoo van de schatkist als van alle ambtenaren in dienst "an de Regeeel'ing. was die toestand allernoodlottigst, en van Regeeringswege moest dan ook in 1844 de openhartige

(1) De Directie der Uank begon met zich tegon dien last te verztlttcni lllaar haar werd spoedig te verslaan gegeven, dat zij zich naar het verlangen der Regeering bad te gedragen, indien zij ten minste de kaDa niet wilde loopen het octrooi te zien intrekken, en uan bet bestU!lll der Bank oen eind te zien maken.

(28)

22

verklaring worden afgelegd, dat het zoo niet langer kon voortduren. Werkelijk was omstreeks dezen tijd de nood ten top gestegen. Onder den invloed van de steeds toene- mende depreciatie van het ruilmiddel - eene depreciatie, die thans door velen als een wensehelijke toestand wordt afgeschilderd - waren de wisselkoersen gaandeweg ongun- stiger voor Indi~ geworden, en het was niet te voorzien hoe het met den koers, die reeds meer dan 25 percent boveu zijn normaal standpunt gestegen was (0. a. gold het pond sterling, dat onder normale verhoudingen p. m.

I

12

waard is, omstreeks 1844

f

15 à

f

15'/,) nog verder loopen zou, want van remises in baargeld kon geen sprake meer zijn, sedert al het vroeger in omloop gebrachte zilver door het koper verdreven was.

Door die wegvloeiing van 11et zilver was ook de toe- stand der Javasche Bank onhoudbaal' geworden. Het fonds ter verzekering van de oorspronkelijk door haar uitgegeven biljetten ontbrak haar, en zij zou noodwen- dig ten val zijn gekomen, indien de RegeCl'ing haar niet in 1845 op eene min of meer bedenkelijke wijze bad bijgestaan door gedurende een jaar de verzilvering van de biljetten der Bank te verbioden, terwijl aan den rechter de bevoegdheid ontzegd werd om kennis te nemen van alle vorderingen, die ter za.ke tegen de Bank mochten worden ingesteld.

Langer dralen werd nu onmogelijk, en bet behoorde dan ook tot de eerste verrichtingen van den in het najaar van 1845 opgetreden Gouverneur·Generaal ROOJWSSEN om een maatregel door te voeren: die wel niet tot grondig herstel van den sta"t van zaken leidde, maar aan de moei- lijkheden van het oogenblik op doelmatige wijze te gemoet kwam. Als overgangsmaatregel heeft het van dat tijdstip dagteekellend recepÏ8senstelsel inderdaad uitmuntende dien- sten bewezen. De recepis, een nieuw van Gouvernemcllts- wege uit te geven papier, dat een waarde van één Neder- landsehe gulden zilver vertegenwoordigde, zou voortaan de standpenning van N. I. zijn, en als zoodanig als wettig

(29)

betaalmiddel dienst doen,

l,

dat het nieuwe ruilmiddel op dien voet van den beginne af een onvoorwaardelijk vertrouwen genoot dankte het enkel en alleen aan de bepaling, dat de recepissen uitsluitend zouden worden aan- genomen in betaling der wissels, welke het Indisch Bestuur op Nederland "OU afgeven tot ~en vasten koers van 195 Neder!. courant voor

I

100 recepis.

De l'ecepissen werden in .eriën van

I

I,

f

5,

I

10,

I

25,

I

100 en

I

500 uitgegeven en verkrijgbaar ge- steld tegen koperen duiten in de verhouding van 120 stuk. tegen één gulden recepis. Ook het koper verte- genwoordigende papier werd op gelijken voet tel' ver- wisseling tegen recepissen opgeroepen, terwijl aan de J 3-

vasehe Bank werd voorgeschreven, dat voortaan de door haal' uit te geven biljetten opvraagbaar zouden gesteld worden in recepissen, in plaats van in zilver.

Door deze maatregelen werd langzamerhand eene groote massa koper en koperpapier buiten ~loop gebracht, en werd bovendien, om den koperen duit tot zijne bestemming van pasmunt terng te brengen, het koper maximum op

f

5 recepis of 600 duiten gesteld, terwijl de invoel' van koperen munt op Java, ook met het oog op de omstandigheid, dat Engelsche industrieelen zich op de vervaardiging van dat betaalmiddel niet zonder goed gevolg hadden toegelegd, onder zware straffen werd verboden.

Schier in alle opzichten heeft het recepissen-stelsel aan de daarvan gekoesterde verwachtingen beantwoord. Door alle in omloop zijnde betaalmiddelen te herleiden tot één.

standaarumunt, de recepis, maakte het een eind aan de verwarring, die van oudsher op dit gebied had geheerscht, en het vergemakkelijkte zoodoende den overgang tot een op volkomen gezonde grondslagen rustend muntstelsel, want om hiertoe te geraken kwam het er slechts op aan om de papioren recepis op de best mogelijke wijze dool' werkelijke zilveren munt te vervangen.

Dit geschiedde bij de wet van 1 Mei 1854, die in hoofd- zaak aan Nederlandsch-Indië betzelfde muntstelsel schonk,

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Sijtsma wil, net zoals in het geval van de dunne bomen, nuanceren: ‘je kunt inderdaad statische verankering in de kroon toepassen, maar dan moet je wel zeker weten dat de

der eeuw volgen de Noorsche rijken, de Vereenigde Staten, Engeland, Frankrijk. Schoolwet-Van den Ende. De Overheid heeft haar medevoogdes, de kerk, weggeveegd; zij

In Februari 1908 werd door het bestuur van den Algemeenen Bond van Roornsch Katholieke Kiesver- eenigingen aan de aangesloten leden eene circulaire verzonden, vergezeld van een

Deze dwaze maagden gedroegen zich, toen zÍ$ iets Blkrogen hadden, alsof ze een overvloed van genegenheid en lrrrl{frlonis bezaten; zÍ$ dachten dat ze zoo goed als

Een mens is immers geen eiland, maar lang niet alle mensen kunnen goed verwoorden waar- aan ze nood hebben.. Ik ben te gast in het leven van

&#34; rest-Java, in vele gemeenten van Bagelen en Banjoemas el1 algemeen ln Keeloe alle mannelijke meerderjarige in gezetenen, met uitzondering van afhangelingen eu

Sociaal Werk Nederland wil weten of sociale technologie voor het sociale werk van toegevoegde waarde is, of kan zijn, en doet onderzoek naar de (h)erkenning en

De kosten voor deze verplichte keuring worden betaald door Pidpa. Wanneer de afkoppelingswerken niet correct zijn uitgevoerd, is herkeuring ten laste van