• No results found

Eindverslag 2009.

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Eindverslag 2009."

Copied!
12
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Eindverslag wensen en bedenkingen commissiebehandeling 8 september 2009

Inleiding

In de commissievergadering van 8 september 2009 is het voorontwerp

bestemmingsplan Kom Heusden behandeld. De commissie heeft nog een aantal vraagtekens geplaatst bij het bestemmingsplan. De vragen en opmerkingen van de commissie worden hierna behandeld. Voorafgaand wordt een kort feitenoverzicht van het voortraject gegeven, met vermelding van de betrokken partijen en hun inbreng .

Voortraject

- 9 november 2004: presentatie aan de inwoners uit Heusden en andere belangstellenden over de inventarisatiekaart.

- november/december 2004: reactietermijn inventarisatiekaarten. Ingekomen reacties betreffen enerzijds benodigde aanpassingen van inventarisatiekaarten en anderzijds wensen ten aanzien van toekomstige bestemming (een overzicht van de 29 ingekomen reacties is opgenomen in bijlage 1 van de toelichting).

- Maart 2005: presentatie B&W over inventarisatie en vervolg van het bestemmingsplan.

- In verband met diverse ontwikkelingen en problemen, waaronder beroepszaken met betrekking tot het bestemmingsplan Overgangsgebieden, is de

bestemmingsplanprocedure van Kom Heusden stilgelegd.

- Begin 2009: bestemmingsplan Kom Heusden wederom opgepakt en als voorontwerp gereed gemaakt.

- Juli 2009: voorontwerp bestemmingsplan Kom Heusden gereed voor opstarten procedure.

Reacties en vragen commissieleden

a. Wat betreft het onderdeel Belvedere dient de toelichting aangevuld te worden met de laatste informatie.

Reactie college:

Belvedere beoogt om de cultuurhistorie meer richtinggevend te laten zijn in de inrichting van Nederland. Het bestemmingsplan ‘Kom Heusden’ is een

conserverend plan waarin geen nieuwe ontwikkelingen, zoals herinrichting of revitalisatie, worden meegenomen. De bestaande situatie wordt opnieuw

vastgelegd. In zo’n conserverend plan kan cultuurhistorie dan ook hooguit alleen als onderlegger dienen. Vanuit deze benadering is gekeken naar de Nota

Belvedere en de mogelijkheden hierin voor een conserverend bestemmingsplan.

In zo’n bestemmingsplan kan vanuit de Belvederegedachte rekening gehouden worden met:

- archeologie

- historische landschapspatronen - monumenten

- informatie uit lokaal onderzoek.

Dit is in het bestemmingsplan ‘Kom Heusden’ opgenomen en vertaald naar de dubbelbestemmingen (Waarde-Archeologie en Waarde-Cultuurhistorie).

De laatste informatie wat betreft Belvedere heeft met name betrekking op de gebiedsontwikkeling. Wat zijn bijvoorbeeld de voordelen van cultuurhistorie bij

(2)

gebiedsontwikkeling? Cultuurhistorie kan daarbij als rode draad dienen die de kwaliteiten van een gebied verbindt met de beoogde doelen en programma’s.

Echter bij een conserverend bestemmingsplan is een gebiedsontwikkeling niet actueel en is zulke informatie irrelevant en kan derhalve niet doorvertaald worden naar de in het bestemmingsplan opgenomen juridische regeling. Het bestemmingsplan hoeft hierop niet geactualiseerd of aangevuld te worden.

b. In het bestemmingsplan dient informatie opgenomen te worden over aankomend provinciaal beleid.

Reactie college:

In het kader van rechtszekerheid mag in een bestemmingsplan alleen vastgesteld beleid meegenomen worden. Informatie over de in voorbereiding zijnde

Structuurvisie en Verordening Ruimte is nog niet als kaderstellend beleid

aangenomen. Er dienen nog procedures (inspraakmogelijkheden waardoor beleid aangepast kan worden) doorlopen te worden voordat de inhoud van deze

beleidstukken binnen het ruimtelijke ordeningsbeleid gehanteerd mogen worden.

De Structuurvisie en Verordening Ruimte zijn derhalve nog onvoldoende rechtzeker. De provincie Noord-Brabant heeft in haar reactie op het ontwerp bestemmingsplan hiervan ook geen melding gemaakt. Het aankomend provinciaal beleid wordt dan ook niet opgenomen.

c. Het toegekende woningbouwcontingent loopt terug. Betwijfeld wordt of dat als uitgangspunt overgenomen moet worden.

Reactie college:

De gemeentelijke woningbouwopgave is gebaseerd op de provinciale bevolkings- en woningbouwbehoefteprognose. De laatste prognosegegevens dateren uit 2008. Volgens deze gegevens zullen de bevolking en de daarmee

samenhangende woningbehoefte in de toekomst teruglopen. In het gemeentelijke woningbouwprogramma wordt met deze terugloop rekening gehouden. De

provinciale prognose wordt tweejaarlijks uitgevoerd. Indien nieuwe prognosegegevens daartoe aanleiding geven, dan zal het gemeentelijke programma daarop worden aangepast.

d. Tekst inzake arbeidsmigranten is niet actueel.

Reactie college:

Het beleid in paragraaf 4.11 van het deel algemene informatie (pagina 21-22) zal aangepast worden naar aanleiding van het vastgestelde beleid.

e. Het plan bevat tegenstrijdige informatie met betrekking tot wel/geen nieuwe ontwikkelingen in relatie tot het exploitatieplan.

Reactie college:

De tekst zal eenduidig worden gemaakt en wel als volgt: ‘Naast de bestaande situatie is in het plan een aantal nieuwbouwprojecten opgenomen. Over de meeste van deze projecten heeft de raad positief besloten en is een ruimtelijke planologische procedure gevoerd. Daarnaast zijn er twee ontwikkelingen die door middel van dit bestemmingsplan planologisch verankerd worden. Het betreft de ontwikkelingslocatie Voorste Heusden 20 en ontwikkelingslocatie Antoniusstraat 12.

(3)

Het betreft hier particuliere initiatieven waarbij de gronden niet in bezit zijn van de gemeente. De gemeente zal met de initiatiefnemers overeenkomsten sluiten waarin afspraken worden vastgelegd op grond waarvan het verhaal van kosten van de grondexploitatie verzekerd zal zijn. Op grond hiervan zal geen

exploitatieplan opgesteld hoeven te worden.

f. Gevestigde praktijkruimten moeten worden voorzien van een passende bestemming. De mogelijkheden zijn nu te beperkt. Het aantal personen en toegestane oppervlakte is te beperkt. Hiervoor zijn de volgende vragen gesteld:

1. Is het in het algemeen gebruikelijk dat aan huis gebonden beroepen/bedrijven uitsluitend door de bewoner worden uitgevoerd?

Reactie college:

Het is algemeen gebruikelijk dat aan huis gebonden beroepen/bedrijven uitsluitend door de bewoner worden uitgevoerd.1 De achterliggende gedachte hiervan is dat de woonfunctie behouden dient te blijven en er bovendien geen zelfstandige bedrijfsfunctie mag ontstaan. Een vrijstelling (nu: ontheffing) ten behoeve van het toestaan van een aan huis gebonden beroep of bedrijf maakt weliswaar een uitzondering op dit beleid, maar dit dan slechts in beperkte mate om te voorkomen dat het woonklimaat in een straat of een wijk wijzigt ten gevolge van het steeds toestaan dat in een woning een beroep of bedrijf met meerdere personeelsleden wordt uitgeoefend.2 Beperking van de woonfunctie is dan ook alleen toegestaan wanneer de woonfunctie in overwegende mate behouden blijft. Daarom wordt de dergelijke ontheffing ook vaak gekoppeld aan een maximale oppervlakte.

2. Zijn aanpassingen mogelijk zodat ook anderen dan de bewoner werkzaam kunnen zijn in het aan huis gebonden bedrijf?

Reactie college:

De procedure met betrekking tot aan huis gebonden beroepen/bedrijven, zoals opgenomen in het bestemmingsplan Kom Heusden is de volgende:

“Artikel 25.3 Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen voor het uitoefenen van een aan huis gebonden beroep, aan huis gebonden bedrijf of ambachtelijk bedrijf, mits voldaan wordt aan de voorwaarden dat:

a. de (bedrijfs)activiteiten zich beperken tot een oppervlakte van maximaal 40 m² onder de voorwaarde dat de woonfunctie in overwegende mate behouden blijft;

b. de activiteiten uitsluitend door de bewoner uitgevoerd worden;

c. de activiteiten qua aard en omvang passen in een woonomgeving waarbij de activiteiten geen ernstige of onevenredige hinder opleveren voor het woonmilieu en geen afbreuk doen aan het woonkarakter van de omgeving;

d. de activiteiten niet vergunningplichtig zijn ingevolge de Wet milieubeheer;

e. het aan huis gebonden bedrijven betreft zoals opgenomen in bijlage 5 bij deze regels of het bedrijfsactiviteiten betreffen van categorie 1- bedrijven volgens de toegesneden Staat van bedrijfsactiviteiten, die als bijlage 1 is opgenomen bij deze regels, dan wel naar oordeel van Burgemeester en wethouders daarmee vergelijkbare activiteiten;

1 Zo blijkt o.a. uit Ab 24 januari 2007, LJN: AZ6864 en uit M.E.F. Staal, Vraagbaak Ruimtelijk Bestuursrecht 2006/2007, Kluwer: 2006, p. 40-41.

2 Ab 5 juli 2006, LJN: AY0338.

(4)

f. er geen detailhandel ter plaatse plaatsvindt, anders dan ondergeschikt en inherent aan het toegestane gebruik;

g. het gebruik niet mag leiden tot een onevenredige aantasting van de verkeersontsluiting- en parkeersituatie ter plaatse;

h. belangen van derden niet onevenredig worden geschaad.”

Bovenstaande bepaling maakt het onmogelijk dat anderen dan de bewoner werkzaam zijn in het huisgebonden bedrijf, zo blijkt uit sub b. Ook als het woord

“uitsluitend” wordt geschrapt, is het mogelijk dat alleen de bewoner ter plaatse bedrijfsactiviteiten mag verrichten. 3

Wil het mogelijk zijn dat ook anderen dan de bewoner het ‘aan huis gebonden beroep/bedrijf’ kunnen uitvoeren dan zal de desbetreffende bepaling (of de begripsbepaling waarin het begrip wordt uitgelegd en waarin wordt aangegeven dat het uitsluitend de bewoner ter plaatse moet betreffen) moeten worden gewijzigd. Men kan dan bijvoorbeeld sub b schrappen of in de begripsbepaling niet (meer) aangeven dat het aan huis gebonden beroep of bedrijf uitsluitend door de bewoner moet worden uitgevoerd. Wanneer het bestemmingsplan namelijk geen bepaling bevat die aangeeft dat het gebruik alleen is toegestaan door de (hoofd)bewoner van de woning, moet ervan uit worden gegaan dat het gebruik door anderen dan de (hoofd)bewoner gewoon is toegestaan.4 Wel geldt dan nog het vereiste dat de woonfunctie in overwegende mate behouden moet blijven. Dit blijkt ondermeer uit de uitspraak van de Afdeling van 18 februari 2009. In deze zaak ging het om een ontheffingsaanvraag ten behoeve van een aan huis gebonden een advieskantoor. Weliswaar lieten de planvoorschriften de uitoefening van een aan-huis-gebonden beroep in de woning van appellant toe, doch alleen indien dat beroep door zijn beperkte omvang in een woning met behoud van de woonfunctie kon worden uitgeoefend. Zoals bleek uit de controles waren ter plaatse dagelijks 3 à 4 werknemers werkzaam voor appellant. Het planvoorschrift verzette zich er dan ook tegen om werkzaamheden van deze omvang voortaan in de woning te laten plaatsvinden.5

De gemeente moet goed overwegen of dit daadwerkelijk een richting is die ze op wil gaan. Het gevaar van dit alles is namelijk dat er zelfstandige

bedrijfsactiviteiten ontstaan, die afbreuk doen aan de woonfunctie.

Gezien bovenstaande overwegingen is het raadzaam om aan huis gebonden beroepen/bedrijven uitsluitend door de bewoner uit te laten voeren. In dit verband wordt voorts verwezen naar het recentelijk vastgestelde

bestemmingsplan ‘Buitengebied Asten 2008‘ waarin een regeling is opgenomen voor aan huis gebonden beroepen. In deze regeling is eveneens bepaald dat de activiteiten door de bewoner uitgeoefend moeten worden.

In het bestemmingsplan ‘Buitengebied Asten 2008’ is eveneens een beperking gesteld aan de oppervlakte van een aan huis gebonden beroep. De toegestane oppervlakte in dat plan bedraagt maximaal 40% van de gezamenlijke

oppervlakte van de woonbebouwing met een maximum van 80 m². In het plan Woongebieden Asten is daarvan afgeweken, de maximaal toegestane oppervlakte

3 Ab 5 juli 2006, LJN: AY0338.

4 Dit hoeft echter niet zo te zijn, zie o.a. Ab 05 juli 2006, LJN: AY0338.

5 Ab 18 februari 2009, zaaknr. 200803752/1.

(5)

ten behoeve van een aan huis gebonden beroep of bedrijf is daarin bepaald op 50 m².

De reden voor de beperking van de oppervlaktemaat houdt verband met de kleinere ruimtelijke schaal en de grotere bebouwingsdichtheid. De omvang en ruimte bij een woning binnen de bebouwde kom is doorgaans kleiner dan bij een woning in het buitengebied. De ruimtelijke en fysieke impact van een aan huis gebonden beroep of bedrijf binnen de bebouwde kom zal daardoor groter zijn.

Op grond van bovenstaande overwegingen wordt geoordeeld dat een oppervlakte op 50 m² ten behoeve van aan huis gebonden beroepen/

bedrijven binnen het plangebied redelijk is.

g. In het overzicht ontbreekt het tweede welstandsniveau.

Reactie college:

Abusievelijk komt het renvooi op pagina 8 van de Toelichting niet overeen met de gebruikte afbeeldingen. Afbeelding 1 betreft de welstandsniveaus en afbeelding 2 de welstandsthema’s. Het renvooi zal hierop aangepast worden. Tevens zal de afbeelding van legenda behorende bij de welstandsthema’s als nummer 3 aangeduid worden en ook in het renvooi verklaard worden.

In de op deze pagina opgenomen opsomming van welstandsthema’s ontbreekt thema 2 omdat dit thema in de kern Heusden niet voor komt. Daarnaast dient nummer 9 gewijzigd te worden in nummer 10 met de verklaring ‘groen, parken en sportgebieden’. Het bestemmingsplan zal hierop aangepast worden.

h. Is de juiste onderlegger gebruikt bij zuidelijke kom Heusden en verbindingsweg (route Neerkant).

Reactie college:

Op de plankaart/verbeelding zijn de kadastrale ondergrond ‘kadaster 022007’ en de gbkn ‘NORMGBKN2008’ gebruikt. Dit zijn de meest recent beschikbare

ondergronden.

i. Voorste Heusden 20 en Antoniusstraat 12 zijn verkaveld terwijl daar nog geen besluit onder ligt.

Reactie college:

Beide ontwikkelingen worden in het bestemmingsplan planologisch verankerd.

Voor een nadere toelichting wordt verwezen naar pagina 20 en 21 uit de toelichting.

j. In de toelichting wordt melding gemaakt van toepassing van luchtfoto’s uit 2004.

Reactie college:

Abusievelijk is de datum van de gebruikte luchtfoto’s niet aangepast. Bij het vervaardigen van het ontwerp -en vast te stellen bestemmingsplan is gebruik gemaakt van de luchtfoto’s uit 2008. De datum zal alsnog aangepast worden.

k. Er is sprake van een verschillende aanpak in bestemmingsplan ‘Woongebieden Asten’ en bestemmingsplan ‘Kom Heusden’ voor wat betreft de open- en geslotenheid van een straatwand.

Reactie college:

(6)

In hoofdstuk 5 van de toelichting van beide bestemmingsplannen is de juridische opzet weergegeven. Hierin zijn het beleid en de gehanteerde systematiek nader uitgelegd. In beide plannen komen deze overeen. Zie bijvoorbeeld de

bestemming Wonen, paragraaf 5.12 in bestemmingsplan ‘Woongebieden Asten’

en paragraaf 5.10 in bestemmingsplan ‘Kom Heusden’.

l. Pleidooi om bij toepassing van de binnenplanse ontheffing ook afd. 3.4 Awb van toepassing te verklaren.

Reactie college:

Vergelijking tussen afdeling 3.4 en de verkorte procedure:

Artikel 3.6, vijfde lid Wet ruimtelijke ordening (hierna: Wro) schrijft voor dat belanghebbenden in de gelegenheid moeten worden gesteld om zienswijzen kenbaar te maken omtrent het verlenen van een binnenplanse ontheffing. Niet voorgeschreven is dat een binnenplanse ontheffing moet worden voorbereid met toepassing van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna Awb). De uitwerking van een procedure daartoe kan echter ook worden geregeld in het desbetreffende bestemmingsplan waarin de regels voor de binnenplanse

ontheffingen en nadere eisen zijn opgenomen. De gemeente kan daarbij afdeling 3.4 Awb (uniforme openbare voorbereidingsprocedure) van toepassing verklaren op de voorbereiding van de ontheffing, zo blijkt uit artikel 3:10 Awb.

De procedure zoals nu opgenomen in het bestemmingsplan is de volgende:

Artikel 23.1 “Bij het verlenen van ontheffing ingevolge de in deze regels

opgenomen ontheffingsmogelijkheden ex artikel 3.6 van de Wro, worden in ieder geval de volgende procedureregels in acht genomen:

a. de aanvraag of het ontwerp van het ontheffingsbesluit ligt, met de daarop betrekking hebbende stukken, gedurende ten minste twee weken voor

belanghebbenden ter inzage ter gemeentesecretarie;

b. Burgemeester en wethouders geven voorafgaand aan deze terinzagelegging, kennis van de aanvraag of het ontwerpbesluit en de terinzagelegging ervan in een of meer dag-, nieuws-, of huis-aan-huis-bladen die in de gemeente verspreid worden;

c. In deze kennisgeving wordt vermeld dat belanghebbenden gedurende de termijn van terinzagelegging schriftelijk of mondeling zienswijzen omtrent de aanvraag of het ontwerpbesluit kunnen indienen bij burgemeester en

wethouders;

d. De overeenkomstig het vorige lid ingediende zienswijzen worden betrokken bij het besluit omtrent verlening van ontheffing.”

Door de commissie is gevraagd om niet bovenstaande procedure, maar afdeling 3.4 Awb van toepassing te verklaren op de binnenplanse ontheffing. Op de volgende bladzijde worden de voor- en nadelen van beide procedures tegen elkaar afgezet.

Keuze procedure?

In het bestemmingsplan ‘Kom Heusden’ is de verkorte procedure van artikel 23.1 voorgeschreven bij toepassing van binnenplanse ontheffingen. Daarbij zijn de volgende overwegingen gemaakt.

De mogelijkheid om een binnenplanse ontheffing te verlenen mag alleen worden geboden voor geringe afwijkingen van onderdelen van een bestemmingsplan.

Grote afwijkingen zijn niet mogelijk met toepassing van een binnenplanse

ontheffing. Tegen een ontheffing voor marginale afwijkingen wordt - in de regel -

(7)

minder geageerd. Daarom kan het een voordeel zijn om de

voorbereidingsprocedure minder lang te laten duren. Dat zorgt voor een minder stroperige procedure. Vaak gaat het hierbij ook om makkelijk te beoordelen afwijkingen, zodat de uitgebreidere 3.4 procedure niet nodig is.

Binnen de gemeente Asten (en ook algemeen) is het gebruikelijk om een ter inzagelegging van 2 weken te hanteren bij de toepassing van binnenplanse ontheffingen.

Verkorte procedure art. 27.1 Bp Afd. 3.4 Awb procedure voorbereiding

2 weken i.p.v. 6 weken ter inzagelegging

voordeel:

eerdere besluitvorming

nadeel:

minder tijd voor burger voor indienen zienswijzen; minder tijd voor

bestuursorgaan voor nemen besluit

6 weken i.p.v. 2 weken ter inzagelegging

nadeel:

latere besluitvorming

voordeel:

meer tijd voor burger voor indienen zienswijzen; meer tijd voor

bestuursorgaan voor nemen besluit

N.B. Het bestuursorgaan heeft langer de tijd om te beslissen op de aanvraag (3:18 Awb): zes maanden6 na ontvangst van de aanvraag

rechtsbescherming mogelijkheid voor bezwaar, beroep, hoger

beroep

voordelen:

grote mate van rechtsbescherming;

belanghebbende wordt gehoord in het kader van de bezwaarschriftprocedure;

eventuele gebreken kunnen worden hersteld in bezwaar

nadeel:

bij gebruikmaking van alle rechtsmiddelen langere doorlooptijd en in werking treden besluit

bezwaarfase wordt overgeslagen, direct beroep mogelijk

nadelen:

beperkter rechtsbescherming;

beperking kring van gerechtigden in beroep (koppeling tussen indienen van zienswijze en recht van beroep)

voordeel:

bij gebruikmaking van alle rechtsmiddelen kortere doorlooptijd en in werking treden besluit

m. In de wijzigingsbevoegdheid voor een extra woning bij bijv. cultuurhistorische bebouwing moet de voorwaarde voor sloop van overtollige bedrijfsbebouwing worden opgenomen (mede uit het oogpunt van uniformiteit).

6 Dit geldt echter niet voor de bouwvergunning die gekoppeld is aan de binnenplanse ontheffing. Ingevolge artikel 46, vierde lid Woningwet moet daarop worden beslist, binnen 4 weken nadat de binnenplanse ontheffing is verleend.

(8)

Reactie college:

De voorwaarde zoals opgenomen in artikel 22.5 onder e. zal toegevoegd worden aan artikel 22.9.

n. In het plan staan geurcontouren die niet meer bestaan.

Reactie college:

De informatie de opgenomen is op pagina 27 en 28 van de toelichting betreft gegevens van de ‘Inventarisatiekaart Indicatieve voorgrondbelasting gemeente Asten’ met de datum van 29 juni 2009 (SRE Milieudienst). Dit zijn de binnen de gemeente meest recent beschikbare gegevens die worden gebruikt bij de toetsing van ruimtelijke plannen in de gemeente Asten. Indien hierop

geurcontouren zijn opgenomen die niet meer bestaan, zullen deze kaarten hierop aangepast moeten worden. In het kader van het bestemmingsplan kunnen deze kaarten alleen overgenomen worden, maar niet worden aangepast. Indien aanpassingen doorgevoerd moeten worden, zal hiervoor een andere procedure doorlopen moeten worden.

o. Geurhindercontouren ‘binnen’ moet ‘buiten’ zijn.

Reactie college:

Abusievelijk is dit verkeerd opgenomen in het renvooi op pagina 28. Het renvooi zal hierop aangepast worden.

p. In de toelichting worden het Volkshuisvestingsplan en de nota arbeidsmigranten geschaard onder de provinciale documenten.

Reactie college:

Abusievelijk zijn beide documenten genoemd bij de opsomming van de provinciale beleidsdocumenten (paragraaf 2.3 toelichting). Dit zal worden hersteld.

q. De bestemming in het centrum is te ruim, momenteel is ter plaatse veelal sprake van een woonbestemming.

Reactie college:

Met het oog op de leefbaarheid en het behoud en de ontwikkeling van voorzieningen in de dorpskernen is ervoor gekozen om de percelen in het centrumgebied een ruimere bestemming te geven. Binnen deze bestemming (Centrum) is een vrije uitwisseling van functies (tussen wonen, detailhandel, dienstverlening, kantoren en kleine bedrijven) toegestaan. Horeca is

daarentegen, gezien de omgevingseffecten, alleen ter plaatse van de aanduiding

‘horeca’ toegestaan.

Rekening houdend met het standpunt van de commissie is het centrumgebied verkleind tot de percelen grenzend aan het Vorstermansplein, zoals aangeduid op de plankaart.

r. Gepleit wordt voor aanvulling van het aantal beschermwaardige bomen.

Reactie college:

In het plan zullen alle beschermwaardige bomen (monumentale, waardevolle en toekomstbomen) volgens de meest actuele lijst worden ingetekend.

(9)

s. De paginanummering van de samenvatting ontbreekt.

Reactie college:

Volgens de richtlijnen voor het opstellen van een rapport dienen de volgende onderdelen geen paginanummer te krijgen: de omslag, de titelpagina, het voorwoord, de inhoudsopgave en de samenvatting. Daarnaast krijgen de

volgende onderdelen geen hoofdstuknummer: de samenvatting, het voorwoord, verklarende woordenlijst en/of symbolenlijst, (eventuele) opgave van figuren of tabellen en de bijlagen. Het bestemmingsplan is overeenkomstig deze richtlijnen opgesteld. De samenvatting heeft dan ook geen paginanummer. Het

bestemmingsplan wordt hierop niet aangepast.

t. Behalve het fietspad langs Voorste Heusden moet ook het fietspad Meijelseweg worden opgenomen.

Reactie college:

Op pagina 16 van de toelichting zal toegevoegd worden dat ook langs de

Meijelseweg een vrijliggend fietspad is gelegen. Het bestemmingsplan zal hierop worden aangepast.

u. De oppervlakte aan bijgebouwen is ten onrechte niet gerelateerd aan de afmetingen van een perceel. Er is sprake van willekeur.

Reactie college:

Binnen het bestemmingsplan is een oppervlakte van 60, 90 of 120 m2 aan bijgebouwen toegestaan. Om te bepalen welke oppervlakte op een perceel is toegestaan, is naast de omvang van het perceel ook naar de bouwmogelijkheden op basis van het geldende bestemmingsplan gekeken. In veel van de geldende bestemmingsplannen is in de huidige situatie een oppervlakte aan bijgebouwen tussen 25 en 45 m2 toegestaan. Alleen ter hoogte van de aanloopstraten is in het geldende bestemmingsplan (bestemmingsplan Centrum 2e fase) reeds een

oppervlakte van 120 m2 toegestaan. De gemeente wil deze bestaande rechten niet ongedaan maken en in dat kader is deze oppervlakte aan bijgebouwen in de betreffende aanloopstraten overgenomen. De gemeente wenst deze oppervlakte niet toe te staan binnen het totale bebouwde gebied omdat hierdoor sprake is van een zodanige verdere verstening dat het toegestane oppervlak aan bijgebouwen niet meer ondergeschikt is aan het toegestane oppervlak aan hoofdgebouwen.

De aan de percelen toegekende bouwmogelijkheden betreffen in de meeste gevallen een uitbreiding ten opzichte van de bestaande mogelijkheden waarbij bij vrijstaande en twee-onder-een kapwoningen doorgaans een oppervlakte van 90 m2 en bij rijtjeswoningen 60 m2 is toegestaan. Deze beperking houdt verband met het uitgangspunt dat de oppervlakte aan bijgebouwen ondergeschikt dient te zijn aan de toegestane oppervlakte aan hoofdgebouwen. Omdat de oppervlakte aan bijgebouwen afhankelijk is van de aard en omvang van het hoofdgebouw kan het zijn dat op grotere percelen een kleinere oppervlakte aan bijgebouwen is toegestaan dan op kleine percelen.

Zie hiervoor ook pagina 42 en 43 van de toelichting.

v. Waarom is het garagebedrijf Berkvens aan Voorste Heusden 55 niet als bedrijf aangeduid op kaart 1.

(10)

Reactie college:

Het perceel Voorste Heusden 55 is bestemd als ‘Centrum’. Binnen deze

bestemming zijn consumentverzorgende en kleinschalige ambachtelijke bedrijven toegestaan (zie artikel 7.1 Bestemmingsomschrijving). Het garagebedrijf, een categorie 2-bedrijf, is zo’n bedrijf en hoeft dus niet afzonderlijk als ‘Bedrijf’

bestemd te worden. Het bestemmingsplan hoeft hierop niet te worden aangepast.

w. De bestemmingsregeling van het achterterrein bij Cogas roept vraagtekens op.

Reactie college:

Onlangs heeft een overleg plaatsgevonden met Cogas. In dit overleg heeft Cogas haar toekomstplannen aangegeven. In het bestemmingsplan is met deze

toekomstplannen rekening gehouden.

x. Toelichting wordt gevraagd op welke wijze afschermende beplanting aan buitenzijde Ruimte voor Ruimte-kavels wordt gegarandeerd.

Reactie college:

Deze garantie is privaatrechtelijk geregeld. Binnen het bestemmingsplan kunnen alleen de gebruiks- en bouwmogelijkheden van gronden vastgelegd worden. Het aanbrengen van afschermende beplanting betreft geen gebruik- of

bouwmogelijkheid en kan derhalve niet in een bestemmingsplan geregeld worden.

y. Hoogte van bijgebouwen is mede in relatie tot oppervlakte te laag.

Reactie college:

Bijgebouwen zijn aan-, uitbouwen of vrijstaande gebouwen die doorgaans gesitueerd zijn achter de voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw. Daarnaast zijn bijgebouwen doorgaans dusdanig vormgegeven en gedimensioneerd dat zij in bouwkundig opzicht ondergeschikt zijn aan het op hetzelfde perceel gelegen hoofdgebouw.

In het bestemmingsplan is er in de meeste gevallen van uitgegaan dat een woning bestaat uit twee bouwlagen afgedekt met een kap. Om in bouwkundig opzicht ondergeschikt te zijn aan het hoofdgebouw is voorts er uitgegaan dat een bijgebouw één bouwlaag hoog mag zijn en afgedekt mag worden met een kap.

In de bestemmingsplanregeling is dit vertaald in de navolgende maatvoering. De goothoogte van een hoofdgebouw mag niet meer mag bedragen dan 6,5 meter en de bouwhoogte niet meer dan 11,5 meter. De goot- en bouwhoogte van een bijgebouw zijn bepaald op maximaal 3,25 m en 5,5 m.

Het college is van oordeel dat deze hoogtematen voor bijgebouwen toereikend zijn. De vrije hoogte van een verblijfsruimten binnen de woning moet volgens het Bouwbesluit tenminste 2,60 m bedragen. Rekening houdend met een reële

dakconstructiemaat tussen de 0,30 meter en 0,50 meter is een goothoogte tussen de 2,90 en 3,10 meter gangbaar. Ten aanzien van de maximale bouwhoogte van 5,5 meter overweegt het college als volgt:

- Aan de vrije hoogte van de ruimte onder de kap worden geen eisen gesteld.

- Gezien de ruime bebouwingsmogelijkheden van de gemiddelde achtererven binnen de bebouwde kom wordt de hoogte van bijgebouwen bij voorkeur zo veel mogelijk beperkt.

- De verdiepingsvloer van bergingen en garages kunnen lager worden aangelegd, omdat de vrije hoogtemaat van 2,60 meter niet geldt.

(11)

z. De groenstroken bij Heidehof en Heistraat/Meijelseweg ontbreken.

Reactie college:

Deze groenstroken zijn niet aan te merken als structureel en beeldbepalend groen waarvan de aanwezigheid ook naar de toekomst gezien gegarandeerd moet worden. De groenstroken zijn dan ook onder de bestemming ‘Verkeer’

gebracht. Binnen deze bestemming is groen in de vorm van bermen en/of middenbermen, toegestaan.

aa. De lijst met boerderijen in het monumentenoverzicht is niet volledig.

Reactie college:

De lijst zal gecontroleerd worden en zonodig aangepast.

bb. De zendmast bij Doeland Voorste Heusden 45 is niet ingetekend.

Reactie college:

Bij de opstelling van de kaarten is gebruik gemaakt van de kadastrale - en gbkn- ondergronden. Deze ondergronden worden door derden opgesteld en kunnen niet worden aangepast c.q. aangevuld. Niet alle aanwezige bebouwing is op deze kaarten aangegeven. Dit hoeft overigens geen probleem te zijn. Bebouwing die overeenkomstig het bepaalde in de Woningwet is gerealiseerd mag op grond van artikel 20.2 dan wel artikel 25 van het plan in stand worden gehouden.

cc. De gebiedsgrens bij Meijelseweg 17 en 17a klopt niet. Deze percelen zijn buiten buitengebied gehouden omdat ze in het komgebied meegenomen zouden worden.

Reactie college:

De percelen Meijelseweg 17 en 17a worden meegenomen in het plan Smits en worden derhalve buiten dit bestemmingsplan ‘Heusden komgebied’ gelaten.

dd. Het verzoek voor uitbreiding van de kleedaccommodatie bij Ondo Slobeendweg 6 is niet meegenomen.

Reactie college:

Het verzoek zal alsnog meegenomen worden. Het bestemmingsplan wordt hierop aangepast.

ee. De bestaande bebouwing op het sportpark is niet ingetekend.

Reactie college:

Bij de opstelling van de kaarten is gebruik gemaakt van de kadastrale - en gbkn- ondergronden. Deze ondergronden worden door derden opgesteld en kunnen niet worden aangepast c.q. aangevuld. Uit vergelijking tussen de luchtfoto en deze ondergronden kan geconcludeerd worden dat de hoofdgebouwen ter plaatse van het sportpark wel zijn ingetekend. Een enkel klein gebouwtje staat niet op de ondergrond aangegeven. Voor gebouwtjes die buiten het bouwvlak zijn gesitueerd is het bepaalde in artikel 10.2.3 uit de regels van toepassing.

ff. De aanduiding ‘horeca’ in het rijksmonument op Vorstermansplein ontbreekt.

(12)

Reactie college:

Het pand is bestemd als ‘Maatschappelijk’. Binnen deze bestemming is horeca uitsluitend toegestaan als ondergeschikte activiteit in verband met het

toegestane gebruik (zie artikel 9.5.2 onder e.). Als de aanduiding ‘horeca’ aan het pand wordt toegevoegd, dan is zelfstandige horeca toegestaan. Dit is ter plaatse niet gewenst en bovendien, gelet op het gebruik van het gebouw als jeugdgebouw, niet nodig. Het bestemmingsplan hoeft hierop niet aangepast te worden.

gg. Het woonhuis Heikamperweg 18 hoort al lange tijd niet meer bij Cogas, maar staat nog wel zo ingetekend.

Reactie college:

Volgens het geldende bestemmingsplan is het pand Heikamperweg 18 de bedrijfswoning behorend bij het bedrijf Cogas. Het is bekend dat dit woonhuis niet meer als bedrijfswoning in gebruik is, maar particulier bewoond wordt. In het verleden is hiervoor nooit een planologische procedure gevoerd. Het doel van deze actualisatie is om het bestemmingsplan in overeenstemming te brengen met het feitelijke gebruik. Echter, indien Heikamperweg 18 bestemd zou worden als ‘Wonen’, betekent dit een beperking voor de bedrijfsvoering van Cogas. Cogas is namelijk een categorie 3.1-bedrijf waarvoor geldt dat de afstand tussen het bedrijf en woningen tenminste 50 meter dient te bedragen. In een gemengde omgeving kan dit gereduceerd worden tot 30 meter. De woning Heikamperweg 18 is slechts op een afstand van ongeveer 10 meter tot het bedrijf gelegen.

hh. De carport bij Meijelseweg 38 is niet opgenomen.

Reactie college:

De carport zal alsnog meegenomen worden. Het bestemmingsplan wordt hierop aangepast.

ii. Bij de Pandoer is de bouwaanduiding ‘bijgebouwen’ opgenomen met een maximaal oppervlakte van 90 m2. Dit is niet in overeenstemming met de feitelijke situatie.

Reactie college:

De situering van De Pandoer, in de buurt van woonbebouwing, vormt aanleiding om binnen het toekomstige bestemmingsplan geen rechtstreekse uitbreiding van de bestaande bebouwing en activiteiten van de Pandoer toe te staan. Het is mogelijk om dit op verschillende manieren te regelen in het bestemmingsplan. In dit geval is ervoor gekozen om aan te sluiten bij de bebouwingsregeling die is opgenomen voor de aangrenzende percelen.

De bebouwde oppervlakte op het achterterrein van De Pandoer bedraagt inderdaad meer dan de aangeduide 90 m². Dit hoeft geen probleem te zijn.

Maatvoering van aanwezige bebouwing, die is gebouwd met inachtneming van het bepaalde in de Woningwet, en die meer bedraagt dan de opgenomen maat van 90 m², mag, overeenkomstig het bepaalde in artikel 20.2 van het

bestemmingsplan, als maximaal toelaatbaar worden aangehouden.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

De stedenbouwkundige is met deze uitgangspunten gaan schetsen en dit heeft uiteindelijk geresulteerd in twee modellen met elk zeven vrije kavels.. Het verschil tussen deze modellen

Deze keurig onderhouden, sfeervolle vrijstaande woonboerderij met overkapping, royale schuur, oprit en tuin, bevindt zich op een mooie locatie.. dichtbij alle voorzieningen in

Extra meerwaarde wordt gebruikt voor mede-financiering inrichting parkgebied, fietspad en ontwikkeling woongebied (uitgeruste weg). Herverkaveling uit kracht van wet gekoppeld aan

laruelle, en de overige Instituten werd in 2009 een wets- ontwerp door het parlement goedgekeurd waardoor het in de toekomst mogelijk zal worden voor de

Indien een verzoek niet voor- komt in deze opsommingen, maar gelijk te stellen is aan één van de genoemde beroe- pen/bedrijven en voldoet aan de bovengenoemde criteria, is het beroep

Indien een verzoek niet voorkomt in deze opsommingen, maar gelijk te stellen is aan één van de genoemde beroepen/bedrijven en voldoet aan de bovengenoemde criteria, is het beroep

In deze PBLQatie hanteren we een aanpak die is gebaseerd op de samen- hang tussen de burger en zijn digitale vaardigheden, het beleid dat de overheid voert bij het inrichten van

“……ontwerp tussenliggende ruimtes waar de nodige anticipatie bereikt kan worden.“ (Scott, 2009)... Het groepswonen zo aangenaam als