• No results found

Lina Tervooren, Het verloren zusje · dbnl

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Lina Tervooren, Het verloren zusje · dbnl"

Copied!
145
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Lina Tervooren

bron

Lina Tervooren, Het verloren zusje. Met illustraties van Herman Moerkerk. De Spaarnestad, Haarlem 1928

Zie voor verantwoording: http://www.dbnl.org/tekst/terv003verl01_01/colofon.php

© 2012 dbnl

i.s.m.

(2)

‘'n Eigen tuintje? Voor mij?’ (blz. 6)

Lina Tervooren, Het verloren zusje

(3)

Lodi's tuintje.

Dat zoo'n klein ventje als Lodi al 'n eigen tuintje had, was gekomen door Peter, den nieuwen tuinman.

Peter had naast vader gestaan voor 't groote grasveld en hij had gezegd:

‘D'r zit veel te veel onkruid in. 'n Effetief mooi grasveld, daar mag alleenig maar gras in staan - juistement gras en niks anders.’

Lodi had bewonderend opgekeken naar den tuinman, want hij vond effetief en juistement prachtige woorden. Maar toen Peter later bezig was aan 't grasveld, begon hij weer leelijk te dalen in Lodi's achting. O, hij begreep best, dat Peter onkruid uit 't gras peuterde, maar madeliefjes! Ze maakten het gras zoo mooi, al die lieve bloemetjes en mammie hield er ook zoo van en nou sneed Peter ze allemaal uit met 'n mes en hij gooide ze op 'n hoop bij al 't leelijke onkruid! Lodi kon z'n oogen haast niet gelooven.

‘Maar dat zijn madeliefjes!’ schreeuwde hij.

‘Allegaar onkruid,’ bromde Peter en hij ging maar door.

Arme madeliefjes! Ze plooiden hun kransjes dicht en bedroefd lieten ze de kopjes hangen. Lodi huilde er haast om. Daar moest Peter om lachen. Maar toen

Lina Tervooren, Het verloren zusje

(4)

kreeg hij toch weer medelijden met Lodi's treurig gezichtje en misschien had hij wel medelijden met de madeliefjes ook.

‘Weet je wat?’ zei hij, ‘vraag maar aan mama of je ze dáár in den hoek mag planten - daar wil anders toch niks groeien. En dan heb jij 'n eigen tuintje.’

Lodi keek hem verrukt aan.

‘'n Eigen tuintje? Voor mij?’

Peter knikte.

‘Maar je moet eerst gaan vragen, of 't mag.’

Lodi holde op de tuinkamer toe en onderweg begon hij al te roepen:

‘Mammie, mammie, Peter vraagt of ik -’

Maar daar kwam de verpleegster hem bij de deur tegemoet loopen:

‘Sst - sst - stoute jongen - is dat 'n leven maken!’

Lodi slikte gauw z'n blijde woorden in. O, nou had hij er weer niet aan gedacht, dat mammie ziek was en dat hij heel stil moest wezen!

Maar mammie, die in een hoek van de kamer op den divan lag, strekte een van haar handen naar hem uit en ze lachte hem toe.

‘Kom maar even hier, vent. Wat wou je?’

Lodi keek eerst nog eens naar de strenge verpleegster, of die het wel goed vond.

En omdat de zuster zoo ernstig bleef kijken, durfde hij haast niet tot dicht bij mammie te loopen en hij hield z'n oogen neergeslagen, toen hij 't haar heel zachtjes zei:

‘Peter vraagt, of ik 'n eigen tuintje mag - van de

Lina Tervooren, Het verloren zusje

(5)

madeliefjes - die mogen niet in 't gras van Peter.’

En nu keek hij toch even op, om te zien wat mammie dáár wel van zeggen zou.

Maar mammie schrok niet. Ze zei alleen heel lief:

‘Ja Lodi, dat mag wel. Maak jij maar 'n mooi tuintje.’

Als de strenge oogen van de verpleegster er niet geweest waren, zou Lodi toen weer de kamer zijn doorgerend om het blijde nieuws gauw aan Peter te kunnen vertellen. Maar nu liep hij op z'n teentjes de tuinkamer uit en pas toen hij buiten was, begon hij te hollen en te roepen:

‘Het mag Peter! Het mag van mammie!’

Peter hielp hem even. In den linker hoek, bij 't hek van 't Vondelpark, waar een groote vlierboom veel schaduw gaf, bakende hij een keurig vierkant af en hij wees Lodi hoe hij daar nou, netjes naast elkaar, de madelieven planten moest. En toen dat klaar was, mocht Lodi zelf gieten.

Toen bleef hij, op zijn hurken, zitten kijken wat er gebeuren zou. Maar er gebeurde niets. De madeliefjes schenen er niet eens blij om te wezen, dat ze daar nou zoo gezellig bij elkaar stonden! Ze lieten allemaal even treurig hun kopjes hangen. Ze keken Lodi niet eens aan. En hij had nogal gedacht, dat ze hem erg lief zouden vinden, omdat hij ze hier had neergezet. Anders waren ze toch in de leelijke bruine mand gegooid en dan bij alle viezigheid in den vuilniswagen! Lodi begon al boos te worden.

‘Ze zijn tòch nog kwaad!’ zei hij verontwaardigd.

Lina Tervooren, Het verloren zusje

(6)

‘Stilletjes kwaad laten wezen,’ raadde de tuinman. ‘Morgen lachen ze wel weer!’

En werkelijk, toen Lodi den volgenden ochtend, bij stralenden zonneschijn, den tuin inkwam, toen waren al de madeliefjes rechtop gaan staan. Ze hadden hun witte kransjes mooi glad gestreken en de gouden kopjes lachten hem allemaal toe.

Lodi klapte in de handjes van plezier.

‘O, nou lachen jullie wel, hè? Nou lachen jullie wel!’ En hij begon het te begrijpen.

‘Peter had je zeker pijn gedaan, hè, met 't mes? En toen moesten jullie zoo huilen, hè? Maar nou doet 't geen pijn meer, hè? En staan jullie hier nou niet fijn bij elkaar?

Nou kan je samen spelen, hè, en elkaar wat vertellen en ik zal je alle dagen gieten, hoor, maar enkel als 't niet regent natuurlijk, want àl te nat is ook niet goed, zegt Peter. Fijn staan jullie daar nou, hè? Effetief fijn!’

De madeliefjes lachten en knikten van ja. Er waren er 'n heeleboel bij, die'n rood randje droegen om 't witte kransje. Lodi wist wel waar dat van kwam. Dat had mammie hem eens verteld. Het was een mooi verhaaltje geweest, van Maria en Josef en het heilige Kindje Jezus, die onderweg waren op de vlucht naar Egypte. Ze hadden daar ergens langs den weg gezeten om uit te rusten en het Kindje Jezus had Zijn kleine handje uitgestoken naar 'n wilde roos en toen had er een doorn in 't kleine, kleine vingertje gestoken en een druppel bloed van het Kindje Jezus viel op den grond, boven op een madeliefje. Al de andere madeliefjes op de heele wereld wilden toen ook iets hebben van dien kostelijken

Lina Tervooren, Het verloren zusje

(7)

druppel bloed. En sedert hebben al de madelieven, die het meest hun best doen om te groeien en te bloeien, zoo'n roode randje gekregen van den bloeddruppel van 't heilige Kindje Jezus.

Het was allemaal zoo mooi en zoo heerlijk! Het was te veel voor Lodi alleen. Hij zuchtte. Kon hij er mammie nu maar van vertellen! Maar mammie was nog boven en als ze straks beneden kwam, mocht hij misschien toch nog niet tegen haar praten van de zuster. Peter was er vandaag niet. - Misschien, heel misschien zou Coba de madeliefjes wel aardig vinden. Lodi rende naar de keuken.

‘O zeg, Coba, kom j'eens kijken? Ik heb een eigen tuintje gekregen met allemaal madeliefjes erin en -’

‘Heerementijd, je laat me schrikken!’ zei Coba, de keukenmeid, die bezig was met het schoonmaken van groente. ‘Wat zeg je? 'n Tuintje? Nou, da's fijn, hoor! Dan kom ik morgen wel es kijken, as ik tijd heb, hoor!’

Lodi keek teleurgesteld. Maar daar hoorde hij den sleutel omdraaien in 't slot van de voordeur! Kon dat vader al wezen? Hij holde de gang in en werkelijk, het wàs vader! Met een kreet van blijdschap vloog Lodi op hem aan.

‘O vader, komt u es mee kijken? Ik heb 'n eigen tuintje, vader, van madeliefjes, want Peter -’

‘Ja, ja ventje, straks,’ zei vader haastig. ‘Nou kan ik niet - ik moet nu naar boven, naar mammie. Mammie is ziek - dat weet je toch wel?’

Weg was vader, de trap op. Lodi slenterde langzaam weer den tuin in. Dat er nou ook niemand was, die

Lina Tervooren, Het verloren zusje

(8)

naar zijn tuintje kijken kwam! - Maar daar zag hij Rika, het tweede-meisje, bij 't parkhek staan. En nou was Rika wel niet aardig, vond Lodi, maar nu ze zoo dicht bij zijn tuintje stond, zou ze toch wel eens even willen kijken.

‘Rika, kijk eens, ik heb 'n eigen tuintje!’ riep hij met z'n schel stemmetje.

Rika, die het Park intuurde, keerde zich ongeduldig om.

‘Hè, die jongen! Ik schrik me dood! - Tuintje? - Gut, hoe kom je aan al die madelieven?’

‘Van Peter gekregen. Ze mochten niet in 't grasveld van Peter - Peter zei, dat -’

‘Nou ja, 't is al lang goed,’ zei Rika. ‘Ga nou maar spelen.’

En ze stond alweer, met haar rug naar hem toe, 't Vondelpark in te kijken.

Lodi hurkte neer bij z'n tuintje en hij vroeg de madelieven, of zij 't ook niet naar vonden, dat er nou niemand, niemand was, die ze bewonderen wilde. Maar de bloemetjes keken hem almaar vriendelijk aan. Zij waren al best tevreden nu ze hier zoo gezellig bij elkaar in Lodi's tuintje stonden. Als Lodi zelf maar dikwijls kijken kwam.

‘Ik kom alle dagen,’ beloofde Lodi fluisterend, ‘wel tien keer, wel honderd keer, hoor!’

Lina Tervooren, Het verloren zusje

(9)

Het nieuwe zusje.

Lodi's moeder was nog steeds ziek en als vader thuis was, ging hij altijd dadelijk naar boven. Lodi zag hem alleen maar aan tafel. Dan praatte hij wel heel lief, maar 't was toch net, vond Lodi, of vader maar half bij hem was en of hij zelf niet tegen vader praten kon zooals anders. Vader luisterde wel, maar hij hoorde toch niet wat Lodi zei. Waarom zou Lodi dan vertellen van z'n tuintje? Aan Coba vertelde hij ook niets meer. Coba had 't zoo druk.

‘Je kan aan den gang blijven,’ mopperde ze tegen Rika. ‘Nou moet er dit wezen en dan weer dat! En als je dan alle moeite hebt gedaan, dan wordt er toch nog geen mond aan gestoken.’

Och, en Rika, Rika vond nooit eens iets aardig! Al stond ze ook honderdmaal bij 't poortje, tegen haar praatte Lodi heelemaal niet meer van z'n tuintje! Gelukkig, dat hij 't tuintje nog had! Anders zou er nu heelemaal niets voor hem zijn geweest. En de madeliefjes hadden ook niemand anders dan Lodi. Moesten ze natuurlijk goeie vrienden blijven met elkaar en elkaar alles vertellen.

O, en 'n poosje later had Lodi iets heerlijks te vertellen! 's Morgens, toen hij wakker in bed lag, waar hij

Lina Tervooren, Het verloren zusje

(10)

wachten moest op Rika die hem helpen kwam met wasschen en aankleeden, was vader bij hem gekomen. Lodi was dadelijk overeind gesprongen, want vader zag er weer net uit als vroeger! Heelemaal niet meer zoo, alsof hij half ergens anders was, heel ver weg! Hij lachte en hij tilde Lodi heel hoog op en toen kuste hij hem.

‘Lodi, ik kom je wat nieuws vertellen!’

Lodi sloeg z'n armen vast om vader's hals en hij kuste hem telkens en telkens weer.

O, het was zoo heerlijk, nu weer iemand te hebben, die echt lief voor je was.

‘Lodi, luister nou toch eens! Je hebt 'n zusje gekregen!’

‘Een zusje? Ik?’

Lodi's handjes lieten los en in opperste verbazing keek hij in vader's oogen.

‘Een zusje? Is 't heusch, vader? Heel echt heusch?’

‘Ja, héél echt heusch,’ lachte vader.

Lodi stribbelde naar den grond en hij stak z'n handje in vader's hand.

‘Mag ik gaan kijken?’

‘Nog niet. Zoo'n klein kindje moet 't rustig hebben, hè? We zullen haar eerst maar 'n poosje heel kalmpjes bij mammie laten.’

‘Is mammie dan niet meer ziek?’

‘Niet erg meer. Je begrijpt, ze is zóó blij met 't kleine zusje. Nou zal ze wel gauw heelemaal beter wezen!’

Zoodra Lodi aangekleed was en klaar met ontbijten, holde hij den tuin in, om 't de madelieven te gaan

Lina Tervooren, Het verloren zusje

(11)

vertellen, dat hij 'n zusje had gekregen. Een zusje! Hij was eens met mammie op bezoek geweest bij een jongetje, dat ook 'n zusje had. Daar had hij toen zoo heerlijk mee gespeeld! Het kleine ding had gekraaid van plezier als hij haar tusschen de blonde krulletjes kriebelde. En: ‘Odi! Odi!’ had ze almaar geroepen. Ze wou heelemaal niet hebben, dat hij weer wegging. En o, hij had zoo graag bij haar willen blijven om altijd met haar te kunnen spelen, net als dat andere jongetje!

Maar nou had hij zelf een zusje gekregen! Een zusje!!

Hijgend van 't harde loopen viel hij naast z'n tuintje neer en hij begon 't dadelijk allemaal te vertellen aan de madelieven:

‘Hoor eens, ik heb een zusje gekregen! Heusch echt waar, hoor, vader heeft 't zelf gezegd en als ze wat uitgerust is, mag ik naar haar toe gaan. Want ze komt van heel ver natuurlijk, heelemaal uit den Hemel en nou is ze nog wat moe, hè, en nou moet ze eerst wat rusten. Hebben jullie wel es 'n zusje gezien? Nou, ik wel, hoor! Fijn!

Met allemaal kleine krulletjes, net goud, en ze lacht zoo en ze roept aldoor: “Odi!

Odi!” En ik mag alle dagen met 'r spelen en ik ga met 'r uit naar 't Park, met mammie, want nou is mammie alweer haast beter, want natuurlijk, hè, ze is nou zóó blij, zegt vader en daar wordt ze gauw beter van. Enne, dan kom ik ook es hier spelen met me zusje - kunnen jullie haar ook es zien, hè - en dan mag zij ook es gieten en -’

‘Tegen wie heb jij 't eigenlijk?’ Rika stond ineens achter Lodi en ze lachte.

Lina Tervooren, Het verloren zusje

(12)

‘Praat jij tegen je blommetjes? En wat zeggen ze wel?’

Lodi perste z'n lippen op elkaar. Aan Rika vertelde hij toch niets. Die lachte hem altijd uit. Wat hoefde zij nou net hier te komen?

Maar Rika keek al niet meer naar hem. Ze stond bij 't poortje, dat in 't Vondelpark uitkwam en nu keek ze achter zich om naar 't huis, eerst beneden en toen naar boven en heel zachtjes schoof ze den grendel af.

‘Jij blijft daar stil zitten, hoor,’ zei ze nog, kortaf, over haar schouder heen tegen Lodi en toen verdween ze achter de bloeiende struiken van het parkweggetje. Dat deed Rika dikwijls. Als Lodi haar vroeg, wat ze in 't Park ging doen, dan zei ze:

‘Boodschappen doen natuurlijk.’ Maar 't was net, of dat toch niet echt waar was, bepeinsde Lodi.

Tegen den avond kwam vader Lodi halen, om naar 't nieuwe zusje te gaan kijken.

Lodi kneep vader's hand van blijdschap en onderweg naar boven drukte hij tal van kusjes op die hand en zelfs op vader's mouw. Toen schrok hij even. Want uit moeder's kamer klonk opeens een akelig schreien. Vragend keek hij op naar vader, maar vader had de deur van de slaapkamer al open gemaakt en daar zag hij mammie, die half overeind zat in bed. Zij lachte hem toe en ze stak beide handen naar hem uit.

‘Dag Lodimijn, dag schattejongen! Kom je eindelijk weer eens bij mammie?’

Toen Lodi's gezichtje tegen haar schouder lag en zij hem zachtjes kuste, was dat toch niet zóó heerlijk

Lina Tervooren, Het verloren zusje

(13)

als de jongen het zich zou hebben voorgesteld. Want daar was aldoor dat nare huilen, dat hem onrustig maakte. Het kwam uit de wieg, de mooie rieten wieg met gordijnen van gebloemde zijde.

‘Jammer, dat zusje nou net zoo huilt,’ zei mammie.

Maar vader lachte.

‘O, dat hindert niet. Hij zal ze wel eens meer hooren huilen.’ Hij schoof de gebloemde gordijnen van 't wiegje open en hij lachte weer.

‘Kijk ze nou toch eens kwaad wezen, dat kleine ding! Ze heeft heeft zich heelemaal rood geschreeuwd. En moet je die vuistjes zien! - Kom eens kijken, Lodi!’

Vader tilde hem even op, om hem beter te laten zien. En Lodi keek, met wijd opengesperde verschrikte oogen. Een rood rimpelig propje van 'n hoofd zag hij, met toegeknepen oogjes, een neus als 'n knikkertje, een paar bibberende wangetjes, waarover tranen rolden en een grooten wijd open mond - waar niet eens tanden in zaten! En niets geen krulletjes - niet eens haar! En dan die kleine roode vuistjes, die heen en weer sloegen, of ze de heele wieg wilden stuk maken. En dan dat akelige, nare huilen!

Lodi keek vader aan en vader lachte, omdat hij zich zóó had laten foppen. Hij strubbelde om weer op den grond te komen en toen zei hij boos:

‘Het is heelemaal geen zusje!’

Toen lachte vader weer en zelfs mammie lachte even. En dat was meer dan Lodi, bij al z'n teleurstel-

Lina Tervooren, Het verloren zusje

(14)

ling, kon verdragen. Hij begon opeens verschrikkelijk te huilen en de verpleegster kwam haastig toeloopen om hem de kamer uit te brengen.

‘Wat 'n eigenaardig kind,’ zei ze tegen Rika, die hem in de gang van haar overnam.

‘O, dat is zoo'n raar jog,’ zei Rika.

En Lodi, die zich door iedereen veracht en verlaten voelde, huilde nog harder.

Rika trok hem met zich mee naar beneden en ze zette hem buiten in den tuin.

‘Zoo, nou grien je maar zoo hard als je wil. Dan kunnen alle menschen, die voorbij komen eens goed hooren, wat voor 'n vervelende jongen of je bent.’

Toen trok ze de deur achter zich dicht. Lodi probeerde zijn snikken in te houden.

O neen, hij wilde niet, dat alle menschen hem zagen huilen. Dan zouden ze denken, dat hij nog 'n kleine jongen was!

‘Wat dàt voor 'n jongen is?’ hoorde hij in de keuken Rika's stem. ‘'n Ander kind zou blij zijn, als hij 'n zusje kreeg. En dat jog huilt erom, alsof hij vermoord wordt!’

‘Zeker jaloersch,’ zei Coba. ‘Dat heb je wel es meer.’

Lodi's snikken werd weer luider. Jaloersch! Hij wist niet wat 't woord beteekende, maar hij voelde, dat 't iets heel leelijks moest zijn. O, iedereen vond hem naar en akelig!

Langzaam bedaarde de jongen weer. Daar ginds zag hij z'n madeliefjes. Daar ging hij nou niet naar toe, anders lachten die hem ook nog uit. Maar toen hij later

Lina Tervooren, Het verloren zusje

(15)

den tuin in schuifelde, kwam hij toch telkens weer in de nabijheid van z'n tuintje.

Hij keek er nu en dan tersluiks naar en al de madeliefjes keken hem aan en vroegen:

‘Heb je je zusje gezien?’

Dan keek hij gauw 'n anderen kant uit. Maar telkens zag hij ze weer, al die kopjes, die vroegen, almaar vroegen: ‘Heb je je zusje al gezien? Laat je haar ons nou ook eens kijken?’

Eindelijk kon Lodi het niet langer uithouden. Hij viel naast z'n tuintje neer en met een kleur als vuur, want hij schaamde zich zoo, bekende hij 't dan maar:

‘Ze hebben me gefopt - het is heelemaal geen zusje - geeneens haar heeft 't en geen tanden en 't is heelemaal rood en 't kan enkel maar schreeuwen en boos zijn - en 't is veel te klein om mee te spelen -.’

Toen werd 't Lodi weer te machtig en hij snikte 't uit.

En de menschen, die voorbij wandelden in het Vondelpark, verbaasden er zich over, dat er in den tuin van dat mooie groote huis een klein jongetje, in een hoekje, zoo droevig te schreien lag.

Lina Tervooren, Het verloren zusje

(16)

Het zusje is echt!

Lodi had z'n kleine zusje 'n heelen tijd niet gezien. Toen pas haar wiegje beneden stond, was hij altijd zoo veel mogelijk uit de buurt gebleven. En als vader of moeder hem wel eens dwongen om naar 't zusje toe te gaan, had hij z'n oogen stijf dicht geknepen. Dan was vader wel eens boos geworden en ook hij had dat leelijke woord gezegd:

‘Die jongen is jaloersch!’

Maar mammie had haar jongen verdedigd.

‘Och, laat hem maar. Dat komt vanzelf wel weer goed.’

Toen had Lodi kinkhoest gekregen. En omdat de dokter bang was voor besmetting van het kleine zusje, voor wie kinkhoest zeer gevaarlijk wezen kon en ook, omdat de zeelucht Lodi spoediger zou doen genezen, bracht vader hem naar Zandvoort, bij een verpleegster in huis.

Lodi had het heel prettig aan zee. Zuster Hendriks had nog twee kinderen bij zich, die kinkhoest hadden en daar speelde Lodi den heelen dag mee aan het strand. Zelfs als 't regende mochten ze, met de capes aan, den heelen dag buiten spelen. En als die nare benauwde hoest maar niet telkens gekomen was, zou het

Lina Tervooren, Het verloren zusje

(17)

een heerlijk leventje zijn geweest in Zandvoort. Maar de hoest werd minder, gelukkig, en eindelijk bleef hij heelemaal weg. Vader en moeder kwamen nu en dan eens bij Lodi op bezoek en toen de jongen weer heelemaal beter was, kwam vader hem op 'n avond halen.

Lodi kon toen later niet goed in slaap komen. Hij lag te woelen in z'n bed, dacht aan 't strand en aan z'n vriendjes daar, die nu zoo ver weg waren. Toen hoorde hij huilen. Het kleine kind natuurlijk! En dat hield hem weer 'n heelen tijd wakker. Zoo kwam het, dat Lodi, dien eersten keer weer thuis, een gat in den dag sliep.

‘Zoo, ben je eindelijk wakker?’ hoorde hij Rika, toen hij zich de oogen uitwreef.

‘Kom, laten we nou maar gauw opschieten. Je mammie is al twee keer hier geweest.’

Lodi liet zich vlug aankleeden en na z'n ochtendgebedje voor het kruisbeeld, liep hij gauw de trap af naar de huiskamer.

Mammie kwam hem al tegemoet.

‘Zoo, kleine slaapkop, ben je daar eindelijk? Dag schattejongen, ik ben blij, dat je weer thuis bent, hoor! En dan zoo lang te slapen! Heb je dat in Zandvoort geleerd, zeg?’

Ze had hem opgetild en vast drukte ze hem tegen zich aan.

Lodi keek naar de serre, waar aardige kleine geluidjes kwamen uit de wieg, die daar midden in de zon stond.

‘Wil je eerst je kleine zusje weer eens zien?’

Lina Tervooren, Het verloren zusje

(18)

vroeg moeder en ze zette Lodi op den grond en nam hem bij de hand.

Aarzelend liep de jongen met zijn moeder mee en toen stond hij verbaasd te kijken bij 't wiegje. Waar was dat leelijke kleine roode ding nu gebleven, dat hij eerst gezien had? Nu lag er een heel ander kindje, dat 't hoofdje optilde toen hij bij haar stond en hem met 'n paar groote blauwe oogen aankeek en dat lachte tegen moeder, toen ze er kiekeboe mee speelde. En zulke snoezige kleine witte handjes had het! En heel fijne zachte haartjes, die als goud glansden in de zon!

Lodi kwam haast niet uitgekeken.

‘Mammie, is dàt nou 'n ècht zusje?’

Mammie ging zitten en trok hem naar zich toe.

‘'n Echt zusje? Hoe bedoel je dat, vent? Natuurlijk is 't een echt zusje!’

Lodi begreep het nog niet goed.

‘Eerst was er toch een ander kindje?’

‘Een ander kindje? Wel neen, schattejongen. Maar eerst was zusje nog heel, heel klein en nou is ze al drie maanden. Nou is ze al aardig gegroeid, hè, en ze kan al lachen en kijk ze haar hoofdje al optillen! En ze luistert naar alles. Moet je eens kijken.’

Moeder nam haar sleutelbos uit 't mandje en rinkelde ermee, links en rechts boven 't kinderkopje. En de blauwe oogen volgden overal, terwijl het roode mondje allerlei grappige geluidjes uitsputterde en de kleine handjes heen en weer bewogen, of ze de sleutels wilden grijpen.

‘Kan ze al loopen, mammie?’

Lina Tervooren, Het verloren zusje

(19)

‘Kan ze al loopen, mammie?’

Lina Tervooren, Het verloren zusje

(20)

‘Neen Lodi, nòg niet. Ze moet nog 'n heeleboel leeren. Als ze 'n beetje grooter is, gaat ze alleen zitten en dan begint ze te kruipen en dan leert ze loopen. En ze krijgt tandjes natuurlijk, eerst één en dan nog een en nog een, tot 't heele mondje vol is. En 't haar groeit hoe langer hoe meer -.’

‘Tot ze van die gouden krullen heeft?’ vroeg Lodi ademloos.

‘Ja, ik denk wel, dat ze krulletjes krijgt. En dan leert ze praten, eerst nog niet heelemaal goed, hè.’

‘En roept ze dan ook: “Odi! Odi!” Net als dat andere zusje?’

‘Dat andere zusje?’ Toen herinnerde mammie zich opeens. ‘Het zusje van Jan? O ja, ze zal vast “Odi!” roepen - dat zal je zien.’

Lodi's gezichtje stond nog steeds nadenkend.

‘Was dat andere zusje dan ook eerst zoo rood en zoo leelijk, mammie?’

‘Leelijk?’ Mammie keek even verontwaardigd. ‘Leelijk? Zusje is nooit leelijk geweest, hoor!’

Maar Lodi hield vol. En hij kneep z'n oogen stijf dicht en scheurde z'n mond zoo wijd mogelijk open, terwijl hij hem bovendien nog naar alle kanten scheef trok.

‘Zóó was ze,’ verzekerde hij met stelligheid.

Toen moest moeder even lachen.

‘O, huilde ze toen je haar voor 't eerst gezien hebt? Ja, maar toen jij zoo klein was, toen was je ook niets lief, hoor, als je huilde!’

Dat leek Lodi weer vreemd.

Lina Tervooren, Het verloren zusje

(21)

‘Ben ik dan ook zóó geweest?’ En hij trok z'n wijd opengesperden mond weer naar rechts en naar links.

‘Ja hoor, net zoo! En je was zoo rood als 'n kreeft. En je hoeft niet te denken, mannetje, dat je toen al tanden had! En je bolletje was zoo kaal als 'n knikker!’

Lodi voelde eens aan z'n haardos en hij beet z'n tandjes op elkaar. Het was eigenlijk niet goed te gelooven. Maar mammie zei het!

Mammie glimlachte.

‘Zeg Lodi, had jij gedacht, dat je zusje al dadelijk zou kunnen loopen en praten en met je spelen?’

Lodi knikte.

‘Jij domme jongen!’ zei moeder.

Maar Lodi hoorde het niet eens. Hij had voorzichtig een vinger uitgestoken naar 't kindje in de wieg en de kleine, kleine vingertjes hadden er zich dadelijk omheen geklemd en ze lieten hem niet weer los, eer hij even bij 't sputterende mondje was geweest.

‘O mammie, ze heeft me 'n kusje gegeven!’ zei Lodi verrukt.

Stralend keek hij z'n moeder aan.

‘O mammie, het is een ècht zusje!’

Lina Tervooren, Het verloren zusje

(22)

Gestolen!

Lodi had het druk in z'n tuintje, toen hij pas weer thuis was. Er waren 'n massa uitgebloeide madeliefjes op te ruimen en er groeide overal onkruid tusschen de bloemetjes.

‘Ander onkruid,’ zei Peter, die hem wees, hoe hij dat uithalen moest.

Onderwijl praatte Lodi maar over z'n zusje. En de madelieven verlangden er natuurlijk erg naar, dat zusje eens te zien. Maar dat ging nog niet zoo gemakkelijk.

Zusje ging nou wel uit in haar mooien witten wagen, maar de tuin lag op het Noorden en daarom zette moeder den wagen liever in 't voortuintje, waar het zonnig was en meer beschut. En dan konden de madelieven niets van het kleine zusje zien, hoe ze ook de halsjes rekten.

Nu zou Lodi wel aan zijn moeder hebben kunnen vragen, of hij kleine Treesje eens aan de madeliefjes mocht laten kijken, maar dat deed hij niet. Over de gesprekken met zijn bloemetjes vertelde Lodi niemand wat, ook mammie niet. Alleen tegen 't kleine zusje fluisterde hij er wel eens over.

Toen gebeurde het ongeluk.

Vader was naar zijn kantoor gegaan, moeder was

Lina Tervooren, Het verloren zusje

(23)

uit, Coba was boven bezig en Rika was met Lodi en Treesje in de tuinkamer. Lodi had op den grond zitten spelen met zijn bouwdoos, maar toen hij opeens merkte, dat Rika er niet meer was, ging hij bij kleine Treesje staan, die genoeglijk in haar wiegje lag.

‘Kijk eens wat 'n mooi weer, zusje! 't Zonnetje schijnt, hè? Zou zusje nou ook niet graag eens naar de madeliefjes gaan kijken? Arme zusje heeft nog nooit de madeliefjes gezien, hè?’

Zusje richtte haar kopje omhoog en ze pakte Lodi's hand vast, alsof ze zich daaraan wilde optrekken.

‘Wou je zoo graag, zusje? Wou je zoo graag met Lodi mee naar de madeliefjes?’

Lodi keek naar buiten. Het zonnetje scheen zoo heerlijk. Als mammie nu hier was, zou hij haar vragen, of zusje eens in den tuin mocht. Maar mammie was er niet. En Rika was er ook niet. Waar was Rika? Lodi liep vlug even den tuin in. Ook daar was Rika niet te zien en in de keuken was ze ook niet.

Als hij nou eens, héél eventjes, met zusje naar het madelieventuintje ging? Het was niet ver en hij kon Treesje best dragen. Hij had 't wel eens mogen probeeren van mammie, als mammie naast hem liep. - Wat zouden de madelieven lachen, als hij daar zoo ineens met zusje aankwam! En wat zou zusje 't leuk vinden om al die bloemetjes te zien!

Lodi stak z'n handjes uit en dadelijk lachte Treesje en probeerde ze zich op te richten. O ja, ze wou dolgraag mee natuurlijk! En Rika was er gelukkig niet.

Lina Tervooren, Het verloren zusje

(24)

En mammie zou 't niets erg vinden, als hij, héél eventjes, met Treesje naar zijn tuintje ging.

Lodi ging heel voorzichtig te werk. Eerst zette hij de tuindeur wijd open en toen schoof hij alles uit den weg, waarover hij misschien zou kunnen struikelen.

‘Kom dan maar, zusje, kom dan maar heel eventjes mee, als je dan zoo héél erg graag wil.’

Toen had hij Treesje in de armen. Het viel niet mee. Zusje was zwaarder dan hij had gedacht, en Lodi viel tenslotte haast naast het madelieventuintje neer met z'n last. Zusje zette even 'n pruillipje of ze zou gaan huilen, maar Lodi, die nog hijgde van de groote inspanning, duwde haar handje tusschen de bloemetjes in en, natuurlijk, toen moest Treesje wel weer lachen.

Maar lang duurde het plezier niet. De madelieven waren wel erg blij, nu zusje er was, maar zusje begon al gauw te huilen.

‘Wou zusje weer naar binnen?’ vroeg Lodi. En hij probeerde haar op te tillen.

Maar dat ging niet zoo gemakkelijk, nu zusje op den grond lag en spartelde met armpjes en beentjes. Lodi had haar eens al bijna opgetild, toen ze weer uit z'n armen gleed. En opeens bedacht hij met schrik, dat mammie hem eens verteld had, hoe gevaarlijk het was, als zoo'n klein kindje viel. O neen, zusje mocht niet vallen! Dan ging hij nog liever Rika roepen, al zou Rika ook zeker boos op hem wezen.

En terwijl zijn kleine zusje daar buiten lag te huilen, holde Lodi het huis in.

Lina Tervooren, Het verloren zusje

(25)

‘Rika! Rika!’

Maar Rika gaf geen antwoord en Coba, die op zolder bezig was, hoorde Lodi ook pas, toen hij, ten einde raad, de trappen op geloopen was.

‘Wat is er toch, Lodi? Rika is toch beneden?’

‘Rika is er niet! En zusje is bij 't tuintje en ik kan haar niet dragen!’

‘Wat bazel je toch, jongen?’ zei Coba. Maar ze werd ongerust en liep hem voorbij de trap af. In de tuinkamer vond ze niemand en de wieg was leeg.

‘Is Rika met zusje den tuin in?’ vroeg ze.

Lodi schudde het hoofd.

‘Kom dan,’ zei hij en trok Coba mee naar buiten.

Bij 't tuinpoortje vonden ze Rika, die blijkbaar net naar binnen was gewipt.

‘Waar is 't kind?’ schreeuwde Coba.

En Lodi stond angstig te huilen bij zijn tuintje.

‘Zusje is weg! O, zusje is weg!’

‘Zusje ligt in 't wiegje,’ zei Rika en ze liep, de anderen voorbij, de tuinkamer in.

Maar toen werd ze spierwit en wezenloos keek ze naar Coba, die woedend tegen haar uitviel:

‘Jij bent 'n mooie, jij! Jij loopt 't Park in en laat de kinderen hier alleen! En nou is 't kind weg!’

Rika pakte Lodi beet, die hoe langer hoe harder schreeuwde en driftig schudde ze hem heen en weer.

‘Stil! Hou je mond! Jij bent bij zusje geweest! Wat heb je met haar gedaan?’

Lodi gilde het nu uit en 't keukenmeisje duwde Rika op zij.

Lina Tervooren, Het verloren zusje

(26)

‘Ga weg. Je maakt 't kind bang natuurlijk. Wees maar stil, Lodi. Vertel 't maar aan Coba. Wat heb je met zusje gedaan?’

‘Alleen maar de bloemetjes laten kijken,’ zei Lodi snikkend, toen hij genoeg op adem was gekomen om te kunnen spreken.

Weer kwam Rika woedend op hem af.

‘Die ellendige jongen! Die heeft 't kind natuurlijk naar buiten gebracht, omdat hij haar kwijt wou, omdat hij jaloersch op 'r is!’

En in haar zenuwachtigheid en in den angst van haar slechte geweten, schudde ze het huilende kind weer heftig bij de schouders.

‘Zeg 't nou maar, eerlijk! Als je 't niet zegt, krijg je nog veel grootere straf!’

‘Laat dat!’ zei Coba en ze trok Lodi met zich mee naar binnen, want buiten, op het stille paadje van het Vondelpark, waren al 'n paar menschen blijven staan, nieuwsgierig naar wat er in dat deftige huis scheen te zijn gebeurd.

‘Ik ga dadelijk meneer opbellen.’

Toen kwam Rika haar angstig achterop.

‘Neen, neen, wacht nog even. Ik loop nog eens gauw 't Park in. Zoo'n kind kan toch niet ineens weg wezen. - En zeg, Coba, je verklapt me toch niet? Je zegt toch niet, dat ik weg ben geweest? 't Was ook maar heel, heel eventjes.’

‘Als me niets gevraagd wordt -’ zei Coba ontwijkend. ‘Ga dan gauw!’

Rika holde terug het Park in, maar Coba kon niet

Lina Tervooren, Het verloren zusje

(27)

wachten tot ze weer teruggekomen was. Het zou onverantwoordelijk zijn, als ze meneer niet dadelijk opbelde. Het was een ellendige boodschap, maar het moest!

En daar stond ze dan aan de telefoon.

‘O meneer, kunt u dadelijk thuiskomen? Schrikt u niet, meneer - neen, mevrouw is niet thuis - maar zusje - zusje is weg - Ja meneer, ik begrijp het ook niet - ze moet gestolen zijn - Ja meneer, maar ik was boven en Rika -’

Rika stond achter haar.

‘Zeg niets Coba, om godswil Coba -’

‘Rika was eventjes de kamer uit - Och meneer, komt u zelf - ja meneer.’

Coba legde den hoorn neer.

‘Meneer zal meteen de politie waarschuwen. Heerementijd, wat een toestand! En wat zal mevrouw tekeer gaan!’

‘Coba, toe, zeg niet, dat ik 't Park in ben geweest! Anders raak ik m'n betrekking kwijt en krijg ik geen goede getuigen en dan durf ik niet thuis te komen -’

‘Wat moet ik dàn zeggen?’

‘Dat ik enkel héél eventjes de gang in was. - Toe Coba!’

Rika begon te huilen en Coba hield haar ooren dicht. Al die ellende en die jongen, die maar tekeer ging en nou Rika ook nog aan 't huilen! Het was meer dan 'n mensch verdragen kon!

Het gaf even verlichting, toen meneer thuis kwam en dadelijk na hem een inspecteur van politie. Toen begon het verhoor.

Lina Tervooren, Het verloren zusje

(28)

Coba wist niet goed wat ze zeggen moest. Als 't kon, wilde ze haar kameraad wel sparen. Hoe het gebeurd was, wist ze niet. Ze was op zolder geweest en toen had ze beneden hooren huilen en het kindje was weg -.

De angstige vader nam Lodi op schoot.

‘Kom, huil nou niet meer. Wees nou eens een groote jongen en vertel vader eens precies wat er is gebeurd. Je was met zusje alleen in de kamer, hè, en toen?’

Lodi slikte een paar maal.

‘Toen heb ik haar heel - heel eventjes - de bloemen laten kijken.’

‘Waar?’

‘In mijn tuintje,’ snikte Lodi.

‘En waar was Rika dan?’

Toen kwam Rika zelf haastig aan 't woord.

‘Ik ben 'n oogenblikje de kamer uit geweest, meneer en toen moet hij 't kind naar buiten hebben gebracht - u weet toch wel, dat hij altijd zoo jaloersch was - dat heb je wel eens meer bij kinderen!’

Vader's angstige oogen kregen even een harde uitdrukking en nu schudde hij het huilende kind, in zijn zenuwachtigheid, driftig heen en weer.

‘Jongen!’

De inspecteur, die even den tuin in was geweest, kwam weer de kamer in.

‘Is dat poortje naar 't Park gewoonlijk gesloten?’ vroeg hij.

‘Altijd,’ verzekerde de heer des huizes. ‘Het moet ten minste altijd gesloten zijn,’

voegde hij erbij.

Lina Tervooren, Het verloren zusje

(29)

‘Hoe kwam 't dan nu open?’

Coba keek naar Rika en Rika werd rood.

‘De jongen -’ begon ze.

‘Ik denk niet, dat die kleine jongen het poortje open zou kunnen krijgen. Wie heeft vandaag dat poortje gebruikt?’

‘Mevrouw misschien?’ opperde Rika, die nu bleek geworden was.

De inspecteur keek haar strak aan. En toen naar Coba.

‘Is mevrouw door de voordeur uitgegaan vanmorgen?’

‘Ja meneer,’ zei Coba wat benepen.

‘U hebt haar zeker zelf uitgelaten?’

‘Ja meneer.’

Toen keerde de inspecteur zich weer naar Rika en zijn stem werd opeens zwaarder.

‘En nu meisje, zou ik je aanraden, eerlijk te zeggen wat je in het Vondelpark hebt gedaan en hoe lang je daar gebleven bent?’

Rika begon te huilen en meteen viel ze door de mand.

‘O, heel eventjes maar en in dat oogenblikje moet die jongen -’

‘Wat heb je in 't Park gedaan?’ viel de inspecteur haar in de rede.

‘Eventjes gesproken met een vriendin.’

‘Hoe heet die vriendin?’

Rika, verslagen, gaf den naam op.

‘Waar woont ze?’

Lina Tervooren, Het verloren zusje

(30)

Rika gaf het adres.

‘Is ze per telefoon bereikbaar?’

‘Ja meneer.’

‘Het nummer?’

Rika gaf het nummer.

Meteen nam de inspecteur de telefoon van den haak en gelastte hij Rika's vriendin onmiddellijk bij den heer Erkelenz te komen.

‘We kunnen dan onderzoeken, hoe lang de juffrouw hier de kinderen alleen gelaten heeft.’

Toen wist hij met een paar vriendelijke woorden Lodi te kalmeeren.

‘Kon jij je zusje wel zoo ver dragen?’ vroeg hij.

Lodi knikte.

‘Wijs me nou eens waar je met zusje bent geweest, ja?’

Hij nam het kind bij de hand en Lodi bracht hem bij z'n tuintje.

‘Daar!’ wees hij.

De inspecteur bukte zich en raapte een gebreid wit met rose kindersokje op. Hij toonde het aan meneer Erkelenz, die mee naar buiten was gekomen.

‘Dit is zeker van uw dochtertje?’

‘Ja.’

Toen hoorden ze binnen in het huis een scherpen gil.

Mevrouw was thuis gekomen.

Lina Tervooren, Het verloren zusje

(31)

De vrouw met het kind.

De dagen waren vol van groot verdriet. Lodi's moeder had een zenuwtoeval gekregen, toen ze hoorde van het ongeluk en daarna moest ze dagen lang te bed blijven. Als Lodi's vader thuis was, liep hij onrustig door de kamers en soms haalde hij Lodi naar zich toe en keek hem strak aan.

‘Lodi, jij houdt toch ook veel van je zusje, niet? Jij vindt 't toch ook vrééselijk, dat ze weg is?’

Lodi knikte maar en huilde. Er werd hem zoo veel gevraagd door allerlei menschen.

Hij wist niet meer wat hij zeggen moest. Soms was het, alsof hij alleen de schuld was van wat er was gebeurd. Hij de schuld, dat zijn lieve kleine zusje er niet meer was! Het was soms, of de menschen het zeiden met hun oogen. En Rika had het héél duidelijk gezegd. Toen gebleken was, dat Rika meer dan een half uur met een vriendin in het Vondelpark had geloopen, terwijl de kinderen waarvoor ze zorgen moest alleen in de tuinkamer waren, was ze op staanden voet ontslagen. Ze had gehuild, maar toen ze Lodi alleen in de gang zag, was ze woedend op hem toegevlogen en ze had hem zoo heftig heen en weer geschud, dat zijn armen er pijn van deden.

‘Ellendige jongen, jij bent de schuld van alles!’

Lina Tervooren, Het verloren zusje

(32)

had ze hem toegesist, eer dat ze de deur uitging.

En die woorden bleven Lodi bij: ‘Ellendige jongen - jij bent de schuld van alles!’

En dan nog dat andere leelijke woord: ‘jaloersch’, dat Lodi nu en dan hoorde en dat vroeger ook al eens op hem was toegepast.

Hij was een ellendige jongen en hij was jaloersch en het was zijn schuld, dat kleine Treesje weg was. Alsof dat alleen al niet erg genoeg was geweest, dat hij zijn lieve kleine zusje had verloren!

O, het was te veel voor Lodi. Het was meer verdriet dan zijn kleine hartje verdragen kon. Hij kon 's avonds haast niet in slaap komen, en als hij eindelijk insliep, dan droomde hij, dat Treesje dood was, of dat hij in de gevangenis werd gezet, of dat zijn vader en moeder hem niet meer bij zich wilden hebben. En in die akelige droomen schreeuwde hij om hulp en om medelijden. Toen werd de dokter geroepen. Lodi had hooge koorts en moest in bed blijven.

Lodi's ledikantje werd naar moeder's slaapkamer gebracht. En nu mammie zoo dikwijls bij hem was en zoo lief voor hem was, werd de jongen langzamerhand rustiger. En toen hij wat beter werd en mammie naast z'n bedje neerknielde om met hem samen te bidden, dat Onzelieveheer Treesje toch weer gauw terug zou geven, toen was het, of nu toch nog alles weer goed zou kunnen worden.

Maar intusschen bleef het kindje nog steeds, op een onverklaarbare wijze, verdwenen. Er hadden groote stukken van in de kranten gestaan en iedereen

Lina Tervooren, Het verloren zusje

(33)

besprak het treurige geval. Want zóó iets, dat midden in een groote stad, op

klaarlichten dag, een kind gestolen werd, was iets wat hier misschien nog nooit was voorgekomen.

In de kranten was iedereen opgeroepen, die eenige inlichtingen zou kunnen geven en er waren heel wat menschen op het politiebureau gekomen, die meenden, dat ze van dienst konden zijn. Maar er was slechts één inlichting, die van waarde wezen kon. Een dame had, dicht bij de villa van den heer Erkelenz, een vrouw uit het Park zien komen met een klein kind op den arm. Zij was even blijven staan om ernaar te kijken, omdat 't haar opgevallen was, dat de vrouw zoo hard liep en dat 't kindje huilde. ‘Ze gaat er zeker mee naar den dokter: misschien een ongelukje gekregen,’

had ze toen verondersteld en ze had het geval vergeten, tot de opzienbarende berichten in de bladen er haar weer aan herinnerden. De dame was toen dadelijk naar 't politiebureau gegaan om te vertellen wat ze had gezien en omdat ze er speciaal op gelet had, wist ze ook nog, hoe de vrouw en het kind er hadden uitgezien.

De vrouw was nog jong geweest en goed gekleed. Ze had een licht-grijzen langen mantel aan gehad en een slappen wit vilten hoed op. Het kindje had een gebreid rose wollen jurkje aan gehad. Het had geen hoedje of mutsje op gehad, want zij herinnerde zich, dat ze licht blonde krulletjes had gezien. En ze had één bloot voetje zien spartelen.

Het was toen acht minuten vóór drie geweest. De dame wist het precies, omdat ze op de torenklok

Lina Tervooren, Het verloren zusje

(34)

van de Vondelkerk had gekeken. En daar Rika van kwart over twee tot bij drieën bij haar vriendin in het Park was geweest, kon dit dus juist de tijd zijn geweest, waarop het kindje gestolen was.

Ook de beschrijving van het kind kwam uit en naar alle waarschijnlijkheid was dit dus het vermiste kind geweest. De politie trachtte dan ook het spoor te volgen van de vrouw met den grijzen mantel. Er kwam zich nog iemand aanmelden, die zei dezelfde vrouw met het kind te hebben gezien, in een straat, die grensde aan de laan welke langs het Vondelpark liep. Ook de hier opgegeven tijd klopte, maar de man, die ook even had omgekeken naar de vrouw, die met een klein kind op haar arm tamelijk hard voortliep, had haar al gauw uit het oog verloren. En verder scheen niemand haar meer te hebben gezien. Zeker was ze, toen ze in het gewoel van de drukke straten kwam, langzamer gaan loopen en was ze daardoor dan ook aan niemand meer opgevallen. In elk geval wist de politie geen spoor meer van haar te ontdekken.

En ondanks alle onderzoekingen en ondanks het werk van een particulieren detective, die door den heer Erkelenz was aangenomen, schenen de radelooze ouders hun dochtertje wel voorgoed te hebben verloren.

Lina Tervooren, Het verloren zusje

(35)

Lodi krijgt een vriendje.

Het was nu al ongeveer een jaar geleden, dat het kleine zusje gestolen was en nog steeds bleef ze verloren. Op een niet te verklaren manier was het kind verdwenen en nergens was er meer een spoortje van te ontdekken.

Het was een treurige tijd geweest voor mijnheer en mevrouw Erkelenz. Mevrouw was nooit heel sterk geweest en nu sukkelde ze bijna aldoor. En haar man had, met den angst en de zorg om het verdwenen kind, nu ook nog de zorg om haar.

Ook voor Lodi was de tijd treurig voorbij gegaan. Het grootste verdriet vervaagde wel zoo langzamerhand, maar er bleef iets zwaars in hem, dat nòg erger was dan het verlies van 't kleine zusje - dat drukkende gevoel, dat hij zelf daar schuld aan had gehad.

Maar nu was er iets nieuws in zijn leventje gekomen. Hij zou naar school gaan!

Hij zou met heel veel andere jongetjes samen komen en allerlei leeren.

Lodi wist niet wat hij meer was, blij of angstig. Blij wel, want het zou heerlijk zijn, met andere jongens te kunnen praten en spelen, maar bang was hij toch ook, want Lodi was een stil, schuw ventje geworden en hij wist niet, of andere jongens wel met hem spelen wilden.

Lina Tervooren, Het verloren zusje

(36)

En daar stond hij dan voor den drempel van zijn eerste klas. Een heeleboel jongetjes zaten er al in de banken en ze waren allemaal zoo druk en zoo vroolijk, dat Lodi z'n oogen haast uitkeek. Daardoor lette hij niet op 't drempeltje en - daar lag hij!

‘Hallo, wie komt daar onze klas binnen tuimelen?’ vroeg de juffrouw vroolijk, terwijl ze hem optilde.

Vuurrood van verlegenheid keek Lodi naar al die gezichten, die hem lachend aankeken.

‘Lodi,’ zei hij met 'n bedeesd stemmetje.

‘Lodi? En hoe nog meer?’

‘Lodi Erkelenz.’

De juffrouw keek op een papiertje.

‘Lodewijk Erkelenz zeker, hè? Noemen ze je thuis Lodi? Nou, dan zullen wij dat ook maar doen, vind je niet?’

De vriendelijke juffrouw nam Lodi bij de hand en ging met hem, 'n paar banken ver, de klas in.

‘Wacht, we zullen je naast Théo Roelofs zetten. Die is net zoo groot als jij.’

Théo Roelofs, een stevige blonde jongen, stond dadelijk met een lachend gezicht op, om te meten.

‘Zie je wel,’ zei de juffrouw, ‘precies even groot. Nou mogen jullie nog even met elkaar kennis maken, maar als aanstonds de les begint, mag er niet meer gepraat worden, hoor!’

Théo Roelofs schoof nog een eindje opzij om ruim plaats te maken voor zijn kameraadje.

‘Hoe heet je ook weer?’

Lina Tervooren, Het verloren zusje

(37)

‘Zie je wel,’ zei de juffrouw, ‘precies even groot.’

Lina Tervooren, Het verloren zusje

(38)

‘Lodi.’

‘En ik heet Théo.’

‘Théo Roelofs,’ zei Lodi.

‘En jij Lodi Erker.’

‘Erkelenz,’ verbeterde Lodi. En toen lachten ze allebei.

‘Zeg,’ zei Théo dadelijk, ‘wil jij m'n vriendje wezen?’

‘Jouw vriendje?’

Lodi's oogen straalden.

‘Hé ja!’ zei hij blij.

Ze lachten elkaar nog eens toe. Maar toen klapte de juffrouw in de handen.

‘Nou allemaal stil, jongens.’

Er werd gebeden en toen begon de les. Eerst vertelde de juffrouw iets leuks van 'n jongetje, dat voor 't eerst naar school ging en dat meende, dat je dan zoo maar dadelijk lezen en schrijven kon. Maar zóó gemakkelijk ging dat niet, jeetje neen!

Toen werd er 'n beetje geteld op de vingers. Dat noemde de juffrouw ‘sommetjes maken.’ En toen kregen de jongens blokjes, waar allerlei letters op stonden. De ochtend vloog letterlijk om.

‘Leuk hè? Fijn op school!’ zei Théo, toen hij naast Lodi op straat kwam.

Lodi zuchtte van genot.

‘Nou!’

Marie, het tweede-meisje, was gekomen om hem te halen. Théo ging alleen naar huis.

‘'t Is toch niet ver,’ zei hij, ‘en moes heeft geen

Lina Tervooren, Het verloren zusje

(39)

tijd om me te halen en Truus ook niet. Maar ik weet best den weg en waar de tram is, hoef ik niet over te steken.’

Nou trof het heerlijk, dat Lodi en Théo denzelfden kant uit moesten - Théo nog even verder - en natuurlijk liepen ze samen, naast Marie!

Theo babbelde honderd uit. En het zware in Lodi werd lichter, alsof dat op de vlucht ging voor al die vroolijke woordjes.

‘Gommenikkie, wat woon jij in 'n mooi huis!’, zei Théo bewonderend, toen ze voor Lodi's deur stonden.

‘Mooi?’

Lodi keek verbaasd tegen het huis op. Hij had er nooit aan gedacht, dat het mooi kon wezen. Wel groot was het. Ja, wèl groot.

‘En 'n tuin hebben jullie!’ bewonderde Théo verder.

Dèze bewondering kon Lodi eer begrijpen.

‘En ik heb ook 'n eigen tuintje,’ vertelde hij vlug. ‘Kijk, daar in den hoek! Eerst stonden er enkel madeliefjes in, maar nou heb ik van mammie zulke mooie bloemen gekregen. Allerlei kleur, zie je wel?’

Théo rekte z'n hals uit over 't hek. Maar Marie werd ongeduldig.

‘Kom nou naar binnen, Lodi.’

En Théo herinnerde zich:

‘Gommenikkie, ik moet ook weg! Ik moet altijd recht door naar huis komen!

Dààg!’

‘Dààg!’ zwaaide Lodi hem nog na, toen hij op

Lina Tervooren, Het verloren zusje

(40)

de stoep stond. En toen moest hij 't gauw allemaal aan mammie gaan vertellen. In de gang begon hij al:

‘Mammie, mammie, ik ben naar school geweest! En -’

Mammie lag op den divan in de tuinkamer.

‘Dag Lodi. Dag schattejongen! Ik wou je zelf komen halen, maar ik heb zoo'n hoofdpijn gekregen.’

‘O,’ zei Lodi en z'n blij gezichtje betrok.

‘Nou, zoo erg is 't niet,’ zei mammie gauw. ‘En hoe was 't op school?’

Lodi's oogen straalden weer.

‘Fijn! En o, mammie, ik heb een vriendje! Hij heet Théo Roelofs en hij is net zoo groot als ik. En ik mag naast hem zitten op school. En hij mag heelemaal alléén naar school gaan. Mag ik ook alleen, mammie? Dan kunnen we samen loopen - m'n vriendje en ik samen.’

‘Nou, dat zullen we nog wel eens zien,’ zei mammie. ‘Ik vind't heerlijk, dat je 'n vriendje hebt, hoor! Misschien mag hij wel eens bij je komen spelen.’

‘Hè ja!’ zei Lodi verrukt. En hij rende naar boven, waar al z'n speelgoed geborgen was. Nu hij bedacht, dat hij dat allemaal aan Théo zou kunnen laten zien, leek het hem ineens weer iets om heel blij mee te wezen.

Lina Tervooren, Het verloren zusje

(41)

Théo komt op bezoek.

‘Ik word missionaris,’ zei Théo.

Lodi keek hem bewonderend aan.

‘O! Missionaris?’

‘Ja,’ knikte Théo. ‘Er zijn veel te weinig missionarissen, heeft de Pater gezegd.

Die preekte Zondag bij ons in de kerk. 'n Zwarte baard had-ie en hij kwam pas van Bomeo. Gommenikkie, dat is zoo ver weg, maar dat kan me niks schelen. Ik ga d'r ook naar toe en dan help ik die Pater. Want d'r zijn soms menschen, die graag gedoopt willen worden, enne, enne die dood gaan en dan is d'r geen priester om ze te helpen, want die ééne Pater, die kan natuurlijk niet overal tegelijk wezen, dat snap je. - Wat ga jij worden?’

‘Tuinman,’ zei Lodi wat benepen.

Maar die goeie Théo keek toch niet minachtend. Hij dacht even na.

‘Goed,’ zei hij toen welwillend. ‘Dan kan je tuinman worden bij mij. Want als ik altijd moet gaan doopen en de Mis lezen en zingen in het Lof en zoo, nou, dan kan ik toch niet zelf voor m'n tuin zorgen. En 'n tuin heb je d'r wel natuurlijk.’

Lodi nam dadelijk de betrekking aan.

Lina Tervooren, Het verloren zusje

(42)

‘Er mogen toch wel madeliefjes in 't gras, hè?’ bedong hij nog.

En Théo was zoo kwaad nog niet. Théo wilde best madeliefjes dulden in zijn grasveld.

‘Maar d'r moet ook groente in m'n tuin, hoor,’ zei hij economisch. ‘En aardappelen en appels en peren - gommenikkie nee, die groeien daar niet - maar bananen dan, enne, en ananas - massa ananas - fijn!’

De jongens zaten samen in Lodi's speelkamer. Mevrouw Erkelenz had dien ochtend Lodi uit school gehaald en kennis gemaakt met z'n vriendje. Zij had Théo een aardig, beleefd en vriendelijk jongetje gevonden en hem dadelijk uitgenoodigd om dien middag - het was Woensdag - bij Lodi te komen spelen. Nou, Théo was er dadelijk voor te vinden geweest en gelukkig had zijn moeder het goed gevonden, dat hij bij Lodi Erkelenz, die nogal dicht bij hem woonde, op bezoek ging.

De jongens hadden een heerlijken middag. Théo viel van de eene bewondering in de andere, toen hij al het prachtige speelgoed van zijn vriendje zag. En Lodi zelf had dat allemaal nog nooit, ook maar half zoo mooi gevonden als nu, nu Théo er zoo opgetogen over was. Ze hadden den spoortrein laten loopen en kasteelen opgebouwd en prentenboeken bekeken en geprutst met de mecano-doos. En nu had mevrouw Erkelenz voor ieder 'n kopje thee boven gebracht en een trommeltje met koekjes en zaten ze genoeglijk bij elkaar te peuzelen. Lodi wees naar buiten.

‘Kijk, daar heb je m'n tuintje,’ zei hij.

Lina Tervooren, Het verloren zusje

(43)

Théo drukte z'n neus plat tegen de vensterruit.

‘Speel je d'r dikwijls in?’

‘N-nee,’ zei Lodi aarzelend. ‘Vroeger wel.’

‘Als ik zoo'n tuintje had,’ fantaseerde Théo, ‘dan speelde ik er alle dagen in. En dan maakte ik d'r 'n bruggetje in en, enne 'n vijver - ja, ook 'n vijver - met

goudvisschen.’

‘Met goudvisschen?’

Lodi keek weer eens bewonderend naar zijn vriendje. Die kon zulke gróóte dingen bedenken. Maar zijn tuintje was zóó toch ook wel mooi, met al die roode en witte en paarsche asters. Mooier dan vroeger.

‘Vroeger stonden er enkel maar madeliefjes in.’

‘Gommenikkie, een heele tuin van madeliefjes!’

Daar moest Théo om lachen en dàt om Lodi toch niet goed velen.

‘'t Was erg mooi,’ zei hij, ‘en mammie vond 't ook en zusje -’

‘Je hebt immers geen zusje!’

‘Neen,’ zei Lodi treurig, ‘ze hebben haar gestolen.’

‘Gommenikkie!’

Théo's blauwe oogen gingen wijd open van verbazing.

‘Gestolen? Jouw zusje? Hoe kan dat nou? Was d'r dan niemand om op haar te passen?’

Lodi schudde het hoofd.

‘Rika was weggeloopen - Rika moest op zusje passen, zie je - en toen wou ik ze de madeliefjes laten

Lina Tervooren, Het verloren zusje

(44)

kijken - enkel maar héél even de madeliefjes laten kijken.’

Angstig keek Lodi zijn vriendje aan. Dit was de eerste maal, dat hij met iemand praatte over het ongeluk. Als Théo hem nu ook maar niet een naren jongen ging vinden!

‘Enkel maar héél even de madeliefjes laten kijken,’ herhaalde hij nog eens.

‘Daar buiten?’

Lodi knikte.

‘Mocht je niet met haar in den tuin?’

‘Neen,’ zei Lodi kleintjes. ‘Maar ik dacht er niet aan - en ze wou zoo graag.’

‘Nou en toen - ging je toen niet weer met 'r naar binnen toe?’

‘Ik kon 'r niet dragen,’ zei Lodi, ‘en ze kon nog niet loopen natuurlijk en toen ging ik Rika roepen en Rika was er niet en toen kwam Coba en toen was zusje weg.’

‘Heelemaal weg? Gommenikkie!’

Nu Lodi eens aan 't vertellen was, ging hij ook verder:

‘En toen zei Rika, dat 't allemaal mijn schuld was!’

‘Jouw schuld? Háár schuld natuurlijk!’ zei Théo verontwaardigd.

Lodi keek hem dankbaar aan.

O, wat was 't toch heerlijk, dat hij nu 'n vriendje had! En hij begon te vertellen van kleine Treesje, die zoo lief was geweest en die al lachen kon en bijna heelemaal alleen rechtop zitten!

Lina Tervooren, Het verloren zusje

(45)

Maar toen was Théo weer dadelijk aan 't woord.

‘Moet je mijn zusje zien! Die krijgt nou al 'n riem aan, want anders zou ze, zoo maar, uit de wieg vallen, zegt moeder! En als ik om 't hoekje kijk en ik zeg:

“kiekeboe!” dan lacht ze toch zoo! - Gommenikkie, we vonden 't toch zoo fijn, toen we een zusje gekregen hadden! We hadden nou ook al jongens genoeg, zei vader!’

Mevrouw Erkelenz kwam binnen met limonade voor de kinderen. Ze was blij met dit aardige vriendje voor haar zoontje. Lodi zag er al beter uit en hij werd levendiger en vroolijker.

‘Je moet maar heel dikwijls bij Lodi komen, wil je wel, Théo?’

‘Nou mevrouw, wàt graag!’ zei Theo.

Lina Tervooren, Het verloren zusje

(46)

De familie roelofs.

‘We wonen op de derde étage,’ had Théo gezegd. ‘Beneden is een lampenwinkel, en de bovenste bel is van ons - nou, 't is heel makkelijk te vinden, want de naam staat erbij.’

Het leek Lodi machtig interessant om op een derde étage te wonen, met een winkel beneden je en ook nog twee families. En àl je kamers zoo heel hoog boven, dat moest verbazend grappig wezen!

Mammie vond 't niet zoo grappig. Ze scheen 't eigenlijk niet eens erg leuk te vinden, toen hij 't haar vertelde. En Marie, die Lodi op dien Zaterdagmiddag, toen hij voor 't eerst bij Théo mocht gaan spelen, wegbracht, haalde zelfs even haar neus op.

‘Allemenschen, drie hoog!’

Maar Lodi bleef het interessant vinden en hij popelde van plezier, toen ze het huis gevonden hadden en het allemaal zoo precies uit kwam wat Théo had gezegd. Daar had je den lampenwinkel - nou, wat 'n móóie winkel en bij de deur daarnaast drie schelleknopjes boven elkaar, met Roelofs op een wit porceleinen plaatje bij het bovenste knopje!

Marie schelde en de deur ging met 'n ruk open, zonder dat er iemand scheen te wezen, die ze had open

Lina Tervooren, Het verloren zusje

(47)

gemaakt. Toen kwam er, van héél hoog, een stem.

‘Wie daar?’

Marie scheen dat allemaal heel gewoon te vinden. Ze ging bij de trap staan en riep naar boven:

‘Hier is Lodi Erkelenz, die komt spelen.’

En dadelijk daarop hoorde Lodi Théo's vroolijke stem:

‘Daar is hij al! Ben je daar, Lodi? Dà-àg! Kom maar gauw boven!’

‘Dá-ág!’ riep Lodi omhoog. En met een blij hartje haastte hij zich de trappen op.

Eén trap, nog een trap, jongens, wat was het hoog! Op de derde trap kwam Théo hem tegemoet.

‘Hoog, hè? Fijn, dat je mocht, hè? Vader is ook thuis. Altijd 's-Zaterdagsmiddags.

Leuk, hè?’

Lodi wist niet, of hij dàt nu wel zoo leuk vond. Het was heerlijk om bij Théo te gaan spelen, maar jammer, dat Théo niet alleen was. Lodi was al 'n beetje bang geweest voor de moeder en de broertjes en 't zusje van z'n vriendje en nu was dan z'n vader er ook nog!

Verlegen ging hij met Théo mee, de kamer in, maar meneer Roelofs, die bij 't raam een pijp te rooken zat, keek hem vriendelijk aan.

‘Zoo, is dat nou Lodi Erkelenz?’ zei hij. Hij legde zijn pijp neer en hij trok Lodi, die hem beleefd de hand gaf, naar zich toe.

‘Ik vind 't aardig, dat je eens met Théo komt spelen, hoor!’

Lodi zuchtte even van verlichting.

Toen kwam mevrouw Roelofs binnen. Zij was

Lina Tervooren, Het verloren zusje

(48)

eigenlijk niet zoo heel erg ingenomen met dit vriendje van Théo. Ze was bang, dat het haar zoontje op den duur ontevreden zou maken, als hij merkte, hoe veel mooier Lodi alles had dan hij. Maar toen ze nu dit tengere schuwe ventje zag, viel het haar opeens in, hoe veel dit kind misschien missen moest van andere dingen, die toch heel wat meer waarde hadden, dan mooie kleeren en lekker eten en 'n deftig huis. Ze wist al van Théo, dat Lodi's vader heel dikwijls op reis was en dat z'n moeder vaak ziek was. Kwam zoo'n kind dan eigenlijk niet veel meer te kort dan haar jongens?

Ze ging zitten en nu haalde zij Lodi naar zich toe.

‘Laat me jou eens bekijken, vent.’ En ze keek hem in de donkere oogen, die al zoo iets ernstigs hadden en die angstig schenen te vragen om wat liefde en vriendelijkheid. Toen kuste ze het kind op beide wangen.

‘Je bent een lieve jongen,’ zei ze.

Lodi werd vuurrood van blijdschap, omdat Théo's moeder zoo aardig voor hem was. En haastig bukte hij zich om 'n paar schuwe kusjes op haar hand te drukken.

‘Dit is Hans,’ zei Théo, zijn jongsten broer voorstellend.

‘'t Volgend jaar ga ik ook naar de groote school!’ verkondigde Hans, met 'n hooge schetterstem. ‘Ik ben haast net zoo groot als Théo!’

‘Nou zeg, we schelen 'n heel jaar!’ zei Théo verontwaardigd.

Lina Tervooren, Het verloren zusje

(49)

‘Maar 'k ben toch haast net zoo groot als jij, lekker! Waar of niet, vader? Meten?’

‘Nou, je hoeft niet zoo te schreeuwen,’ zei Théo vaderlijk. ‘We zijn niet doof, jongen.’ En omdat Hans werkelijk maar héél weinig met hem verschilde in grootte, stapte hij meteen maar liever van dit onderwerp af.

‘Waar is Joop, moesje?’

‘Joop is z'n huiswerk aan 't maken. Die komt wel als hij klaar is.’

‘En zusje slaapt nog. Die zal je straks wel zien,’ voegde Théo erbij. ‘Weet u wat Lodi wordt, vader, als hij groot is? Tuinman.’

Meneer Roelofs lachte even, maar toen werd hij toch dadelijk weer ernstig.

‘Nou, dat's een mooi vak,’ zei hij. ‘Zullen we hem dan onzen tuin eens laten kijken, jongens?’

‘O ja!’ zei Hans.

En Théo lachte om 't verbaasde gezicht van z'n vriendje.

‘'t Is geen echte tuin, hoor, maar hoe hij worden moet,’ legde hij uit.

‘Ja, maar je moet er toch zoo min niet over denken, 'n èchten tuin hebben we ook!’

zei mevrouw. ‘In de vensterbank van 't zijkamertje - daar is de meeste zon, zie je.’

‘'n Bloeiende ui!’ schetterde Hans. ‘En 'n radijs - reuze!’

‘En 'n kistje met ster-kers voor de boterham,’ voegde Théo erbij.

Lina Tervooren, Het verloren zusje

(50)

‘Ik wed, dat Lodi nog nooit 'n bloeiende ui gezien heeft,’ zei meneer Roelofs. ‘Nee, dat dacht ik wel. Nou moet je straks eens kijken, hoe mooi dat is - als Joop klaar is met z'n huiswerk - we zullen hem nou maar niet storen, hè? En dan zal je ook eens zien, wat 'n groote plant met gele bloemetjes er uit 'n radijs kan groeien! 't Is een wonder! - Ja, tuinman, dat moet 'n heerlijk beroep wezen!’

‘Waarom bent u geen tuinman geworden, vader?’ vroeg Théo.

‘Ja, waarom? Je kan altijd maar niet doen wat je wil. - Maar nou onze tuin! Jij, als man van 't vak, moet hem zien, Lodi. En als je 'm nou nog ergens mooier zou kunnen maken, moet je 't zeggen, hoor!’

Hij haalde een groote rol papier voor den dag en spreidde die op tafel uit.

‘Kijk, een teekening van 'n tuin hebben we vast.’

‘O, wat mooi!’ bewonderde Lodi dadelijk en de gekleurde teekening wàs werkelijk ook heel mooi. En terwijl meneer Roelofs vertelde van de bloemen, die er overal zouden komen, zaten de drie jongens, op 'n stoel geknield, dicht bij hem, aandachtig kijkend.

‘Kijk, hier komen rhododendrons, met dahlia's ertusschen. Als dan de rhodo's goed en wel uitgebloeid zijn, krijgen we de dahlia's in bloei. En die hoek daar, die moet heelemaal goud worden van zonnebloemen en aster Elta en goudsbloemen en gele chrysanten en misschien ook nog wat muurbloemen en gele violen om mee te beginnen. - En hier komt 't priëel. Daar zullen we klimop tegenaan planten, dan is 't 's winters ook groen

Lina Tervooren, Het verloren zusje

(51)

- en 's-zomers komt er lathyrus bij en Oost-Indische kers misschien.’

‘Ik ben bang, dat je het priëel wat klein geteekend hebt,’ zei mevrouw, die over den linker schouder van haar man meekeek. ‘We moeten er kunnen thee drinken, vind je niet? En er moet toch ook nog plaats over blijven voor 'n gast, hè?’

‘Voor Lodi,’ zei Théo dadelijk. ‘Dan mag Lodi ook thee komen drinken in 't priëel, hè moes?’

‘Natuurlijk.’

‘Hè ja,’ zuchtte Théo van genot.

‘Zoo, zijn jullie weer met den tuin bezig? Is dat je vriendje, Théo? - Hoe heet je ook weer? O ja, Lodi, hè? Nou, hoe vind je onzen tuin?’

Joop, de oudste zoon van den huize, was de kamer in gekomen en hij bestudeerde, over vader's rechter schouder gebogen, nu mee de teekening van den toekomstigen tuin.

‘Weet u, vader, we hebben nog heelemaal geen herfstasters. Die moeten we toch ook hebben, hè? Als we herfstasters hebben en chrysanten en dahlia's, dan hebben we laat in den tijd nog volop bloemen.’

‘Ja, van de vroege bloemen en van de late bloemen heb je eigenlijk 't meeste genot,’

vond mevrouw Roelofs. ‘Midden in den zomer, als alles er volop is, geniet je er eigenlijk niet zóó van.’

‘Nou, vroege bloemen hebben we,’ zei meneer, ‘sneeuwklokjes en crocussen en scilla's en sneeuwroem en anemoontjes en narcissen en tulpen en hyacinten - m'n liefje, wat wil je nog meer? -

Lina Tervooren, Het verloren zusje

(52)

Maar die herfstasters - alles goed en wel, maar waar zetten we die neer?’

‘Zou 't hier niet kunnen, achter de rhododendrons?’ opperde Joop.

Lodi volgde de beraadslagingen met groote belangstelling.

‘Wanneer wordt de tuin gemaakt?’ vroeg hij.

Toen was er ineens stilte. En Lodi zag met schrik, dat de gezichten rondom allemaal van hun vroolijkheid verloren hadden.

Meneer Roelofs zuchtte.

‘Ja wanneer? Misschien wel nooit,’ zei hij.

Maar Joop ging rechtop staan.

‘Nóóit? Natuurlijk wel! Ik bid er alle dagen voor. En wat heeft Onzelieveheer zelf gezegd? ‘Ik zal u geven wat ge Mij vraagt, of Ik zal u iets beters geven!’

‘Je moet dat niet zoo letterlijk opvatten,’ zei mevrouw Roelofs. ‘Onzelieveheer kan wel iets heel anders dan 'n tuin iets beters vinden.’

‘Hoe kàn er nou iets beters zijn?’ zei Hans.

Meneer Roelofs rolde zijn teekening weer op.

‘Nou zullen we Lodi eens onzen èchten tuin laten zien,’ zei hij. En Lodi keek verbaasd naar wat er uit een simpele ui en 'n doodgewoon radijsje gegroeid was, in den bloemenbak van 't zijkamervenster. Maar z'n stemming was wat gezakt en 't leek wel, of hij er mee schuld aan had, dat die heerlijke tuin, die ze in gedachten al zoo duidelijk vóór zich hadden gezien, nu opeens héél ver weg was. Hij kon er niet over zwijgen. En zoo-

Lina Tervooren, Het verloren zusje

(53)

dra hij even met Théo alleen in 't zijkamertje was, begon hij erover.

‘Waarom wordt die tuin dan niet gemaakt, Thé?’

‘Omdat vader geen geld heeft,’ zei Théo. ‘Vader verdient niet erg veel, zie je - en vader heeft veel - veel tegenspoed gehad, zei moes. Maar vader zegt: je weet nooit wat er gebeuren kan en àls we nou eens 'n huis met 'n tuin kunnen hebben, dan is de teekening toch alvast klaar, hè - dat's dan makkelijk. En - o, daar heb je zusje!’ viel hij zich zelf in de rede. ‘Hoor je wat ze lacht? Kom!’

En hij trok Lodi mee naar de huiskamer, waar moeder net met kleine Liesje was binnen gekomen.

‘Dag zussepus! Dag Liesje!’ riep Théo haar tegemoet. ‘Kijk eens, wie hier is? Dat is Lodi. Zeg eens: Lodi?’

‘Odi!’ zei Liesje. En toen nòg eens, met een schalksch lachje naar de visite.

‘Odi! Odi!’

‘O!’ Lodi kreeg een kleur van plezier.

‘Wat is het prettig bij jullie!’ zei hij.

Lina Tervooren, Het verloren zusje

(54)

De kinderpartij.

Lodi was uitgenoodigd op de verjaarspartij van een der jongens op school. Hij vond het niet prettig. Vooreerst hield hij niet van Ru Velders, die altijd klikte van andere jongens en die dadelijk huilde als hem iets gebeurde, dat hij niet plezierig vond. En dan was Théo Roelofs niet gevraagd. Wat had hij er nu aan om met andere jongens te gaan spelen, als Théo er niet bij was!

‘Waarom vraag je Théo ook niet?’ zei Lodi, toen Ru vertelde wie er al zoo komen mochten van school.

Ru trok z'n neus op.

‘Denk je, dat ik met Jan en alleman mag spelen?’

Lodi werd rood van kwaadheid. Alsof Théo een nare straatjongen was! Zeker omdat hij op zoo'n hoog bovenhuis woonde! Maar hij kon al z'n booze gedachten niet onder woorden brengen.

‘Ik vind jou niks aardig!’ zei hij alleen maar.

‘En ik jou al lang niet!’ was 't antwoord.

En zoo was het afscheid tusschen de beide jongens, nadat Ru, met veel vertoon, zijn uitnoodiging had gedaan.

Toen Lodi thuiskwam, liet zijn moeder hem een brief zien.

‘Ik heb iets leuks voor je, Lodi! Mevrouw Velders

Lina Tervooren, Het verloren zusje

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Wie van jullie zal dan het ‘verloren schaapje’ zijn, niet in een rollenspel maar in het echte leven.. In het echte leven steekt niemand de vinger op om het ‘verloren schaap’ te

Naast mijn baan als psychologe, zette ik me ook in voor Amnesty International Vlaanderen.. Als landencoördinator was ik eerst verantwoordelijk voor Centraal- Afrika, vervolgens

In de Bijbel vinden we niet alleen de maatstaven voor een echte moraal, in plaats dat we het zouden moeten stellen met sociologische gemiddelden, maar we krijgen ook inzicht om

daar in de nacht vol duister, knielend op een steen, was Hij aan het bidden met zijn gevecht alleen.. Vredig groeien rozen, bloesem wonderschoon, maar bij de stenen trappen

groot pleizier Voor de lieve kleinen hier, Elke loop zij vast en goed Voor een elk die leeren moet.. Want het is een groot verzet Voor hen, die op 't

Vrouw Wijzel schonk koffie in, hield 't witte kopje Marie voor, maar zij bleef stil zitten, als niet wetend, dat ze handen had.. ‘Nau, pak dan an; hier, geef main 't kind

Hansje Knipperdolletje Die zat laatst aan den dijk, Hij krabde daar zijn bolletje, Zijn mutsje viel in 't slijk?. Toen kwam daar een

Boekenoogen (ed.), De historie van den verloren sone.. [Historie van den verloren sone].. ONs wort beschreven int H. Evangelie dat op een tijt was een Vader des huysgesins, een