Functionele training bij 65-plussers
Preventief beweegprogramma bij 65-plussers in de gemeente Oldambt
Suzan van den Hoek
Studentennummer: 292995 Datum: 12-02-2017
Docentbegeleidster: Marloes Lap
Functionele training bij 65-plussers
Preventief beweegprogramma bij 65-plussers in de gemeente Oldambt
Auteur: Suzan van den Hoek Studentennummer: 292995 Opleiding: Fysiotherapie
Plaats van uitgave: Groningen, februari 2017
Uitgevende instantie: Academie voor Gezondheidsstudies, Hanzehogeschool Groningen Docentbegeleidster: Marloes Lap
Opdrachtgevers: S. Drenth en M. ten Have, PrengerHoekman Fysiotherapie Datum: 12 februari 2017
Bron omslagfoto: http://diazdravie.prepacientov.sk
Voorwoord
Voor u ligt een afstudeerscriptie over Functionele Training Ouderen bij 65-plussers in de gemeente Oldambt. Dit onderzoek heeft plaatsgevonden bij fysiotherapiepraktijk
PrengerHoekman in Winschoten. De scriptie is geschreven in het kader van mijn afstuderen aan de opleiding Fysiotherapie aan de Hanzehogeschool in Groningen en in opdracht van het stagebedrijf PrengerHoekman.
In de periode van september 2016 tot en met februari 2017 heb ik mijn afstudeerstage en afstudeeropdracht uitgevoerd bij PrengerHoekman. Dit in samenwerking met Stefanie Drenth, Marjolijn ten Have en Kim Speelman. Daarnaast hebben de deelnemers van de training het mogelijk gemaakt dit onderzoek uit te kunnen voeren.
Bij dezen wil ik graag mijn begeleiders en de deelnemers bedanken voor de fijne begeleiding en medewerking tijdens het onderzoek. Ook wil ik mijn stagebegeleidsters bedanken voor de goede en juiste ondersteuning tijdens mijn afstudeerstage. Tot slot wil ik mijn vriend en (schoon)ouders bedanken voor de morele steun tijdens de laatste fase van mijn opleiding.
Ik wens u veel leesplezier toe.
Suzan van den Hoek
Bovensmilde, 12 februari 2017
Samenvatting
Mensen van 65 jaar en ouder bewegen in Nederland volgens de Nederlandse Norm Gezond Bewegen (NNGB) nog te weinig. Oorzaken kunnen de functionele mobiliteit of motiverende aspecten zoals zelfeffectiviteit zijn. Een gevolg van te weinig bewegen is dat de functionele mobiliteit achteruitgaat en is hierdoor meer kans op valincidenten en valangst. Gebleken is dat Functionele Training Ouderen (FTO) preventief werkt tegen achteruitgang van de functionele mobiliteit.
Dit onderzoek heeft in de periode van september 2016 tot en met februari 2017
plaatsgevonden bij PrengerHoekman in Winschoten. De hoofdvraag in dit onderzoek is: ‘Wat is het effect van FTO op het uitvoeren van de dagelijkse activiteiten bij 65-plussers die zelfstandig wonen in de gemeente Oldambt?’ Doel van dit onderzoek is het effect meten van FTO op het uitvoeren van de dagelijkse activiteiten bij 65-plussers. Daarnaast zijn er vier deelvragen geformuleerd, die onderzoek doen naar het effect van FTO op valangst van de deelnemers en hoe de deelnemers na FTO gemotiveerd kunnen worden om te blijven bewegen. Daarnaast is de vraag of het trainingsprogramma van FTO aangepast kan worden zodat het programma uitdagend en gevarieerd blijft en is de ervaring van co-creatie
geëvalueerd bij de KennisNetwerk Ouderen en Preventie (KNOP) team.
Bij het onderzoek is er gebruikgemaakt van een kwantitatieve, longitudinale
onderzoekmethode met drie meetmomenten. De volgende vier meetinstrumenten zijn
gebruikt in het onderzoek: de Tien meter Looptest (10MLT), de Timed Up and Go test (TUG), de Assessment of daily Activity Performance (ADAP) en de vragenlijst voor patiëntspecifieke klachten (PSK). De deelvragen zijn middels een kwantitatief en mixed-methods
onderzoeksdesign onderzocht.
Objectief zijn er geen significante verbeteringen gevonden bij het uitvoeren van de dagelijkse activiteiten. Op de subjectieve maat, de PSK-vragenlijst, zijn de gekozen dagelijkse
activiteiten van de deelnemers verbeterd bij het derde meetmoment. FTO heeft daarnaast geen effect op de valangst van deelnemers. Ondanks dat de deelnemers gemotiveerd waren tijdens het trainingsprogramma, gaat slechts één deelnemer verder met trainen. Het
trainingsprogramma voldoet niet aan de verwachtingen van de fysiotherapeuten en zal aangepast gaan worden. De KNOP-deelnemers hebben een goede ervaring met het gebruik van co-creatie, waardoor het FTO-programma specifiek gemaakt is voor PrengerHoekman.
Functionele Training Ouderen heeft geen effect op 65-plussers op het uitvoeren van de dagelijkse activiteiten. Daarnaast heeft het programma ook geen invloed op de valangst van de deelnemers. Om 65-plussers te motiveren om te blijven bewegen na de FTO is het
belangrijk een geschikte trainer voor de groep te zetten die de deelnemers ook daadwerkelijk kan motiveren. Om het trainingsprogramma uitdagend en gevarieerd te maken, worden een aantal items aangepast. Voor een volgend onderzoek is het aan te bevelen om meer
onderzoek te doen naar de meetinstrumenten en welke factoren kunnen meespelen bij valangst. Daarnaast om te onderzoeken wat het effect is van samenwerking in een
multidisciplinaire setting is op motivatie. Voor een volgende trainingsperiode is het belangrijk dat het FTO-programma op de juiste manier gepromoot wordt, zonder dat dit negatieve associaties oproept bij 65-plussers.
Summary
Titel: Functionele Training 65-plussers
Subtitel: Effect van FTO-training bij 65-plussers in de gemeente Oldambt.
Naam auteur: Suzan van den Hoek Instelling: Hanze Hogeschool Groningen Opdrachtgever: PrengerHoekman Winschoten Plaats: Winschoten
Background
People over 65 years of age in the Netherlands exercise minimal compared with the NNGB- standard. The consequence of too little exercise is the deterioration of functional mobility, which increases the risk of falling. It is found that Functional Training the Elderly helps preventing this decline of functional mobility. The question of this research reads as follow:
‘What effect has Functional Training with people 65 years of age which live independent, on the performance of daily activities?’
Methods
In the period from September till December 2016 functional training took place at
PrengerHoekman Winschoten. Quantitative research was used, in which there has been a longitudinal study. In total three measurements were done. Four measure instruments were used in this research. Also four sub-questions are formulated by means of mixed-methods research. Issues that have been examined consists of fear of falling, the motivation of the participants after the intervention, to adapt the training program and evaluate the use of co- creation.
Results
No objective significant results were found on the performance of daily activities. Subjectively the participants improved at the third measuring. FTO had no effect on fear of falling. The participants were motivated, but only one participant will continue exercising. The
exerciseprogram will be adapted to the expectations of the physical therapists. For this adapting, co-creation was used. The participants of the KNOP meetings had good experience using co-creation.
Conclusion
The FTO-program had no effect on the performance of daily activities of the participants.
However, there have been measured subjective improvements.
Inhoudsopgave
Inleiding ... 9
Methode ...11
Hoofdvraag ...11
Onderzoeksopzet ...11
Onderzoekspopulatie ...12
Meetinstrumenten en uitkomstmaten ...12
Statistische analyse ...15
Deelvragen ...15
Het effect van FTO op valangst van 65-plussers ...15
Onderzoeksopzet ...15
Onderzoekspopulatie ...16
Meetinstrumenten en uitkomstmaten ...16
Analysetechniek ...16
Motivatie van de deelnemers na FTO ...16
Onderzoeksopzet ...17
Onderzoekspopulatie ...17
Meetinstrumenten en uitkomstmaten ...17
Analysetechniek ...17
Aanpassingen aan het FTO-trainingsprogramma ...18
Onderzoeksopzet ...18
Onderzoekspopulatie ...18
Meetinstrumenten en uitkomstmaten ...19
Analysetechniek ...19
De ervaring van co-creatie bij de KNOP-deelnemers ...20
Onderzoeksopzet ...20
Onderzoekspopulatie ...20
Meetinstrumenten en uitkomstmaten ...20
Analysetechniek ...21
Resultaten ...23
Hoofdvraag ...23
Deelvragen ...29
Valangst ...29
Motivatie ...30
Trainingsprogramma ...30
Co-creatie ...32
Discussie ...33
Hoofdvraag ...33
Deelvragen ...35
Valangst ...35
Motivatie ...36
Trainingsprogramma ...37
Co-creatie ...39
Conclusie ...40
Aanbevelingen ...40
Bronvermelding ...41
Bijlagen ...46
9
Inleiding
Het aantal huishoudens met 65-plussers in Nederland neemt toe. Dit komt onder andere door de babyboom van 1946 en de stijging van de levensverwachting.1 De
levensverwachting is onder andere gestegen omdat 65-plussers zich bewuster worden van hun leefstijl en meer gaan bewegen en omdat er meer mogelijk is met medicatie.2 Hoewel 65-plussers meer om hun leefstijl zijn gaan denken en al meer bewegen, doet een grote groep 65-plussers dit toch nog te weinig. Hierdoor hebben zij meer kans op problemen met de dagelijkse activiteiten thuis en op sociaal vlak en hebben zij een verhoogde kans op chronische aandoeningen.3 Daarnaast voldoet vijftig procent van de 65-plussers niet aan de Nederlandse Norm Gezond Bewegen (NNGB). Deze norm houdt in dat 65-plussers ten minste dertig minuten per dag sterk duratief in beweging moet zijn en dat minimaal vijf dagen in de week.4
Er zijn diverse factoren die meespelen bij te weinig beweging, zoals chronische ziektes, functionele mobiliteitsproblemen, geestesstoornissen of motiverende aspecten. Stichting Effectieve Ouderenzorg heeft onderzoek gedaan naar functionele mobiliteitsproblemen bij 65-plussers. Uit dit onderzoek blijkt dat twintig tot dertig procent functionele
mobiliteitsproblemen ervaart in het dagelijks leven.5 Hieronder vallen problemen met lopen, tillen van boodschappentassen, vanuit zit tot stand komen en iets oppakken van de grond.6 Deze functionele mobiliteitsproblemen vergroten het risico op valincidenten. Het gevolg hiervan is dat 65-plussers angstig worden om te vallen en gaan activiteiten vermijden. Dit vermindert vervolgens de functionele mobiliteit verder.7 Zo ontstaat er een vicieuze cirkel.
In 2001 heeft het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport een beleid ingevoerd om mensen te stimuleren om meer te gaan bewegen. Het motiveren van mensen om meer te gaan bewegen is ruim vijftien jaar later echter nog steeds een probleem.8 De Nederlandse Organisatie voor toegepast-natuurwetenschappelijk onderzoek (TNO) is in 2014 gestart met FTO en dit blijkt en positieve invloed te hebben op de uitvoering van dagelijkse activiteiten door 65-plussers en preventief te werken tegen achteruitgang van de functionele mobiliteit.9 Het verbetert de fysieke capaciteit met blijvende effecten.10
Ook in de gemeente Oldambt bewegen veel 65-plussers nog te weinig. Het grootste deel van de 65-plussers uit de gemeente ervaren hun gezondheid als goed en dit zou een reden kunnen zijn waarom ze te weinig bewegen.8 Ook kan er sprake zijn van een lage
zelfeffectiviteit. Dit betekent dat mensen het vertrouwen en de capaciteiten niet hebben om hun gedrag te veranderen. Oorzaken hiervan kunnen persoonlijke- en omgevingsfactoren zijn zoals gezondheidsproblemen, angst voor ongelukken, financiële redenen of omdat 65- plussers niet geloven dat fysieke training invloed heeft op hun gezondheid. Daarnaast zijn mensen met een lage zelfeffectiviteit minder gemotiveerd om te (gaan) bewegen.11
Fysiotherapiepraktijk PrengerHoekman voert in de periode van september 2016 tot en met februari 2017 een praktijkonderzoek uit. In februari 2016 is er gestart met het ontwerpen van een implementatieplan voor FTO in de gemeente Oldambt. Uit een onderzoek van Speelman bleek dat 67% van de 65-plussers het programma nuttig leek in combinatie met
valpreventie.12 Het programma dat hiervoor gebruikt wordt, is het Otago Exercise Program.
Het programma blijkt effectief te zijn voor het verbeteren van de functionele mobiliteit, balans
10 en zelfredzaamheid en reduceert de valkans.13 Prengerhoekman heeft valpreventie
toegevoegd aan het programma, omdat er in de gemeente Oldambt geen aanbod is voor valpreventie. In Nederland vallen jaarlijks 40.000 65-plussers met als gevolg een
ziekenhuisopname.8 In de gemeente Oldambt ligt dit aantal op 143 65-plussers in het jaar 2013.14
De vraagstelling van het onderzoek dat uitgevoerd wordt bij fysiotherapiepraktijk
PrengerHoekman is ‘Wat is het effect van Functionele Training Ouderen op het uitvoeren van de dagelijkse activiteiten bij de mensen van 65 jaar en ouder die zelfstandig thuis wonen in de gemeente Oldambt?’
Het doel van dit onderzoek is om het effect van FTO in kaart te brengen op het uitvoeren van de dagelijkse activiteiten bij 65-plussers. Om de vraagstelling te kunnen beantwoorden is er tevens onderzoek gedaan naar het effect van FTO op valangst van 65-plussers en hoe de deelnemers na de FTO-periode gemotiveerd kunnen worden om te blijven bewegen. Ook heeft PrengerHoekman de vraag of het trainingsprogramma aangepast kan worden aan de vraag van de potentiële klanten in de gemeente Oldambt zodat het programma uitdagend en gevarieerd blijft voor de deelnemers, bijvoorbeeld door de toevoeging van valpreventie. Als laatst wordt er tijdens het onderzoek de ervaring van co-creatie geëvalueerd van de KNOP- deelnemers. Co-creëren is een onderzoeksmethode waarin deelnemers en aanbieders samenwerken en iedereen inspraak heeft in het traject en einddoel.15 Dit gebeurd in een KNOP-team waarbij de professionals en de 65-plussers gezamenlijk ideeën creëren.16
11
Methode
Dit hoofdstuk beschrijft de methodologie van het onderzoek en gaat in op de interventie, de onderzoeksopzet, de onderzoekspopulatie, de psychometrische eigenschappen van de meetinstrumenten en de analysetechnieken die gebruikt zijn tijdens het onderzoek. De gebruikte methoden van het kwantitatieve onderzoek en de deelvragen worden apart besproken.
Hoofdvraag
Wat is het effect van Functionele Training Ouderen (FTO) op de dagelijkse activiteiten bij 65-plussers die zelfstandig wonen in de gemeente Oldambt?
Het FTO-programma bestaat uit een training van twaalf weken waarbij twee keer per week één uur getraind is in groepsverband. FTO bestaat uit verschillende fases: de oefenfase, de variatiefase en de fase voor dagelijkse taken. In deze drie fases zit een opbouw in zwaarte en moeilijkheid. Omdat PrengerHoekman het programma heeft uitgebreid met valpreventie, is er in de eerste zes weken het Otago Exercise Program toegevoegd.17 Daarnaast is er een presentatie gegeven over de NNGB en is er één les besteed aan het buiten lopen.
Verder hebben de deelnemers zelf een logboek bijgehouden waarin zij per oefening de BORG RPE-schaal (Ratings of Perceived Exertion) moesten scoren. De BORG RPE-schaal is een evaluatieve subjectieve schaal om in te schatten hoe de fysieke belasting wordt ervaren door de deelnemers.18 Het doel van het programma is om oefeningen aan te bieden die de deelnemers een score tussen de 9 en 13 geven op de BORG RPE-schaal. Wanneer de deelnemers de oefeningen een score beneden de 9 gaven, werden de oefeningen zwaarder of moeilijker gemaakt, bijvoorbeeld door het aantal herhalingen of minuten te verhogen of door externe factoren in te voegen. Wanneer de deelnemers een score boven de 13 gaven, werden de oefeningen aangepast aan het niveau van de deelnemer door het aantal herhalingen te verminderen of door externe factoren weg te laten.
Onderzoeksopzet
De hoofdvraag is door middel van een kwantitatieve, longitudinale onderzoeksmethode onderzocht om de effecten van FTO te meten. In Tabel 1 staat weergegeven wanneer de meetmomenten hebben plaatsgevonden en welke meetinstrumenten zijn gebruikt. Alle testen zijn door één onderzoeker afgenomen. De onderzoeker en de deelnemers waren niet geblindeerd en op de hoogte van de toegewezen behandeling.
12 Tabel 1 Overzicht van de drie meetmomenten in de trainingsperiode.
Eerste meetmoment (T0) Tweede meetmoment (T1) Derde meetmoment (T2)
Week 0 Week 6 Week 13
- 10MLT - TUG - ADAP - PSK - FES
- TUG - PSK - FES
- 10MLT - TUG - ADAP - PSK - FES
Deelnemers 1 tot en met 4 Deelnemers 2 tot en met 4 Deelnemers 2 tot en met 4 Voorafgaand aan de start van het onderzoek is de medische ethische toetsing voldaan (zie Bijlage 1). De Medische Ethische Toets Commissie formulieren zijn aangevraagd en
beschikbaar via Marloes Lap van de Hanzehogeschool in Groningen. Voordat het onderzoek begon, heeft er een kalibreersessie plaatsgevonden waarbij alle meetinstrumenten
besproken en geoefend zijn. Elke deelnemer heeft een informed consent ondertekend voor het begin van de training. Het format van de informed consent is bijgevoegd in Bijlage 2. De betrokken partijen in dit onderzoek zijn de Hanzehogeschool in Groningen, de Hogeschool Leiden, fysiotherapiepraktijk PrengerHoekman Oost-Groningen, locatie Winschoten, en TNO in Leiden.
Onderzoekspopulatie
Voor het onderzoek zijn er mensen geworven via fysiotherapiepraktijk PrengerHoekman. In de periode van februari tot en met juni 2016 is onderzocht wat de beste strategie zou zijn om deelnemers te werven voor de functionele training. Er is besloten deelnemers te werven middels een mondelinge voorlichting en informatiefolders in de praktijk.12 De inclusiecriteria voor dit onderzoek waren dat de deelnemers 65 jaar of ouder zijn, zelfstandig thuis wonen en hebben één of meerdere problemen ervaren tijdens de uitvoering van dagelijkse activiteiten.
Daarnaast moeten de deelnemers simpele instructies kunnen opvolgen en twaalf weken lang twee keer per week kunnen trainen. Exclusiecriteria zijn dat de deelnemer niet zelfstandig kan staan en niet zelfstandig kan lopen met of zonder hulpmiddel, of musculoskeletale (hevige osteoartritis), neurologische, cardiovasculaire aandoeningen heeft in gevorderd stadium waardoor zelfstandig de oefeningen uitvoeren niet meer mogelijk is of psychiatrische aandoeningen.
In totaal hebben vier zelfstandig wonende 65-plussers uit de gemeente Oldambt deelgenomen aan het onderzoek. De deelnemers nemen allen deel aan dezelfde trainingsgroep. De trainingen zijn gegeven in de oefenzaal van PrengerHoekman in Winschoten en zijn begeleid door een fysiotherapeut en een stagiair. Dit is tevens de onderzoeker van deze afstudeeropdracht. De deelnemers zijn benaderd door de
onderzoeker en via de telefoon zijn de afspraken gemaakt voor het eerste meetmoment.
Meetinstrumenten en uitkomstmaten
TNO heeft voor dit onderzoek een meetboek ontworpen waarin alle meetinstrumenten beschreven staan. Elke deelnemer heeft een deelnamenummer (1 tot en met 4) gekregen.
De meetboeken zijn gekoppeld aan het deelnamenummer van de deelnemer en niet terug te
13 leiden naar zijn of haar persoonsgegevens. Bij elk meetmoment is er per individuele
deelnemer een nieuw meetboek gebruikt. Het meetboek van de tussenevaluatie in week 6 is aangepast omdat bij dit meetmoment niet alle testen zijn afgenomen. De meetinstrumenten die gebruikt zijn om het fysieke vermogen te testen zijn de 10MLT, de TUG en de ADAP. Om de ervaren hinder tijdens activiteiten in kaart te brengen, is gekozen voor de PSK met een Numeric Rating Scale (NRS-schaal).19-22 De meetinstrumenten zijn bijgevoegd in het
meetboek in Bijlage 3. De testen en psychometrische eigenschappen van de testen worden hieronder beschreven. Alle testen zijn afgenomen met behulp van een digitale stopwatch. De deelnemers hebben geen gebruik gemaakt van loophulpmiddelen.
Tien meter looptest (10MLT)19
De 10MLT is een fysieke test waarbij de comfortabele en de maximale loopsnelheid in seconden over een afstand van tien meter gemeten wordt. De uitkomsten geven inzicht in de snelheid tijdens het lopen, het uithoudingsvermogen en de mogelijkheid om te lopen van de deelnemer. Een tijdscore onder de 17,2 seconde betekent dat de deelnemer binnen in huis zelfstandig kan functioneren. Om zelfstandig een straat te kunnen oversteken, moet een tijdscore van 13 seconden behaal worden. De test is ontworpen voor ouderen en voor patiënten met neurologische problematiek.19 De test is gemakkelijk af te nemen en vergt weinig tijd.23 De 10MLT is valide en betrouwbaar gebleken bij gezonde ouderen. De intrabeoordelaarsbetrouwbaarheid varieert tussen de 0.96 en 0.98.24
Uitvoering
Voorafgaand aan de test is met behulp van een meetlint tien meter uitgemeten. De test is uitgevoerd op een effen ondergrond. Aan het begin en het einde zijn twee pylonen neergezet en de deelnemer stond klaar bij de eerste pylon. De instructie voor de test luidde als volgt:
‘Bij het woord ‘ja’ mag u starten met lopen richting de pylon aan de overkant. Wanneer de hak van de achterste voet voorbij de pylon is, wordt de tijd gestopt. Deze test wordt in totaal zes keer uitgevoerd: drie keer met een comfortabele en drie keer met een maximale
loopsnelheid. Voor de comfortabele snelheid mag u lopen zoals u in het dagelijkse leven ook loopt. Voor de maximale loopsnelheid mag u lopen in uw snelste looppas zonder te rennen’.
Timed Up and Go test (TUG)20
De TUG meet in hoeveel seconden iemand opstaat van een stoel, drie meter loopt tot aan de pylon, terugkeert en weer op de stoel gaat zitten. De deelnemers moesten de test zo snel mogelijk proberen uit te voeren.25 De uitkomsten van de test geven inzicht in het valgevaar en de mogelijkheden van de deelnemer om zelfstandig te kunnen lopen. De TUG heeft een matige tot hoge validiteit en is betrouwbaar gebleken bij gezonde ouderen. De
intrabeoordelaarsbetrouwbaarheid van de TUG is 0.87.26
Uitvoering
Voorafgaand aan de test is er een stoel met leuningen met een zithoogte van 45cm
klaargezet. De stoel stond tegen een muur om verschuiving te voorkomen en te zorgen dat de testomgeving veilig is. De test is uitgevoerd op een effen ondergrond. Met een meetlint is drie meter uitgemeten en op het driemeterpunt is een pylon neergezet. De deelnemer zat met de rug tegen de rugleuning aan en zijn armen rustten op schoot. De instructie voor de
14 test luidde als volgt: ’Bij het woord ‘ja’ mag u opstaan van de stoel, richting de pylon lopen en eromheen lopen. Het maakt niet uit of dit links- of rechtsom is. Daarna loopt u terug naar de stoel en gaat u zitten. De tijd wordt gestopt wanneer u met beide handen rustend op uw schoot op de stoel zit, met uw rug tegen de rugleuning. Het is de bedoeling dat u de test zo snel mogelijk uitvoert’. Wanneer de deelnemer minder dan twintig seconden nodig heeft om de test uit te voeren, laat dit zien dat de deelnemer functioneel onafhankelijk is. Bij meer dan dertig seconden is de deelnemer functioneel afhankelijk. Een score tussen de twintig en dertig seconden betekent dat er een indicatie is voor een verhoogd valrisico.20
Assessment of Daily Activity Performance (ADAP)21
De ADAP is ontworpen om fysiek functioneren bij ouderen te meten.27 De ADAP bevat zestien testen die activiteiten simuleren en voor kunnen komen in het dagelijks leven. Daarbij is het de bedoeling dat de deelnemer de testen zo snel mogelijk uitvoert. Bij een aantal testen moet de deelnemer extra gewicht meedragen. Dit gewicht wordt door de deelnemer bepaald, maar moet zo zwaar mogelijk zijn. Test 1 en 2 (tijd) en testen 3 tot en met 14 zijn berekend aan de hand van het aantal seconden. Hierbij is het de bedoeling dat het aantal seconden afneemt tussen de twee meetmomenten. Test 1 en 2 (kg) worden berekend aan de hand van het aantal kilo, test 15 wordt berekend aan de hand van het aantal centimeters en test 16 wordt berekend aan de hand van het aantal afgelegde meters. Het is de bedoeling dat de deelnemers bij het tweede meetmoment op deze testen hoger scoren dan bij het eerste meetmoment. De ADAP is betrouwbaar en valide gebleken bij vrouwen vanaf
zeventig jaar.28 De intrabeoordelaarsbetrouwbaarheid van alle domeinen varieert tussen de 0.75 en 0.96.21
Uitvoering
Voorafgaand aan de test zijn alle testen klaargezet in de oefenzaal. Bij elke test is er eerst uitgelegd hoe de test uitgevoerd moest worden. De instructie voor de test luidde als volgt: ‘zo dadelijk wordt er afgeteld en bij het signaal ‘ja’ mag u starten met de test en wordt de tijd gestart. Wanneer u klaar bent met de test wordt de tijd stopgezet’. Voor deze test is het meetboek herschreven omdat een aantal testen anders of niet uitgevoerd zijn. Dit is te vinden in Bijlage 3 onder het kopje ‘ADAP’. Tevens staat hier per test beschreven hoe de instructie luidde die de deelnemers kregen.
Patiëntspecifieke klacht (PSK)22
De PSK is een evaluatieve en inventariserende vragenlijst en vraagt naar de functionele status van drie tot vijf activiteiten die de patiënt ervaart als moeilijk of niet uitvoerbaar, maar die wel belangrijk voor hem zijn in het dagelijks leven.22 De vragenlijst brengt in kaart in welke mate de patiënt beperkingen ervaart.29 Patiënten scoren deze activiteiten op een elfpuntschaal: de NRS-schaal. Er is gekozen voor de NRS-schaal omdat blijkt dat deze schaal voor ouderen gemakkelijker in te vullen is dan de Visual Analog Scale (VAS-schaal).30 De PSK is ontworpen voor patiënten met Parkinson, Claudicatio Intermittens, chronische enkelklachten en hartklachten.22 Het is niet bekend of de PSK een betrouwbaar of valide meetinstrument is.31 De betrouwbaarheid van de NRS-schaal is hoog (r=0.91).32
15 Uitvoering
Bij het eerste meetmoment is aan de deelnemers gevraagd om de twee tot drie activiteiten uit het dagelijks leven te noemen waarbij zij de meeste hinder ervaren tijdens de uitvoering.
Hierbij heeft de onderzoeker de standaardlijst van de PSK voorgelegd. De deelnemers hebben met behulp van de onderzoeker de activiteiten vastgelegd. Daarna is per activiteit gevraagd hoeveel hinder ze bij de uitvoering van die activiteit ervaren op een schaal van 0 tot en met 10. Hierbij staat nul voor een situatie waarin er geen hinder is en bij tien voor een situatie waarin de activiteit niet uit te voeren is. De deelnemers hebben zelfstandig de activiteiten gescoord. De uitkomsten zijn subjectief.
Statistische analyse
De resultaten van de metingen zijn geanalyseerd in IBM SPSS Statistics 24 voor Windows en Excel. De descriptieve gegevens geven de gemiddelde baselinekenmerken weer van de deelnemers en de standaarddeviatie. Om de resultaten van de groep te analyseren, is de Wilcoxon Signed Rank Test (WSRT) gebruikt. Hiermee zijn de gemiddelden, de
standaarddeviatie en de p-waarde berekend. Het significantieniveau is vastgesteld op p<0,05. De toets is gebruikt voor de resultaten op de 10MLT, TUG, ADAP en PSK. Voor de 10MLT en de ADAP zijn de resultaten van T0 en T2 berekend. Van de TUG en de PSK zijn de resultaten van alle meetmomenten berekend. Daarnaast zijn de resultaten per deelnemer berekend. Hiermee is het verschil tussen de meetmomenten berekend. De resultaten van de metingen zijn tevens vergeleken met de Minimal Detectable Change (MDC). De MDC van de meetinstrumenten is via Pubmed en Google Scholar gezocht met behulp van de zoektermen:
‘Minimal Detectable Change’, ‘measurement’, ‘klinische relevantie’ en ‘meetinstrument’. In de derde week van de training is er één deelnemer uitgevallen. De gegevens van deze
deelnemer zijn gebruikt bij de berekening van de baselinegegevens, maar worden verder niet besproken in de resultaten.
Deelvragen
De deelvragen zijn onderzocht aan de hand van een kwantitatief onderzoeksdesign. Daarbij is één deelvraag onderzocht door middel van een mixed-methods onderzoeksdesign.
Daarnaast is voor deelvragen 2, 3 en 4 gebruikgemaakt van co-creatie.
Het effect van FTO op valangst van 65-plussers
Wat is het effect van FTO op valangst van 65-plussers in het dagelijks leven, gemeten met de gemodificeerde FES-vragenlijst?
Onderzoeksopzet
Om deze deelvraag te kunnen beantwoorden, is er een kwantitatief onderzoek uitgevoerd aan de hand van een vragenlijst. In de periode van februari tot en met juli 2016 heeft
Speelman onderzocht dat deelnemers valpreventie een meerwaarde vinden voor de praktijk omdat er in de gemeente Oldambt niet veel gedaan wordt met valpreventie.12 Vanuit de praktijk is vervolgens de keuze gemaakt om naast het FTO-programma, het Otago Exercise
16 Program aan te bieden. Dit programma bestaat uit lichamelijke oefeningen voor 65-plussers ter preventie van valincidenten.17 Om te onderzoeken of FTO effect heeft op de valangst van de deelnemers is de gemodificeerde Falls Efficacy Scale (FES) gebruikt. De deelnemers hebben bij alle meetmomenten de gemodificeerde FES ingevuld. Bij de eerste twee meetmomenten is dit samen met de onderzoeker gedaan, en bij het laatste meetmoment hebben de deelnemers de vragenlijst thuis ingevuld. Hier is voor gekozen omdat bij het laatste meetmoment te weinig tijd was om alle testen door te nemen met de deelnemers.
Voordat de deelnemers de vragenlijst moesten invullen, hebben zij uitleg gekregen over de vragenlijst en is uitgelegd wat de score betekent.
Onderzoekspopulatie
De deelnemers zijn geselecteerd vanuit de FTO-training. De inclusie- en exclusiecriteria zijn hetzelfde als bij het onderzoek naar het interventieprogramma.
Meetinstrumenten en uitkomstmaten
Er is gekozen voor de gemodificeerde FES omdat dit meetinstrument wordt aanbevolen in de Koninklijk Nederlands Genootschap voor Fysiotherapie (KNGF) richtlijnen en een goede indicator is om herhaaldelijk vallen te meten.33 De gemodificeerde FES is een kwalitatieve longitudinale vragenlijst en bestaat uit tien vragen met een Likertschaal van vier punten, waarbij ‘0’ staat voor geen bezorgdheid, ‘1’ voor een beetje bezorgd, ‘2’ voor redelijk bezorgd en ‘3’ voor erg bezorgd. De originele FES is betrouwbaar, valide en responsief gebleken bij oudere mensen die zelfstandig wonen.34 Gegevens over de gemodificeerde FES zijn niet bekend. Het verschil tussen de gemodificeerde en de originele FES is dat de gemodificeerde FES een Likertschaal van vier punten heeft en de originele FES een Likertschaal van tien punten. De gemodificeerde FES is bijgevoegd in Bijlage 4.
Naast de gemodificeerde FES zijn de gegevens van de TUG en de PSK meegenomen in de analyse. De TUG is gekozen omdat dit meetinstrument een hoge correlatie heeft met de gemodificeerde FES (r = 0.95).35 Er is geen correlatie gevonden tussen de gemodificeerde FES en de PSK. Vanuit PrengerHoekman is besloten om de PSK toch mee te nemen bij de analyse voor deze deelvraag omdat dit meetinstrument eventuele vooruitgang subjectief kan meten.
Analysetechniek
Bij alle drie de meetmomenten is de totaalscore berekend. Hiervoor zijn de punten van de deelnemers bij elkaar opgesteld. De minimale score is nul punten en houdt in dat de
deelnemers niet bang zijn om te vallen. Het maximaal aantal punten is dertig en houdt in dat de deelnemers erg bang zijn om te vallen. Hoe hoger de totaalscore, hoe meer valangst de deelnemers ervaren tijdens de uitvoering van de dagelijkse activiteiten.
Motivatie van de deelnemers na FTO
Op welke manier kunnen de deelnemers het beste gemotiveerd worden om te blijven bewegen na de periode van FTO?
17 Onderzoeksopzet
Om deze deelvraag te beantwoorden, is er een kwantitatief onderzoek uitgevoerd aan de hand van een tevredenheidsvragenlijst. De vraag is tot stand gekomen naar aanleiding van de eerste KNOP-bijeenkomst. PrengerHoekman wil graag weten of deelnemers na de FTO- training door willen gaan met trainen en waarom. Daarom hebben de deelnemers een tevredenheidsvragenlijst ingevuld over het beweegprogramma FTO. Er is voor deze vragenlijst gekozen, omdat dit de gemakkelijkste methode is om informatie te verzamelen.
De vragenlijst komt uit de factsheet van TNO en wordt ook gebruikt voor de beantwoording van de derde deelvraag.36 Daarnaast is er naar onderbouwende literatuur gezocht op Pubmed en Google Scholar met behulp van de zoektermen ‘motivation theory’, ‘physical activity’ en ‘elderly’.
Onderzoekspopulatie
Het inclusiecriterium voor de vragenlijst was dat de deelnemers deelnemen aan het FTO- programma. Het exclusiecriterium was dat de deelnemers niet in staat waren om de vragenlijst in te vullen.
Meetinstrumenten en uitkomstmaten
De tevredenheidsvragenlijst bestaat uit tien vragen die gaan over de ervaring van de deelnemers ten aanzien van de training en over verschillende aspecten van het
trainingsprogramma. Een aantal vragen zijn gewijzigd om de vragenlijst zo overzichtelijk mogelijk te houden voor de deelnemers. De vragenlijst is bijgevoegd in Bijlage 5. Tijdens de tweede KNOP-bijeenkomst is er door middel van divergeren (zoveel mogelijk ideeën
bedenken) en convergeren (het beste idee kiezen en hiermee verdergaan) een lijst
opgesteld waarvan de deelnemers en fysiotherapeuten denken dat de deelnemers daardoor gemotiveerd kunnen worden, bijvoorbeeld door een oefenboekje.15 Vervolgens is de
tevredenheidsvragenlijst door fysiotherapeuten beoordeeld in de derde KNOP-bijeenkomst.
Ook is er een pilot afgenomen bij de deelnemers om te kijken of de vragen goed
geformuleerd waren en de deelnemers de vragen begrepen. Feedback die tijdens deze bijeenkomst naar voren kwam, is verwerkt in de vragenlijst. Daarnaast is er met de
fysiotherapeuten gekeken welke vragen van de tevredenheidsvragenlijst van belang zijn om de motivatie tijdens het trainingsprogramma van de deelnemers in kaart te brengen. Tijdens de vierde KNOP-bijeenkomst is deze vragenlijst uitgedeeld en ingevuld door de deelnemers van de training.
Analysetechniek
De vragen die gebruikt zijn uit de tevredenheidsvragenlijst voor de evaluatie van de motivatie bij de deelnemers zijn de vragen 2 tot en met 4, 6 en 8. De uitkomsten van vraag 2 zijn berekend aan de hand van percentages om de belangrijkste redenen voor deelname aan FTO in kaart te brengen. Vraag 4, 6 en 8 zijn beschreven in de resultaten. Enkel deze vijf vragen zijn meegenomen in de analyse. De overige vragen gaan specifiek over het
18 trainingsprogramma in het algemeen en zijn niet van belang voor de beantwoording van de deelvraag ‘motivatie’. De vragen uit de tevredenheidsvragenlijst die niet meegenomen zijn in de resultaten van de deelvraag ‘motivatie’, worden meegenomen in de resultaten van de deelvraag ‘trainingsprogramma’.
Aanpassingen aan het FTO-trainingsprogramma
Welke aanpassingen aan het trainingsprogramma zijn noodzakelijk om de twaalf weken durende training gevarieerd en uitdagend te houden voor de 65-plussers?
Onderzoeksopzet
Deze deelvraag wordt onderzocht aan de hand van een mixed-method onderzoeksdesign. Er wordt gebruikgemaakt van semigestructureerde interviews, zowel individueel als in
groepsverband, en een tevredenheidsvragenlijst om de meningen van professionals en deelnemers te onderzoeken. Er is een groepsinterview afgenomen bij twee fysiotherapeuten die het KNOP-project vanaf het begin begeleiden en werkzaam zijn bij PrengerHoekman.
Daarnaast is een semigestructureerd individueel interview afgenomen bij de fysiotherapeut die de FTO-training gegeven heeft. Voorafgaand aan de afname van de interviews heeft tijdens de tweede en derde KNOP-bijeenkomst co-creatie plaatsgevonden. Hierbij is in overleg met de deelnemers en fysiotherapeuten besproken welke onderdelen binnen het trainingsprogramma veranderd kunnen worden. Dit bleken de onderdelen variatie, uitdaging, tijdstip en duur van de training. Daarnaast is het logboek besproken dat is ingevuld door de deelnemers tijdens de trainingen. Deze onderdelen zijn uitgevraagd tijdens de interviews aan de hand van een topiclijst. De topiclijst is bijgevoegd in Bijlage 6. Om ook de deelnemers bij de beoordeling van het trainingsprogramma te betrekken, is de tevredenheidsvragenlijst van deelvraag ‘motivatie’ gebruikt om een beeld te krijgen van de algemene indruk over het trainingsprogramma.
De interviews hebben plaatsgevonden bij PrengerHoekman op de locaties Vlagtwedde en Winschoten. Voorafgaand aan het interview hebben de participanten de topiclijst per e-mail toegestuurd gekregen, zodat zij zich alvast konden inlezen in de vragen. De vragen zijn gesteld door de onderzoeker en volgens de topiclijst afgewerkt.
Onderzoekspopulatie
De fysiotherapeuten die geïnterviewd zijn, voldeden aan de volgende inclusiecriteria:
werkzaam bij PrengerHoekman, kennis hebben van het FTO-programma en (voorheen) zelf training gegeven hebben in de praktijk. Op basis van deze criteria zijn drie fysiotherapeuten geselecteerd. Het exclusiecriterium waren dat de fysiotherapeuten minder dan zes maanden bij PrengerHoekman werken vanwege de start van het onderzoek. De inclusie- en
exclusiecriteria om de vragenlijst in te vullen, zijn dezelfde als bij deelvraag ‘motivatie’.
19 Meetinstrumenten en uitkomstmaten
Bij het individuele interview zijn twee extra vragen toegevoegd, omdat deze fysiotherapeut kennis had van de oefeningen die zijn uitgevoerd tijdens de training.
Naast de interviews is de tevredenheidsvragenlijst behorende bij deelvraag ‘motivatie’
gebruikt om de meningen van de deelnemers over het trainingsprogramma in kaart te brengen. Hier is door tijdgebrek geen aparte vragenlijst voor gemaakt. De manier waarop de tevredenheidsvragenlijst is opgesteld en afgenomen staat beschreven bij het onderdeel Meetinstrumenten en uitkomsten van deelvraag ‘motivatie’.
Analysetechniek
De interviews zijn opgenomen met een mobiele telefoon. Het groepsinterview duurde dertig minuten en het individuele interview duurde twintig minuten. De gesprekken zijn later getranscribeerd. De transcripten zijn vervolgens thematisch gecodeerd in de variabelen variatie, uitdaging, tijdstip, duur en overig en de resultaten hiervan zijn verwerkt in een mindmap. Vanuit de tevredenheidsvragenlijst zijn de vragen 5 en zeven 7 gebruikt voor de beantwoording van deze deelvraag.
20
De ervaring van co-creatie bij de KNOP-deelnemers
Hoe hebben de deelnemers van het KNOP-project bij PrengerHoekman het gebruik van co-creatie tijdens de KNOP-bijeenkomsten ervaren?
Onderzoeksopzet
Co-creatie wordt in het bedrijfsleven regelmatig ingezet om de consument te betrekken bij het ontwerp van interventies. De consument van deze tijd is van een niet-wetende,
geïsoleerde en passieve deelnemer veranderd in een geïnformeerde, verbonden en actieve deelnemer. Samenwerking tussen deze partijen zorgt ervoor dat geïmplementeerde
producten minder snel kans hebben om te mislukken.37 Deze deelvraag wordt beantwoord aan de hand van een kwantitatief vragenlijstonderzoek. Van september tot en met december 2016 zijn er vier KNOP-bijeenkomsten georganiseerd bij PrengerHoekman en bij deze bijeenkomsten is gebruikgemaakt van co-creatie. Bij alle bijeenkomsten waren drie deelnemers van de FTO-training, drie fysiotherapeuten, één docente en de onderzoeker aanwezig. Tijdens elke bijeenkomst zijn er notulen gemaakt aan de hand van de rapportage lijst uit de Handleiding Co-creatie en deze notulen zijn bijgevoegd in Bijlage 8.15 Daarnaast is de participatieladder gebruikt om de participatie van de KNOP-deelnemers tijdens de KNOP- bijeenkomsten te evalueren. De participatieladder is een manier om de mate van participatie van deelnemers te analyseren tijdens bijeenkomsten. Hierbij is traptrede 1 het laagste niveau en houdt in dat de deelnemers alleen aanwezig zijn tijdens de bijeenkomst en verder geen taak hebben. Traptrede acht is het hoogste niveau en houdt in dat de deelnemer een managementrol heeft.38 In totaal duurde elke KNOP-bijeenkomst een uur.
Onderzoekspopulatie
Het inclusiecriterium voor het invullen van de tevredenheidsvragenlijst was dat de KNOP- deelnemers minimaal twee KNOP-bijeenkomsten aanwezig zijn geweest zodat iedereen co- creatie. Het exclusiecriterium was dat de deelnemer niet in staat was om de vragenlijst in te vullen.
Meetinstrumenten en uitkomstmaten
Voor het opstellen van de co-creatievragenlijst, is voor deze deelvraag een vragenlijst die vergaderingen evalueert gebruikt.39 Om de vragenlijst specifiek te maken voor het evalueren van de co-creatie, zijn er eerst een aantal criteria opgesteld en aan de hand daarvan is de vragenlijst geselecteerd en herschreven. Deze criteria bestonden uit dat de vragenlijst eenvoudig en duidelijk moest zijn. Daarnaast is bekeken voor welke doelgroep de vragenlijst opgesteld moest worden en wat voor antwoordmogelijkheden gebruikt zouden worden.40 Vervolgens is de vragenlijst doorgesproken met de fysiotherapeut van PrengerHoekman die in de vorige periode verantwoordelijk was voor het onderzoek en daarom kennis had van co- creatie. Ook is er voor deze vragenlijst een pilot afgenomen bij de KNOP-deelnemers om te kijken of de vragen goed geformuleerd waren en de deelnemers de vragen begrepen.
Daarna is de vragenlijst aangepast en gespecificeerd voor co-creatie en door de KNOP- deelnemers ingevuld tijdens de vierde KNOP-bijeenkomst. De co-creatievragenlijst is bijgevoegd in Bijlage 7. In totaal zijn er zes traptreden gebruikt voor het onderzoek. Bij elke
21 traptrede is een vraag uit de co-creatievragenlijst toegevoegd, dat het meest aansloot bij de betekenis van de traptrede. Aan de hand daarvan zijn de traptreden en vragen geëvalueerd.
Traptreden 7 en 8 zijn weggelaten, omdat deze niveaus niet behaald konden worden. Tabel 2 bevat een overzicht van de analyse van de co-creatievragenlijst met behulp van de participatieladder.
Tabel 2 Analyse participatieladder KNOP-bijeenkomst.
Traptreden Vraag Antwoordmogelijkheden
Trap 1 Aanwezig zijn
Vraag 9: Was het
programma en de invitatie op tijd verzonden?
A. Ja, deze waren duidelijk en ruim van tevoren verzonden B. Niet altijd
C. Het programma en de invitaties waren niet op tijd verzonden
Trap 2 Betrekking Vraag 14: Kreeg iedereen de ruimte om zijn/haar ideeën te bespreken?
A. Ja, iedereen mocht zijn/haar ideeën inbrengen en
bespreken
B. Een aantal mochten hun ideeën inbrengen en bespreken
C. Eén persoon was constant aan het woord
Trap 3 Meedenken
Vraag 13: Werd er volgens u goed naar elkaar geluisterd?
A. Ja, er werd goed geluisterd naar elkaar
B. Niet altijd
C. Er werd niet naar elkaar geluisterd
Trap 4 en 5 Meebepalen
Vraag 15: Kon iedereen zijn/haar ideeën vertellen en werd hier wat meegedaan?
A. Iedereen kan wat inbrengen B. Iedereen kan wat inbrengen,
maar hier wordt niet altijd iets mee gedaan
C. Niemand kan wat inbrengen buiten de gesprekleider Trap 6 Uiteindelijk
meebeslissen
Vraag 12: Door wie werden volgens u de besluiten genomen?
A. Door alle aanwezigen B. Eén persoon nam de
besluiten
C. Tijdens de KNOP-
bijeenkomsten zijn er geen besluiten genomen
Analysetechniek
In totaal bevatte de co-creatievragenlijst zeventien driekeuzevragen, waaronder de zes vragen die genoemd worden in Tabel 2. Enkel deze vijf vragen zijn meegenomen in de analyse. De overige vragen gaan specifiek over de organisatie en locatie van de vergadering en zijn niet van belang voor de beantwoording van deelvraag ‘co-creatie’. Per vraag zijn er drie antwoorden waarbij antwoord A drie punten is, antwoord B twee punten en antwoord C één punt. In totaal zijn er dus minimaal vijf punten te scoren en maximaal vijftien punten. De
22 totale score wordt berekend als een percentage van het maximaal te behalen aantal punten.
Hoe lager het aantal percentages, hoe minder de co-creatie is bevallen is bij de KNOP- deelnemers.
23
Resultaten
In dit hoofdstuk is beschreven wat de uitkomsten van het onderzoek waren. Allereerst zijn de descriptieve gegevens van de deelnemers in kaart gebracht. Daarna volgen de resultaten van de meetmomenten van de interventie en de deelvragen. Deze resultaten zijn per
meetinstrument en deelnemer beschreven. De resultaten die berekend zijn aan de hand van de WSRT zijn bijgevoegd in Bijlage 9.
Deelnemers
De gegevens van één deelnemers zijn geëxcludeerd omdat deze deelnemer in week 3 van het onderzoek is afgevallen. De descriptieve gegevens van de deelnemers zijn te zien in Tabel 3. Hiervan was 75% van het vrouwelijk geslacht en 25% van het mannelijk geslacht.
De trainingen waren gratis en de deelnemers deden vrijwillig mee.
Tabel 3 Descriptieve gegevens deelnemers.
N Minimum Maximum Gemiddelde Std. Deviatie*
Leeftijd 4 74 81 78,75 3,304
Gewicht 4 70 90 78,75 8,539
Lengte (cm) 4 153 186 166,25 15,108
*Standaarddeviatie.
Hoofdvraag
Tien meter looptest
De 10MLT is afgenomen bij T0 en T2. In Tabel 4 en 5 is een overzicht weergegeven van de resultaten per deelnemer voor de comfortabele en maximale loopsnelheid. Bij de
comfortabele loopsnelheid zijn deelnemers 2 en 4 vooruitgegaan. Op de maximale loopsnelheid is deelnemer 4 vooruitgegaan. Op de WRST tussen het eerste en derde meetmoment, is de p-waarde van de comfortabele loopsnelheid 1,00. Voor de maximale loopsnelheid was de p-waarde 0,285. Er zijn geen statistische significante verbeteringen gevonden tussen de meetmomenten. De p-waarde was vastgesteld op p<0,05. De MDC van de 10MLT bij gezonde ouderen is niet bekend. Alle deelnemers hebben de test binnen 17,2 seconden uitgevoerd voor comfortabele en maximale loopsnelheid en kunnen zowel binnen- als buitenshuis zelfstandig functioneren. Daarnaast hebben alle deelnemers de test binnen 13 seconden uitgevoerd voor de comfortabele en maximale loopsnelheid en kunnen veilig een straat oversteken.19
Tabel 4 Resultaten per deelnemer comfortabele loopsnelheid (seconden).
Deelnemer Tijd T0 Tijd T2 Verschil T0-T2
2 8,25 7,91 -0,34
3 6,40 7,87 +1,47
4 10,00 9,86 -0,14
+: Meer seconden ten opzichte van T0 -: Minder seconden ten opzichte van T0
24 Tabel 5 Resultaten per deelnemer maximale loopsnelheid (seconden).
Deelnemer Tijd T0 Tijd T2 Verschil T0-T2
2 6,69 7,09 +0,40
3 5,67 6,29 +0,62
4 9,00 8,86 -0,14
+: Meer seconden ten opzichte van T0 -: Minder seconden ten opzichte van T0
Timed Up and Go test
De TUG is afgenomen bij T0, T1 en T2. In Tabel 6 tot en met 8 is een overzicht weergegeven van de resultaten per deelnemer. Tussen T0 en T1 is er tussen geen
vooruitgang gemeten. Tussen T1 en T2 zijn deelnemers 3 en 4 vooruitgegaan. Tussen T0 en T2 is deelnemer 3 vooruitgegaan. Op de WSRT bij T0-T1 is de p-waarde 0,180. Bij meting T1-T2 is de p-waarde berekend op 0,285. Er zijn geen statistische significante verbeteringen gevonden tussen de meetmomenten. De p-waarde was vastgesteld op p<0,05. Bij T0-T2 is de p-waarde berekend op 1,000. Alle deelnemers hebben de test binnen twintig seconden uitgevoerd. Dit betekent dat de deelnemers niet functioneel afhankelijk zijn.25 Daarnaast is er geen verhoogd valrisico.20 De MDC van de TUG bij gezonde ouderen is niet bekend.
Tabel 6 Resultaat per deelnemer TUG T0-T1 (seconden).
Deelnemer Tijd T0 Tijd T1 Verschil T0-T1
2 6,80 7,00 +0,20
3 7,00 7,00 0,00
4 10,00 11,00 +1,00
+: Meer seconden ten opzichte van T0 -: Minder seconden ten opzichte van T0
Tabel 7 Resultaat per deelnemer TUG T1-T2 (seconden).
Deelnemer Tijd T1 Tijd T2 Verschil T1-T2
2 7,00 7,18 +0,18
3 7,00 5,97 -1,03
4 11,00 10,05 -0,95
+: Meer seconden ten opzichte van T0 -: Minder seconden ten opzichte van T0
Tabel 8 Resultaat per deelnemer TUG T0-T2 (seconden).
Deelnemer Tijd T0 Tijd T2 Verschil T0-T2
2 6,80 7,18 +0,38
3 7,00 5,97 -1,03
4 10,00 10,05 +0,05
+: Meer seconden ten opzichte van T0 -: Minder seconden ten opzichte van T0
25 Assessment of Daily Activity Performance
De ADAP is afgenomen bij T0 en T2. In Tabel 9 tot en met 22 is een overzicht weergegeven van de resultaten per deelnemer. Bij de tweede meting heeft deelnemer 4 test 8, test 11 en test 16 niet uitgevoerd wegens gezondheidsredenen. Bij deze testen zijn de resultaten van deze deelnemer niet meegenomen. Deelnemer 2 is verbeterd op testen 1 (kg), 2 (tijd), 6, 7, 10, 11, 12 en 16. Deelnemer 3 is verbeterd op testen 1 (kg), 7, 8, 10, 11, 12, 13, 14, 15 en 16. Deelnemer 4 is verbeterd op testen 1 (tijd en kg), 2 (tijd), 8, 11 en 12. Op de WSRT bij T0-T2 is op geen een test statistische significante verbetering gevonden. De p-waarde was vastgesteld op p<0,05. De MDC van testen 1 tot en met 15 niet bekend. Wel is er een referentiewaarde voor test 15 gevonden. De referentiewaarde voor test 15 is voor vrouwen tussen de 70 en 87 jaar 28 cm.41 Dit betekent dat alle deelnemers onder de referentiewaarde liggen.
Voor test 16 is de MDC gevonden. De MDC is 61,34 meter.42 Deelnemer 2 is tussen T0 en T2 75 meter vooruitgegaan en dit betekent dat deelnemer 2 klinisch relevant verbeterd is op test 16. Daarnaast is er een referentiewaarde voor test 16 gevonden en berekend aan de hand van een formule. Deze formule is bijgevoegd in Bijlage 3, onder het kopje ‘ADAP’ bij test 16. De referentiewaarde mag achttien procent afwijken.43 Deelnemer 2 heeft in totaal 440 meter afgelegd. Volgens de referentiewaarde moet deze deelnemer 460 meter kunnen afleggen. De referentiewaarde wijkt 4,4% af. Deelnemer 3 heeft in totaal 530 meter afgelegd.
Volgens de referentiewaarde moet deze deelnemer 546 meter kunnen afleggen. De referentiewaarde wijkt 2,8% af. Dit betekend dat beide deelnemers een normale referentiewaarde hebben.
Tabel 9 Test 1 dragen van een pan met gewichten (seconden).
Deelnemer Tijd T0 Tijd T2 Verschil T0-T2
2 2,30 3,58 +1,28
3 1,28 2,25 +0,97
4 2,53 2,25 -0,28
+: Meer seconden ten opzichte van T0 -: Minder seconden ten opzichte van T0
Tabel 10 Test 1 dragen van een pan met gewichten (kg).
Deelnemer Kg T0 Kg T2 Verschil T0-T2
2 4 5 +1
3 4 5 +1
4 4 5 +1
+: Meer kg ten opzichte van T0 -: Minder kg ten opzichte van T0
Tabel 11 Test 2 inschenken van een glas water (seconden).
Deelnemer Tijd T0 Tijd T2 Verschil T0-T2
2 21,10 20,25 -0,85
3 18,17 20,51 +2,34
4 19,22 18,73 -0,49
+: Meer seconden ten opzichte van T0 -: Minder seconden ten opzichte van T0
26 Tabel 12 Test 2 inschenken van een glas water (kg).
Deelnemer Kg T0 Kg T2 Verschil T0-T2
2 4,50 4,50 0
3 4,50 4,50 0
4 4,50 4,50 0
+: Meer kg ten opzichte van T0 -: Minder kg ten opzichte van T0
Tabel 13 Test 6 jas aan- en uittrekken (seconden).
Deelnemer Tijd T0 Tijd T2 Verschil T0-T2
2 8,46 5,65 -2,81
3 3,98 7,75 +3,77
4 11,39 15,22 +3,83
+: Meer seconden ten opzichte van T0 -: Minder seconden ten opzichte van T0
Tabel 14 Test 7 vegen van de vloer (seconden).
Deelnemer Tijd T0 Tijd T2 Verschil T0-T2
2 24,28 20,78 -3,50
3 25,83 17,90 -7,93
4 56,02 61,03 +5,01
+: Meer seconden ten opzichte van T0 -: Minder seconden ten opzichte van T0
Tabel 15 Test 8 stofzuigen (seconden).
Deelnemer Tijd T0 Tijd T2 Verschil T0-T2
2 13,60 17,19 +3,59
3 28,77 20,65 -8,12
+: Meer seconden ten opzichte van T0 -: Minder seconden ten opzichte van T0
Tabel 16 Test 10 traplopen (seconden).
Deelnemer Tijd T0 Tijd T2 Verschil T0-T2
2 5,60 5,06 -0,54
3 5,33 4,43 -0,90
4 6,42 6,59 +0,17
+: Meer seconden ten opzichte van T0 -: Minder seconden ten opzichte van T0
Tabel 17 Test 11 op de vloer gaan zitten er weer opstaan (seconden).
Deelnemer Tijd T0 Tijd T2 Verschil T0-T2
2 5,76 5,23 -0,53
3 9,60 5,86 -3,74
+: Meer seconden ten opzichte van T0 -: Minder seconden ten opzichte van T0
27 Tabel 18 Test 12 deur openen (seconden).
Deelnemer Tijd T0 Tijd T2 Verschil T0-T2
2 4,50 2,38 -2,12
3 3,40 2,18 -1,22
4 3,45 2,50 -0,95
+: Meer seconden ten opzichte van T0 -: Minder seconden ten opzichte van T0
Tabel 19 Test 13 schoen vastmaken (seconden).
Deelnemer Tijd T0 Tijd T2 Verschil T0-T2
2 2,26 3,42 +1,16
3 2,63 2,22 -0,41
4 2,86 4,63 +1,77
+: Meer seconden ten opzichte van T0 -: Minder seconden ten opzichte van T0
Tabel 20 Test 14 vier zakdoeken van de vloer oprapen (seconden).
Deelnemer Tijd T0 Tijd T2 Verschil T0-T2
2 2,98 6,15 +3,17
3 8,43 7,50 -0,93
4 4,33 10,49 +6,16
+: Meer seconden ten opzichte van T0 -: Minder seconden ten opzichte van T0
Tabel 21 Test 15 reiktest (centimeters).
Deelnemer Cm T0 Cm T2 Verschil T0-T2
2 0,10 0,10 0
3 0,10 0,13 +0,03
4 0,11 0,11 0
+: Meer centimeters ten opzichte van T0 -: Minder centimeters ten opzichte van T0
Tabel 22 Test 16, zes minuut wandeltest (meters).
Deelnemer Meter T0 Meter T2 Verschil T0-T2
2 362 440 +78
3 490 530 +40
+: Meer meters ten opzichte van T0 -: Minder meters ten opzichte van T0
Patiëntspecifieke klachten
De PSK is afgenomen bij T0, T1 en T2. In Tabel 23 is een overzicht van de meetmomenten per deelnemer opgenomen. Er zijn geen statistisch significante verbeteringen gemeten op de PSK. De p-waarde was vastgesteld op p<0,05. De MDC van de PSK is niet bekend. Als de resultaten vergeleken worden met de MDC van de NRS-schaal, zijn alle deelnemers verbeterd op de activiteiten waarbij ze hinder ervaarden. De MDC van de NRS-schaal is 2 punten.32 Deelnemer 2 is verbeterd op de activiteit fietsen, deelnemer 3 op de activiteiten bukken, tuinieren en een boodschappentas dragen en deelnemer 4 op opstaan.
28 Tabel 23 Resultaat PSK per deelnemer en activiteiten.
Deelnemer Activiteit NRS T0 NRS T1 NRS T2 Verschil T0-T2 Deelnemer 2
Fietsen 6 -5 -0 -6
Deelnemer 3
Bukken 8 -6 -2 -6
Tuinieren 6 -5 -4 -2
Boodschappentas dragen 8 8 -4 -4
Deelnemer 4
Opstaan 6 6 -1 -5
Afstappen van de fiets 6 6 +8 +2
Lopen 7 -6 6 -1
+: Meer punten op de NRS-schaal ten opzichte van T0 -: Minder punten op de NRS-schaal ten opzichte van T0
29
Deelvragen
Valangst
Het totale aantal gescoorde punten op de gemodificeerde FES per meetmoment is opgenomen in Figuur 1. Het aantal punten geeft aan hoe groot de valangst is die de
deelnemers ervaren. Hoe hoger de score, hoe angstiger de deelnemers zijn om te vallen. In totaal hebben drie deelnemers de vragenlijst ingevuld en teruggegeven. De resultaten van één deelnemer zijn niet meegenomen in de resultaten, omdat diegene bij alle drie de meetmomenten geen valangst had. De resultaten in Figuur 1 zijn van twee deelnemers. In de eerste zes weken van de FTO-training is het Otago Exercise Program toegevoegd.17 Dit programma bevat spierkracht- en balansoefeningen om valincidenten te verminderen en te voorkomen. Uit de resultaten van de gemodificeerde FES blijkt dat de valangst bij de deelnemers niet is verminderd. De resultaten geven zelfs aan dat de deelnemers meer valangst ervaren bij het laatste meetmoment ten opzichte van het eerste meetmoment.
Figuur 1 Totaalscore deelnemers op de gemodificeerde Falls Efficacy Scale.
Bij de intake gaf één deelnemer aan een verminderd gevoel te hebben in de voeten. Deze deelnemer scoorde op de eerste meting drie punten, op de tweede meting één punt en op de laatste meting zeven punten. De andere deelnemer gaf bij de intake aan meerdere malen door onbekende oorzaak te zijn gevallen in de thuissituatie. Ondanks de valincidenten gaf de deelnemer aan geen valangst te hebben bij de eerste en tweede meting. Bij de laatste meting scoorde deze deelnemer vijf punten op de gemodificeerde FES.
0 2 4 6 8 10 12 14
Totaalscore T0 Totaalscore T1 Totaalscore T2
Resultaten FES
30
Motivatie
In totaal hebben alle drie de deelnemers de tevredenheidsvragenlijst ingevuld en
teruggegeven. Figuur 2 geeft weer wat de belangrijkste redenen waren voor de deelnemers om zich op te geven voor de FTO-training.
Figuur 2 Overzicht belangrijkste redenen voor deelname aan FTO.
Van de drie deelnemers waren twee deelnemers gedurende de hele trainingsperiode gemotiveerd tot zeer gemotiveerd. Belangrijke items in het trainingsprogramma zijn volgens alle deelnemers de sfeer, de begeleiding door een fysiotherapeut, de bereikbaarheid van de locatie, de goede organisatie, je prettiger gaan voelen door te bewegen, fitter worden en kunnen oefenen op eigen niveau. Voor één deelnemers is het belangrijk dat er veel bewogen kan worden tijdens de trainingen en dat er tijd is om te praten met anderen. Geen van de deelnemers vond het belangrijk dat de training gratis was. Na acht weken merkte alle deelnemers resultaat van de training. Eén deelnemer wil graag door blijven trainen,
eventueel in een andere setting. De andere twee deelnemers trainen niet door, omdat zij of al op een club zitten of omdat zij thuis zelfstandig verder willen trainen.
Trainingsprogramma
Op basis van de codering van deze interviews is onderstaande mindmap gemaakt (Figuur 3).
Uit beide interviews bleek dat het trainingsprogramma niet aansloot aan de verwachtingen van de praktijk.
25%
25%
25%
12%
13%
Verbeteren conditie Verminderen valrisico Ter preventie
Verbeteren gezondheid Verminderen pijnklachten
31
Figuur 3 Resultaten vanuit de codering van de uitgewerkte interviews.
Alle fysiotherapeuten vonden dat de oefeningen te basaal waren in het begin en dat de oefeningen te veel op elkaar leken. Over het algemeen is de uitdaging van het
trainingsprogramma als voldoende beoordeeld. Wel is dit afhankelijk van het niveau van de deelnemer. De deelnemers hebben meerdere keren aangegeven bij de fysiotherapeuten dat het tijdstip van de training niet ideaal is. In overleg met de deelnemers en de
fysiotherapeuten is ervoor gekozen om het tijdstip te verplaatsen naar 10:30-11:30 op dinsdag en vrijdag. De deelnemers hebben daarnaast aangegeven bij de fysiotherapeuten dat de duur van de training te lang was.
Daarnaast is het logboek met de BORG RPE-schaal besproken. De fysiotherapeuten zien hier de meerwaarde niet van en bij een vervolgtraining zullen de deelnemers geen logboek meer invullen.
Uit de resultaten van vraag 5 en 7 van de tevredenheidsvragenlijst is gebleken dat het trainingsprogramma door alle deelnemers als goed is beoordeeld. Ook de organisatie buiten de training om, de trainers en de locatie beoordeelde alle deelnemers als goed. De
bereikbaarheid van de locatie werd door alle deelnemers beoordeeld als matig. De zwaarte van het programma werd door één deelnemer als licht ervaren, door één deelnemer als goed en door één deelnemer als zwaar. Daarbij vonden alle deelnemers dat de totale duur van het programma te lang was. Het werktempo was voor twee deelnemers goed en voor één
deelnemer te hoog. De deelnemers beoordelen het programma met een 8,5 op een schaal van 1 tot en met 10.
Trainingsprogramma
Variatie
Duur
oefeningen Circuitvorm 1-2 minuten per oefeningen
Soort oefeningen
Kracht, balans, ADL,
valpreventie
Uitdaging
Meer uitdaging
Externe factoren
Muziek, praten, dubbeltaken
Fases training
Oefen, variate- en ADL-fase
Tijdstip
Tijden trainingen
10:30- 11:30 Dagen
training
Dinsdag en vrijdag
Duur Lengte
training
6 weken 2x 6 weken 1x Overig Bijgehouden
logboek Weglaten
32
Co-creatie
Uit de eerste drie KNOP-bijeenkomst kwam naar voren dat PrengerHoekman voor de evaluatie van de valangst een tussenmeting wilde doen in de zesde week van de training.
Hierbij zijn de gemodificeerde FES, TUG en de PSK afgenomen. De aanwezige KNOP- deelnemers gaven aan dat zij valpreventie erg belangrijk vinden en hiervoor graag
handvatten zouden willen krijgen, in het bijzonder tips hoe zij zich goed op kunnen vangen tijdens een val. Daarnaast wilden ze graag tips over hun leefomgeving en wat hier eventueel aan veranderd zou kunnen worden. Als laatste is er gesproken over de manier waarop de deelnemers vanuit het trainingsprogramma gemotiveerd kunnen worden om na de training te blijven bewegen.
Tijdens de laatste bijeenkomst zijn alle voorgaande KNOP-bijeenkomsten en het gebruik van co-creatie geëvalueerd aan de hand van de co-creatievragenlijst. In totaal hebben zes KNOP-deelnemers de vragenlijst ingevuld. In Tabel 24 is een overzicht van de beoordeling van de KNOP-bijeenkomsten door de deelnemers aan de hand van de vragen en de participatieladder.38
Tabel 24 Resultaten participatieladder KNOP-bijeenkomsten.
Traptreden Vragen Totale punten Percentage
Trap 1 Aanwezig zijn Vraag 9 18 punten 100%
Trap 2 Betrekking Vraag 14 18 punten 100%
Trap 3 Meedenken Vraag 13 18 punten 100%
Trap 4 en 5 Meebepalen Vraag 15 18 punten 100%
Trap 6 Uiteindelijk meebeslissen
Vraag 12 18 punten 100%
Op de vijf in Tabel 24 genoemde vragen hebben alle KNOP-deelnemers het maximaal aantal punten gescoord. Hieruit blijkt dat iedereen mee heeft kunnen beslissen tijdens de KNOP- bijeenkomsten en is traptrede zes van de participatieladder behaald. Drie deelnemers hadden daarnaast de open vragen beantwoord. Zij gaven aan dat de verslagen na de vergadering duidelijk en netjes waren, dat er goed is geluisterd naar de feedback en dat deze gelijk werd toegepast. Verder waren de bijeenkomsten netjes op tijd afgelopen en was de onderzoeker goed voorbereid. Als tip gaven de KNOP-deelnemers aan dat het
vastgestelde doel van de bijeenkomsten soms onduidelijk was.
33
Discussie
In dit hoofdstuk wordt ingegaan worden de resultaten vergeleken met de literatuur en bekeken wat het onderzoek voor waarde heeft voor PrengerHoekman en wat de maatschappelijke relevantie is. Daarnaast worden de sterke en zwakke punten van het onderzoek besproken Allereerst wordt de hoofdvraag besproken en vervolgens de deelvragen.
Hoofdvraag
De vraagstelling die onderzocht is tijdens dit praktijkonderzoek is of Functionele Training Ouderen effect heeft op de dagelijkse activiteiten bij 65-plussers in de gemeente Oldambt die zelfstandig wonen. Uit de literatuur blijkt dat FTO effectief gebleken is bij 65-plussers op het uitvoeren van de dagelijkse activiteiten en preventief werkt tegen achteruitgang van de functionele mobiliteit.9 In dit onderzoek zijn er geen statistisch significante verbeteringen gemeten bij de 65-plussers op het uitvoeren van de dagelijkse activiteiten, op de subjectieve schaal is wel een verbetering vastgesteld.
Dat er geen objectieve verbeteringen gemeten zijn, kan verklaard worden door de grootte van de onderzoeksgroep. Deze bestond slechts uit drie deelnemers. Dit verkleint de kans om objectieve resultaten te detecteren en de waarschijnlijkheid van een statistisch significant resultaat.44 Doordat de MDC niet bekend is van de 10MLT, de TUG en testen 1 tot en met 15 van de ADAP kunnen er geen conclusies getrokken worden of de deelnemers klinisch
relevant verbeterd zijn op deze testen. Daarnaast kon er bij deelnemer 4 een aantal testen niet worden afgenomen tijdens het derde meetmoment vanwege gezondheidsklachten. De resultaten van test 16 uit de ADAP zijn wel vergeleken met de MDC. Daarbij is gebleken dat deelnemer 2 klinisch relevant verbeterd. Verder is de betrouwbaarheid en validiteit van de PSK niet bekend. Bij de PSK wordt de NRS-schaal gebruikt, waarvan de MDC wel bekend van is. Hieruit bleek dat deelnemers 2 en 3 klinisch relevant verbeterd zijn op alle gekozen activiteiten. Deelnemer 4 is op één van de drie gekozen activiteiten klinisch relevant verbeterd. Hierbij kunnen ook de gezondheidsklachten meespelen.
Het FTO-programma is ontworpen voor 65-plussers zonder lichamelijke of geestelijke klachten. Voor het onderzoek waren een aantal inclusie- en exclusiecriteria opgesteld. Een exclusiecriterium was dat 65-plussers met één of meerdere chronische aandoeningen niet mochten deelnemen aan het programma. Bij twee van de drie deelnemers was er sprake van één of meerdere chronische aandoeningen. Ondanks dit exclusiecriterium is besloten dat deze deelnemers wel deel mochten nemen aan het FTO-programma, omdat de deelnemers de oefeningen wel zelfstandig uit konden voeren. Daarnaast zou de groep anders te klein zou zijn om te starten met de training.
De deelnemers hebben na elke oefening in hun logboek de BORG RPE-schaal ingevuld.
Wenselijk was dat de score tussen de 9 en de 13 zat. Gemiddeld scoorden de deelnemers de oefeningen rond de 11 punten op de BORG RPE-schaal en dat betekent dat de
oefeningen redelijk licht waren. Dit verschilde per deelnemer en per oefening. Bij een nieuwe oefengroep zal de BORG RPE-schaal niet meer gebruikt worden, omdat de fysiotherapeuten
34 die werkzaam zijn bij PrengerHoekman hier de meerwaarde niet van zien. Daarnaast kost het veel tijd om de BORG RPE-schaal uit te leggen aan de deelnemers.
De grootte van de deelnemersgroep was een sterke punt. Omdat de groep met deelnemers klein was, konden de begeleiders de deelnemers veel persoonlijke aandacht geven tijdens het oefenen. Tijdens de KNOP-bijeenkomsten gaven de deelnemers ook meerdere keren aan dat zij dit als prettig ervaren. Nog een sterk punt is dat ondanks dat er geen statistische significante verbeteringen gevonden zijn, er toch op een aantal testen wel klinische relevante verbeteringen gevonden zijn.
Een zwak punt binnen dit onderzoek is dat er geen statistische significante verbeteringen zijn gevonden. Daarnaast is er bij één deelnemer tijdens het derde meetmoment een aantal testen niet afgenomen vanwege gezondheidsproblemen. Een tweede zwakke punt van dit onderzoek is dat de onderzoeker geen ervaring had met het afnemen van de ADAP en een aantal testen van niet uitgevoerd konden worden. Hierdoor kunnen de uitkomsten van deze test minder betrouwbaar zijn. Een laatste zwakke punt was dat de onderzoeker onvoldoende ervaring had met SPSS en er veel tijd gestoken is om het programma te begrijpen.