• No results found

1, Kwantitatieve resultaten.

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "1, Kwantitatieve resultaten."

Copied!
6
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

1, Kwantitatieve resultaten.

De kwantitatieve beoordeling (deel 1) bestaat uit zes algemene criteria (Detailconsult). In het kader van de beoordeling geldt hiervoor alleen “Behaald” dan wel “Niet behaald”.

“Behaald” levert per criterium 3 punten op en “Niet behaald” 0 punten. Tevens bestaat de mogelijkheid om bij “Niet behaald” toch per criterium 1 punt te verkrijgen aan de hand van de volgende tabel:

Omzetindex : bij negatieve afwijking gelijk of minder dan 1%; Loonkosten : ,, ,, ,, ,, ,, ,, 2%; Lekkage & geregistreerd verlies : ,, ,, ,, ,, ,, ,, 6%; HACCP : 4 van de 6 meetmomenten binnen een jaar voldoende; Ziekteverzuim : ,, ,, ,, ,, ,, ,, 2%;

Klantonderzoek : De gem. score Marketresponse van april / oktober 2011 afgezet tegen de gem. score van april / oktober 2010. Hierbij gehanteerd 2011 = 2010 score --> 1 punt,

2011 < 2010 score --> 0 punt & score 2011 > 2010 --> 3 punten.

Aldus zijn maximaal 18 punten te behalen. Om de kwantitatieve beoordeling als gerealiseerd te beschouwen dient de beoordeelde minimaal 10 punten te scoren (= 60%). Minder dan 10 punten is derhalve "niet behaald".

De totaalscore van de kwantitatieve resultaten vindt u bij "subtotaal kwantitatief".

Een onvoldoende score op de kwantitatieve beoordeling kan nooit leiden tot een positief eindoordeel, ook al is de uitkomst van de kwalitatieve beoordeling "uitstekend". Overigens is dit een theoretisch voorbeeld dat in de praktijk ons inziens niet zal voorkomen.

2, Kwalitatieve resultaten.

Gebruikte scores (= aantal punten behaald bij betreffende competentie)

1 = Onvoldoende, competentie is nagenoeg niet ontwikkeld; een zeer grote investering is nodig. 2 = Zwak, competentie is minder ontwikkeld; een stevige investering is nodig om te ontwikkelen. 3 = Matig, competentie wordt zo nu en dan getoond; nog ruimte voor verdere ontwikkeling. 4 = Voldoende, competentie wordt regelmatig getoond; nog ruimte voor verdere aanscherping. 5 = Goed, competentie is een sterk punt; meer dan voldoende ontwikkeld.

De totaalscore van de kwalitatieve resultaten vindt u bij "subtotaal kwalitatief".

Ter bepaling van het eindoordeel ten aanzien van de kwalitatieve beoordeling hanteert u de volgende tabel: 8 - 11 punten : Onvoldoende 12 - 17 punten : Zwak 18 - 23 punten : Matig 24 - 32 punten : Voldoende 33 - 40 punten : Goed

3, Eindoordeel / Competentieniveau

De eindscore is opgebouwd uit de eindscores van de kwantitatieve en de kwalitatieve beoordeling. Aangezien wij van mening zijn dat beiden onlosmakelijk met elkaar zijn verbonden, dienen beide uitkomsten tot een eindoordeel te leiden De eindbeoordeling wordt automatisch bepaald door de optelsom van kwantitatief en kwalitatief. Hanteer ter bepaling van de eindbeoordeling de tabel "norm 2011". "Kwantitatief" onvoldoende: altijd onvoldoende).

Norm 2010 Norm 2011

t/m 29 punten : "Matig" t/m 34 punten : "Matig"

30 - 38 punten : "Voldoende" 35 - 42 punten : "Voldoende" compententieniveau a 39 - 45 punten : "Goed" 43 - 48 punten : "Goed" compententieniveau b 46 - 52 punten : "Uitstekend" 49 - 54 punten : "Uitstekend" compententieniveau c 53 - 58 punten : "Doorgroeier" 55 - 58 punten : "Doorgroeier" compententieniveau c+ Zoals u ziet hebben wij aan deze score het bijbehorende competentieniveau toegevoegd. Daarbij gaan wij van de volgende uitgangspunten uit:

Bij een score in de categorieën "onvoldoende" en "matig" is sprake van ernstige twijfel aan het SMM-niveau. Dit kan eventueel terugplaatsing naar ASM betekenen dan wel nog opgehaald worden tot "voldoende"(managementbeslissing). Een score in "voldoende" levert een "a-niveau" op, een score in "goed" een "b-niveau", een score in "uitstekend" een "c-niveau". Daarnaast is er nog de mogelijkheid om te scoren in de categorie "potentieel" (c+).

Toelichting competentieniveau:

- a ("startend") SMM, in staat om relatief eenvoudige, in categorie 1 behorende supermarkt, te managen. - b, SMM, in staat gemiddelde supermarkt (categorie 2) te managen.

(2)

Gedragscriteria competenties

1. Klantgerichtheid

Het (inlevings)vermogen om een vertaalslag te maken van de behoefte/wensen van de klant naar acties.

Inventariseert klantwensen, analyseert deze en speelt ze ‘zuiver’ door aan anderen binnen DIRK. Meet en bewaakt de klanttevredenheid en neemt acties om deze te optimaliseren.

Gebruikt de Unique Selling Points (merk Dirk) van DIRK (organisatie, produkten, diensten) in de contacten met klanten. Is consistent en duidelijk in de dienstverlening aan klanten.

2. Resultaatgerichtheid

Sturen van zichzelf en/of anderen op al dan niet expliciet geformuleerde doelen met het oog op efficiency en effectiviteit en het (pro) actief gericht zijn op het behalen van resultaten en doelstellingen.

Ondersteunt en inspireert medewerkers/collega’s bij het behalen van hun resultaten. Benoemt de gewenste resultaten in termen van S.M.A.R.T.

Realiseert de doelen binnen de gestelde termijn.

Stelt evaluatiemomenten vast en meet de realisatie van gestelde doelen. Benoemt kritische succesfactoren.

Maakt keuzes en stelt prioriteiten. 3. Kwaliteitsgerichtheid

Behalen van constante en hoge kwaliteit in het werk door bewust te zijn van deze kwaliteiten en actief bij te sturen bij problemen. Het werk doen volgens vastgestelde regels, procedures en kwaliteitsstandaards van de organisatie.

Stimuleert anderen om kwalitatief hoogwaardige prestaties te leveren en deze kwaliteit hoog te houden, mede door het tonen van voorbeeldgedrag.

Schept randvoorwaarden om de kwaliteit van de dienstverlening op peil te houden of te verbeteren.

Initieert zelf acties om de kwaliteit van producten en de dienstverlening binnen de eigen afdeling te verhogen. 4. Leiderschap

Richting en sturing geven aan anderen om een beoogd doel/resultaat te bereiken.

Draagt de 4 kernwaarden, professioneel, klantgericht, kostenbewust en maatschappijbewust, van de organisatie uit en laat voorbeeldgedrag zien.

Neemt beslissingen, licht deze toe en is consistent in de uitvoering (toont ruggengraat). Komt afspraken na en doet afspraken nakomen,

Spreekt medewerkers en collega’s aan op verantwoordelijkheden. Is pro-actief en neemt het voortouw.

Stimuleert medewerkers tot meedenken; creëert draagvlak en betrokkenheid. 5. Probleemanalyse en oplossend vermogen

Signaleren van problemen. Herkennen van belangrijke informatie, leggen van verbanden tussen gegevens en opsporen van mogelijke oorzaken van problemen. Stellen van diagnose, bedenken van alternatieven oplossingen en aangeven van consequenties.

Vraagt door in het geval van onvoldoende informatie. Onderscheidt trends van incidentele veranderingen.

Doorziet vraagstukken met gevolgen voor de lange termijn vanuit meerdere invalshoeken, ontleedt deze gestructureerd en benoemt de belangentegenstellingen.

Weet vaak tot de kern van problemen door te dringen.

Vertoont voorbeeldgedrag door verbanden met situaties in andere organisaties en tussen delen van het probleem te identificeren

6. Communicatie

Het vermogen doeltreffend te communiceren, rekening houdend met niveau van partijen waarmee gecommuniceerd wordt.

Maakt onderscheid tussen hoofd- en bijzaken en communiceert deze in een logische volgorde. Kan een complex onderwerp begrijpelijk maken aan de doelgroep.

(3)

7. Coachen

Het vermogen om zaken voor elkaar te krijgen door anderen weloverwogen te benaderen, (functionele) relaties op te bouwen, te onderhouden en te benutten.

Stimuleert en motiveert anderen om zelf met mogelijke oplossingen te komen; Geeft anderen eigen verantwoordelijkheid met name voor hun eigen leertraject.

Draagt geen oplossingen aan, maar vergroot het probleemoplossend vermogen van de anderen; Zorgt door middel van enthousiasmeren dat het beste uit de persoon gehaald kan worden Zorgt voor de juiste feedback

Kan zijn/haar stijl van coachen aanpassen aan de andere partij/ontvanger

Tonen van interesse en het vermogen om belangrijke informatie op te pakken uit mondelinge gesprekken. Aandacht, zorg (respect) en begrip kunnen bieden (veiligheid) en nadenken over de gevolgen van de acties. 8. Samenwerking

De bereidheid en het vermogen om samen te werken met anderen aan een gemeenschappelijk doel.

Wisselt op eigen initiatief informatie, kennis en ideeën uit met collega’s.

Benoemt problemen binnen de eigen groep en zet zich in om deze samen op te lossen. Helpt anderen bij het halen van hun doelstellingen.

Spreekt anderen aan op afspraken, confronteert anderen met de consequenties van hun gedrag en staat open voor feedback.

(4)
(5)
(6)

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

De werkelijke gemiddelde capitalbase van materiële vaste activa wordt bepaald door het gemiddelde te bepalen van de capitalbase voor deze posten per 1 januari (van het jaar waar

Uit te zoeken in hoeverre op sportpark De Krim binnen de beschikbare totale kosten op veld 3 LED verlichting kan worden toegepast op wedstrijdniveau, waarbij de bestaande

In afwijking op de nota activabeleid 2016 de volgende wijzigingen door te voeren; het in de 1e tussenrapportage 2021 opgenomen investeringskrediet voor de 3e fase van het zwembad

Eventuele onderstrepingen, markering of korte hoorcollege-notities in het dictaat zijn geen probleem, zolang het geen (gedeeltes van) werkcollege-notities of uitwerkingen van opgaven

Dit monomeer wordt gemaakt door in een eerste stap ethyn te dimeriseren tot vinylethyn, waarna in een tweede stap door additie van waterstofchloride, chloropreen ontstaat?.  24

Dit monomeer wordt gemaakt door in een eerste stap ethyn te dimeriseren tot vinylethyn, waarna in een tweede stap door additie van waterstofchloride, chloropreen ontstaat2.  23

Verplaats de wijzer naar het eerste kwadrant en druk op [ ENTER ] om de plaats van het punt vast te leggen... Druk op [ GRAPH ] voor het Layout/Reken-menu (F5 menu) en

c) Welke personen/groepen worden relatief hoog blootgesteld aan deze vormen van ioniserende straling.