• No results found

Consultatiedocument Combinatievorming Den Haag, mei 2006

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Consultatiedocument Combinatievorming Den Haag, mei 2006"

Copied!
18
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Consultatiedocument Combinatievorming

(2)

“ Markten laten werken” is de missie van de NMa. Ook bij het onderwerp ‘combinatievorming’ staat voor de NMa de vraag centraal of en zo ja, op welke manier combinatievorming van invloed is op gezonde

concurrentie. Met het voorleggen van dit document wil de NMa relevante partijen in de samenleving over dit vraagstuk consulteren. De consultatie is er in het bijzonder op gericht te vernemen hoe combinatievorming in de dagelijkse praktijk werkt.

In dit document staan achtergronden en gevolgen van combinatievorming beschreven vanuit economisch perspectief en ook is het juridisch kader van de Mededingingswet geschetst, waarbinnen combinatievorming wordt beoordeeld door de NMa. De NMa evalueert op dit moment de huidige praktijk en is voornemens daarover te adviseren aan de beleidsverantwoordelijke, de Minister van Economische Zaken.

Om de in dit document beschreven achtergronden en gevolgen te toetsen aan de bestaande praktijk van combinatievorming en zo mogelijk aan te vullen aan de hand van concrete praktijkvoorbeelden vraagt de NMa partijen uit de samenleving om een inhoudelijke reactie op dit document. Het is mogelijk uw reactie te sturen 1 juli 2006. U bent geheel vrij in de beantwoording van de vragen. Voor de bruikbaarheid van uw

antwoorden wordt u verzocht deze zo goed mogelijk te onderbouwen en zoveel mogelijk van feitelijke, concrete voorbeelden te voorzien.

Reacties kunnen per post worden gezonden, onder vermelding van ‘Consultatie Combinatievorming’, aan:

Nederlandse Mededingingsautoriteit T.a.v. mevrouw drs. L.B.C. Knops Postbus 16326

2500 BH Den Haag

U kunt uw reactie ook per e-mail richten aan ConsultatieCombinatievorming@nmanet.nl

(3)

Overzicht consultatievragen

Vraag 1:

a) Indien concurrenten in combinatie op een opdracht willen inschrijven: uitwisseling van welk(e) type(n) bedrijfsgegevens is noodzakelijk om tot een gezamenlijke aanbieding te komen aan de

opdrachtgever?

b) Indien een opdracht aan een combinatie gegund is: is het voor een goede uitvoering van de opdracht noodzakelijk om bedrijfsgegevens uit te wisselen die niet alleen op de betreffende opdracht betrekking hebben? Graag uw antwoord zo mogelijk van een verdere specificatie voorzien.

c) Kunt u voor ieder van de door u genoemde typen gegevens aangeven hoeveel langer of hoeveel korter dan één jaar deze gegevens actueel blijven?

Vraag 2: Indien u de activiteiten van uw onderneming (of, indien u geen onderneming vertegenwoordigt: van

ondernemingen in sectoren waarmee u bekend bent) beziet:

a) Kunt u in een percentage van de jaarlijkse omzet en in een percentage van het jaarlijks aantal aangenomen opdrachten aangeven welk deel van de werkzaamheden gemiddeld genomen in combinatie uitgevoerd wordt?

b) Worden de betreffende combinaties gevormd met één of enkele vaste combinanten of met telkens wisselende combinanten?

c) Kunt u met betrekking tot uw antwoord op vraag 2b aangeven wat de redenen zijn om met vaste of wisselende combinanten te werken?

d) Indien met één of enkele vaste combinanten wordt gewerkt: welke alternatieven voor combinatievorming worden in die gevallen overwogen en waarom vallen deze af?

e) Wat zouden de gevolgen zijn indien het niet langer mogelijk zou zijn – om wat voor reden dan ook – om combinaties te vormen?

Vraag 3: Kunt u aangeven welke factoren ervoor zorgen dat een onderneming niet in staat is om individueel

op een project in te schrijven? Graag uw antwoord, zo mogelijk met praktijkvoorbeelden, toelichten.

Vraag 4: Kunt u nog andere dan de hiervoor genoemde redenen voor combinatievorming noemen die leiden

tot economische voordelen? Graag in uw toelichting aangeven welke deze voordelen zijn.

Vraag 5: Kunt u voorbeelden geven, die zich naar uw mening in de praktijk zouden kunnen voordoen, van de

wijze waarop voordelen kunnen worden doorgegeven aan de gebruiker?

Vraag 6: Indien u de activiteiten in uw sector (of: de sectoren waarmee u bekend bent) beziet:

a) Ziet u alternatieven voor combinatievorming? Zo ja, welke?

b) Wat ziet u als de voor- en nadelen van deze alternatieven vergeleken met combinatievorming?

Vraag 7: Zou een andere wijze van aanbesteden van invloed kunnen zijn op de mate waarin combinaties op

(4)

1

Inleiding

Waarom dit consultatiedocument?

In dit consultatiedocument legt de NMa aan de samenleving een analyse voor van de mogelijk positieve en negatieve gevolgen van combinatievorming voor de concurrentie. Het doel van deze consultatie is om meer inzicht te krijgen in de dagelijkse praktijk van combinatievorming. De NMa nodigt u daarom uit om uw visie op het onderwerp combinatievorming en de analyse daarvan in dit document kenbaar te maken.

Uw reactie is voor de NMa van groot belang om uiteindelijk een zorgvuldige en zoveel mogelijk op de praktijk toegesneden afweging van de potentiële positieve en negatieve gevolgen van combinatievorming te kunnen maken en daarmee aan de samenleving duidelijkheid te geven over de wettelijke mogelijkheden voor combinatievorming. De NMa hoopt en verwacht reacties op dit consultatiedocument te krijgen van alle partijen of groeperingen die in de praktijk betrokken zijn bij of inzicht hebben in combinatievorming. In de eerste plaats natuurlijk de marktpartijen: ondernemingen en ook opdrachtgevers. Maar ook partijen die in de markt een bemiddelende, adviserende, ondersteunende of anderszins intermediaire rol vervullen.

Wat verstaat de NMa onder combinatievorming?

Combinatieovereenkomsten worden in het kader van een specifieke aanbestedingi door ondernemingen aangegaan om gezamenlijk een bod uit te brengen voor het leveren van goederen of het verrichten van diensten, om vervolgens gezamenlijk een verkregen opdracht uit te voeren. Onder combinatievorming verstaat de NMa in dit consultatiedocument het aangaan van dergelijke tijdelijke combinatieovereenkomsten. Ondernemingen die een combinatie aangaan, zijn vaak concurrenten van elkaar, dat wil zeggen

ondernemingen die op hetzelfde niveau of dezelfde niveaus van de markt werkzaam zijn.

Wat kan combinatievorming voor gezonde concurrentie betekenen?

Combinaties kunnen de benuttingsgraad en productiviteit van twee of meer ondernemingen verhogen, piekbelasting opvangen, risico’s spreiden of het aannemen van grotere projecten mogelijk maken. De NMa erkent de economische voordelen die uit combinatievorming kunnen voortvloeien. Tegelijkertijd is het de taak van de NMa om te voorkomen dat de concurrentie onnodig wordt beperkt. Goed werkende markten zorgen immers voor lagere prijzen, meer innovatie, meer internationale concurrentiekracht voor Nederland, meer werkgelegenheid en meer welvaart voor iedereen. De NMa ziet vanuit dat perspectief dat

combinatievorming ook mogelijke nadelen voor deze gezonde marktwerking met zich mee kan brengen. Bijvoorbeeld wanneer concurrenten op een markt regelmatig combinaties vormen waartoe zij onderling concurrentiegevoelige informatie uitwisselen, terwijl zij zelfstandig op de opdracht hadden kunnen

inschrijven. Dit inzicht in elkaars bedrijfsgegevens en –processen kan ertoe leiden dat het gedrag op de markt van deze ondernemingen op elkaar afgestemd wordt en vormt een potentieel negatief gevolg van

(5)

Behoefte aan meer duidelijkheid over de wettelijke mogelijkheden voor combinatievorming

Tegelijkertijd met het invoeren van de Mededingingswet (hierna: Mw) op 1 januari 1998 is het Besluit Vrijstelling Combinatieovereenkomsten (hierna: BVC) in werking getreden. ii Het BVC geeft aan onder welke voorwaarden tijdelijke combinatieovereenkomsten in het kader van de Mw zijn toegestaan. Een aantal ontwikkelingen heeft ertoe geleid dat de vraag aan de orde is of het BVC nog haar functie vervult.

Enkele jaren geleden heeft de Parlementaire Enquête Bouwnijverheid plaatsgevonden. De Parlementaire Enquêtecommissie Bouwnijverheid (hierna: PEC) heeft naar aanleiding van haar onderzoek naar de aard en omvang van onregelmatigheden in de bouwsector een aantal bevindingen over combinatievorming

opgenomen in haar eindrapport.iii Ondermeer schrijft de PEC: “ Haar onderzoek indiceert dat de

combinatievorming vaker voorkomt dan de wet beoogt.”iv De PEC concludeert dat combinaties niet alleen door het midden- en kleinbedrijf worden aangegaan, om op die manier de concurrentie bij grotere projecten te vergroten. Een steekproef van vijftig combinaties heeft namelijk aangetoond dat in bijna de helft van de gevallen één of meer van de grote bouwconcerns betrokken was bij de combinatie.v Ook verwijst de PEC naar de uitkomsten van het onderzoek “ Scan van de Nederlandse bouwsector” dat de NMa in 2002 heeft laten uitvoeren, die de indruk van de PEC bevestigen.vi. In deze scan wordt geconcludeerd dat juist van de grootste bouwondernemingen aangenomen mag worden dat zij over voldoende productiemiddelen en ervaring beschikken om een project met een kleiner aantal deelnemers in combinatie uit te voeren dan op basis van de scan in werkelijkheid het geval blijkt.

Begin 2004 heeft de NMa de Minister van Economische Zaken geadviseerd om de mogelijkheden te onderzoeken voor een nadere invulling van de in het BVC geformuleerde norm voor het toestaan van combinaties.vii Hierop heeft de Stichting voor Economisch Onderzoek (SEO) in opdracht van het Ministerie van Economische Zaken in 2004 een onderzoek verricht naar de werking van het BVC.viii Uit dit onderzoek, waarbij ondernemers in diverse sectoren van de economie en opdrachtgevers zijn geënquêteerd, is gebleken dat er bij deze partijen behoefte bestaat aan duidelijkheid over de wettelijke mogelijkheden voor

combinatievorming, maar dat het BVC hierover (te) weinig duidelijkheid verschaft.

Ook toont het onderzoek van SEO - opnieuw - dat het vaak de grote bouwbedrijven zijn die in combinaties werken: van de bedrijven die bij een combinatie betrokken waren behoorde 30% tot één van de tien grootste bouwbedrijven in Nederland. Verder tekent SEO op: “ Tegelijkertijd ergeren aanbestedende diensten zich aan combinaties van (grote) bedrijven die combinatievorming niet nodig hebben en afzonderlijk op het werk zouden kunnen inschrijven. Iedere aanbestedende dienst kent wel een anekdote over grote bouwbedrijven die gezamenlijk inschrijven op relatief kleine projecten.” .

Verder vervalt het BVC per 1 januari 2008, zodat de vraag aan de orde of het wenselijk is het BVC te

verlengen, al dan niet met wijzigingen. Tot slot hebben de onderzoeken van de NMa gedurende de afgelopen vier jaren binnen de bouwsector een wijdverbreide cultuur van concurrentiebeperkende afspraken aan het licht gebracht.

(6)

de hand van bestaande besluiten van de NMa en de Europese Commissie (hierna: Commissie) evenals de Nederlandse rechtspraak lijkt het in veel gevallen niet goed mogelijk deze duidelijkheid te geven. Specifiek over het onderwerp van tijdelijke combinatieovereenkomsten zijn daarin slechts in zeer beperkte mate bruikbare aanknopingspunten te vinden. Om deze redenen zijn de uitkomsten van deze consultatie over de dagelijkse praktijk van combinatievorming voor de NMa zeer belangrijk om potentiële voor- en nadelen zorgvuldig af te wegen. De reacties op dit consultatiedocument zullen mede de basis vormen voor een advies aan de Minister van Economische Zaken over de wijze waarop over de wettelijke mogelijkheden voor

combinatievorming meer duidelijkheid aan alle betrokken partijen geboden kan worden en of het daarbij wenselijk is het BVC te verlengen, al dan niet met wijzigingen.

Opzet van dit document

Hoewel de geschetste, veel voorkomende praktijk van combinatievorming in de bouw een belangrijke aanleiding is geweest voor dit document, komt combinatievorming óók voor in andere sectoren van de Nederlandse economie. De Mw én het BVC hebben betrekking op alle sectoren van de Nederlandse economie. De uitgangspunten die in dit document worden beschreven voor de mededingingsrechtelijke analyse van combinaties gelden derhalve voor combinaties in alle sectoren van de Nederlandse economie. Waar in het navolgende verwezen wordt naar de bouwsector of ter illustratie voorbeelden gebruikt worden uit de bouwsector, kan derhalve ook een andere sector gelezen worden.

De opbouw van dit document is als volgt. Hoofdstuk 2 plaatst combinatievorming in een economisch perspectief. Hoofdstuk 3 gaat in op het mededingingsrechtelijk analysekader en de toepassing van dit kader op combinatievorming. Consultatievragen komen per hoofdstuk aan bod en zijn ook in de samenvatting aan het begin van dit document weergegeven.

2

Combinatievorming in economisch perspectief

Marktwerking en aanbestedingsmarkten

Op een markt komen vraag en aanbod bijeen. Een goed werkende markt biedt een gevarieerd en scherp geprijsd aanbod dat tegemoet komt aan uiteenlopende behoeftes van vragers. Voor een goed werkende markt is gezonde concurrentie tussen verschillende aanbieders vereist, die ieder naar de gunst van de klanten dingen. Een markt met gezonde concurrentieverhoudingen stelt afnemers in de gelegenheid verschillende aanbiedingen met elkaar te vergelijken en het, voor hun specifieke behoefte, meest gunstige aanbod voor de meest gunstige prijs te kiezen. De onderlinge concurrentie prikkelt aanbieders om zich van de andere aanbieders te onderscheiden en blijvend op zoek te gaan naar manieren om aan de (veranderende) wensen van hun klanten tegemoet te komen en deze klanten zo aan zich te binden.

(7)

om de gunst van de opdrachtgever. De bouw is een voorbeeld van een sector waarop vraag en aanbod voor een belangrijk deel via aanbesteding van afzonderlijke werken georganiseerd is.

Gevolgen van combinatievorming voor het concurrentieproces

Samenwerking tussen ondernemingen door combinaties te vormen kan economische voordelen met zich mee brengen. Zo is het denkbaar dat door de mogelijkheid om in combinatie in te schrijven het aantal inschrijvende partijen op een opdracht toeneemt, doordat bijvoorbeeld twee ondernemingen die zelfstandig niet in staat zijn een passende aanbieding te doen, gezamenlijk wel kunnen offreren. Dit vergroot het aantal alternatieven waaruit de opdrachtgever kan kiezen. Voor kleine en middelgrote ondernemingen kan

samenwerking op deze wijze een nuttige rol vervullen. Zij kunnen daarmee grotere ondernemingen, die zelfstandig op de opdracht inschrijven, tegenspel bieden. Voor kleinere ondernemingen is incidentele combinatievorming daarmee één van de mogelijke manieren om in het concurrentieproces de stap naar nieuwe marktsegmenten te zetten. De concurrentie wordt daarmee bevorderd. Het is ook mogelijk dat een combinatie leidt tot voordelen, zoals lagere kosten of andere efficiëntievoordelen, die tot uitdrukking komen in een lagere inschrijfprijs dan voor de combinanten individueel mogelijk geweest was.

Ondernemingen die in staat zijn om zelfstandig een aanbieding te doen, maar die er toch voor kiezen om samen met een ander bedrijf te bieden, beïnvloeden het concurrentieproces mogelijk nadelig. Om te

beginnen wordt het aantal alternatieve aanbiedingen waaruit de opdrachtgever zal kunnen kiezen beperkt. De directe concurrentiedruk in het betreffende vraag- en aanbodspel neemt daarmee af: twee of meer gerede kandidaten voor de klus schakelen door de door hen gekozen samenwerking de rechtstreekse onderlinge concurrentie immers (tijdelijk) uit. Bovendien bestaat de mogelijkheid dat ondernemingen

combinatievorming als middel inzetten om doelbewust de concurrentie bij aanbestedingen te beperken.ix Combinatievorming draagt op die wijze het gevaar in zich om als instrument voor kartelvorming te dienen.

Wanneer wisselende partijen regelmatig combinatieafspraken maken met elkaar ontstaat wederzijdse afhankelijkheid tussen deze partijen. Een verminderde prikkel tot onderlinge concurrentie kan daarvan het nadelige gevolg zijn, doordat partijen in hun concurrentiegedrag rekening gaan houden met huidige en mogelijke toekomstige banden met concurrenten. De concurrent waarmee op dit moment in combinatie wordt gewerkt aan de uitvoering van een werk kan immers op het zelfde moment een concurrerende inschrijver zijn voor een ander werk, of omgekeerd.

(8)

verschillende partijen op de markt op deze wijze in de loop der tijd een netwerk in stand houden waarin ze kennis en informatie uitwisselen, die ondernemingen normaal gesproken niet met de concurrentie delen.x

Deze mate van onderlinge transparantie kan ook een verdergaand effect hebben. Bijvoorbeeld: ontwikkelde kennis over innovatieve werkwijzen en dergelijke zal door combinatievorming sneller bij concurrenten terecht kunnen komen. Deze uitwisseling en daarmee het snel aan de concurrentie prijsgeven van kennis die een concurrentievoordeel biedt, kan een rem zijn op het investeren in onderzoek en ontwikkeling. Het door onderlinge concurrentie aangewakkerde proces van innovatie wordt op deze manier afgeremd.

Om enerzijds de voordelen van bepaalde combinaties voor het concurrentieproces en de economie zoveel mogelijk te benutten en anderzijds de voor het concurrentieproces schadelijke gevolgen van sommige combinaties zoveel mogelijk te voorkomen is zorgvuldige analyse van de redenen voor het aangaan van combinaties en gevolgen daarvan op de onderlinge concurrentieverhoudingen van groot belang.

Vraag 1:

a) Indien concurrenten in combinatie op een opdracht willen inschrijven: uitwisseling van welk(e) type(n) bedrijfsgegevens is noodzakelijk om tot een gezamenlijke aanbieding te komen aan de

opdrachtgever?

b) Indien een opdracht aan een combinatie gegund is: is het voor een goede uitvoering van de opdracht noodzakelijk om bedrijfsgegevens uit te wisselen die niet alleen op de betreffende opdracht betrekking hebben? Graag uw antwoord zo mogelijk van een verdere specificatie voorzien.

c) Kunt u voor ieder van de door u genoemde typen gegevens aangeven hoeveel langer of hoeveel korter dan één jaar deze gegevens actueel blijven?

3

Mededingingsrechtelijke analyse van combinatievorming

Paragraaf 3.1 geeft op hoofdlijnen het voor combinatievorming relevante mededingingsrechtelijk kader. Paragraaf 3.2 en 3.3 bevatten de concrete toepassing van het mededingingsrechtelijke kader op

combinatievorming.

3.1 Het mededingingsrechtelijk kader voor combinatievorming

Het kartelverbod

Het wettelijke kader waarbinnen de mogelijke economische voordelen van combinatievorming en de mogelijke concurrentiebeperking door combinatievorming worden afgewogen wordt gevormd door artikel 6 van de Mw. Artikel 6, eerste lid, Mw, het zogenaamde “ kartelverbod” , verbiedt overeenkomsten tussen ondernemingen, besluiten van ondernemersverenigingen en onderling afgestemde feitelijke gedragingen van ondernemingen, die ertoe strekken of ten gevolge hebben dat de mededinging op de Nederlandse markt of een deel daarvan wordt verhinderd, beperkt of vervalst.

(9)

Dit betekent dat de NMa in beginsel conform Bekendmakingen van de Commissie zal opereren, zoals in de in dit verband relevante Richtsnoeren voor horizontale en verticale overeenkomsten. Verticale

overeenkomsten zijn afspraken tussen ondernemingen die werkzaam zijn op verschillende niveaus van een bedrijfskolom, bijvoorbeeld tussen een toeleverancier en een afnemer. Horizontale overeenkomsten zijn afspraken tussen ondernemingen die werkzaam zijn op hetzelfde niveau of dezelfde niveaus in de markt, bijvoorbeeld tussen producenten onderling of tussen distributeurs onderling. In tegenstelling tot verticale overeenkomsten betreffen horizontale overeenkomsten vaak samenwerking tussen concurrenten.

Combinatieovereenkomsten kunnen zowel verticaal als horizontaal van aard zijn. Aangezien dit document gaat over tijdelijke combinatieovereenkomsten die worden gesloten tussen concurrenten zijn hier vooral de Richtsnoeren voor horizontale overeenkomstenxi van belang. In deze Richtsnoeren geeft de Commissie het analytisch kader voor de meest gangbare vormen van horizontale samenwerking. Dit analytisch kader geeft aan of en in welke mate samenwerkingsvormen tussen ondernemingen toelaatbaar zijn vanuit

concurrentieoogpunt. In het algemeen stelt de Commissie in haar Richtsnoeren voor horizontale overeenkomsten dat het kartelverbod niet van toepassing zal zijn op:

- afspraken tussen niet-concurrenten;

- afspraken tussen concurrenten die ieder voor zich niet in staat zijn het betrokken project of de activiteit uit te voeren.xii

Afspraken tussen deze partijen brengen volgens de Commissie doorgaans geen coördinatie van het concurrentiegedrag van deze partijen op de markt met zich mee. Hierbij moet aangetekend worden dat dergelijke richtsnoeren van de Commissie (of van de NMa) in veel gevallen niet meer en niet minder zijn dan richtingen en/ of criteria die bij een mededingingsanalyse van een afspraak een belangrijke rol kunnen spelen. Met andere woorden: ook richtsnoeren geven niet in alle gevallen die in de praktijk voor kunnen komen een pasklaar of eenduidig standpunt.

De wettelijke uitzondering op het kartelverbod

Via het kartelverbod formuleert de wetgever het uitgangspunt dat in beginsel iedere onderneming individueel en zelfstandig bedrijfsbeslissingen neemt en zijn positie op de markt bepaalt. Dat betekent niet dat

zondermeer álle afspraken tussen ondernemingen verboden zijn volgens het kartelverbod. Voor afspraken die de concurrentie beperken maar economische voordelen voor de afnemers met zich meebrengen die opwegen tegen de nadelen bestaat een wettelijke uitzondering op het kartelverbod. Wanneer afspraken die de

concurrentie beperken voldoen aan de criteria die in artikel 6, derde lid Mw zijn opgenomen, zijn de afspraken vrijgesteld van het kartelverbod en daarmee wettelijk toegestaan. De wettelijke

uitzonderingscriteria zijn:

1) de afspraak moet bijdragen aan verbetering van de productie of distributie dan wel een technische of economische vooruitgang opleveren;

2) de voordelen die voortvloeien uit de afspraken moeten voor een redelijk deel ten goede komen aan de gebruikers;

(10)

Het betreft cumulatieve voorwaarden: dat wil zeggen, er moet aan iedere voorwaarde voldaan worden en zodra er aan één voorwaarde niet voldaan wordt, is wettelijke vrijstelling niet mogelijk en zijn de afspraken verboden.

Groepsvrijstellingen

Voor bepaalde categorieën van vaak voorkomende afspraken zijn er de groepsvrijstellingen. Indien afspraken voldoen aan de voorwaarden van een groepsvrijstelling dan is het kartelverbod niet van toepassing en zijn de afspraken toegestaan.

Besluit Vrijstelling Combinatieovereenkomsten

Binnen het Nederlandse mededingingsrecht is voor dit document met name de eerder genoemde groepsvrijstelling voor combinatieovereenkomsten (het BVC) relevant.xiii Doel van het BVC is tijdelijke combinatieovereenkomsten die, zowel voor de betrokken ondernemingen als voor de afnemers voordelen met zich meebrengen, vrij te stellen van het kartelverbod.

Artikel 1 van het BVC definieert een combinatieovereenkomst als: een schriftelijke overeenkomst tussen twee of meer ondernemingen waarin:

1°. ter zake van een gedane of aangekondigde aanbesteding de gezamenlijke indiening door die

ondernemingen van een inschrijfcijfer voor de desbetreffende opdracht wordt geregeld, waarbij elk van de betrokken ondernemingen zich verbindt een aanmerkelijke bijdrage te leveren aan de uitvoering van de desbetreffende opdracht;

2°. geen andere mededingingsbeperkingen zijn opgenomen dan die welke noodzakelijk zijn voor de onder 1° bedoelde indiening en uitvoering.

Volgens artikel 2 van het BVC geldt het kartelverbod niet voor combinatieovereenkomsten. Volgens artikel 3 van het BVC geldt dit echter weer niet (en is dus het kartelverbod wél van toepassing) indien, gezien de aard en de omvang van de uit te voeren opdracht in relatie tot de betekenis en de capaciteit van de betrokken ondernemingen, het aantal ondernemingen dat aan de desbetreffende combinatieovereenkomst deelneemt onevenredig groot is.

Blijkens de nota van toelichting is het BVC er op gericht om die combinaties toe te staan die economische voordelen opleveren en waarvoor geldt dat er geen sprake is van een oneigenlijke, concurrentiebeperkende samenwerking. De criteria voor vrijstelling in het BVC zijn een uitwerking van de criteria in artikel 15 Mw. Deze komen overeen met de zojuist besproken wettelijke uitzonderingscriteria van artikel 6, derde lid, Mw.

3.2 Wanneer valt een combinatie onder het kartelverbod?

(11)

betreffende werk een aanbieding willen doen. Wanneer ondernemingen, die (potentiële) concurrenten zijn en individueel in staat zijn om op een aanbesteding in te schrijven, overeenkomen om samen te werken en in combinatie op een opdracht in te schrijven is in principe het kartelverbod van toepassing.

Voorbeeld 1

Een gemeente besteedt het aanleggen van een geasfalteerde weg aan. De wegenaanleggers A en B zijn op basis van hun totale capaciteit, kennis- en ervaringsniveau in staat de gevraagde werkzaamheden uit te voeren en zelfstandig mee te dingen naar de opdracht. A en B staan dus in directe concurrentie tot elkaar. Indien A en B overeenkomen dit werk of vergelijkbare werken in combinatie uit te voeren dan is op dit samenwerkingsverband in beginsel het kartelverbod van toepassing.

Het is van belang om te benadrukken dat ondernemingen concurrenten zijn uit hoofde van het feit dat ze op dezelfde markt opereren, ongeacht de vorm waarin vraag en aanbod op die markt tot elkaar komen. Op markten waarop opdrachten voor een belangrijk deel via aanbestedingen gegund worden, kan gelden dat een onderneming voor een specifiek project niet altijd zijn volle capaciteit kan inzetten, bijvoorbeeld omdat de onderneming al bezig is om eerder verworven projecten uit te voeren. Het feit dat een onderneming meent niet alleen te kunnen inschrijven omdat een deel van de capaciteit reeds vastligt, betekent niet dat de onderneming geen concurrent is voor het betreffende werk. Anders zouden ondernemingen in een situatie terecht kunnen komen waarin zij structureel ‘restcapaciteit’ samenvoegen en er doorlopend projecten in combinaties worden gedaan. Dit zou onvermijdelijk gepaard gaan met de in het voorgaande beschreven nadelige netwerkeffecten. Ook zou dit de prikkel verminderen om op andere wijze te voorzien in het aanwenden van de restcapaciteit, bijvoorbeeld de restcapaciteit inzetten op kleinere projecten. Een en ander neemt echter niet weg dat het aangaan van een combinatie voor een specifiek project kostenvoordelen kan opleveren door het samenvoegen van restcapaciteit. In een dergelijk geval kan de combinatie toelaatbaar zijn, indien is voldaan aan de wettelijke uitzonderingscriteria, die verder besproken worden in paragraaf 3.3.

Vraag 2: Indien u de activiteiten van uw onderneming (of, indien u geen onderneming vertegenwoordigt: van

ondernemingen in sectoren waarmee u bekend bent) beziet:

a) Kunt u in een percentage van de jaarlijkse omzet en in een percentage van het jaarlijks aantal aangenomen opdrachten aangeven welk deel van de werkzaamheden gemiddeld genomen in combinatie uitgevoerd wordt?

b) Worden de betreffende combinaties gevormd met één of enkele vaste combinanten of met telkens wisselende combinanten?

c) Kunt u met betrekking tot uw antwoord op vraag 2b aangeven wat de redenen zijn om met vaste of wisselende combinanten te werken?

d) Indien met één of enkele vaste combinanten wordt gewerkt: welke alternatieven voor combinatievorming worden in die gevallen overwogen en waarom vallen deze af?

e) Wat zouden de gevolgen zijn indien het niet langer mogelijk zou zijn – om wat voor reden dan ook – om combinaties te vormen?

(12)

actief zijn, zullen elkaar dan ook geregeld bij aanbestedingen als concurrenten ontmoeten. In deze situaties zal de vraag of sprake is van concurrenten relatief eenvoudig te beantwoorden zijn en daarmee ook de vraag of het kartelverbod van toepassing is op een eventuele combinatie. Soms wordt in aanbestede werken gevraagd om de uitvoering van uiteenlopende typen werkzaamheden, waarbij het de vraag is welke

ondernemingen precies concurrenten van elkaar zijn. Deze situatie kan aan de hand van een - voor dit doel eenvoudig en volledig gefingeerd - voorbeeld verder toegelicht worden:

Voorbeeld 2

Een gemeente besteedt een werk aan voor het herbestraten van 2 kilometer verharde weg. Daarbij moet ook een bestaande kruising vervangen worden door een rotonde en nieuwe openbare verlichting langs de weg en bij de rotonde aangelegd worden. Aangezien het een drukke verkeersader betreft wil de opdrachtgever dat de werkzaamheden om efficiëntieredenen als één werk uitgevoerd worden. In de tabel hieronder is weergegeven welke ondernemingen welke werkzaamheden doorgaans verrichten:

Onderneming A Onderneming B Onderneming C

Herbestraten ja ja nee

Rotonde aanleggen ja ja nee

Openbare verlichting ja nee ja

Onderneming A beschikt als enige onderneming over de kennis en ervaring om alle gevraagde werkzaamheden voor dit specifieke werk uit te voeren en kan zelfstandig inschrijven op het werk. Voor onderneming B en C geldt dit niet. A en B hebben echter wel een zekere overlap in de werkzaamheden die ze doorgaans uitvoeren. A en B dingen dan ook regelmatig als concurrenten mee bij aanbestedingen van werken, waarbij het uitvoeren van wegwerkzaamheden gevraagd wordt. Hoewel in dit specifieke project B niet zelf alle gevraagde specificaties kan leveren, zijn A en B wel op dezelfde markt actief en daarmee dus

concurrenten van elkaar. Hetzelfde geldt voor A en C. Deze ondernemingen komen elkaar regelmatig tegen bij de aanbesteding van openbare verlichtingswerken en zijn daarom ook concurrenten van elkaar. B en C komen elkaar doorgaans echter niet tegen bij aanbestedingen, omdat (bijvoorbeeld) in de praktijk blijkt dat wegwerkzaamheden en openbare verlichting door opdrachtgevers separaat aanbesteed worden. B en C zijn dan geen concurrenten van elkaar. Echter, als voor B en C geldt dat deze ondernemingen op korte termijn in staat zijn om de ontbrekende kennis of materialen te verwerven, bijvoorbeeld door inkoop, inhuur of ervaring bij andere opdrachten, dan zijn B en C potentiële concurrenten. Ze zijn immers in staat om op relatief korte termijn tot elkaars markten toe te treden.

In bovenstaand voorbeeld zijn er verschillende denkbare mogelijkheden om combinaties aan te gaan, namelijk: AB, AC en BC. Welke van deze combinaties vallen onder het kartelverbod?

(13)

toepassing. A en B zijn immers (potentiële) concurrenten, datzelfde geldt voor A en C én voor B en C, zodat er geen combinatiemogelijkheden tussen niet-concurrenten overblijven. In deze aanbesteding zouden in beginsel alledrie de ondernemingen zelfstandig mee kunnen dingen naar de opdracht en elkaar

beconcurreren.

Voor de resterende combinatiemogelijkheden in dit voorbeeld, de combinaties van A met B of C neemt telkens een concurrent (A) aan de combinatie deel die individueel wél in staat is om het betreffende werk uit te voeren. Op de samenwerking tussen onderneming A en B en tussen onderneming A en C is het

kartelverbod van toepassing.

Afspraken binnen één onderneming

Het kartelverbod is alleen van toepassing wanneer sprake is van combinatievorming tussen zelfstandige ondernemingen. Samenwerking door combinatievorming binnen één onderneming valt derhalve niet onder het kartelverbod. Als onderneming wordt beschouwd elke ‘economische eenheid’, ook al bestaat deze uit meerdere natuurlijke of rechtspersonen. Diverse entiteiten die in een concernverband staan worden dus als één onderneming beschouwd. Op combinatievorming tussen bijvoorbeeld twee werkmaatschappijen van eenzelfde concern is het kartelverbod dus niet van toepassing.

Afspraken tussen niet-concurrenten

Het kartelverbod is niet van toepassing als de in combinatie samenwerkende ondernemingen géén concurrenten zijn van elkaar. Combinatievorming is zowel via horizontale samenwerking als via verticale samenwerking mogelijk. Bij combinatievorming via horizontale samenwerking, dat wil zeggen: tussen ondernemingen die op hetzelfde niveau van de markt actief zijn, zal vaak sprake zijn van samenwerking tussen concurrenten. Bij verticale samenwerking zal doorgaans minder snel sprake zijn van samenwerking tussen concurrenten.

Voorbeeld 3

Een opdracht voor de realisatie van woonhuizen wordt aanbesteed in de vorm van een ‘design-construct’-contract. Behalve de bouw van de woningen wordt inschrijvende partijen gevraagd ook zelf een ontwerp voor de woningen te maken aan de hand van de randvoorwaarden die de opdrachtgever heeft gesteld. Een bouwonderneming, die uitsluitend actief is op de markt voor woningbouw schrijft in op de aanbesteding in combinatie met een zelfstandig gevestigd architectenbureau. De architect verzorgt het ontwerp, het bouwbedrijf de uitvoering van het ontwerp. Beide ondernemingen zijn op een verschillend niveau in de bedrijfskolom actief, zodat sprake is van verticale samenwerking. In dit voorbeeld van verticale samenwerking is geen sprake van concurrenten en is het kartelverbod niet van toepassing.

Afspraken tussen concurrenten die individueel niet in staat zijn het betreffende werk uit te voeren

(14)

productiecapaciteit waarover deze ondernemingen - uitgaande van een lege orderportefeuille - beschikken, ontoereikend is voor de omvang van de opdracht én deze ondernemingen op korte termijn deze totale productiecapaciteit niet zodanig kunnen uitbreiden dat zij de opdracht wél zelfstandig kunnen uitvoeren.xiv Onder dergelijke omstandigheden doet de in het voorgaande beschreven situatie zich voor waarin

samenwerking tussen kleine en middelgrote ondernemingen een nuttige rol in het concurrentieproces kan vervullen, doordat grotere ondernemingen, die zelfstandig inschrijven, beconcurreerd kunnen worden.

Voorbeeld 4

Een woningcorporatie besteed een werk aan voor een woningbouwproject. Het betreft de realisatie van 500 appartementen en eengezinswoningen. In de tabel hieronder is weergegeven welke ondernemingen welke werkzaamheden, op basis van de totale productiecapaciteit waarover ze beschikken, doorgaans verrichten:

Onderneming A Onderneming B Onderneming C Onderneming D

Woningbouw > 250 < 500 ja ja nee nee

Woningbouw < 250 ja ja ja ja

Zoals uit de tabel blijkt, zijn alle vier de ondernemingen actief op de markt voor woningbouw en is er overlap in het type werkzaamheden dat ze doorgaans verrichten. De ondernemingen zijn dus alle concurrenten van elkaar. Wel verschilt de omvang van de werken die de vier ondernemingen op basis van hun totale

productiecapaciteit, uitgaande van een lege orderportefeuille, kunnen uitvoeren. In de tabel is aangegeven dat onderneming C en onderneming D werken tot een maximale omvang van circa 250 woningen kunnen realiseren. Voor onderneming A en onderneming B geldt dat zij werken tot een maximale omvang van circa 500 woningen kunnen uitvoeren. A en B zijn op basis van de totale productiecapaciteit waarover ze

beschikken in staat om een project van deze omvang zelfstandig aan te nemen en uit te voeren. A en B kunnen dus in beginsel zelfstandig op het project inschrijven en met elkaar concurreren om de opdracht. C en D zijn weliswaar concurrenten van elkaar en van A en B, maar ze zijn op basis van de totale

productiecapaciteit waarover ze ieder beschikken beide niet in staat om zelfstandig het project aan te nemen en uit te voeren. Gezamenlijk zouden de beide ondernemingen echter over voldoende capaciteit beschikken om de bouw te realiseren. C en D zouden in dit geval een combinatie kunnen vormen en daarmee A en B in de aanbesteding beconcurreren. Omdat de beide concurrenten individueel niet in staat zijn om het

betreffende werk uit te voeren valt de combinatie van C en D niet onder het kartelverbod.

In bovenstaand voorbeeld zijn er overigens nog meer combinatiemogelijkheden; hoe moeten die in dit kader geanalyseerd worden? Om te beginnen A en B. Stel, B is op dit moment druk doende met een ander

(15)

combinatiemogelijkheden in dit voorbeeld, de combinaties van A of B met C of D. Bij die combinaties – AC, AD, BC of BD – neemt telkens een concurrent aan de combinatie deel die individueel wél in staat is om het betreffende werk uit te voeren, zodat het kartelverbod van toepassing is. Met andere woorden: het feit dat A en B tijdelijk binnen hun onderneming onvoldoende productiecapaciteit vrij kunnen maken wijzigt hun status als concurrent niet. De samenwerking valt derhalve onder het kartelverbod waarna aan de hand van de wettelijke uitzonderingscriteria beoordeeld moet worden of de combinatie alsnog toelaatbaar is.

Tot slot wordt aan de bespreking van dit voorbeeld ook nog de situatie toegevoegd dat C en D een derde onderneming, E, die evenmin in totaliteit over de capaciteit beschikt om het project uit te voeren, in de combinatie betrekken. Deze samenwerking wordt in het kader van het kartelverbod op dezelfde wijze geanalyseerd als de zojuist besproken combinaties AC, AD, BC of BD. De combinatie van C en D vormt immers reeds een concurrent die in staat is het werk uit te voeren. Wanneer concurrenten die individueel niet in staat zijn de opdracht uit te voeren een combinatie aangaan, kan de combinatie uit niet meer concurrenten bestaan dan minimaal nodig is om als het ware één nieuwe onderneming te vormen die het werk wél

individueel kan uitvoeren. Dit is ook de implicatie van art. 3, BVC.

Vraag 3: Kunt u aangeven welke factoren ervoor zorgen dat een onderneming niet in staat is om individueel

op een project in te schrijven? Graag uw antwoord, zo mogelijk met praktijkvoorbeelden, toelichten.

3.3 Voor welke combinaties geldt de wettelijke uitzondering?

In het voorgaande is mede aan de hand van eenvoudige en fictieve voorbeelden verduidelijkt in welke situaties combinatievorming een beperking van de concurrentie oplevert waarop het kartelverbod van toepassing is. Zoals in paragraaf 3.1 uiteengezet is, is onder voorwaarden een wettelijke uitzondering op het kartelverbod mogelijk. Hieronder wordt voor ieder van de vier wettelijke uitzonderingscriteria geanalyseerd wanneer een combinatie aan het betreffende criterium voldoet. Zoals ook in paragraaf 3.1 is aangegeven zijn de criteria voor vrijstelling uit het BVC een uitwerking van de wettelijk uitzonderingscriteria.

1. Verbetering van de productie of van de distributie of bevordering van de technische of economische vooruitgang

Risicospreiding en continuïteit zijn voor ondernemingen aandachtspunten voor een gezonde bedrijfsvoering. De eerste van de vier cumulatieve uitzonderingsvoorwaarden vereist dat de concurrentiebeperkende

samenwerking bijdraagt aan verbetering van de productie of van de distributie of de technische of

(16)

Het kan echter zo zijn dat twee of meer ondernemingen voor een specifiek project restcapaciteit kunnen bundelen. In dat geval bestaat de mogelijkheid dat continuïteit in de bedrijfsvoering van de beide ondernemingen gerealiseerd wordt, waarmee aantoonbare kostenvoordelen gepaard gaan. Dit levert een verbetering op die voldoet aan het eerste vereiste van de uitzonderingscriteria. Of het samenvoegen van restcapaciteit door twee concurrenten daadwerkelijk vrijgesteld kan worden van het kartelverbod hangt vervolgens natuurlijk nog af van de vraag of óók aan de resterende 3 uitzonderingsvereisten voldaan wordt.

Ook kan de situatie zich voordoen dat een werk dermate omvangrijke of moeilijk bepaalbare risico’s met zich mee brengt, dat de enige ondernemingen die dit werk qua capaciteit kunnen uitvoeren aantoonbaar

onverantwoorde ondernemersrisico’s nemen indien ze het alleen zouden uitvoeren. De opdrachtgever is er in dat geval niet bij gebaat dat uitvoering van het werk aan zo’n onderneming wordt opgedragen, omdat

succesvolle afronding van het werk in gevaar kan komen. In deze situatie zou zelfstandige inschrijving door ondernemingen leiden tot het berekenen van een zeer hoge risicopremie in de inschrijfprijs. Door in combinatie in te schrijven hoeven ondernemingen een dergelijke risicopremie niet (of in mindere mate) te berekenen, zodat ze in combinatie lager kunnen inschrijven dan zelfstandig. Ook deze situatie leidt tot economische voordelen die voldoen aan het eerste wettelijke uitzonderingscriterium.

Vraag 4: Kunt u nog andere dan de hiervoor genoemde redenen voor combinatievorming noemen die leiden

tot economische voordelen? Graag in uw toelichting aangeven welke deze voordelen zijn.

2. Een billijk aandeel van de voordelen komt ten goede aan de gebruikers

Indien ondernemingen de combinatie aangaan om kostenvoordelen of andere efficiënties te genereren én ze vervolgens tegen een gunstiger tarief inschrijven dan ze anders gedaan hadden, dan is dit een voordeel dat de gebruikers, in dit geval de opdrachtgever, ten goede kan komen. In zo’n situatie wordt er niet alleen aan het eerste vereiste voldaan, maar óók aan het tweede uitzonderingscriterium: de samenwerking leidt tot voordelen én deze komen ten goede aan de gebruikers.

Ook wanneer het inschrijfcijfer als zodanig niet lager is, maar er wel toekomstige voordelen zijn voor de deelnemers in de combinatie, bijvoorbeeld omdat nieuwe technologische kennis is opgedaan, kunnen deze voordelen ten goede komen aan de gebruikers. Bijvoorbeeld doordat de ondernemingen in het huidige en/ of toekomstige projecten betere (technische) oplossingen kunnen bieden aan hun klanten. Of doordat zij in toekomstige aanbestedingen voor extra concurrentie bij de aanbesteding van bepaalde typen werken kunnen zorgen. Ook dan kan aan het tweede vereiste zijn voldaan.

Vraag 5: Kunt u voorbeelden geven, die zich naar uw mening in de praktijk zouden kunnen voordoen, van de

wijze waarop voordelen kunnen worden doorgegeven aan de gebruiker?

3. Onmisbaarheid van de aan de betrokken ondernemingen opgelegde verplichtingen voor het bereiken van de doelstellingen

(17)

zelf verantwoordelijk voor de samenstelling van een evenwichtige orderportefeuille. Indien een onderneming het risico dat zij een bepaald omvangrijk project niet gegund krijgt onaanvaardbaar groot acht, kan ze er op bedrijfseconomische gronden de voorkeur aan geven om een portefeuille bestaande uit meerdere kleine projecten op te bouwen. Het risico is daarmee ook gespreid over meerdere werken en de continuïteit is op deze manier ook beter te bewaken. Een andere mogelijkheid is, indien zich tijdelijk te weinig geschikte kleine werken mochten aandienen, om extra capaciteit in te huren door middel van onderaanneming. Door de extra capaciteit via de markt in te huren, waarop opnieuw een concurrentiestrijd zal kunnen plaatsvinden voor deze onderaannemingsopdracht, wordt onnodige beperking van de concurrentie tussen twee ondernemingen, die juist uitstekend met elkaar zouden kúnnen concurreren, voorkomen. Een derde mogelijkheid is om door het realiseren van groei, autonoom of via een overname, de capaciteit uit te breiden, zodat de onderneming werken van een bepaalde omvang gemakkelijk zelfstandig aan kan. Tot slot kan de onderneming er ook voor kiezen om aanwezige restcapaciteit via onderaanneming te verhuren aan andere ondernemingen.

Hier staat tegenover dat de incidentele combinatie zoals onder het eerste vereiste weergegeven, bij een specifieke aanbesteding de enige manier kan zijn om tot voordelen te komen. In dat geval is belangrijk dat de deelnemers aan de combinatie zich in hun samenwerking beperken tot het betreffende werk en tot de terreinen waarop voor de uitvoering van het betreffende werk samenwerking noodzakelijk is. Bij het vorm geven van de samenwerking dienen ze er alert op te zijn dat bijvoorbeeld het uitwisselen van

concurrentiegevoelige informatie uitsluitend tot die terreinen beperkt blijft en alleen plaatsvindt op die momenten waarop dit noodzakelijk is. Bijvoorbeeld alleen tot het moment van inschrijving, in plaats van gedurende de gehele looptijd van de uitvoering. Een aanvullende afspraak om elkaar gedurende de looptijd van de samenwerking bij de inschrijving op de aanbesteding van andere werken niet te beconcurreren, is in dit kader niet noodzakelijk en onder de derde uitzonderingsvoorwaarde niet aanvaardbaar als

concurrentiebeperking.

Met name in situaties waarin concurrenten overwegen een combinatie te vormen om restcapaciteit samen te voegen is het voor een juiste mededingingsrechtelijke analyse belangrijk alle wettelijke uitzonderingsvereisten mee te nemen. Het samenvoegen van restcapaciteit zal mogelijk veelal tot voordelen leiden, die bovendien aan de gebruikers ten goede komen, maar daarenboven dient vanwege het derde vereiste de noodzaak van combinatievorming afgewogen te worden tegen alternatieven, die geen of in mindere mate een beperking van de concurrentie met zich mee brengen.

Vraag 6: Indien u de activiteiten in uw sector (of: de sectoren waarmee u bekend bent) beziet:

a) Ziet u dan alternatieven voor combinatievorming? Zo ja, welke?

b) Wat ziet u als de voor- en nadelen van deze alternatieven vergeleken met combinatievorming?

4. Geen uitschakeling van de mededinging voor een wezenlijk deel van de betrokken goederen of diensten

(18)

inschrijvers daadwerkelijk nodig zijn in een combinatie om voordelen op te leveren uit hoofde van de combinatie. Dit is slechts denkbaar voor zeer grote en kostbare projecten, die zodanig incidenteel zijn dat individuele ondernemingen daar zelfstandig niet op kunnen investeren.

Vraag 7: Zou een andere wijze van aanbesteden van invloed kunnen zijn op de mate waarin combinaties op

een aanbesteding inschrijven? Zo ja, op welke wijze zou naar uw mening dan aanbesteed kunnen worden?

i Onder een aanbesteding wordt verstaan: de al dan niet gelijktijdige uitnodiging van een aanbesteder aan twee of meer ondernemingen

om een inschrijfcijfer in te dienen voor de uitvoering van een opdracht tot het leveren van goederen of het verrichten van diensten. Het inschrijfcijfer is de prijs die bij de aanbesteder in het kader van een aanbesteding voor de uitvoering van de desbetreffende opdracht wordt ingediend. (Besluit Vrijstelling Combinatieovereenkomsten, artikel 1)

ii Besluit van 25 november 1997, Stb. 1997, 592.

iiiEindrapport De bouw uit de schaduw, Kamerstuk 28 244, nrs. 5 en 6, 2002. ivEindrapport De bouw uit de schaduw, Kamerstuk 28 244, nrs. 5 en 6, 2002, pag. 268. vEindrapport De bouw uit de schaduw, Kamerstuk 28 244, nrs. 5 en 6, 2002, p. 57 viEindrapport De bouw uit de schaduw, Kamerstuk 28 244, nrs. 5 en 6, 2002, p. 268. viiAdvies inzake Besluit vrijstelling combinatieovereenkomsten, d.d. 11 februari 2004.

viiiZie het in opdracht van het Ministerie van Economische Zaken uitgevoerde onderzoek door de Stichting voor Economisch Onderzoek

der Universiteit Amsterdam: “ Samen sterker of beter alleen? Over de werking van het Besluit vrijstelling combinatieovereenkomsten” , Amsterdam, 26 november 2004.

ix Zie hierover ook het BVC, nota van toelichting.

xOok de Richtsnoeren van de Europese Commissie inzake toepasselijkheid van artikel 81 van het EG-Verdrag op horizontale

samenwerkingsovereenkomsten, Pb. 2001, C3 van 6 januari 2001, besteden in rnr. 108 aandacht aan dit netwerkeffect: “ Bij gezamenlijke productie kunnen netwerkeffecten d.w.z. banden tussen een aanzienlijk aantal concurrenten ook een belangrijke rol spelen. In een geconcentreerde markt kan het ontstaan van een nieuwe band de balans doen doorslaan en samenspraak in deze markt waarschijnlijk maken, ook wanneer partijen een aanzienlijk, maar nog steeds matig gecombineerd marktaandeel hebben.” .

xi Richtsnoeren van de Europese Commissie inzake de toepasselijkheid van artikel 81 van het EG-Verdrag op horizontale

samenwerkingsovereenkomsten, Pb. 2001, C 3 van 6 januari 2001, p. 2.

xii Richtsnoeren van de Europese Commissie inzake de toepasselijkheid van artikel 81 van het EG-Verdrag op horizontale

samenwerkingsovereenkomsten, Pb. 2001, C 3 van 6 januari 2001, rnr. 24.

xiiiDe integrale tekst van het besluit is te bekijken op de website van de NMa: www.nmanet.nl.

xivZie Richtsnoeren van de Europese Commissie inzake de toepasselijkheid van artikel 81 van het EG-Verdrag op horizontale

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Deze hoofdstukken vormen echter de basis van Mannings betoog omdat hij zijn methode, het gebruiken van taal om migratie te bestuderen, wil tentoonstellen en dan moet hij beginnen

Na een jaar te hebben gewerkt met Rufix, ver- telt Ivo de Groot, directeur van Wolterinck, over zijn bevindingen: hoe je ermee werkt en waar het middel het beste kan

Indien de in deze onderzoeksrapportage geïdentificeerde (potentiële) mededingingsproblemen van dien aard worden geacht dat deze effectief dienen te worden geremedieerd, dan kunnen

In het geval de netbeheerder echter heeft gekozen voor het maken van een aansluitingen met meerdere verbindingen, worden alle verbindingen samen als één aansluiting beschouwd,

beschikbaar voor partijen die dit daadwerkelijk nodig hebben. Dit voldoet ook aan de wens van respondenten. In paragraaf 3.4.3 wordt ingegaan hoe hier vorm aan gegeven kan worden

Mocht dat het geval zijn, dan kan deze samenwerking (te zijner tijd) van het kartelverbod zijn vrijgesteld, dan wel (vooralsnog) voor ontheffing in aanmerking komen indien is

Indien het nodig is in het belang van een voldoende transparante en liquide markt voor vraag een aanbod van elektriciteit, productie- en transportcapaciteit of in het belang van

En daarbij dient telkens te worden beoordeeld of de combinatievorming in kwestie de strekking heeft de mededinging te beperken en, zo niet, of deze dan alsnog tot effect zou