• No results found

'Onderhanden Projecten' MSc Accountancy

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "'Onderhanden Projecten' MSc Accountancy"

Copied!
78
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

'Onderhanden Projecten'

MSc Accountancy

Willem Jan Luiting Juni 2012

(2)

Faculteit der Bedrijfskunde & Economische Wetenschappen Rijksuniversiteit Groningen

Auteur: Willem Jan Luiting Studentnummer: s1802615

Opleiding: Master Accountancy & Controlling 1e Begeleider: prof. dr. R.L. ter Hoeven RA 2e Begeleider: drs. J.L. Bout RA

(3)

Voorwoord

Deze scriptie is geschreven in het kader van de afronding van de studie Accountancy aan de Rijksuniversiteit Groningen.

Mijn onderzoek heeft zich gericht op onderhanden projecten in de toelichting van de jaarrekening, met name gericht op de informatie die verschaft wordt voor de gebruikers van de jaarrekening. De keuze voor dit onderwerp is tot stand gekomen omdat ik in de praktijk te maken heb met onderhanden projecten in de jaarrekening. Mijn interesse is gewekt door de complexiteit hiervan rondom ten aanzien van de verschaffing van de juiste en volledige informatie in de jaarrekening. Hierdoor is mijn interesse gewekt.

Terugkijkend op het afgelopen jaar waarin deze master thesis tot stand is gekomen, wil ik tenslotte enkele mensen bedanken die met hun scherpe analyses, opbouwende kritiek, vele vragen, betrokkenheid, deskundigheid en steun hebben geholpen om dit tot stand te brengen.

Hierbij wil ik mijn begeleider vanuit de RuG, de heer Ter Hoeven bedanken. Hij heeft dankzij zijn kennis en ervaring in dit onderzoeksgebied nuttige feedback gegeven om mij een ruimere blik te geven en heeft erg geholpen bij het richting geven binnen het onderzoek.

Ten slotte wil ik graag mijn familie en vrienden, en in het bijzonder mijn aanstaande vrouw Berdien, bedanken voor hun betrokkenheid in deze afstudeerperiode.

Willem Jan Luiting Apeldoorn, 8 juni 2012

(4)

Samenvatting

Vanuit het convergentieprogramma IFRS – US GAAP en doordat de RJ de standaarden van IFRS op de voet volgt blijkt dat de verslaggevingstandaarden steeds meer richting elkaar groeien. Zo ook ten aanzien van de verwerking van onderhanden projecten in opdracht van derden in de jaarrekening. Momenteel zijn de Exposure Drafts van dit onderwerp in behandeling en zijn de richtlijnen van de RJ in 2008 aanzienlijk aangepast en in lijn gebracht met de internationale opvattingen (IFRS). De aanleiding voor dit onderzoek is de vraag of de huidige verschillen tussen de verslaggevingstandaarden invloed heeft op met name de toelichting in de jaarrekening voor de gebruiker hiervan.

Doelstelling onderzoek:

Wat is de invloed van de grondslagen op de jaarverslaggeving, op nationaal en internationaal niveau, betreffende de onderhanden projecten, ten behoeve van de externe belanghebbende van de jaarrekening.

In het onderzoek is de nationale Nederlandse regelgeving, die opgenomen is in de Nederlandse verslaggevingstandaard de RJ, vergeleken met de internationale regelgeving (IFRS) en de Amerikaanse regelgeving (US GAAP). Hierbij is beoordeeld welke verschillen er tussen de verslaggevingstandaarden bestaan inzake de onderhanden projecten in opdracht van derden en welke verslaggevingstandaard voor de gebruiker van de jaarrekening het meest wenselijk is. Daarnaast zijn 30 jaarrekeningen beoordeeld op de disclosure van onderhanden projecten in opdracht van derden, waarbij beoordeeld is of de regelgeving nageleefd wordt en welke verslaggevingstandaard in de praktijk de meeste informatie verschaft.

Het onderzoek is ingedeeld in een theoretisch onderzoek en een praktijkonderzoek.

Theorie

In het theoretische gedeelte wordt in hoofdstuk 2 ingegaan op de achtergronden van de te behandelen verslaggevingstandaarden. Hierbij komt tevens de werkwijze van de totstandkoming van de verslaggevingstandaarden aan bod om inzicht te krijgen in het ontstaan van de regelgeving en wijzigingen hierin.

Uit het onderzoek blijkt dat de verslaggevingstandaard RJ betrekking heeft op het merendeel van de Nederlandse ondernemingen. Uitgezonderd zijn beursgenoteerde ondernemingen die verplicht zijn hun geconsolideerde jaarrekening op basis van IFRS op te stellen. Daarnaast geldt een uitzondering voor kleine ondernemingen zoals niet-commerciële stichtingen en eenmanszaken.

IFRS is in meer dan 100 landen verplicht gesteld voor binnenlandse beursgenoteerde ondernemingen en is een verslaggevingstandaard die in steeds meer landen geaccepteerd of verplicht gesteld wordt.

Naast IFRS is US GAAP het belangrijkste stelsel van verslaggevingsregels en wordt naast Amerikaanse, ook door niet-Amerikaanse bedrijven gebruikt die op de Amerikaanse markt en aandelenbeurzen actief zijn.

In hoofdstuk 3 wordt het normenkader van de verslaggevingstandaarden behandeld. Hierbij wordt ingegaan op de definitie van de term onderhanden project. Daarnaast wordt de geldende regelgeving uiteengezet voor zowel de waardering en resultaatbepaling als de disclosure.

De verslaggevingregels op basis van IFRS blijken strikter te zijn dan de RJ, een groot verschil is de verwerking van projectontwikkeling. Onder de RJ wordt dit als onderhanden project verwerkt,

(5)

terwijl IFRS alleen verwerking onder de voorraad toestaat. Ook is de RJ ruimer ten aanzien van de disclosure, de projectstand mag zowel in de balans gesplitst worden naar positief/negatief als in de toelichting.

US GAAP wijkt met name af ten opzichte van de RJ en IFRS door de mogelijkheid te bieden om onder bijzondere omstandigheden de Completed Contract-methode toe te passen, in plaats van de Percentage of Completion-methode. Ten aanzien van de disclosure stelt US GAAP minder eisen dan verplicht gesteld onder de RJ en IFRS.

Praktijk

Op basis van de in de theorie beschreven disclosure-vereisten is een disclosure-tabel opgesteld waaraan de jaarrekeningen getoetst zijn. Het onderzoek is uitgevoerd voor 10 jaarrekeningen opgesteld op basis van de RJ, 10 op basis van IFRS en 10 op basis van US GAAP. Aan elk disclosurepunt is een score toegekend en is vastgesteld welke disclosurepunten onder welke verslaggevingstandaard verplicht gesteld zijn. Voor het interpreteren van de onderzoeksresultaten zijn zowel de scores van de verplicht gestelde toelichting als voor de gehele toelichting meegenomen. Hieruit blijkt dat de jaarrekeningen die op basis van IFRS zijn opgesteld de meeste informatie verschaffen.

Conclusie

In dit onderzoek is door middel van het uitvoeren van kwalitatief en kwantitatief onderzoek onderzocht welke verslaggevingstandaard voor de gebruiker van de jaarrekening de meeste informatie verschaft. Op basis van dit onderzoek blijkt dat het voorschrijven van het opnemen van een uitgebreide toelichting helpt om de kloof tussen de opsteller van de jaarrekening en de gebruiker hiervan te verkleinen.

(6)

Inhoudsopgave

1. Inleiding

Aanleiding en relevantie van het probleem 7

Wetenschappelijke bijdrage van het beoogde onderzoek 9

Aanduiding van de theoretische inkadering van het onderzoek 11

Onderzoeksontwerp 14

2. Achtergrond standaarden

Raad voor de Jaarverslaggeving

Op wie is de RJ 221 van toepassing 16

Werkwijze Raad voor de Jaarverslaggeving 17

International Financial Reporting Standards

Op wie is de IFRS van toepassing 18

Werkwijze International Financial Reporting Standards 19

US Generally Accepted Accounting Principles

Op wie is de US GAAP van toepassing 21

Werkwijze US Generally Accepted Accounting Principles 21

3. Normenkader standaarden Raad voor de Jaarverslaggeving

Definitie onderhanden project 23

Waardering en resultaatbepaling 23

Disclosure: presentatie en toelichting 30

International Financial Reporting Standards

Definitie onderhanden project 34

Verschillen ten opzichte van de RJ – waardering en resultaatbepaling 34

Verschillen ten opzichte van de RJ – disclosure 40

Conclusie 41

United States Generally Accepted Accounting Principles

Definitie onderhanden project 42

Waardering en resultaatbepaling 43

Disclosure: presentatie en toelichting 51

Verschillen ten opzichte van de RJ/IFRS – waardering en resultaatbepaling 52

Verschillen ten opzichte van de RJ/IFRS – disclosure 54

4. Vergelijkend jaarrekeningenonderzoek Onderzoeksplan jaarrekeningenonderzoek 55 Bevindingen jaarrekeningenonderzoek 57 5. Conclusie 61 6. Referenties 65 7. Appendix 70

(7)

7

Inleiding

1.1 Aanleiding en relevantie van het probleem

In 2008 is de in 2007 gepubliceerde ontwerprichtlijn 'Onderhanden projecten' inzake onderhanden projecten omgezet in een richtlijn, die van toepassing is op verslagjaren welke vanaf 1 januari 2009 aanvangen1.

De richtlijn is aangepast om het verantwoorden van opbrengsten en kosten meer in overeenstemming te brengen zoals gangbaar is bij dienstverlening. Zo werd in de oude richtlijn gesteld dat onderhanden projecten een onderdeel was van de voorraden. Dit is echter in strijd met de wet omdat winsten niet onder de voorraden mogen worden opgenomen. De nieuwe richtlijn geeft aan dat per saldo positief gewaardeerde onderhanden projecten tussen de voorraden en de vorderingen moeten worden opgenomen. De per saldo negatief gewaardeerde onderhanden projecten worden verantwoord als individuele kortlopende schuld, in tegenstelling tot negatief-actief wat voorheen toegestaan was.

Ook is projectontwikkeling toegevoegd aan de onderhanden projecten en wordt meer duidelijkheid gegeven over de presentatie van de onderhanden projecten in de balans en in de winst- en verliesrekening.

Door de introductie van de gewijzigde richtlijn RJ (Raad voor de Jaarverslaggeving) 221 zijn de verslaggevingregels omtrent de verwerking van de onderhanden projecten in de jaarrekening voor Nederlandse, geconsolideerde, niet-beursgenoteerde vennootschappen, gewijzigd. Daardoor zijn er gevolgen voor de waardering op de balans en de kosten en opbrengsten in de winst- en verliesrekening.

Al enige jaren volgt de RJ de standaarden van IFRS (International Financial Reporting Standards) op de voet, zij het dat ze hier en daar wat ‘afgezwakt’ of aangepast worden aan de Nederlandse situatie. Uit de strategienota2 blijkt dit waar de RJ aangeeft de ontwikkelingen in de IFRS te beoordelen en deze over te nemen indien de nieuwe bepalingen als adequaat worden beschouwd of, afhankelijk van de situatie, ook niet adequate bepalingen over te nemen om op deze manier zo min mogelijk strijdigheden tussen de RJ en IFRS te laten bestaan. In beide gevallen behoudt de RJ het recht en de mogelijkheid om eventueel alternatieven of vrijstellingen toe te staan.

In mijn onderzoek zal ik mij richten op de verhouding tussen de aangepaste RJ regels en de internationale regelgeving IFRS, alsmede de Amerikaanse regelgeving US GAAP (Unites States Generally Accepted Accounting Principles). Aangezien steeds meer projecten als gevolg van het convergentieprogramma IFRS/US GAAP succesvol afgerond worden3, waarbij momenteel de ED’s (Exposure Drafts) ten aanzien van onderhanden werken in opdracht van derden in behandeling zijn, is US GAAP tevens relevant. Tot slot wordt er een vergelijkend onderzoek uitgevoerd waarin ondernemingen met onderhanden projecten, welke rapporteren volgens de RJ, vergeleken worden met ondernemingen welke rapporteren volgens de IFRS en US GAAP. Hierbij zal gekeken worden naar de invloed van de verslaggevingregels op toelichting in de jaarrekening.

1 Bron: Raad voor de Jaarverslaggeving, Richtlijnen voor de jaarverslaggeving editie 2008, Kluwer, Deventer 2 Bron: Raad voor de Jaarverslaggeving, Strategienota Raad voor de Jaarverslaggeving 2005 en verder, www.rjnet.nl 3

Bron: Hoeven ter, prof. dr. R.L. (2011), Oneffenheden op lange, moeizame weg naar convergentie IFRS&US-GAAP, Accountancynieuws nr. 12, Kluwer

(8)

8 Probleemstelling

Doelstelling

De doelstelling van het onderzoek is of een striktere regelgeving bijdraagt aan het inzicht wat verschaft dient te worden in de jaarrekening, en wat de gevolgen hiervan zijn voor de toelichting op de jaarrekening.

Mijn onderzoeksvraag hieruit voortvloeiend is:

Wat is de invloed van de grondslagen op de jaarverslaggeving, op nationaal en internationaal niveau, betreffende de onderhanden projecten, ten behoeve van de externe belanghebbende van de jaarrekening.

Om een antwoord te geven op de onderzoeksvraag dienen eerst de onderstaande vragen beantwoord te worden:

1. Raad voor de Jaarverslaggeving a) Op wie is de RJ van toepassing

b) Welke definitie wordt aan onderhanden projecten gegeven

c) Hoe luiden de verslaggevingregels omtrent waardering en resultaatbepaling d) Hoe luiden de disclosure regels

2. International Financial Reporting Standards a) Op wie is de IFRS van toepassing

b) Welke definitie wordt aan onderhanden projecten gegeven

c) Wat zijn de verschillen tussen de verslaggevingregels (IAS 11) en interpretaties (IFRIC 15) omtrent waardering en resultaatbepaling in vergelijking met de RJ

d) Hoe luiden de disclosure regels in vergelijking met de RJ 3. United States Generally Accepted Accounting Principles

a) Op wie is de US GAAP van toepassing

b) Welke definitie wordt aan onderhanden projecten gegeven

c) Hoe luiden de verslaggevingregels omtrent waardering en resultaatbepaling in vergelijking met de RJ en IFRS

d) Hoe luiden de disclosure regels in vergelijking met de RJ en IFRS 4. Naleving regelgeving

a) Welk zijn de belangrijkste verschillen tussen de RJ, IFRS en US GAAP

b) Welke richtlijn vereist de meeste disclosure voor de gebruiker van de jaarrekening c) Welke richtlijn wordt het best nageleefd

d) Bij rapportering op basis van welke richtlijn wordt de meeste informatie verstrekt, ter verkleining van de informatie-asymmetrie

(9)

9

1.2 Wetenschappelijke bijdrage van het beoogde onderzoek

De Positive Accounting Theory (PAT), ontwikkeld door Watts en Zimmerman (1986) ter verklaring van het begrip ‘winststuring’, waarbij de PAT zich richt op interne contracten in plaats van een relatie te leggen met de kapitaalmarkt, stelt dat managers van een onderneming belang hebben bij een jaarrekening die een zo goed mogelijk beeld van de onderneming laat zien, waarbij uitgegaan wordt van de eigen belangen van de managers welke niet noodzakelijkerwijs het beste voor de onderneming zijn. Om deze informatie-asymmetrie –waarbij de informatieverstrekker meer weet dan de informatie-ontvanger– te creëren of in stand te houden zullen managers een specifieke verslaggevingsmethode toepassen om een zo gunstig mogelijk beeld van de onderneming te laten zien. Dit wordt bevestigd door het onderzoek van Watts en Zimmerman.

In 1986 hebben Watts en Zimmerman een drietal hypothesen ontwikkeld die voorspellen waarom een onderneming kiest voor een specifieke verslaggevingsmethode. De hypothesen zijn te onderscheiden in ‘the bonus plan hypothesis’ –managers van ondernemingen met bonussystemen zijn sneller geneigd om verslaggevingmethodes te gebruiken die een zo hoog mogelijke winst zullen opleveren, omdat bij een hogere winst hun bonus hoger uitvalt–, ‘the debt covenant hypothesis’ –hoe lager de solvabiliteit van een onderneming is, hoe meer een manager geneigd zal zijn om verslaggevingmethodes te gebruiken die een zo hoog mogelijke winst zullen opleveren– en ‘the political cost hypothesis’ –hoe hoger de politieke kosten, hoe waarschijnlijker het wordt dat de manager van de onderneming kiest voor een specifieke verslaggevingsmethode waarbij winsten van huidige perioden worden uitgesteld naar toekomstige perioden–. Voor alle hypothesen geldt dat kosten naar voren en/of opbrengsten naar achteren worden verschoven, of vice versa. Zo wordt voor de ‘debt covenant hypothesis’ veronderstelt dat een manager verslaggevingsmethodes zal toepassen die winsten naar voren verschuiven en kosten naar achteren, indien zij de kans lopen niet aan de voorwaarden te voldoen welke de schuldcontracten hen oplegt.

Om winsten naar voren te schuiven en kosten naar achteren is de post ‘onderhanden projecten’(Arnegger en Hofmann, 2007) een ideale jaarrekeningpost.

Een externe belanghebbende gaat het echter om een getrouw en betrouwbaar beeld van de onderneming, waardoor de informatie-asymmetrie zal moeten afnemen om aan hun wensen te voldoen.

Daarnaast is er de kwaliteit van de verslaggeving, dat wil zeggen hoe de verschillende manieren van verslaggeving van opbrengsten van invloed zijn op de kwaliteit van de verslaggeving.

Liang (2001) stelt dat het toerekenen van opbrengsten als een objectieve – subjectieve tweedeling gezien moeten worden. Cerf (1975) stelt dat het toelichten van opbrengsten die verband houden met langlopende contracten in de verslaglegging positief is en dat dit de kwaliteit van verslaggeving verbetert.

Dit argument wordt ook gemaakt door Baker en Hayes (2004) met betrekking tot de Enron-affaire. Zij stellen dat het nauwkeurig weergeven van de financiële positie en de resultaten van een onderneming de boekhoudkundige normen moeten worden toegepast op een manier die niet alleen getrouw is aan de standaard, maar in overeenstemming met de economische realiteit van de onderliggende economische transacties van de entiteit.

Zhang (2004) bestudeert hoe de nieuwe verordeningen voor de software-industrie de verantwoording van opbrengsten beïnvloedt. Hij concludeert dat de resultaten van het onderzoek suggereren dat vroege toerekening van omzet leidt tot een verhoging van de tijdigheid en relevantie van de gerapporteerde opbrengsten, maar ten koste gaat van de betrouwbaarheid en de voorspelbaarheid voor de toekomst.

(10)

10 Surajeet en MacLoad (2006) beschrijven dat bij bouwprojecten veelal grote onvoorziene omstandigheden zich voordoen waardoor de uiteindelijke kosten fors stijgen. Dit wordt ook bekrachtigd door De Pers (2008), waarin een onderzoek van RTL Nieuws (2008) wordt aangehaald waarin onderzocht is in hoeverre bouwprojecten van de gemeentelijke overheid binnen de begroting vallen. Geconcludeerd werd dat gemeenten kampen met honderden miljoenen euro’s aan tegenvallers bij bouwprojecten en volgens het onderzoek is kostenoverschrijding een structureel en landelijk probleem.

Surajeet en MacLoad (2006) stellen dat het aangaan van bouwcontracten met een vaste aanneemsom, tussen opdrachtgever en aannemer, een efficiënte oplossing zijn bij het laten bouwen van grote, complexe projecten waarbij onvoorziene omstandigheden onvermijdelijk zijn. Dit heeft als gevolg dat het risico (gedeeltelijk) op de aannemer wordt afgewenteld, waardoor de aannemer waarschijnlijk geen betrouwbare inschatting kan maken van de opbrengsten, de kosten en de daaruit voortvloeiende resultaten, welke van belang zijn voor de verantwoording in de jaarrekening. Derhalve is het voor de gebruiker van de jaarrekening van belang dat zij een juiste voorstelling krijgt van de rechten en plichten welke voortvloeien uit de bouwcontracten.

Het doel van de studie van Trotman (1980) was om de impact van de kapitaalstructuur van de onderneming op de keuze van het management voor de verslaggevingtechnische methoden van de lange termijn bouwcontracten te onderzoeken.

Er werd aangevoerd dat een boekhoudkundige methode die de volatiliteit van de gerapporteerde opbrengsten verhoogt een mogelijkheid geven om een onderneming, waarbij de leningsovereenkomsten dit eisen, na toepassing van deze gunstige boekhoudkundige methode problemen inzake de leningsovereenkomsten doen voorkomen.

Daarom werd de hypothese gesteld dat ondernemingen met een hoge schuld / eigen vermogen ratio de voorkeur geven aan de Percentage of Completion-methode. Vóór correctie voor ondernemingsgrootte waren de resultaten van het steekproef in strijd met deze hypothese. Echter na correctie voor grootte was er een statistisch significante relatie tussen de verhouding van geleend geld met het kapitaal en de keuze van de boekhoudmethode.

Daar al deze onderzoeken aantonen dat de wensen van de intern belanghebbende –zoals het management– en de externe gebruikers van de jaarrekening –zoals banken, investeerders en beleggers– lijnrecht tegenover elkaar staan en door middel van de post onderhanden projecten in de jaarrekening de resultaten zijn te beïnvloeden, is het voor de gebruiker van de jaarrekening van belang wat voor consequenties het toepassen van de RJ 221, IFRS of US GAAP heeft op het resultaat van de onderneming en op de betrouwbaarheid en de relevantie van de jaarrekening, dit geldt tevens voor de wijzigingen en toekomstige wijzigingen in de bestaande regelgeving.

Aangezien uit de aangehaalde onderzoeken blijkt dat de keuze en toepassing van een verslaggevingstandaard of de keuze van een specifieke verantwoordingsmethode binnen een verslaggevingstandaard bewust door de manager wordt gekozen voor zijn persoonlijk belang of in het belang van de onderneming, is het voor de gebruiker van de jaarrekening van belang welke invloed een specifieke verslaggevingstandaard heeft op de jaarrekening en de toelichting hierop. Aangezien hier ten aanzien van de ‘onderhanden projecten in opdracht van derden’ nog geen onderzoek naar heeft plaatsgevonden, is het beoogde onderzoek relevant voor de gebruiker van de jaarrekening.

(11)

11

1.3 Aanduiding van de theoretische inkadering van het onderzoek

Theoretische onderzoeken

Zoals in de voorgaande paragraaf is beschreven geeft de Positive Accounting Theory inzicht in de verschillende belangen welke de leiding van de huishouding heeft in vergelijking met de gebruiker van de jaarrekening. In 1978 hebben Watts en Zimmerman hier nader onderzoek naar verricht en stellen zij dat er, als aanvulling op hun eerdere onderzoek in 1986, vijf factoren zijn welke invloed hebben op de keuze van de huishouding voor het gebruik van een specifieke verslaggevingrichtlijn. De eerste vier factoren, welke hieronder genoemd worden, verhogen het persoonlijk gewin van de manager door het verhogen van de kasstromen en dus de koers van het aandeel. De laatste factor kan het persoonlijk gewin van de manager verhogen door het veranderen van de voorwaarden van de managementbeloning.

Deze variabelen zijn te onderscheiden in:

• taxes – fiscale wetgeving kan gekoppeld zijn aan de boekhoudkundige standaarden;

• government regulations – nutsbedrijven baseren hun tarieven dikwijls op boekhoudkundig vastgestelde kosten, een andere boekhoudkundige methode kan daarom als excuus worden gebuikt voor het verhogen van de tarieven;

• political costs – de politiek heeft de macht om vermogens tussen verschillende groepen te herverdelen, met name is het bedrijfsleven kwetsbaar voor deze herverdeling;

• information processing costs – veranderingen in grondslagen en boekhoudkundige procedures verhogen de boekhoudkundige kosten;

• management compensation plans – een belangrijke component van de managementvergoeding is veelal een bonus, waarbij de bonus is gebaseerd op boekhoudkundige resultaten.

Palepu et al (2004) geven naast deze variabelen nog verschillende andere motieven waarom managers de jaarrekening zouden willen beïnvloeden.

Over de tweede variabele, ‘goverment regulations’, wordt in het artikel ‘Different approaches to corporate reporting regulation: how jurisdictions differ and why’ door Christian Leuz (2010) de verschillende benadering van regelgeving en verslaggeving van landen en het waarom hiervan besproken. Echter is dit niet het enige onderzoek van Christian Leuz over het onderwerp ‘regulering’. De paper ‘Economic Consequences of Financial Reporting and Disclosure Regulation: A Review and Suggestions for Future Research’ (Leuz en Wysocki, 2008) onderzoekt de theoretische en de empirische literatuur over de economische gevolgen van de financiële verslaggeving en de regelgeving welke disclosure –openbaarmaking van informatie– ten doel stelt. De ideale situatie voor de financiële verslaggeving is het rapporteren op basis van ‘current-value accounting’ –marktwaarde-accounting– (Scott, 2009). Echter is er sprake van een spanningsveld tussen ‘Moral Hazerd’ –waarbij de manager zijn inspanningen wil aantonen– en ‘Adverse Selection’ –informatie welke de manager heeft maar niet wil tonen–, waardoor marktwaarde-accounting de ideale situatie is welke nagestreefd wordt, maar welke niet gerealiseerd wordt als gevolg van de tegengestelde belangen. Als gevolg van ‘Adverse Selection’ zal de reactie van de regelgevende instanties het nastreven van full disclosure –het openbaar maken van informatie welke van belang is voor de belanghebbende– zijn.

Praktijk onderzoeken

Naast theoretische onderzoeken op het gebied van disclosure is er ook praktijkonderzoek verricht naar het naleven van de gestelde eisen en de toelichtingen in de jaarrekening. Zo heeft het Limperg

(12)

12 Instituut onderzoek verricht naar de kwaliteit van de externe financiële verslaggeving in Nederland, dit onderzoek is door Knoops (2001) uitvoerig besproken.

Om praktijkonderzoek uit te voeren en de kwaliteit van de inhoud van financiële verslaggeving te meten, bestaan de normatieve en de empirische benadering. Bij de normatieve benadering wordt uitgegaan van bepaalde uitgangspunten, zoals verslaggevingbeginselen of informatiebehoeften van de gebruiker waaruit afgeleid wordt hoe de financiële verslaggeving eruit zou moeten zien. De empirische benadering meet de kwaliteit aan de hand van de reactie van de kapitaalmarkt op de publicatie van verslaggevinginformatie.

Naast de benadering is er de keuze uit verschillende kwaliteitscriteria. Bij het Limperg Instituut worden de kwaliteitscriteria informatie-elementen en de kwaliteitscriteria toegepaste grondslagen van waardering en resultaatbepaling onderscheiden.

Bij de criteria informatie-elementen gaat het om disclosure in de jaarrekening, waarbij de beoordelingscriteria vanuit de wet- en regelgeving worden betrokken. Echter hangen informatie-elementen vaak met elkaar en met de toegepaste waarderingsgrondslag samen, wat de beoordeling bemoeilijkt. Daarnaast verstrekt het jaarverslag informatie-elementen, maar is hier sprake van mogelijk subjectievere informatie en zal bij onderzoek de keus gemaakt moeten worden of deze informatie in het onderzoek betrokken wordt.

In het geval van de kwaliteitscriteria toegepaste grondslagen van waardering en resultaatbepaling gaat het om transacties en gebeurtenissen waarbij keuze gemaakt kan worden uit twee of meer manieren om deze in de jaarrekening te verwerken. Hierbij is door financieel analisten een oordeel gevraagd.

Marston en Shrives (1991) hebben eveneens een artikel geschreven over onderzoek naar de disclosure in de jaarrekening. Zij hebben onderzoek verricht naar onderzoeksprojecten die door de jaren heen gebruik hebben gemaakt van een disclosure-index als onderzoeksinstrument. Ze geven als een belangrijke bevinding aan dat het toetsen van de omvang van disclosure niet noodzakelijk inzicht geeft over de kwaliteit van de disclosure. Ook is het het subjectieve wat de beoordelingen beïnvloed, zoals in een vorige paragraaf al deels aangegeven.

Daarnaast is beschreven dat informatie in de jaarrekening kan bestaan uit verplichte disclosure en vrijwillige disclosure. Verplichte disclosure wordt vastgesteld door de geldende wet- en regelgeving. Hierbij wordt opgemerkt dat de mate waarin ondernemingen voldoen aan de eisen afhankelijk is van de strengheid of laksheid van de overheid, professionele en andere regelgevende instanties. Vrijwillige publicatie is alle informatie die verstrekt wordt die boven de minimum eisen liggen. Dit kan zich voordoen wanneer verwacht wordt dat de voordelen die voortvloeien uit het publiceren opwegen tegen de kosten.

Onderzoeksmethode

Ter beantwoording van de onderzoeksvraag en de deelvragen, zal gebruik gemaakt worden van een literatuurstudie. Behalve Nederlandse publicaties zal ook gebruik gemaakt worden van – gedeeltelijk in de bovenstaande paragrafen al gerefereerde artikelen – internationaal hoog aangeschreven journals. Hieronder vallen journals als ‘The Accountant Review’, ‘International

Journal of Accounting’ en ‘Journal of Accounting and Economics’. Als Nederlands vakblad wordt

het tijdschrift ‘Maandblad voor Accountancy en Bedrijfseconomie’ (MAB) gebruikt.

(13)

13 in Nederland geldende wet- en regelgeving, waarbij de wet beschreven staat in het Burgerlijk

Wetboek 2. Voor de regelgeving wordt gebruik gemaakt van de bundel Richtlijnen voor de Jaarverslaggeving voor grote en middelgrote rechtspersonen (jaareditie 2009 en 2010), welke door

de Raad voor de Jaarverslaggeving wordt opgesteld, waarin onder andere de beroepsorganisaties van accountants zitting hebben. Voor de internationale regelgeving wordt gebruik gemaakt van

International Financial Reporting Standaards (editie 2009 en 2010) uitgegeven door de IASB en GAAP (editie 2012) welke door Wiley wordt uitgegeven waarin US GAAP wordt beschreven.

Ter beantwoording van de onderzoeksvraag en deelvraag 4 zal naast de literatuurstudie een disclosure-onderzoek worden uitgevoerd.

(14)

14

1.4 Onderzoeksontwerp

Voor het onderzoek zullen verschillende methoden worden gebruikt, welke hieronder kort uiteengezet worden.

Literatuurstudie

Voor de beantwoording van de eerste drie deelvragen zal een literatuurstudie plaatsvinden,.

Hierbij vormt bundel van de Raad voor de Jaarverslaggeving –waarin opgenomen RJ 221– de basis voor vraag 1, voor vraag 2 wordt de bundel van de IASB gebruikt, waarin IAS 11 en IFRIC 15 zijn beschreven en ter beantwoording van vraag 3 worden de bundel GAAP, uitgegeven door Wiley, de online ASC-database van de FASB en SOP 81-1 gebruikt.

RJ 221

Voor Nederlandse ondernemingen waarbij de jaarrekening dient te voldoen aan het Nederlandse recht, is RJ 221 van toepassing indien de onderneming te maken heeft met onderhanden projecten per einde boekjaar. In RJ 221 wordt beschreven hoe de onderhanden projecten in de jaarrekening verwerkt dienen te worden en wanneer er omzet en kosten verantwoord moeten worden.

IAS 11

In IAS 11 wordt beschreven hoe onderhanden projecten verwerkt dienen te worden in de

jaarrekening, indien men rapporteert op basis van IFRS. Globaal dient de richtlijn IAS 11 te worden toegepast indien de verkoper constructiewerkzaamheden moet verrichten in overeenstemming met de specifieke wensen van de opdrachtgever.

Men is in Nederland verplicht de jaarrekening op te stellen op basis van IFRS indien het de geconsolideerde jaarrekening van een beursgenoteerde ondernemingen betreft.

IFRIC 15

De interpretatie IFRIC 15 geeft toelichting over de verwerking van bouwcontracten voor onder andere projectontwikkelaars, ten behoeve van standaardisatie voor de verschillende rechtsgebieden. Zij doet dit door een leidraad te geven of een overeenkomst voor de bouw van onroerend goed binnen het toepassingsgebied van IAS 11 ‘Construction Contracts’ of IAS 18 ‘Revenue’ valt, en wanneer de omzet uit de bouw moet worden verantwoord. Dit geldt met name voor de verkoop van eenheden –zoals appartementen of huizen– voordat de bouw is voltooid.

ASC 605-35

ASC 605-35 valt onder sectie 605 ‘Revenue Recognition’, waarin ingegaan wordt op het verwerken van resultaat onder diverse specifieke situaties. In ASC 605-35 wordt specifiek ingegaan op de regelgeving rondom onderhanden werken in opdracht van derden indien gerapporteerd wordt op basis van US GAAP. Rapportering op basis van US GAAP vindt voornamelijk plaats bij ondernemingen waarvan de aandelen verhandeld worden op een Amerikaanse aandelenbeurs. De basis van ASC 605-35 ligt men name bij SOP 81-1

SOP 81-1

In Statement of Position 81-1 staat beschreven hoe de onderhanden projecten in de jaarrekening verwerkt dienen te worden en wanneer er omzet en kosten verantwoord moeten worden. SOP 81-1 is in 1981 uitgegeven om een richtlijn te geven voor de complexiteit en de onzekerheden welke bouwcontracten geven voor verwerking in de jaarrekening en hierin wordt de basis gelegd voor de regelgeving welke in de verschillende verslaggevingsstandaarden terug is te vinden. Zo worden de

(15)

15 Percentage of Completion- en de Completed Contract-methode uiteengezet.

Vergelijkend onderzoek

Bij het vergelijkend onderzoek zal middels een deelwaarneming onderzocht worden welke invloed het gebruik van de RJ, IFRS dan wel US GAAP op de toelichting bij de jaarrekening heeft.

Het uitvoeren van een vergelijkend onderzoek zal bestaan uit het vergelijken van jaarrekeningen van ondernemingen welke onderhanden projecten op de balans verantwoorden, waarbij de naleving getoetst wordt of de toelichting in de jaarrekeningen voldoen aan de gestelde eisen en of er mogelijk meer informatie verschaft wordt dan wettelijk voorgeschreven.

In de deelwaarneming zullen 10 jaarrekeningen opgenomen worden van ondernemingen welke verslaan op basis van de RJ, 10 jaarrekeningen welke verslaan op basis van IFRS en 10 jaarrekeningen welke verslaan op basis van US GAAP. Voor alle jaarrekeningen geldt dat er sprake is van onderhanden projecten.

(16)

16

2 Achtergrond standaarden

In dit hoofdstuk zal ik stilstaan bij de achtergronden van de verschillende verslaggevingstandaarden welke in deze scriptie behandeld worden. De beschrijving van de achtergrond van de verslaggevingstandaarden betreft een beschrijving van degene op wie de standaard betrekking heeft en de werkwijze waarop de standaarden tot stand komen.

2.1 Raad voor de Jaarverslaggeving

NL GAAP

Titel 9 boek 2 BW

NL GAAP is beschreven in Titel 9 boek 2 BW (Titel 9) en is van toepassing op alle coöperaties, onderlinge waarborgmaatschappijen, BV’s, NV’s, vennootschappen onder firma, commanditaire vennootschappen waarvan alle onbeperkt aansprakelijke vennoten kapitaalvennootschappen naar buitenlands recht zijn, evenals op zogenaamde commerciële stichtingen en commerciële verenigingen4. Niet-commerciële verengingen en stichtingen, eenmanszaken, maatschappen, VOF’s en CV’s vallen niet onder Titel 9 en hebben niet de plicht een jaarrekening overeenkomstig Titel 9 op te maken en te deponeren. Wel is er de plicht om jaarlijks een balans en een staat van baten en lasten op te stellen5. Voor deze balans en staat van baten en lasten gelden echter geen inhoudelijke voorschriften.

Echter mag bij het opstellen van de jaarrekening van kleine rechtspersonen vanaf boekjaar 2007 uitgegaan worden van fiscale grondslagen van de winst- en vermogensbepaling. Dit komt door een aanpassing in de wet in art. 2:396 lid 6 BW.

Titel 9 betreft een zogenaamde raamwet en kent derhalve geen gedetailleerde regels. Voor de gedetailleerde regels dienen andere, in het maatschappelijk verkeer aanvaarde, richtlijnen gebruikt te worden zoals de RJ en IFRS. In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de RJ als regelgeving voor Nederlandse ondernemingen. De IFRS wordt apart behandeld als internationale regelgeving en als regelgeving voor de beursgenoteerde ondernemingen in Nederland.

Binnen de wet is artikel 362 erg belangrijk omdat dit het kapstokartikel betreft waar inzicht –of ‘true and fair view’– als belangrijkste criterium genoemd wordt.

Europese wetgeving

Titel 9 is in overeenstemming met de vierde6 en zevende7 EEG-richtlijn. Hierin is onder andere bepaald dat alle naamloze vennootschatten een jaarrekening moeten opstellen. Er zijn echter voor de lidstaten en ondernemingen nog veel keuzemogelijkheden, daarnaast vrijstellingen voor middelgrote- en kleine ondernemingen. Ook is opgenomen dat de moedermaatschappij naast haar enkelvoudige jaarrekening een geconsolideerde jaarrekening en geconsolideerd jaarverslag moet opstellen. Naast de vierde en zevende richtlijn zijn er nog brancherichtlijnen zoals voor de banken8

4 Bron: Artikel 2:360 BW 5

Bron: Artikel 2:10 BW en artikel 3:15i BW 6

Bron: Vierde Richtlijn 78/660/EEG van de Raad van 25 juli 1978 op de grondslag van artikel 54, lid 3, sub g), van het Verdrag betreffende de jaarrekening van bepaalde vennootschapsvormen

7 Bron: Zevende Richtlijn 83/349/EEG van de Raad van 13 juni 1983 op de grondslag van artikel 54, lid 3, sub g) van het Verdrag betreffende de geconsolideerde jaarrekening

(17)

17 en verzekeringsmaatschappijen9.

Het Europees Parlement en de Raad hebben in Verordening nr. 1606/2002 van 19 juli 2002 vastgelegd dat in de Europese Unie beursgenoteerde ondernemingen voor hun geconsolideerde jaarrekening, met ingang van boekjaar 2005, verplicht IFRS moeten toepassen.

Europese verordeningen hebben in tegenstelling tot EEG-richtlijnen directe werking. Hierdoor dienen deze richtlijnen niet eerst in de nationale wetgeving van de lidstaten van de Europese Unie te worden verwerkt, waardoor voorkomen wordt dat de regelgeving in diverse lidstaten verschillend wordt geïmplementeerd.

Arresten Ondernemingskamer en Hoge Raad

Belanghebbenden van de jaarrekening kunnen rechtelijk afdwingen via de Ondernemingskamer dat de stukken in overeenstemming met Titel 9 moeten worden opgesteld. Dit kan alleen indien ze van mening zijn dat de jaarrekening, het jaarverslag en/of de overige gegevens niet voldoet aan Titel 9. Tegen de uitspraak van de Ondernemingskamer kan in beroep worden gegaan bij de Hoge Raad. De uitspraken van de Ondernemingskamer en de Hoge Raad geven vaak een nadere interpretatie van de wettekst. De RJ volgt gewoonlijk de interpretaties in zijn Richtlijnen.

Werkwijze

Ontstaan en doel van de Raad voor de Jaarverslaggeving

‘De jaarrekening geeft volgens normen die in het maatschappelijk verkeer als aanvaardbaar worden beschouwd een zodanig inzicht dat een verantwoord oordeel kan worden gevormd omtrent het vermogen en het resultaat, alsmede voor zover de aard van een jaarrekening dat toelaat, omtrent de solvabiliteit en de liquiditeit van de rechtspersoon.’10 Om de normen, welke in het maatschappelijk verkeer als aanvaardbaar worden beschouwd, te inventariseren en te publiceren, is in 1971 het Tripartiete Overlegorgaan (TO) ingesteld, nadat de Wet op de Jaarrekening van Ondernemingen in ditzelfde jaar in werking trad. Hierin hadden werkgevers, werknemers en accountants zitting. Vanaf 1981 zijn de werkzaamheden van het TO voortgezet door de RJ. De RJ is als uitvoerend orgaan van de Stichting statutair belast met het autonoom opstellen en publiceren van stellige uitspraken en aanbevelingen (de Richtlijnen), alsmede het geven van adviezen. De richtlijnen hebben echter geen kracht als wet en mogen daarom niet in strijd zijn met de bepalingen zoals wettelijk vastgelegd. In het huidige bestuur hebben de volgende organisaties zitting, dit betreffen zowel verschaffers, gebruikers als controleurs van externe financiële informatie:

• vakbonden (VNO, NCW, FNV, CNV)

• accountantsberoepsorganisaties (NIVRA, NOvAA)

• belangenbehartigers beleggers (VBA, Eumedion)

• de Koninklijke Vereniging MKB-Nederland (MKB)

jaarrekening van banken en andere financiële instellingen

9 Bron: Richtlijn 91/674/EEG van de Raad van 19 december 1991 betreffende de jaarrekening en de geconsolideerde jaarrekening van verzekeringsondernemingen

(18)

18 Het doel van de Stichting is als volgt omschreven11:

1. De Stichting heeft ten doel de kwaliteit van de externe verslaggeving, in het bijzonder van de jaarrekening, binnen Nederland door rechtspersonen en andere organisaties te bevorderen.

2. Zij tracht dit doel te bereiken:

a. door het publiceren van stellige uitspraken en aanbevelingen inzake externe verslaggeving;

b. door het gevraagd of ongevraagd adviseren van de overheid en van andere regelgevende instanties aangaande voorschriften inzake externe verslaggeving. Werkwijze Raad voor de Jaarverslaggeving

De RJ telt twaalf leden verdeeld in drie delegaties: de verschaffers, gebruikers en controleurs van externe financiële verslaggeving. De vergaderingen van de delegaties worden ook bijgewoond door waarnemers van het Ministerie van Justitie en de Autoriteit Financiële Markten (AFM).

Een belangrijk deel van het werk dat aan het overleg in de RJ vooraf gaat, wordt verricht door de vaktechnische staf. De leden van de staf vervullen ook een functie bij een accountantskantoor of Nederlandse universiteit. De staf staat onder leiding van een voorzitter die ook alle Raadsvergaderingen bijwoont.

In de statuten van de Stichting is bepaald hoe de besluitvorming tot stand komt. Bepaald is dat elke delegatie het vetorecht heeft. In de praktijk wordt praktisch nooit gestemd en wordt het overleg voortgezet tot een compromis is bereikt middels het consensus- of harmoniemodel. Deze regeling en de daaruit voortvloeiende besluitvorming sluiten aan op het ontbreken van een formeel, wettelijk gefundeerd gezag van de uitspraken van de RJ. Eveneens is statutair bepaald dat stellige uitspraken en aanbevelingen (de Richtlijnen) altijd eerst als ontwerp-Richtlijn moeten worden gepubliceerd, om iedereen de gelegenheid te geven tot het indienen van commentaar. Bij het definitief maken van gepubliceerde ontwerpen neemt de RJ de ingediende commentaren zorgvuldig in overweging. De (ontwerpen voor de) stellige uitspraken en aanbevelingen worden gebundeld uitgegeven onder de titel 'Richtlijnen voor de jaarverslaggeving' door uitgeverij Kluwer te Deventer.

De RJ publiceert desgewenst RJ-Uitingen met verduidelijkingen en interpretaties van Richtlijnen, alsmede eventuele wenselijk geachte kleine wijzigingen van de Richtlijnen. Hiermee hoopt de RJ adequaat te kunnen reageren op vragen vanuit het maatschappelijk verkeer. RJ-Uitingen worden gepubliceerd als een zelfstandig leesbaar stuk. De RJ-Uitingen worden verwerkt in de eerstvolgende jaareditie van de Richtlijnen en hebben daarna in het algemeen geen zelfstandige betekenis meer.

(19)

19

2.2 International Financial Reporting Standards

Op wie is IFRS van toepassing Internationale status

In meer dan 100 landen is IFRS verplicht gesteld voor binnenlandse beursgenoteerde ondernemingen. Voor niet-beursgenoteerde ondernemingen geldt dit voor meer dan 50 landen. Hiernaast is IFRS in 24 landen voor binnenlandse beursgenoteerde ondernemingen toegestaan en voor niet-beursgenoteerde ondernemingen in 44 landen toegestaan.12

Ook de in juli 2009 gepresenteerde IFRS-SME standaard (IFRS for small and medium-sized entities), bedoeld voor niet-beursgenoteerde ondernemingen, wint snel aan populariteit. Begin 2010 hebben 35 landen aangegeven de IFRS SME-standaard in te voeren voor niet-beursgenoteerde bedrijven13. Echter is de IFRS SME in Nederland niet verplicht gesteld en is het ook niet mogelijk vrijwillig voor de IFRS SME standaard te kiezen, aangezien de Nederlandse wet deze optie niet biedt14. Nederland wacht hiermee op aanpassing van de Vierde en Zevende EU-richtlijn15. Op IFRS-SME zal niet verder ingegaan worden aangezien zij geen betrekking heeft op Nederland. In 2008 hebben de CEO’s van de 6 grootste accountingfirma’s ter wereld gepleit voor een wereldwijde verslaggevingstandaard.16 Hierbij geven ze aan dat de voorkeur uitgaat naar IFRS17. Derhalve ligt er voor IFRS een belangrijke taak om een wereldwijde standaard te creëren waarbij de huidige toegepaste standaarden en met name Amerikaanse US GAAP geharmoniseerd zullen worden.

IFRS in Nederland

In Nederland is, zoals in voorgaande paragraaf is beschreven, de IFRS verplicht voor de geconsolideerde jaarrekening van beursgenoteerde ondernemingen. Dit is gebaseerd op de IAS Verordening18 welke toepassing van internationale standaarden voor de jaarrekeningen binnen de Europese Unie verplicht stelt. Tevens is het toegestaan de enkelvoudige jaarrekening van beursgenoteerde ondernemingen op basis van de IFRS op te stellen.

Daarnaast heeft de nationale wetgever als lidstaat van de Europese Unie de vrijheid om te besluiten om niet-beursgenoteerde ondernemingen het toepassen van de IFRS toe te staan. Nederland heeft voor deze mogelijkheid gekozen en daarom mag op vrijwillige basis de jaarrekening – de

geconsolideerde dan wel de geconsolideerde en de enkelvoudige – van overige ondernemingen op basis van de IFRS worden opgesteld.

Werkwijze

Achtergrond en werkwijze IFRS

Onder de verantwoordelijkheid van de International Accounting Standards Board (IASB) worden de International Financial Reporting Standards (IFRS) opgesteld. De IASB is de regelgevende 12 http://www.iasplus.com/country/useias.htm#totals 13 http://www.accountant.nl/Accountant/Nieuws/35+landen+voeren+IFRS+voor+SMEs+in.aspx 14 http://accountancynieuws.nl/actueel/vaktechniek/deel-2-verschillen-tussen-ifrs-sme-en-rj-een.75792.lynkx?PostedField%5Bkeyword%5D=vereenvoudiging&pageStart=121&Confirmed=Zoeken 15 http://www.accountant.nl/Accountant/Nieuws/IFRS+SME+nou+nee.aspx 16 http://uk.reuters.com/article/2008/01/15/financial-accounting-six-iUKN1440000020080115rpc=401&=undefined&sptrue 17 http://www.iasplus.com/resource/0801principlesbased.pdf 18 Verordening (EG) nr. 1606/2002

(20)

20 organisatie binnen de privaatrechtelijke en in Londen gevestigde International Accounting Standards Committee Foundation (IASC Foundation).

Naast de IASB maken ook de Board of Trustees, het International Financial Reporting

Interpretations Commitee (IFRIC) en de IFRS Advisory Council commissies deel uit van de IASC Foundation.

De IASB bestaat uit 14 leden welke in 2012 uitgebreid wordt naar 15 leden. De leden zijn een onafhankelijke groep van deskundigen met een passende mix van recente praktische ervaring in het opzetten van standaarden voor jaarrekeningen, het voorbereiden en uitvoeren van controle of het gebruik van financiële verslagen en ervaringen in het boekhoudkundig onderwijs. Tevens dient er een geografische spreiding te zijn tussen de herkomst van de leden. Vanaf juli 2011 is oud-minister en huidig AFM-voorzitter Hans Hoogervorst voorzitter van de IASB geworden.

De leden worden benoemd door de Board of Trustees welke statutair bestaat uit 6 leden uit de regio Azië/Oceanië, 6 leden uit Europa, 6 leden uit Noord-Amerika, 1 lid uit Afrika, 1 lid uit Zuid-Amerika en 2 leden uit het overige deel van de wereld. Nederland maakt in de persoon van Dick Sluimers – CEO van de Algemene Pensioen Groep (APG) – deel uit van de Europese leden. Voorgaande Nederlandse leden waren Cor Herkströter en Gerrit Zalm.

De IFRIC stelt interpretaties op welke betrekking hebben op bestaande IAS-standaarden standaarden en tevens speelt zij een actieve rol in het uniformeren van internationale standaarden met nationale standaarden en eisen. Doel van deze commissie is om de IASB te adviseren.

De IFRS Advisory Council – tot maart 2010 de Standards Advisory Council (SAC) – is een commissie die de IASB adviseert rondom de standaarden. De IFRS Advisory Council is zeer divers samengesteld waarin partijen welke belang hebben bij de inhoud van de financiële verslaglegging kunnen deelnemen.

(21)

21

2.3 US General Accepted Accounting Principles

Op wie is US GAAP van toepassing

US GAAP is samen met IFRS het belangrijkste stelsel van verslaggevingsregels en het wordt naast Amerikaanse, ook door niet-Amerikaanse bedrijven gebruikt die op de Amerikaanse markt en aandelenbeurzen actief zijn. Echter heeft in 2007 de Securities and Exchange Commission (SEC) de beslissing gemaakt om IFRS te erkennen en niet langer van Europese ondernemingen met een beursnotering in de Verenigde Staten te eisen dat er een reconciliatie van IFRS naar US GAAP gemaakt dient te worden, waarbij zij kunnen volstaan met verslaggeving opgesteld op basis van IFRS19.

Ondanks dat het niet beschreven is in de wet, verplicht de SEC beursgenoteerde ondernemingen en andere gereguleerde bedrijven om US GAAP toe te passen voor de financiële verslaggeving. Kleinere ondernemingen zijn niet verplicht om US GAAP toe te passen, echter zijn er bepaalde situaties zoals het verkrijgen van krediet of het aantrekken van investeerders, die contractueel vereisen dat deze ondernemingen ook US GAAP volgen bij het opstellen van hun jaarrekening. Werkwijze

Achtergrond en werkwijze US GAAP

Omdat het rechtssysteem in Amerika bekend staat als een common law-systeem, is dit ook terug te vinden in de methode van het opstellen van verslaggevingregels. De Amerikaanse overheid stelt niet direct de standaarden op maar is ervan overtuigd de private sector meer kennis en middelen op dit gebied heeft. Daarom is US Gaap niet in de wet beschreven, ookal vereist de SEC dat beursgenoteerde ondernemingen US GAAP toepassen.

De SEC stelt US GAAP niet op, US GAAP wordt met name uitgegeven door de Financial Accounting Standards Board (FASB), zij is de hoogste autoriteit bij het vaststellen van de regels. Overheidsinstanties, zowel lokaal als nationaal, moeten echter voldoen aan een specifieke US GAAP standaard welke opgesteld wordt door de Governmental Accounting Standards Board (GASB). Daarnaast wordt voor de financiële verslaggeving van federale entiteiten de verslaggevingregels opgesteld door de Federal Accounting Standards Advisory Board (FASAB). Boekhoudkundige normen worden van oudsher opgesteld door de American Institute of Certified Public Accountants (AICPA), waarbij rekening werd gehouden met de SEC regelgeving20. De AICPA richtte als eerst de Committee on Accounting Procedures op in 1939, deze werd in 1951 vervangen door de Accounting Principles Board en in 1973 door de Financial Accounting Standards Board (FASB) onder toezicht van de Financial Accounting Foundation, met de Financial

Accounting Standards Advisory Council (FASAC) welke input levert en advies geeft over de boekhoudkundige standaarden21.

Vanaf 2008 heeft de FASB de FASB Accounting Standards Codificatie (ASC) uitgegeven, waarin de duizenden US GAAP algemeen aanvaardbare boekhoudkundige standaarden gereorganiseerd zijn in 90 onderwerpen met behulp van een consistente structuur22. De codificatie brengt geen veranderingen aan in US GAAP, maar introduceert een nieuwe structuur, waardoor de informatie

19 Bron: persbericht SEC; http://www.sec.gov/news/press/2005-62.htm 20 Bron: http://www.quickmba.com/accounting/fin/standards/

21

Bron: http://www.fasb.org/jsp/FASB/Page/SectionPage&cid=1218220137466 22 Bron: The CPA Letter vol. 88

(22)

22 gemakkelijker toegankelijk is en de online onderzoek gebuiksvriendelijker kan plaatsvinden. Alle bestaande standaard documenten worden vervangen, zoals beschreven in FASB Verklaring nr. 168, De FASB Accounting Standards Codificatie TM en de hiërarchie van Generally Accepted

Accounting Principles. Alle andere accounting literatuur welke niet opgenomen in de codificatie is echter niet-gezaghebbend. Het invoeren van deze structuur is de eerste stap op weg naar de

convergentie met IFRS23. Als voorbeeld valt onderhanden projecten in opdracht van derden onder ASC 605.35.

In 2008 heeft de SEC een voorlopige roadmap gepubliceerd die zou moeten leiden tot het deelnemen aan de IFRS (Crovitz, 2008). Sinds 2002 is het convergentieproject gestart met het ondertekenen van het Norwalk Agreement, waarna er periodieke besprekingen tussen de FASB en de IASB plaatsvinden24. Doel van de overeenkomst is het elimineren van de belangrijke verschillen tussen US GAAP en IFRS waardoor jaarrekeningen opgesteld op basis van een van deze

standaarden beter kunnen worden vergeleken. Met de convergentie van US GAAP met IFRS wordt de IASB dan ook steeds belangrijker in Amerika.

23

Bron: FASB Accounting Standards Codification™—A Step toward Convergence 24 Bron: Progress Report on Commitment to Convergence of Accounting Standards

(23)

23

3. Normenkader verslaggevingregels

In dit hoofdstuk wordt beschreven welke verslaggevingregels de verschillende verslaggevingstandaarden kennen. Hierbij wordt onder andere ingegaan op de betekenis welke de standaard hecht aan de definitie ‘onderhanden projecten in opdracht van derden’, de methode van omzetverantwoording en winstneming en de regels omtrent de presentatie en toelichting in de jaarrekening.

3.1 Raad voor de Jaarverslaggeving

Definitie onderhanden projecten in de RJ 221

De Raad voor de Jaarverslaggeving geeft in de volgende omschrijving aan in welke situatie de RJ 221 geldt:

‘Een project dat is overeengekomen met een derde, voor de constructie van een actief of combinatie van activa waarbij de uitvoering zich gewoonlijk uitstrekt over meer dan één verslagperiode.’25 Dit houdt expliciet in dat halffabricaten of goederen in bewerking hier geen deel van uitmaken. Deze moeten onder de post ‘Voorraden’ in de jaarrekening gepresenteerd worden. De term onderhanden projecten roept daarom minder verwarring op dan de term onderhanden werk, welke halffabricaten zou impliceren. Tevens lijkt projectontwikkeling zich niet aan deze definitie van onderhanden projecten te voldoen, aangezien dergelijke projecten vaak niet (vooraf) overeengekomen zijn met een derde. Echter wordt ten aanzien van projectontwikkeling in de RJ een aparte paragraaf gewijd, waaraan ook hier apart aandacht aan geschonken zal worden.

Waardering en resultaatbepaling Recente wijziging in de richtlijn

De editie RJ 2008 beschrijft dat de volgende wijzigingen in RJ 221 hebben plaatsgevonden welke van toepassing zijn voor verslagjaren welke aanvangen op of na 1 januari 2009.

De richtlijn ‘Onderhanden projecten in opdracht van derden’ is vervangen door de nieuwe richtlijn ‘Onderhanden projecten’. De nieuwe richtlijn geeft expliciet aan dat de onderhanden projecten geen onderdeel uitmaken van de voorraden maar apart in de balans moeten worden verwerkt en gepresenteerd –tussen de voorraad en vorderingen in– als uitkomst van de verwerking van de projectopbrengsten en projectkosten uit hoofde van onderhanden projecten in de winst- en verliesrekening. Dit gebeurt naar rato van de per balansdatum verrichte prestaties (de zogenaamde Percentage-of-Completion methode). Deze methode is ongewijzigd gebleven.

Naast deze benadrukking is de richtlijn ook aangevuld. Zo is de verwerking van verliezen op onderhanden projecten gewijzigd. Als het verschil tussen de verwachte projectkosten en projectopbrengsten negatief is, is er sprake van een verwacht verliesproject. Indien dit het geval is, zal het bedrag van het berekende verlies worden verwerkt als onderdeel van de post onderhanden projecten zelf. De verliezen worden derhalve niet meer gewaardeerd en verwerkt volgens Richtlijn 252 ‘Voorzieningen’ als ‘niet in de balans opgenomen verplichtingen’ en als ‘niet in de balans opgenomen activa’ zoals de oude Richtlijn 221 voorschrijft. Daarnaast is het toepassingsgebied vergroot zodat ook projectontwikkeling onder onderhanden projecten verwerkt dient te worden,

(24)

24 mits zij aan specifieke eisen voldoet.

Editie RJ 2009 beschrijft dat er ter verduidelijking enkele tekstuele wijzigingen zijn doorgevoerd, om hiermee beter aan te sluiten bij de mogelijkheid tot het toepassen van de PoC-methode voor projectontwikkeling, zoals de intentie was en is van de Richtlijn.

Waardering- en resultaatbepaling methodes

De RJ staat twee mogelijke methoden voor waardering en resultaatbepaling van onderhanden projecten toe. De eerste is bekend onder de naam ‘Percentage of Completion’-method en de tweede als ‘Percentage of Completion method with zero profit’. Als het resultaat van een project, voortvloeiende uit de opbrengsten en kosten van het project, op een betrouwbare wijze per balansdatum kan worden bepaald, dan moet de ‘Percentage of Completion’-methode worden toegepast. Indien de ‘Percentage of Completion’-method niet toegepast kan worden, dan dient de ‘Percentage of Completion method with zero profit’ te worden toegepast. Daarnaast was er tot voor kort de mogelijkheid om de Completed Contract-methode toe te passen.

Voor het toerekenen van het resultaat op een onderhandenproject aan een boekjaar bestaan in hoofdzaak twee verschillende methoden:

1. Completed Contract-methode 2. Percentage of Completion

a. Percentage of Completion-methode

b. Percentage of Completion with zero profit methode

Ad 1. Completed Contract-methode

Bij deze methodiek wordt het realisatieprincipe strikt toegepast en wordt de winst toegerekend op het moment dat zowel de verkoop als de levering hebben plaatsgevonden: de oplevering van het project. In geval van een verwacht verlies zal er een schatting gemaakt worden van het verwachte verlies, waarvoor een voorziening getroffen dient te worden, conform het voorzichtigheidsprincipe. Belangrijk argument voor toepassing van de CC-methode is dat pas bij oplevering de werkelijke projectkosten en -opbrengsten bekend zijn en er derhalve geen schattingen behoeven gemaakt te worden, welke afbreuk doen aan de betrouwbaarheid. Deze methodiek sluit het best aan bij het voorzichtigheidsbeginsel.

Een belangrijk nadeel van het gebruik van deze methodiek is dat er tijdens de looptijd van het project de toegerekende projectwinst geen afspiegeling geeft van de status van het projectactiviteitenniveau. Indien er veel projecten lopen met soortgelijke voorwaarden en looptijd, welke op verschillende momenten zijn gestart en op zal dit nadeel niet gelden aangezien er een egaal projectenactiviteitenniveau is waardoor er geen fluctuerend beeld van het resultaat zal ontstaan.

Deze methode is in de RJ in navolging op IFRS26 niet meer (voor verslagjaren die aanvangen op of na 1 januari 2009) toegestaan maar wordt benaderd middels de methode ‘Percentage of Completion with zero profit’, welke hieronder nader wordt toegelicht.

(25)

25 Doordat de CC-methode niet langer toegestaan is, sluit de commerciële verantwoording van winst beter aan bij de fiscale methodiek. Sinds de ‘wet werken aan winst’ in 2007 in werking is getreden was het fiscaal niet langer acceptabel om de CC-methode toe te passen voor onderhanden projecten. Indien onderhanden projecten bedrijfseconomisch op de CC-methode werden gewaardeerd diende dit fiscaal te worden gecorrigeerd.

Ad 2.a. Percentage of Completion-methode

Als inschatting van het resultaat van het onderhanden project op betrouwbare wijze mogelijk is, dient de PoC-methode toegepast te worden. Hierbij worden de projectopbrengsten en projectkosten in de winst- en verliesrekening verwerkt naar rato van de voortgang van de verrichte prestaties per balansdatum, in overeenstemming met het toerekeningsbeginsel –waarbij kosten en opbrengsten aan de periode dienen te worden toegerekend waarop zij betrekking hebben– en het matchingprincipe –waarbij baten en lasten aan elkaar gekoppeld worden–. Uit hoofde van het voorzichtigheidsprincipe dienen verwachte verliezen op het onderhanden project direct als last verwerkt te worden in de winst- en verliesrekening.

Er wordt echter onderscheid gemaakt ten aanzien van de verwerking van de projectopbrengsten en -kosten tussen contracten op basis van een vaste aanneemsom en contracten op regie basis.

1. Vaste aanneemsom

Bij contracten op basis van een vaste aanneemsom dient aan de volgende voorwaarden te worden voldaan, voordat er gesproken wordt over het op betrouwbare wijze inschatten van het resultaat van een onderhanden project:

a. de totale projectopbrengsten kunnen op een betrouwbare wijze worden bepaald; b. het is waarschijnlijk dat de economische voordelen welke het onderhanden project

oplevert de rechtspersoon toekomen;

c. de kosten welke benodigd zijn om het project af te ronden alsmede de mate waarin het onderhanden project per balansdatum is voltooid kunnen op betrouwbare wijze worden bepaald; en

d. de projectkosten welke aan het onderhanden project zijn toe te rekenen zijn duidelijk te onderscheiden en op betrouwbare wijze vast te stellen, waardoor de werkelijk bestede kosten vergeleken kunnen worden met de voorcalculatie of eerdere schattingen.

2. Regiecontracten

Bij regiecontracten dient aan de volgende voorwaarden te worden voldaan voordat er gesproken wordt over het op betrouwbare wijze inschatten van het resultaat van een onderhanden project:

a. het is waarschijnlijk dat de economische voordelen welke het onderhanden project oplevert de rechtspersoon toekomen; en

b. de projectkosten welke aan het onderhanden project zijn toe te rekenen zijn duidelijk te onderscheiden en op betrouwbare wijze vast te stellen, waarbij geldt dat ze zowel verrekenbaar als niet verrekenbaar zijn op basis van het contract.

Voor beide contracttypen geldt dat om op betrouwbare wijze het resultaat te kunnen bepalen, in het contract opgenomen zal moeten zijn dat het afdwingbare rechten voor beide partijen betreft met betrekking tot de te verlenen diensten –waaronder het te bouwen actief–, de vergoeding voor de prestaties en de wijze waarop de vergoeding zal plaatsvinden met de betalingsvoorwaarden.

(26)

26 Voor zowel onderhanden projecten met als basis een vast aanneemsom als een regiecontract, geldt dat naarmate het project vordert de schattingen opnieuw beoordeeld moeten worden en eventueel dienen te worden herzien. Indien de inning van een al verwerkte projectopbrengst in de winst- en verliesrekening onzeker is geworden dient het saldo, welke niet inbaar is dan wel waarover onzekerheid bestaat, als last in de winst- en verliesrekening te worden opgenomen, en niet als wijziging van de al verwerkte projectopbrengst.

Voortgang project

De voortgang van het project kan op verschillende wijze bepaald worden, waarbij uiteraard ontvangen betalingen of gefactureerde termijnen, niet bij voorbaat een juiste indicator zijn voor in welke mate het project voltooid is.

De rechtspersoon dient de meest betrouwbare wijze voor de bepaling van de voortgang van het betreffende project te kiezen:

1. de verhouding van de tot de balansdatum gemaakte projectkosten in verhouding tot de totaal geschatte projectkosten;

2. inspectie van het uitgevoerde deel van het project; of

3. de voltooiing van een fysiek onderscheidbaar projectonderdeel.

Hieronder valt ook de voortgang van het aantal manuren of bepaling op basis van in het contract benoemde indicatoren. Combinaties van verschillende methoden zijn ook mogelijk voor bepaling van de voortgang.

Uitgaven welke gerelateerd zijn aan projectkosten die na balansdatum tot een prestatie zullen leiden en waarvan het waarschijnlijk is dat ze in een volgende periode tot een opbrengst leiden, dienen als activa –voorraden of overlopende activa– in de balans opgenomen te worden. Hierbij moet gedacht worden aan kosten van materialen welke nog niet zijn geïnstalleerd, gebruikt of toegepast in het project en aan vooruitbetalingen voor uitbesteed werk, zoals het werk van onderaannemers. Ook geldt dit indien de voortgang wordt bepaald op basis van de verhouding van de tot de balansdatum gemaakte projectkosten ten opzichte van de totaal geschatte projectkosten. Dan dienen alleen de projectkosten te worden verantwoord in de winst- en verliesrekening welke de verrichte prestaties weergeven.

Verwacht verlies

In geval van een verwacht verlies zal er een schatting gemaakt worden van het totale verwachte verlies, waarvoor een voorziening getroffen dient te worden, conform het voorzichtigheidsprincipe. Dit dient plaats te hebben ongeacht of het werk al dan niet is aangevangen, het stadium waarin het project zich bevind of het bedrag aan winst welke verwacht wordt op andere, niet-gerelateerde projecten. De verwerking van het verlies kan op de volgende twee methoden:

1. als kosten verantwoorden in de winst- en verliesrekening; of

2. als wijziging in het onderhanden project, indien het categoriale model –waarin gerealiseerde projectopbrengsten gepresenteerd worden als wijziging in de onderhanden projecten– in de winst- en verliesrekening wordt toegepast.

Bij de PoC-methode moeten de projectopbrengsten en de projectkosten in de winst- en verliesrekening worden verwerkt naar rato van de verrichte prestatie per balansdatum. Bij deze methodiek wordt dus tussentijds winst genomen.

(27)

27 Het grote voordeel van deze methodiek is dat er inzicht gegeven wordt in de omvang van de verrichte prestaties en de financiële gevolgen hiervan, maar het is in strijd met het voorzichtigheids- en realisatieprincipe: er wordt immers winst verantwoord terwijl het onderhanden projecten nog niet is gefactureerd en opgeleverd.

Ad 2.b. Percentage of Completion with zero profit methode

Voor deze methodiek wordt vaak de term ‘Completed Contract’ gebruikt, echter is dit niet juist aangezien bij de ‘Completed Contract’-methode zowel de opbrengsten, de kosten en de daaruit voortvloeiende projectwinst pas bij oplevering worden verantwoord, in tegenstelling tot de methodiek ‘Percentage of Completion with zero profit’ waarbij alleen het resultaat niet tussentijds wordt genomen, en wel de projectopbrengsten en projectkosten tussentijds worden verantwoord. Als geen betrouwbare schatting mogelijk is van het projectresultaat dan is tussentijdse winstneming –PoC-methode– niet toegestaan. In dat geval dient de zogenaamde Percentage of Completion with zero profit methode te worden toegepast. De projectopbrengsten in de winst- en verliesrekening zijn dan gelijk aan de projectkosten. Tussentijds wordt er dus geen winst verantwoord en wordt de winst pas verantwoord bij oplevering van het project.

Indien de resultaten van een project weer op betrouwbare wijze vastgesteld kunnen worden dient de PoC-methode toegepast te worden, waarbij de cumulatieve projectopbrengsten worden verwerkt in de winst- en verliesrekening op basis van de voortgang van het project op het moment vanaf wanneer de resultaten weer betrouwbaar vastgesteld kunnen worden. Er is in deze situatie sprake van een schattingswijziging.

Bij een stroom van projecten mag om praktische redenen tussentijdse winstneming achterwege blijven (RJ 221.316), ook al zijn de resultaten op de projecten op betrouwbare wijze vast te stellen. Dit is alleen toegestaan indien de looptijden van de projecten overwegend korter zijn dan 12 maanden of er sprake is van een gelijkmatige stroom van projecten van stabiele omvang, waarvan het gereedkomen een patroon van regelmatige spreiding vertoont.

De achtergrond van deze methode is dat in eerste instantie bij aanvang van het onderhandenproject en bij de eerste fasen het vaak niet mogelijk is een betrouwbare schatting te maken van het projectresultaat. Echter is het wel veelal waarschijnlijk dat de gemaakte projectkosten via projectopbrengsten zullen terugvloeien naar de vennootschap. In dit geval worden opbrengsten zonder winsttoerekening verantwoord ter grootte van de projectkosten.

Projectopbrengsten

In artikel RJ 221.201 wordt bepaald dat projectopbrengsten –opbrengsten welke voortvloeien uit en direct toerekenbaar zijn aan een onderhanden project– opbrengsten betreffen welke bestaan uit:

1. de contractueel overeengekomen opbrengsten, en 2. opbrengsten op grond van

a. meer- en minderwerk, b. claims en

c. vergoedingen, mits het waarschijnlijk is dat de onder punt 2 benoemde opbrengsten worden gerealiseerd en de opbrengsten op een betrouwbare methode kunnen worden vastgesteld.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Een mogelijk verschil in verantwoorde opbrengsten tussen de PoC methode en de nieuwe voorstellen, kan ontstaan doordat de waarde van de geleverde activa uit het

Voor de industrieën Industrials en Technology is binnen de bedrijfstak een nadere opsplitsing gemaakt, omdat sommige activiteiten binnen deze industrieën producerend dan wel

IFRS 9 kent voor de eerste toepassing bij overgang vanuit IAS 39 een aantal keuzes/transitiebepalingen:.. • Vrijstelling voor het opstellen van vergelijkende cijfers op basis

ven sinds het Enron-schandaal en de Norwalk-overeenkomst tussen de Amerikaan- se Financial Accounting Standards Board (FASB) en de International Accounting Standards Board

Onderzocht is of de verplichte overstap van Dutch GAAP naar IFRS heeft geleid tot een daling van de cost of equity capital van Nederlandse beursgenoteerde ondernemingen..

standard setting’ zijn, dat er voor- en nadelen kleven aan ‘principles-based standard setting’ in vergelijking met ‘rules-based’, dat IFRS op dit moment niet kan worden

Deze nadruk die al in de prak- tijk op EBITDA wordt gelegd, maakt dat de verande- ring die doorgaans de grootste invloed heeft op de winst, het niet meer afschrijven van

Ondanks het feit dat het bij de verplichte toepassing van de IFRS in de Europese Unie in beginsel uitslui- tend beursgenoteerde ondernemingen betreft, zal hun externe